Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, er is enkele weken geleden een colloquium geweest vanuit het Vlaams Vredesinstituut, een instelling die nauw verwant is met het Vlaams Parlement. Ondanks het feit dat de wapenwetgeving eigenlijk een federale materie is, denk ik dat ook de andere niveaus hun verantwoordelijkheid moeten nemen omdat er alsmaar meer wapens opduiken, ondanks de verstrengde wetgeving van de laatste jaren. Het Vlaams Vredesinstituut noemt bij de niveaus die verantwoordelijkheid moeten opnemen ook de gemeenschappen, de gewesten, de provincies en de gemeenten.
Volgens het Vlaams Vredesinstituut is de opvolging van de vuurwapens nog te weinig efficiënt en sluitend. De doorlooptijden zouden te lang zijn, er zouden te veel administratieve fouten gemaakt worden en er zouden gaten zitten in de opvolging. Voorts zou de opsporing van eventuele misbruiken sputteren. Er is volgens het Vlaams Vredesinstituut nood aan onder meer een doorgedreven digitalisering, zodat bepaalde alarmbellen sneller en makkelijker kunnen afgaan.
Nogmaals, minister, ik herhaal dat het hoofdzakelijk federale wetgeving is. Maar het is uw ambitie – ook in uw titel – als Vlaams minister van Justitie, om meer rond veiligheid te werken. Als er iets is wat de subjectieve veiligheid aantast dan zijn het wel wapens. De ene voelt zich daarmee veiliger, de andere voelt zich – naarmate er meer wapens zijn – onveiliger. Het subjectief onveiligheidsgevoel hangt heel sterk samen met de aanwezigheid van wapens in de samenleving.
Vandaar mijn vragen over een aantal evoluties met eventuele consequenties voor de Vlaamse samenleving:
Hoe kijkt u zelf aan tegen deze cijfers en vaststellingen, die een gevolg kunnen hebben voor de criminaliteit in Vlaanderen?
Hoe ziet u de link tussen het wapenbezit en intrafamiliaal geweld en/of feminicide? Beschikt u ter zake over cijfers in Vlaanderen? Indien niet, denkt u dat het goed zou zijn dat daar werk van wordt gemaakt?
Een gevoel van onveiligheid en maatschappelijk onbehagen – de zogeheten subjectieve onveiligheid – zou een belangrijke reden kunnen zijn voor de aankoop van wapens. Dat blijkt uit de vaststellingen van het Vlaams Vredesinstituut. Plant u concrete initiatieven om die negatieve gevoelens tegen te gaan in Vlaanderen vanuit uw bevoegdheid Justitie en Handhaving? Die subjectieve onveiligheid te lijf gaan met meer wapens, wat dan voor andere mensen weer subjectieve onveiligheid teweegbrengt, is niet de oplossing, denk ik.
Plant u eventueel preventieve of sensibiliserende acties om het wapenbezit in Vlaanderen tegen te gaan? Zou dit niet samen kunnen met uw collega, de minister van Sport?
Plant u initiatieven om de opvolging van vuurwapens beter te organiseren in Vlaanderen, samen met de provincies en gemeenten? Dat is toch wel een advies – ik ga het geen aanbeveling noemen – van het Vlaams Vredesinstituut, na dat colloquium.
Ik kijk uit naar uw antwoorden.
Minister Demir heeft het woord.
Collega Vandenhove, Vlaanderen is enkel bevoegd voor de vergunningen van wapens in het kader van sportief en recreatief gebruik – de bevoegdheid van minister Weyts – en voor het jachtgebruik – mijn bevoegdheid. Alle andere vergunningen voor wapens behoren tot het federale niveau.
Bijna de helft van de wapens in omloop wordt voor sportief en recreatief gebruik aangekocht. Tot nu toe kan het Vlaams Vredesinstituut geen link leggen met stijgende criminaliteitsstatistieken. Dat is een kleine nuance die ik wil aanbrengen. We zullen daar verder naar moeten kijken. Het is niet zo dat, als er meer vergunningen worden aangevraagd voor sportief, recreatief of jachtgebruik, er dan een stijging is in de criminaliteitsstatistieken. Die kleine nuance wil ik toch nog even meegeven. Ook qua intrafamiliaal geweld of feminicide wordt die link niet gelegd. Dergelijk geweld gebeurt meestal niet door een vuurwapen.
