Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over transgenders in de topsport
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Muyters heeft het woord.
Minister, we zagen het allemaal aankomen en het moest wel eens gebeuren dat de eerste transgender atlete zou meedoen aan de Olympische Spelen. Nu is het zover. Het is een gewichthefster. Ik denk dat iedereen de artikels wel heeft gelezen. De Nieuw-Zeelandse gewichthefster Laurel Hubbard mag deelnemen aan de Olympische Spelen omdat haar testosteronwaarden onder de vereiste drempel liggen. Er kwam onmiddellijk wat kritiek op omdat zeker voor gewichtheffers er ongetwijfeld fysieke voordelen zijn voor transgenders tegenover de vrouwelijke collega's in die sport.
In 2015 vaardigde het Internationaal Olympisch Comité (IOC) richtlijnen uit met betrekking tot de selectie van atleten op grond van geslachtskenmerken en genderidentiteit. 2015 is natuurlijk wel al een tijdje geleden. Die richtlijnen bepalen dat een transgender die mee wil doen in de vrouwencompetitie een hormoontherapie moet ondergaan en dat de testosteronniveaus gedurende ten minste twaalf maanden voor de eerste wedstrijd onder 10 nanomol per liter moeten blijven. Ook gedurende de hele wedstrijd moet het testosterongehalte onder datzelfde niveau blijven. Voor transgender mannen die willen meedoen aan de mannelijke competities zijn er geen voorwaarden, uiteraard wel de klassieke dopingregels.
Laurel Hubbard voldeed aan al die voorwaarden en mag dus deelnemen aan de Olympische Spelen. Experten, zoals Guy T’Sjoen, of collega-gewichtheffers zoals Anna Van Bellinghen of haar coach Tom Goegebuer, hadden daar wel wat commentaar op. Eén ding kwam steeds terug, namelijk dat het een moeilijke discussie is. Je hebt de indruk dat een inclusief beleid voeren en fair play hier met elkaar botsen.
Minister, wat is uw standpunt over de deelname van transgenders aan sportcompetities?
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, dit is inderdaad een moeilijke discussie. Tijdens de komende Olympische Spelen in Tokio zal een transgender die als man geboren is, deelnemen aan de vrouwencompetitie gewichtheffen. De artikels zijn legio en de heer Muyters heeft er ook al naar verwezen. Deze zaak doet heel wat stof opwaaien.
Laurel Hubbard werd geboren als man en besloot op 35-jarige leeftijd om als vrouw door het leven te gaan. Nu wordt die persoon toegelaten tot een vrouwencompetitie gewichtheffen. De atlete in kwestie mag dan wel van gender veranderd zijn, haar biologisch geslacht blijft hetzelfde, met alle fysiologische en genetische voordelen van dien. De verschillende competities tussen biologische mannen en vrouwen zijn er net om te zorgen voor fair play en sportiviteit.
Verschillende mensen, ook in de wereld van het gewichtheffen, hebben zich laten horen. Voormalig gewichtheffer en wedstrijdcoach Tom Goegebuer reageerde nogal fors. Hij stelt: “De basis van topsport is dat je vanop gelijke basis vertrekt en je dan meet met de ander, en dat is hier niet meer zo.” Ook gewichthefster Anna Van Bellinghen vindt deze ontwikkelingen nefast voor de topsport. Ze gebruikt straffe bewoordingen en stelt dat dit aanvoelt als een slechte grap. In een interview met een sportwebsite, enkele weken geleden al, gaf ze aan dat de deelname van Hubbard aan de Olympische Spelen oneerlijk is. Ze zegt dat ze wel begrijpt dat het heel moeilijk is om een kader te creëren voor transgender atleten omdat er zoveel verschillende situaties zijn, maar – en dit is wel een statement – ze geeft hierbij aan dat iedereen die aan gewichtheffen doet, diep vanbinnen weet dat deze situatie oneerlijk is.
Er rijzen dus grote vragen in sportmiddens over de deelname van transgenders in de sport. Hoe zullen de regels aangepakt worden? De heer Muyters verwees al naar de testosterongehaltes die worden gemeten. In dit geval liggen de testosterongrenzen vijfmaal zo hoog als een vrouwelijk gemiddelde, waar al vragen bij gesteld kunnen worden. Daarnaast zijn er sowieso de fysieke voordelen.
Minister, hoe staat u ten opzichte van deze situatie? Vindt u dit ook niet sportief onfair?
