Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de steun aan onderzoekers van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, we hebben het al eens gehad over de problemen van de doctorandi en de doctoraatsstudenten. Zij hebben aan de alarmbel getrokken en daarvoor zijn dan ook maatregelen genomen, onder andere door de universiteiten zelf, door meldpunten te installeren. Door de covidpandemie liepen bepaalde studenten immers achterstand op. Dat telt natuurlijk niet voor allemaal, dus er moet gedifferentieerd worden.
U hebt zelf ook 2,4 miljoen euro uitgetrokken. En bepaalde beurzen konden verlengd worden, waardoor tot op heden 786 doctoraatsstudenten een gemotiveerde aanvraag hebben ingediend voor een verlenging van 3 tot 6 maanden. Maar nu blijkt dat de impact toch groter zou zijn dan ze gedacht hadden. In het begin waren er niet zo veel meldingen, maar nu signaleert toch 80 procent van de doctoraatsbursalen een significante impact. Maar liefst 40 procent geeft aan een vertraging van 4 maanden of meer te hebben opgelopen.
Minister, ik zou hier graag met u en met collega De Roo over van gedachten wisselen.
Hebt u een volledig zicht op het aantal onderzoekers dat vertraging heeft opgelopen? Zijn die cijfers correct? Zullen de budgetten die vrijgemaakt worden om de onderzoekers te ondersteunen, voldoende zijn? Wat zullen de criteria zijn om eventueel tot een verdere verlenging te kunnen komen?
De universiteiten zouden zelf ook een voorstel uitwerken. Is dat gebeurd? Hoe zullen de Vlaamse overheid en de Vlaamse Regering daarop inspelen? Welke inspanningen doen de universiteiten verder om de impact van de nog steeds lopende pandemiecrisis op te vangen?
Wat is de impact van de Vlaamse ondersteuningsmaatregelen op beslissingen die reeds door de universiteiten en het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) werden genomen? Zullen er eventueel bijkomende maatregelen worden genomen?
De heer De Roo heeft het woord.
Mevrouw Sleurs heeft het al goed verwoord: er is impact door de coronacrisis op onderzoeksactiviteiten. Die zijn vertraagd en verstoord. De organisatie van het labowerk, de dataverzameling, het fysieke opzoekingswerk, maar bijvoorbeeld ook het feit dat een aantal wetenschappers werden ingeschakeld in de covidafdelingen van de universitaire ziekenhuizen, hebben onder meer voor de nodige verstoring van de planningen gezorgd.
De bevragingen die de universiteiten van Antwerpen en Leuven hebben gedaan, hebben die vertragingen ook aangetoond. Volgens het FWO situeert het probleem zich vooral bij de onderzoeksmandaten. Voor mandaathouders was er geen vangnet voorzien bij hinder. De universiteiten beschikken ook niet over de nodige middelen om dat te compenseren.
U hebt 2,4 miljoen euro steun voorzien voor de FWO-aspirant-onderzoekers om hun beurs met 3 tot 6 maanden te verlengen om zo hun onderzoek degelijk te kunnen afwerken. 786 onderzoekers komen in aanmerking. Op die manier gaat noch hun harde werk, noch de investering van de overheid in vernieuwende onderzoeken verloren. Zowel Luc Sels van de KU Leuven als Willy Verstraete van het FWO reageerden positief op het initiatief, waarmee ze de impact van de coronacrisis op het onderzoek onder controle kunnen krijgen.
Minister, ik heb nog drie vragen, die aansluiten bij die van collega Sleurs.
Kunt u een inschatting geven van hoeveel aanvragen u verwacht?
Op welke manier en binnen welke termijn worden de aanvragen verwerkt en desgevallend goedgekeurd?
Plant u ook initiatieven om andere lopende onderzoeksprojecten te ondersteunen?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de vraag over onze doctorandi en onderzoekers.
Er zijn rondvragen geweest door een aantal partijen op zowat alle universiteiten. Daaruit bleek dat de coronacrisis een zeer negatieve impact had op heel wat onderzoekers. Het aantal varieert wat van bevraging tot bevraging, maar meestal werd een vertraging van drie à zes maanden gerapporteerd.
Die negatieve impact is het meest nijpend voor doctoraatsstudenten in de twee laatste jaren van hun mandaat. Zij hebben immers vertraging ondervonden in een cruciale fase van hun onderzoek, op een belangrijk moment van dataverzameling en -analyse, een vertraging die vaak niet meer in te halen is voor het behalen van hun doctoraat. Op vraag van de universiteiten wordt er met deze maatregel dan ook voorrang gegeven aan de onderzoekers in hun derde en vierde jaar.
