Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, dat bepaalde studenten tijdens de examens hun toevlucht durven nemen tot middelen, zoals rilatine, in de hoop om hun concentratievermogen en studieprestaties te rekken en te verbeteren, is algemeen gekend. Het gaat dan om gebruik zonder voorschriften of op basis van offlabelvoorschriften van de huisarts.
Recent verscheen een nieuw onderzoek waarbij 36.000 studenten bevraagd werden over hun middelengebruik. Daarbovenop was er een extra bevraging bij 3000 studenten geneeskunde en interviewde men enkele tientallen studenten en huisartsen. Hieruit blijkt dat maar liefst 1 op de 12 studenten het middel al oneigenlijk gebruikt heeft, wat geëxtrapoleerd op de huidige totale studentenpopulatie zou neerkomen op 23.000 studenten.
Dat is natuurlijk niet zonder risico voor de studenten die dit nemen zonder dat ze ADHD hebben. Met het gebruik van dergelijke middelen mag niet lichtzinnig worden omgesprongen, want bij langdurig gebruik kan het leiden tot enorme gezondheidsproblemen.
De vraag is waar de studenten die rilatine, dat je normaal enkel op voorschrift krijgt, vandaan halen. 30 procent van de studenten haalt die bij studiegenoten, 20 procent zei dat ze het van vrienden buiten de school kregen en 17 procent via hun ouders. 21 procent krijgt de medicatie van de huisarts. Dat laatste ligt gevoelig: methylfenidaat mag normaliter alleen worden voorgeschreven als er eerst een diagnose is van een psychiater, maar aan de andere kant hebben huisartsen ook hun therapeutische vrijheid.
Hoe evalueert u de gegevens uit dit nieuwe onderzoek?
Door corona hebben wellicht meer studenten de neiging gehad om rilatine te gebruiken. Hebt u dit academiejaar signalen gekregen van apothekers of vanuit andere medische instanties dat de toevlucht tot deze middelen zou gestegen zijn?
Bij een vorige vraag zei u dat de Druglijn in haar oproepen de mate monitort waarin er vragen over rilatinemisbruik worden gesteld. Voor 2020 waren op dat moment nog geen exacte gegevens. Kunt u hier ondertussen een stand van zaken geven? Zijn er daarenboven ook al eerste indicaties voor de eerste helft van 2021?
Inzake de studentenbevraging door het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD), daarvan ging de laatste door in 2017-2018. Gezien die bevraging normaal om de drie jaar is, veronderstel ik dat er een nieuwe heeft plaatsgevonden in 2020-2021? Wanneer zouden daar de resultaten van bekend zijn?
rilatine is een medisch middel dat voorgeschreven dient te worden, er ligt dus een grote verantwoordelijkheid bij de huisartsen. Dokter-voorzitter van de werkgroep ADHD-behandeling van de Hoge Gezondheidsraad, pleitte in de media voor een plicht tot een uitvoeriger motivatie van de artsen die offlabel voorschrijven. Hoe evalueert u die suggestie? Zult u hiertoe stappen ondernemen? Zult u nog meer inzetten op sensibilisatie bij artsen?
In de vorige vraag begin juli 2020 hierover van collega Daniëls sprak u over de bewustmakingscampagnes van VAD hieromtrent richting enerzijds de studenten – de campagne kon helaas niet doorgaan door corona – en anderzijds de ouders. Welke nieuwe campagnes zijn er dit academiejaar geweest en zullen er volgend jaar ingezet worden?
In het doorgeven van rilatine spelen vrienden, kennissen en studiegenoten een grote rol; dat zou in de helft van de gevallen zo zijn. Zult u dit fenomeen dus ook meenemen als onderdeel naar toekomstig beleid toe en dit eventueel meer onder de aandacht zetten bij de campagnes van VAD?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs, de Vlaamse partnerorganisatie voor alcohol, drugs, gamen, gokken en psychoactieve medicatie, gaf aan dat binnen het onderzoek van mevrouw De Bruyn gebruikgemaakt werd van de cijfers van de studentenbevraging van VAD uit 2017, en dat in goed overleg met VAD. Er is geen andere grootschalige bevraging van studenten in Vlaanderen. De grootteorde van het probleem was dus reeds gekend, maar de bijkomende informatie rond hoe studenten aan rilatine geraken, is erg interessant.
VAD geeft aan geen signalen te hebben ontvangen vanwege bijvoorbeeld de apothekers. Wel blijkt uit de COVID-19-gezondheidsenquête van december 2020 dat 21 procent van de deelnemers slaap- en kalmeermiddelen heeft gebruikt in de voorgaande twaalf maanden. Dat aandeel was hoger dan bij de tweede COVID-19-gezondheidsenquête van april 2020 en ook hoger dan bij de nationale gezondheidsenquête van 2018, waarbij 13 procent aangaf in de afgelopen twee weken slaap- en kalmeermiddelen te gebruiken. Voor 42 procent nam het gebruik van slaap- en kalmeermiddelen toe sinds de coronamaatregelen. Dat was het duidelijkste bij jongeren van 18 tot 24 jaar. Bij 75 procent van de jongeren die slaap- en kalmeermiddelen gebruikten, nam het gebruik ervan ook toe.
