Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, we zitten in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest met een historische achterstand in de kinderopvangplaatsen. Volgens de decretale norm zou er plaats moeten zijn voor 8495 kindjes in Nederlandstalige opvang. Dat zijn er nu 6720.
Bij het uitbreidingsbeleid dat u hebt aangekondigd, zou het gaan om 250 plaatsen voor de volledige legislatuur. Elke plaats is welkom, maar dat is een beetje mager. Dat zal de historische tekorten niet wegwerken en kan ze zelfs groter maken.
Nochtans zijn er plekken die willen uitbreiden in Brussel. Er wordt heel vaak gepraat in deze commissie over het tekort aan kinderopvang en aan mensen die kinderopvangplaatsen aanbieden. In Brussel kan men gerust uitbreiden. Er zijn 54 kinderopvangdossiers ingediend bij een recente oproep naar capaciteitsuitbreiding. Er werden aanvragen voor 1.263 plaatsen voor trap 2-subsidiëring ingediend. Maar er werd ook aangehaald dat de beperkte middelen waarin nu wordt voorzien, zeker niet zullen volstaan.
Eind augustus wordt er een cartografie van de Brusselse kinderopvang verwacht. Uit de vorige cartografie bleek alvast een aantal zaken. Zo is er een veel groter aantal kinderen onder de drie jaar in het Brusselse Gewest in verhouding met Vlaanderen. Er is een heel groot tekort aan kinderopvang en dat blijkt vooral in gemeenten met een armere populatie. Nochtans weten we heel goed en we herhalen dat ook in deze commissie dat goed betaalbare kinderopvang net voor kinderen in een socio-economische moeilijke context belangrijk is.
Ik heb hier nog een aantal cijfers aangegeven wat betreft de Barcelonanorm en waar die tekorten zich precies situeren in welke gemeenten. Het tekort werd tijdens die cartografie geschat op 720 opvangplaatsen in 2016 en 1.151 opvangplaatsen in 2020, rekening houdend met de bevolkingsevolutie in Brussel. Er werd ook aangegeven dat de opvangplaatsen zonder inkomenstarief (IKT) voor de modale Brusselaar onbetaalbaar zijn.
Er is in Brussel een concurrentiële situatie. Niet alleen voor de preventieve gezinsondersteuning vanuit de consultatiebureaus, maar ook voor de kinderopvang geldt dat, als het tekort te groot is, we gezinnen en ouders aan het ONE (Office de la naissance et de l'enfance) verliezen. Dat betekent dat de invloedssfeer van de Vlaamse Gemeenschap serieus wordt beperkt want die kindjes worden van kleins af aan in een Franstalige context opgevangen. Dat betekent dat het heel waarschijnlijk is dat hun carrière verdergaat in het Frans en in de Franstalige invloedssfeer. Het is niet alleen kwestie van menselijk, maar ook van strategisch belang.
Minister, bent u van plan om die lage ambitie van 250 plaatsen voor de hele legislatuur vol te houden of hebt u intussen ingezien dat die ambitie echt te laag is en mag worden verhoogd?
Op welke manier zult u het structurele en historische tekort aan kinderopvangplaatsen in het Brusselse Gewest tegengaan?
Op welke manier zult u het mattheuseffect tegengaan in de kinderopvang, ook binnen Brussel, waarbij meer begoede gemeentes meer kinderopvangplekken hebben en juist gezinnen die het moeilijker hebben, minder of niet bereikt worden? Daarbij moet je vooral rekening houden met het feit dat kinderopvang zonder die IKT-plekken onbereikbaar is voor gezinnen in armoede en dat zijn heel veel gezinnen in Brussel. Dus met andere woorden: hoe minder uitbreidingsbeleid dat goed gesubsidieerd is, hoe minder gezinnen in armoede zullen worden bereikt.
Minister Beke heeft het woord.
Ja, collega, er is nog behoefte aan extra kinderopvangplaatsen in Brussel. Er waren op 1 januari 2021 in Brussel 47.889 kinderen onder de drie jaar. De Brusselnorm bepaalt dat Vlaanderen zich in Brussel richt tot 30 procent van bevolking, in dit geval 14.367 kinderen. Als we voor de helft van deze kinderen in een plaats willen voorzien, dan zouden er 7.183 plaatsen moeten zijn. In realiteit bedraagt het aanbod van het agentschap Opgroeien op dit moment 6.705 plaatsen. Er zouden volgens die berekening dus nog 478 plaatsen moeten bijkomen.
Wij zetten in op kinderopvang in Brussel. Bijna 8 procent van het budget voor kinderopvang gaat naar Brussel. Vanuit Opgroeien zijn er in Brussel 4811 plaatsen met de subsidie voor inkomenstarief. Daarmee neemt de Vlaamse overheid liefst 36,7 procent van het totale aantal plaatsen met inkomenstarief voor haar rekening. Daarbovenop zijn er nog 420 plaatsen met inkomenstarief die vandaag door de VGC of door Actiris worden gefinancierd.