Ik deel wel volledig de analyse van het Vlaams Vredesinstituut dat een goed en performant functionerend controlesysteem nodig is om de centrale doelstellingen, dit wil zeggen het zoveel mogelijk inperken van de veiligheidsrisico’s verbonden aan vuurwapens, te garanderen. Ik ben het eens met die analyse van het Vredesinstituut.
Ik ben ook in gesprek met minister Weyts om te bekijken of we dat kunnen organiseren. Die gesprekken lopen. Het lijkt mij het beste dat er een centrale dienst is binnen de Vlaamse overheid en dat dat past binnen de Vlaamse justitie. Zo kunnen we er duidelijk zicht op hebben voor hoeveel wapens en waarvoor die vergunningen gelden.
Ik bekijk met minister Weyts of we de voorwaarden voor de afgifte van dergelijke toelatingen beter op elkaar kunnen laten afstemmen.
Daarmee kan er worden tegemoetgekomen aan de heel terechte verzuchting van het Vredesinstituut dat de aanzienlijke versnippering en de veelheid aan diensten en overheidsniveaus die betrokken zijn bij de controle en de opvolging van vuurwapens een sluitend controlesysteem hypothekeren. De gesprekken met minister Weyts lopen om na te gaan of we alles wat vergunningen van wapens betreft op Vlaams niveau kunnen integreren binnen de Vlaamse justitie. De informatie over wapengebruik kan dan ook centraal worden beheerd, administratieve fouten kunnen worden voorkomen, de kennis van praktijken en wettelijke kaders op de verschillende bevoegdheidsdomeinen kan worden verhoogd en bij mogelijk wapenmisbruik binnen een bepaalde sector kan dan onmiddellijk worden onderzocht of dit zich ook voordoet bij het gebruik van wapens binnen een andere sector of dat het risico daarop beter kan worden gemonitord. De gesprekken met collega Weyts zijn lopende. Ik hoop dat we zeer binnenkort naar een centrale dienst kunnen gaan binnen de Vlaamse overheid, idealiter binnen justitie.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben zeer tevreden dat u mijn voorstellen en analyse wat dat betreft deelt. Ik vind het belangrijk dat de cijfers, waarover we op dit moment inderdaad nog niet beschikken in Vlaanderen, ook zullen worden verzameld. Hopelijk is er geen link tussen het wapenbezit en bepaalde vormen van criminaliteit. Maar goed, we beschikken nu niet over cijfers. Het zou goed zijn indien er daar inderdaad werk van wordt gemaakt.
Twee, het is goed dat u samen met de minister van Sport bekijkt hoe deze aangelegenheid globaler kan worden aangepakt. Wat mij betreft, hoort dat inderdaad thuis binnen dat bevoegdheidsdomein van de Vlaamse justitie.
Drie, ik denk vooral aan gemeenten. Toen ik burgemeester was, heb ik heel wat initiatieven genomen wat betreft de sensibilisering rond wapens, onder andere voor jongeren. Het moet daarbij niet altijd over speelgoedwapens gaan, het kan evengoed gaan over jongeren die de schietsport beoefenen. Want inderdaad, als je de schietsport beoefent, kun je niet wachten tot je 18 jaar bent. Er moet een zekere sensibilisering en educatief luik zijn voor jongeren en kinderen die aan schietsport doen.
Ik wil er dus voor pleiten dat u, eventueel samen met uw collega-minister die de voogdij heeft over de gemeenten, de goede voorbeelden die er ongetwijfeld bestaan in diverse gemeenten en steden, zou verspreiden over Vlaanderen, zodat gemeenten en steden echt ook zouden sensibiliseren over de eventuele nadelige gevolgen van wapenbezit of -gebruik.
De vraag om uitleg is afgehandeld.