Er worden naar aanleiding van de selectie van Laurel Hubbard voor de Olympische Spelen vragen gesteld bij de reglementen voor deelname van transgenders in de sport. Die staan volgens velen nu duidelijk onder druk. Werd u hieromtrent al gecontacteerd? Wat is de situatie in Vlaanderen? Hebt u al initiatieven genomen?
Guy T’Sjoen, endocrinoloog aan het Universitair Ziekenhuis in Gent, stelt dat het moment van de transitie belangrijk is. Gebeurt de transitie na de puberteit, dan kan je niet ontkennen dat er veel voordelen zijn die er niet zouden zijn indien de transitie gestart werd vóór de puberteit. Hij opperde dat transitie voor of na de puberteit een maatstaf zou kunnen worden. Hoe staat u daar tegenover?
Ik begrijp dat dit een zeer moeilijke discussie is, maar het is wel nodig dat die gevoerd wordt. Dit is nu het eerste geval, maar er zullen er ongetwijfeld nog volgen. Het is in het belang van zowel transgenders als andere sportieve actoren om duidelijk af te bakenen en duidelijke en transparante regels te hebben.
Minister Weyts heeft het woord.
Dit is een niet-alledaagse vraag en geen evidente problematiek. Het hoofdprobleem is dat een oplossing voor een maatschappelijk probleem botst met de fair play in de sport.
In een vorige regeerperiode – dat zal de heer Muyters goed weten – hebben we niet zitten wachten totdat de problemen uit de lucht kwamen vallen. Proactief heeft Sport Vlaanderen wel al wat stappen gezet. Eind 2016 is er al een eerste informerende en richtinggevende brochure ontwikkeld voor de sportsector. Deze leidraad informeerde in de eerste plaats over een tot dan toe vrij onbekend thema en bood een aanzet voor het uitwerken van een beleid rond transgender personen in een sportfederatie. Er werden ook suggesties gedaan om de integratie van transgender personen vlot te laten verlopen. De toenmalige wettelijke context werd geschetst met betrekking tot transgenders en er werden tips gegeven over praktische zaken, bijvoorbeeld inzake kleedkamers, toiletten en doucheruimtes.
Daarnaast heeft Sport Vlaanderen twee jaar geleden een kennisdag rond het genderthema georganiseerd omdat we geconfronteerd werden met de belangrijke wijziging uit 2018, namelijk de Transgenderwet, die het mogelijk maakt om juridisch het geslacht te wijzigen zonder hormonale of medische ingrepen. Dit stelt de sportsector voor bijkomende uitdagingen. In het licht hiervan schreef de ombudsvrouw Gender de nota: ‘Gender en sport: hink-stap-sprong naar een inclusief beleid’. Zij wees op de complexiteit en de voortdurend evoluerende wetenschappelijke inzichten ter zake. Aansluitend werd er met de Vlaamse Sportfederatie een overlegtool tot stand gebracht voor transgender personen in de sport. Hiermee staat de Vlaamse Sportfederatie de verschillende sportfederaties bij als zij aan de slag gaan met een beleid rond deze doelgroep.
Wij willen natuurlijk, samen met Sport Vlaanderen, alle Vlamingen aan het bewegen en sporten krijgen en houden. Dat geldt ook voor transgender personen. Niemand verandert van geslacht voor het plezier of in het kader van een of andere berekening. Het is een complexe materie, waarbij we in eerste instantie wel het onderscheid moeten maken tussen topsport en breedtesport. Bij topsport trachten we altijd te waken over een gelijk speelveld, al hebben topsporters in vele gevallen natuurlijk al wel een selectie doorlopen. De positie bij topsport is dat we vooral de ontwikkelingen op internationaal vlak of bij internationale sportfederaties volgen, maar toch ook wel proberen daar enige richting aan te geven. We kunnen dat niet alleen vanuit Vlaanderen regelen, maar we kunnen wel zeggen wat onze visies ter zake zijn. De sportwereld regelt zichzelf.
Je ziet nu echter dat er tegen de huidige regels en richtlijnen van het IOC wel reactie komt. Momenteel heeft mevrouw Hubbard het recht om aan de Olympische Spelen deel te nemen, conform het geldende reglement van het IOC, maar ik volg wel de kritiek die daarop bestaat: zijn de huidige testosteronnormen die men ter zake hanteert, voldoende als criterium des onderscheids? Bij velen is er het aanvoelen dat die lat eigenlijk niet op het goede niveau ligt en dat men naast het testosterongehalte ook nog andere criteria in ogenschouw moet nemen. Wat dat betreft, blijven – en dat is geen verwijt aan het IOC – de voortschrijdende wetenschappelijke inzichten natuurlijk parten spelen in heel die discussie.