De analyse van de cijfers van de Druglijn voor 2020 is nog niet in detail beschikbaar. Ook voor 2021 zijn er nog geen indicaties rond rilatinemisbruik.
De studentenbevraging van VAD vindt om de vier jaar plaats. De studentenbevraging werd dit jaar opnieuw gelanceerd. De bevraging vond plaats van februari tot april. VAD verwacht rond maart 2022 het rapport daarvan te kunnen opleveren.
Het voorschrijfgedrag van artsen is een bevoegdheid die toekomt aan mijn federale collega Vandenbroucke.
In verband met de zesde vraag: de folder ‘Studeren en medicatie gaan niet hand in hand’ van de Druglijn wordt via de preventiewerkers extra onder de aandacht gebracht telkens wanneer de examens naderen. De folder wordt dan bijvoorbeeld ook bekendgemaakt bij studentenartsen. Op de website van de Druglijn staat een afzonderlijke pagina rond studeren en medicatiegebruik, waar ook extra preventieve boodschappen rond rilatine gegeven worden.
VAD geeft aan bewust niet in te zetten op brede campagnes om rilatinegebruik te ontmoedigen. Procentueel is het nog steeds een minderheid van de studenten die deze medicatie gebruikt en men wil absoluut vermijden de perceptie te creëren dat een grote groep zijn toevlucht zou nemen tot dergelijke middelen, omdat dat het gebruik kan doen toenemen. Voor die meer selectieve aanpak wacht VAD ook op de resultaten van het YOUTH-PUMED-onderzoek, die op het einde van de zomer verwacht worden. Dat onderzoek gaat meer in detail in op het niet-medisch of oneigenlijk gebruik van medicatie bij jongeren tussen 18 en 29 jaar, onder andere om de studieprestaties te verbeteren. De onderzoekers trachten om meer inzicht te krijgen in het fenomeen om op basis daarvan advies te geven omtrent zinvolle maatregelen op het gebied van preventie en hulpverlening.
In de laatste studentenbevraging van VAD is een vraag opgenomen naar de gepercipieerde norm rond de stimulerende medicatie, namelijk: hoeveel procent van de studenten denk je dat ooit al stimulerende medicatie genomen heeft? Indien blijkt dat deze perceptie significant hoger ligt dan het reële gebruik, zal VAD preventiemateriaal ontwikkelen dat erop gericht is om die norm te corrigeren.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik denk dat rilatine te gemakkelijk voorgeschreven wordt. Studenten die dat middel eigenlijk niet nodig hebben, houden zichzelf voor de gek, want dan is het een slechte manier om om te gaan met stress, onzekerheid, enzovoort. Het is en blijft een medicijn dat alleen efficiënt is als het op een correcte manier gebruikt wordt. Het is dus zeker geen studeerpil, want je wordt er alleszins niet intelligenter van. Het gebruik van deze middelen is misschien in bepaalde gevallen niet zozeer een bewuste, weloverwogen keuze van studenten om de prestaties op te krikken, zoals doping bij sporters, maar mogelijk is dat een symptoom van een andere problematiek waarbij studenten die zich niet goed in hun vel voelen door de druk van studies, hun ouders of relationele problemen, enzovoort naar noodoplossingen grijpen. De vraag is dus ook of deze studenten snel geneigd zijn om naar dit soort van vermeende prestatiebevorderende middelen te grijpen en of zij ook meer geneigd zijn om dan hun toevlucht te zoeken in andere nog gevaarlijkere middelen zoals bijvoorbeeld harddrugs.
Acht u het opportuun om dat ook verder te onderzoeken of wordt dat volgens u al voldoende belicht door VAD en de Druglijn?