Daarbij moeten we ook altijd een onderscheid maken tussen doctoraatsstudenten met een mandaat en een project. Bij projecten heeft het Federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek een reeks budgetneutrale maatregelen genomen om jonge onderzoekers te ondersteunen, zoals onder andere het flexibel aanwenden van het projectbudget tot twee jaar na formele einddatum van het project. Voor mandaten is dat complexer, omdat er minder flexibel met werkingsmiddelen omgesprongen kan worden. Deze compensatiemaatregel is dan ook specifiek gekozen voor de doelgroep van doctoraatsstudenten met mandaten.
Er zijn momenteel respectievelijk 199 en 187, dus in totaal 386 FWO-aspiranten fundamenteel onderzoek (FO) en strategisch basisonderzoek (SB) in hun laatste jaar. Er zijn respectievelijk 208 en 192 FWO-aspiranten in het voorlaatste jaar. Voor die studenten gaan we dus deze compensatiemaatregel voorzien. We schatten in dat ongeveer de helft van hen een aanvraag tot verlenging met 6 maanden zal indienen, met een selectiekans van 30 procent. Dit komt neer op een aangevraagde verlenging voor een totaalbudget van 2,9 miljoen euro. Hiervan komen er 2,4 miljoen euro extra middelen vanuit de Vlaamse Regering voor het FWO. Het FWO moet dus zelf nog 500.000 euro voorzien, bijvoorbeeld uit niet-bestede mobiliteitsmiddelen, omdat men niet kon reizen door corona. Ik denk dat dat heel intelligent in elkaar zit.
Wat betreft de toekenningsprocedure is er gekozen voor een uniforme aanpak over de universiteiten en over de verschillende types doctoraatsmandaten heen. Voor mij was het superbelangrijk dat dat niet iets helemaal anders is, afhankelijk van waar je het doet. De procedure zal grotendeels via de universiteiten verlopen om zo een gelijke behandeling te voorzien ten overstaan van de mogelijkheid voor niet-FWO-onderzoekers die een compensatie via de universiteiten zelf kunnen aanvragen.
De universiteiten zullen de aspiranten via hun promotor uitnodigen om een gemotiveerde aanvraag tot verlenging in te dienen, waarna de onderzoeksraad van de betrokken universiteiten de aanvragen evalueert en een voorstel voor verlenging overmaakt aan het FWO. De voorstellen worden tot slot voorgelegd aan de raad van bestuur van het FWO.
De beoordelingscriteria zijn dus vastgelegd na overleg tussen het FWO en de universiteiten. Er zijn daarbij drie criteria: een aantal cruciale onderzoeksactiviteiten zijn vanwege COVID-19 niet, of pas na uitstel, kunnen doorgaan; er is een duidelijk plan om binnen de gevraagde verlengingsperiode de vertraging op te halen; er is geen alternatieve financiële oplossing voorhanden om het onderzoek na het verstrijken van het mandaat verder te zetten.
De onderzoeksraad van de betrokken onthaalinstelling, dus de universiteit, evalueert de aanvragen en doet uiterlijk tegen dinsdag 7 september een voorstel tot verlenging aan het FWO. Dan zal de raad van bestuur van het FWO de beslissing nemen. Dat betekent dat de doorlooptijd van deze procedure maar drie maanden bedraagt, wat eigenlijk heel, heel snel is.
Ik kom tot de laatste twee vragen van mevrouw Sleurs. Het klopt dat de universiteiten een voorstel hadden uitgewerkt, maar dat dit te beknopt was en dat ze dat verder moesten uitwerken. Het mag ook niet te gemakkelijk zijn. De compensatiemaatregelen werden in samenwerking met het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI), het FWO en de universiteiten uitgewerkt, zodat alles complementair is aan de acties die zij zelf voorzien.
Alle universiteiten hebben zelf al maatregelen genomen om de impact van de COVID-19-crisis zoveel mogelijk op te vangen, wat een heel goede zaak is. Ik wil ook benadrukken dat er vanuit de universiteiten ook aandacht is voor het psychosociaal welzijn van hun onderzoekers. Zij houden bijvoorbeeld contact met hun onderzoekers en organiseren coronaproof activiteiten om onderzoekers uit hun mogelijk eenzame periode te halen. Dat geldt zeker voor nieuwe internationale medewerkers. En dat is maar één voorbeeld natuurlijk; elke universiteit heeft een heel pakket aan acties die ondernomen worden.
We zien dat er door de universiteiten in eerste instantie gekeken is naar doctorandi die zich in de eindfase bevinden. Dat heb ik al gezegd.