Ik ben geen expert ter zake, maar op basis van de commentaren van diverse wetenschappers denk ik dat we meer dan enkele vragen kunnen stellen bij de geldende regels, dat die absoluut tegen het licht moeten worden gehouden, moeten worden herzien. De drempelwaarden zijn niet streng genoeg, denk ik. Er wordt niet voldoende rekening gehouden met de timing van de geslachtstransitie. Iemand bij wie de transitie na de puberteit plaatsvindt, heeft immers voordeel van de groei, dus de lengte, de krachtopbouw, wat min of meer onomkeerbare voordelen geeft, zoals ook professor T’Sjoen zegt. Ik denk dat we de wetenschappelijke discussie erover en de evoluties in de reglementering van het IOC en andere internationale sportfederaties op de voet zullen moeten volgen. U kent bij dezen ook mijn standpunt. Ik zal het misschien nog scherper stellen door te verwijzen naar een citaat van de Zweedse wetenschapper Tommy Lundberg. Die zette de zaken wat op scherp in deze discussie toen hij zei dat topsport toch een keuze zal moeten maken “tussen inclusie en eerlijkheid”. “Allebei gaat niet”, zo vervolgde hij. Dat duidt heel goed en treffend de problematiek.
Wat de breedtesport betreft, liggen de zaken natuurlijk anders. Het uitgangspunt moet daar zijn dat transgenders natuurlijk volledig kunnen participeren en sporten in de gendercategorie van hun keuze. Dan heeft elke federatie natuurlijk wel huiswerk. Vandaar dat ik heb verwezen naar die stappen die we al hebben gezet en waarbij zowel Sport Vlaanderen als de Vlaamse Sportfederatie natuurlijk probeert te antwoorden op de heel praktische vragen die worden gesteld door de federaties en de clubs over faciliteiten, over kleedkamers, doucheruimtes en dergelijke. Ik denk dat dat in eerste instantie dan concrete vragen zijn waarop we antwoorden kunnen formuleren en waarover we de clubs kunnen bijstaan.
De heer Muyters heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik vind dat uw antwoord aangeeft dat u daaromtrent wel al heel wat werk hebt gedaan, voortbouwend op wat er vroeger is gebeurd. Wat de topsport betreft, heb ik het gevoel dat u, net als veel sporters, coaches en specialisten, ook het gevoel hebt dat de huidige internationale lijn onvoldoende is. Ik ben het met u eens dat die timing van het moment waarop die transformatie gebeurt een belangrijk element is. Wellicht zult u in uw gesprekken met het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) dat punt ook eens kunnen aanhalen, om te horen wat de visie daarop is. Misschien is er ook een mogelijkheid om niet alleen de timing mee te nemen, maar ook de aard van de sport.
Ik kan me immers inbeelden dat er sporten zijn waarbij die fysieke opbouw die men in de puberteit heeft gehad, veel belangrijker is dan bij andere. Ik denk dus dat ook dat een element kan zijn, waarbij men, in plaats van naar een eenheidsworst te gaan, meer per topsport gaat bekijken welke waarden er naast die timing kunnen worden meegenomen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw duidelijke antwoord. Het blijft een moeilijke kwestie, maar ik sluit me aan bij wat u stelde, namelijk dat er bovendien ook een onderscheid is tussen topsport en de breedtesport. Ook daar is dat een problematiek die behoorlijk gecompliceerd is. Wat de topsport betreft, stelt u terecht dat de lat niet voor iedereen op hetzelfde niveau ligt met de huidig geldende IOC-regels. U gaf een citaat om de zaken scherp te stellen. Ik ben de auteur vergeten, maar er werd gesteld dat de keuze tussen inclusie en eerlijkheid is. Dat stelt het inderdaad scherp. Dat komt eigenlijk een beetje op hetzelfde neer als het citaat dat ik daarnet gaf van Tom Goegebuer, die voormalig gewichtheffer én wedstrijdcoach is. Hij zei dat de basis van topsport is dat je van een gelijke basis vertrekt en je dan meet met de ander, en dat dat in dezen niet meer zo is. Dat is ook heel scherp gesteld, maar het komt een beetje op hetzelfde neer. Ik denk dat u in eerste instantie vooral zeker op de topsport zult moeten focussen. Ik denk dat u in uw gesprekken met het IOC zeker deze zaken zult moeten meenemen.
Minister Weyts heeft het woord.