Minister, u weet ook dat uw collega, minister Weyts, sinds de coronacrisis extra wil inzetten op het tegengaan van psychosociale problemen bij studenten door het project Mentaal Welzijn bij Studenten van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) en het Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO) over dat onderwerp. Mijn bijkomende vraag is of er over het oneigenlijke middelengebruik bij studenten structurele lijnen worden gelegd tussen de organisaties verbonden aan welzijn en de projecten in het onderwijs.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Rilatine is natuurlijk niet onschuldig. Het heeft een amfetamineachtige werking en zorgt ervoor dat je je hersenen uitput waarna je nadien een terugslag hebt. Je gaat er ook niet beter door studeren. Dat gegeven doet de ronde onder studenten. Ze geraken daar vaak aan via mensen die ADHD hebben en hun voorschriften opsparen of via het buitenland. Daarover moet er nog meer onderzoek zijn. Er zijn huisartsen die het eventueel voorschrijven. In de praktijk heb ik dat nog niet gezien, maar goed. We moeten die problematiek goed in de gaten houden. Dat is al vele jaren een probleem. Toen ik studeerde, waren er ook al studenten die dat gebruikten. Door de coronacrisis is de problematiek misschien iets toegenomen, maar we moeten dat vooral goed monitoren en opvolgen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het is een terugkomende vraag. Ik heb het even nagekeken en ik heb die vraag op 7 juli 2020 en op 3 maart 2020 gesteld. Die is een aantal keer teruggekomen. Zoals de minister zegt, is er op dit moment niet veel nieuws onder de zon, alleen de vaststelling dat het stevig wordt gebruikt: een op de twaalf studenten grijpt naar rilatine.
Collega’s, toen ik het bericht in de nieuwsuitzendingen hoorde, had ik bijna het gevoel dat je zoiets als student moet hebben. Het nieuwsbericht over rilatine was bijna een reclame: het verhoogt de concentratie, je zult beter zaken onthouden. Als je midden in je blokperiode zit en je hebt ettelijke pagina’s voor je liggen en dan propageert men bijna een dergelijk middel, dan zou ik als student die handel maar eens proberen als je eraan geraakt.
Minister, we moeten twee zaken doen. Ten eerste moeten we er studenten op wijzen dat het een geneesmiddel met bijwerkingen is dat voor iets anders is bedoeld, zoals collega Saeys inderdaad zegt. Ten tweede zou ik de media willen oproepen om niet zo euforisch te communiceren over dergelijke zaken, want daardoor moedig je studenten bijna aan.
Verder lijkt het me zinvol, minister, om naar het voorschrijfgedrag te kijken, maar ook naar de apothekers. Als die in studentensteden plots bij de groothandel extra voorraden moeten beginnen in te slaan om te kunnen voorzien in alle voorschriften, lijkt het goed om te responsabiliseren en studenten te vragen of ze dat middel zelf nodig hebben en niet zullen doorgeven aan anderen. Dat zou bij een aantal studenten een lichtje kunnen doen branden. Daartoe wil ik toch een oproep doen.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Ik denk dat iedereen het erover eens is dat rilatine een bepaalde medicatie is die voor doelgroepen met een problematiek werkbaar is en effect heeft, maar dat het niet misbruikt mag worden en dat er heel voorzichtig conform de bijwerkingen mee moet worden omgesprongen. VAD geeft elk jaar een vertrouwd beeld, in die zin dat de cijfers een goede monitoring zijn. We moeten dat zeker blijven opvolgen.
Het voorschrijfgedrag is een federale materie, maar ik stel me de vraag of het feit dat rilatine heel gemakkelijk wordt doorgegeven, aantoont dat artsen het heel gemakkelijk voorschrijven. Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) moet nakijken welke artsen het te veel voorschrijven en of er daar geen probleem is. Eventueel moet er een gesprek kunnen worden gevoerd met de artsen om te wijzen op de bijwerkingen en op de te zware medicatie die rilatine is.
Ik denk dat artsen dat zelf wel zeer goed weten en beseffen, maar dat ze toch moeten opletten met hun voorschrijfgedrag, wat natuurlijk federale materie is.
Toch denk ik dat we er de aandacht op moeten vestigen, ook op de problematiek die meneer Daniëls aanhaalt over de reclame. Ik heb die opmerking zelf ook gekregen van een aantal ouders. Ik denk dat we de aandacht daar zeker en vast ook in de komende maanden op moeten vestigen.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat VAD zeker contacten heeft met de actoren die actief zijn in het onderwijs. Dat lijkt me nogal vanzelfsprekend. Men kan ook zelf met VAD contact nemen om dat verder concreet af te spreken, als dat nuttig wordt geacht.
Wat u gezegd hebt, collega De Rudder, daar is een stukje federale materie bij. De FOD heeft in het verleden ook al projecten gelopen rond het voorschrijfgedrag bij huisartsen, ook Domus Medica was daarbij betrokken. Maar het blijft wel op te volgen, en ik denk dat er ook best wel wat regionale verschillen zijn.
Er is door de FOD ook een zorgpad uitgewerkt. Dat kan u terugvinden op de website www.adhd-traject.be, waar alle nodige en nuttige informatie terug te vinden is.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Ik wil de minister danken voor zijn antwoord. Rilatine is en blijft natuurlijk een geneesmiddel met bijwerkingen. Dat moet blijvend opgevolgd worden.
Ik sluit zeker ook aan bij de opmerking in verband met de taak van de media. Er moet ter zake een correct beeld getoond worden. We zullen dit alleszins ook vanuit onze fractie verder blijven opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.