Er zijn nergens collectieve verlengingen, maar er wordt steeds per dossier en per onderzoeker gekeken. Dat is een zeer mensgerichte aanpak, als je het mij vraagt.
Ten slotte, collega’s Sleurs en De Roo, vragen jullie naar andere maatregelen. Het is niet de eerste actie die is ondernomen om de universiteiten te helpen tijdens deze coronacrisis. In juni vorig jaar werd reeds een noodbesluit goedgekeurd om de subsidies zoveel mogelijk te vrijwaren van de nadelen veroorzaakt door de pandemie.
Ook het FWO voorziet om het mandaat te verlengen in geval van ziekte of wegens sociale omstandigheden, zoals het instaan voor kinderopvang door het sluiten van scholen.
Naast die maatregelen werden er door het FWO vorig jaar, bij de start van de crisis, ook een aantal budgetneutrale maatregelen genomen om jonge onderzoekers maximaal te ondersteunen. Ik blijf dit nauwgezet opvolgen, om te kijken of er nog een extra spoor is.
Ik ben heel blij met de oplossingen die we vinden voor onze doctoraatsstudenten die zwaar getroffen zijn in hun onderzoek door de gevolgen van de coronacrisis.
Minister, dank u voor het uitgebreide antwoord en de intellectuele aanpak.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, inderdaad, de voorzitter heeft het al gezegd: het is inderdaad goed opgevangen. Het is een belangrijke problematiek en het zou jammer zijn dat het harde werk en de projecten van de onderzoekers, die uiteindelijk de hele bevolking ten goede komen, verloren zouden gaan.
Ik ben tevreden met de verschillende genomen maatregelen, zeker met het feit dat het uniform is over de verschillende universiteiten heen, en met de verschillende criteria die eraan worden vastgelegd. Ik ben tevreden met de huidige aanpak. Laten we hopen dat de problemen daardoor deels kunnen worden opgevangen. Ik zal dat samen met u verder opvolgen. Ik dank u.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord.
Het mag inderdaad worden gezegd: hoe het nu is geregeld, zit het logisch en goed in elkaar. Er is een bijdrage van het FWO, maar er zijn ook drie duidelijke criteria. Het tweede criterium dat u aanhaalde, is dat er een plan is om die tijd nog te kunnen inhalen, zodat er effectief tot een resultaat kan worden gekomen. Het is niet gewoon verlengen om te verlengen; nee, er is wel degelijk een doelstelling.
Ik ben ook tevreden met het feit dat die doorlooptijd zo kort is. Voor een aantal onderzoekers is dat van heel groot belang. Zo hebben ze heel snel duidelijkheid over het feit of het al dan niet kan worden verlengd.
Ik dank u voor uw antwoord en volg het mee verder op.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De voorgestelde oplossing is zeker een stap in de goede richting. Maar we moeten wel opletten dat we geen ongelijke behandeling van onderzoekers creëren in dezen. De meerderheid van de doctorandi zijn niet aangeworven als FWO-aspirant. En als we in dezen enkel FWO-bursalen een verlenging geven, wordt de kloof tussen aspiranten en andere onderzoekers nog groter dan ze nu al is. De aspiranten hebben nu het meeste onderzoeksbudget en ook het veiligste statuut. De kloof wordt dus groter. Is het niet raadzaam om ook alle andere onderzoekers het recht op een verlenging te geven? Dat is mijn bijkomende vraag, die ook vanuit het veld wordt gesteld.
De vraag is of dat een intellectuele aanpak is.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, ik dank jullie voor de aanvullende opmerkingen.
Mevrouw Gennez, ik vind het heel raar dat u zegt dat uw vraag een vraag van het veld is. Want net op vraag van de universiteiten doen we het enkel voor FWO-onderzoekers, omdat ze zelf maatregelen hebben genomen voor de niet-FWO-onderzoekers. Ik begrijp de vraag, maar ik zal het toch nog eens opnemen met ‘het veld’, omdat de expliciete vraag van de universiteiten is gekomen om iets te doen rond die FWO-onderzoekers.
In ieder geval zal ik over een en ander nog een aantal mensen raadplegen.
Ik wil nog iets toevoegen. De inrichtende machten gaan inderdaad akkoord. Maar dit is een vraag van het veld, van de vakorganisaties. Zij vertegenwoordigen ook andere onderzoekers dan alleen de FWO-onderzoekers.
Wij hebben een pamflet, of misschien eerder een vraag, van de Algemene Centrale der Openbare Diensten (ACOD) zien passeren. We bekijken dat verder.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.