Om het debat nog wat te kruiden, heb ik eens gevraagd hoe het zit met de problematiek, in België dan, want dit is natuurlijk de resultante van federale wetgeving. Wat is het effect geweest van de Transgenderwet in 2018? In 2018 zijn er maar liefst 742 aanvragen tot aanpassing van de geslachtsregistratie geweest. Tussen 2019 en 2020 waren er nog eens een kleine 500 personen die hun geslacht hebben gewijzigd. Men gaat er echter van uit dat, omdat mensen die daar al lang op zaten te wachten, van die eerste mogelijkheid hebben gebruikgemaakt, dat effect daarna wel wat wegdeemstert, dat dat in de volgende jaren beperkter zal zijn. Zo hebben we echter een idee van de omvang van de problematiek bij ons. Het gaat dus om ongeveer 1200 mensen die in de periode van 2018 tot en met 2020 hun geslacht hebben gewijzigd.
Ik wil nog eens verwijzen naar de toch wel heel nuttige nota van de ombudsvrouw Gender, ‘Gender en sport: hink-stap-sprong naar een inclusief beleid’. Ik denk dat het een jaar geleden is dat ik die heb gelezen. Daarin wordt een heel uitvoerig beeld geschetst van de evolutie van de wetenschappelijke inzichten, van de inzichten van het IOC, waarbij de beide werden gecorrigeerd door rechtspraak. Er zijn immers diverse processen geweest. In heel die evolutie werden er soms twee stappen vooruit gezet, vervolgens een stap achteruit en dan nog eens drie stappen achteruit. Dit is dus een heel complex gegeven, waarbij men heel lang volledig in het duister heeft getast, vervolgens is beginnen te werken met die testosteronwaarden en -normen, die vervolgens opnieuw ter discussie werden gesteld, en dan was er opnieuw rechtspraak. Ik raad u alleszins de lectuur ervan aan. Het probleem is dat er ook uit de nota geen eensluidende oplossing blijkt. Ook dat moeten we erkennen. Ik ben er dus absoluut een voorstander van om de huidige normen kritisch tegen het licht te houden. Dat moet evolueren. Het is eenieders aanvoelen dat die drempelwaarden niet voldoende streng zijn, dat er geen rekening wordt gehouden met de timing van de geslachtstransitie, dus voor of na de puberteit, wat toch wel belangrijk is.
Wat de heer Muyters aanhaalde, is inderdaad een overweging, maar daardoor wordt de materie nog complexer. Dan gaan we verschillende waarden hanteren per sport. Dat zal tot heel veel contestatie leiden, vrees ik. Variabele waarden naargelang de sporttak is niet haalbaar. Dan gaan we de invloed van geslacht per sporttak bepalen. Daar valt ongetwijfeld iets voor te zeggen. Bij korfbal, bijvoorbeeld, zijn de geslachtsverschillen veel beperkter dan bij gewichtheffen.
Dit is zeker in evolutie. Ik voel wel aan in deze vergadering dat we daar, met alle nuance en respect voor de diepmenselijke problemen van transgenders, vanuit Sport een grote bezorgdheid hebben ten aanzien van de fairplay en de totale perceptie ten aanzien van sport, en zeker topsport. We moeten erover waken dat het een spel blijft met gelijke kansen.
De heer Muyters heeft het woord.
Dank u voor de bijkomende beschouwingen, minister. We zijn hierover nog niet uitgepraat. U verwees naar het rapport van de ombudsvrouw Gender en naar de mogelijkheid van verschillende sporten. De facto doen we dat vandaag al. Er zijn sporten waaraan mannen en vrouwen in een en dezelfde competitie deelnemen.
Ik ben het met u eens, het zou heel complex worden. Ik ben heel benieuwd hoe het IOC in dezen zal evolueren. Het IOC kenmerkt zich niet altijd door de meest snelle evoluties die zich in de maatschappij afspelen. Ik hoop en reken erop dat u een stem in dat debat zult hebben om in de juiste richting te gaan, wat die dan ook moge zijn. In elk geval moet de discussie verder worden gevoerd.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Dank voor de extra informatie, minister. Het is nog gecompliceerder dan we al wisten. De discussie is zeker niet afgelopen. Er zal verder gepraat moeten worden met het IOC, dat inderdaad niet de meest flexibele organisatie is, en dat is een understatement. De discussie is nodig voor de atleten die zich nu aangetast voelen in hun rechtvaardigheidsgevoel. We moeten ervoor zorgen dat er hoe dan ook een oplossing komt in de toekomst.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.