De Vlaamse Regering heeft de voorafname voor Brussel recent verankerd in de regelgeving en voor deze hele legislatuur vastgelegd op 10 procent. Er wordt vanuit Opgroeien verder uitgebreid met minstens 313 plaatsen met inkomenstarief, waarvan 63 plaatsen in trap 2B en 250 plaatsen in trap 2A. Dat is meer dan de vorige legislatuur, toen er 294 plaatsen bij kwamen, allemaal in trap 2B, het laagste subsidiebedrag.
In Brussel zal Opgroeien, in het kader van de uitbreiding in trap 2A, nog 46 plaatsen overnemen van de VGC. De VGC engageerde zich er in de gemeenschappelijke oproep toe om de 524.539 euro die daardoor vrijkomt, te herinvesteren in nieuwe plaatsen met inkomenstarief.
En, ja, er is perspectief op meer. Er is ook 10 procent voorafname voor Brussel in trap 1. Als dit budget niet wordt uitgeput, dan wordt dit toegevoegd aan trap 2. Later deze legislatuur is er ook nog een uitbreidingsronde van Opgroeien voor flexibele kinderopvang, waaronder tien dringende opvangplaatsen voor Brussel. De VGC engageerde zich in de gemeenschappelijke oproep ervoor om 195.000 euro extra in te zetten voor nieuwe plaatsen met inkomenstarief. Ten slotte is er ook nog perspectief op 26,5 voltijdsequivalenten (vte’s) extra gesubsidieerde contractuelen (geco’s) van Actiris om extra plaatsen met inkomenstarief te creëren. Mevrouw Groothedde, ik durf dan ook te stellen dat we in Brussel onze verantwoordelijkheid wel degelijk opnemen.
Om het mattheuseffect, waarover u in uw vraag spreekt, te vermijden, zijn de criteria die gehanteerd worden voor de toewijzing van deze plaatsen ook belangrijk. De Vlaamse Regering bepaalt de grote lijnen van die programmatie. De scoring van de aanvragen is een gedeelde verantwoordelijkheid. In de voorbije uitbreidingsronde bepaalde Opgroeien vier punten en de VGC, als lokaal bestuur, acht punten. In totaal zijn er dus twaalf punten. De VGC hanteerde daarbij de dekkingsgraad als belangrijkste criterium voor het geheel.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik moet even kijken. U hebt heel veel cijfers genoemd, waarvan ik één cijfer in het bijzonder onthoud. Dat is dat we volgens de Brusselnorm naar uw eigen zeggen op dit moment op 6705 plaatsen zitten, daar waar het er 7380 zouden moeten zijn. Dat betekent dat we 478 plaatsen te weinig hebben. En dan hebben we het nog niet over de plaatsen die eerder deze legislatuur zijn uitgevallen. Daarmee kan men zich afvragen in hoeverre die 250 plaatsen – nu wordt het wel echt een cijfer- en rekenplaatje – nog het tekort dekken.
Verder heb ik de indruk dat het niet veel zin heeft om nog te insisteren. Ik heb heel duidelijk de dringendheid aangegeven, de reden waarom het belangrijk is om niet alleen specifiek in Brussel te investeren tegenover de Franstalige Gemeenschap, maar om ook in Brussel te investeren vanuit het perspectief van armoedebestrijding. Maar ik hoor ook dat u hier heel erg aan vasthoudt. Ik vind dat zeer jammer; ik hoop dat u dat toch heroverweegt. Want als ik het goed begrijp, zelfs in absolute zin: als er geen enkele plek wegvalt in 2A, dan zit u met die 250 plaatsen aan net iets meer dan de helft van het absolute tekort dat wordt weggewerkt. En dat is dus wel opvallend weinig.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, zoals ik enkele maanden geleden in een vorige discussie over dit thema heb aangehaald, hebben we wat betreft het uitbreidingsbeleid van kinderopvang in Brussel al een hele weg afgelegd. Het aantal inkomensgerelateerde plaatsen is sinds de invoering van het decreet Kinderopvang sterk gestegen. In 2020 haalde Brussel eindelijk de kaap van de 70 procent inkomensgerelateerde plaatsen.
Daarnaast kan Brussel rekenen op die 10 procent voorafname, en worden die 250 extra inkomensgerelateerde plaatsen in het vooruitzicht gesteld. Dus stap voor stap maken we die historische achterstand wat kleiner.
Toch is het werk verre van af. Het vraagt een voortdurende inspanning om in voldoende kinderopvangplaatsen te voorzien. De nood aan extra plaatsen blijft toch wel heel groot, en de oproep van de Vlaamse overheid voor die 250 extra kinderopvangplaatsen toont in elk geval dat er een grote bereidheid is om in bijkomende capaciteit te voorzien.
Die cartografie die eraan zit te komen zal in elk geval een aantal zaken beter in beeld kunnen brengen, zoals waar de grootste noden concreet liggen. Misschien is het dan mogelijk om te kijken wat er nog extra kan gebeuren, en of er extra plaatsen kunnen vrijkomen.
Minister, het is mijns inziens heel belangrijk dat u, zodra die cartografie beschikbaar is, samenzit met uw collega van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) om die onderzoeksresultaten en de mogelijke acties te bespreken. Hebt u met uw collega van de VGC al afspraken gemaakt over hoe jullie in goede samenwerking samen aan de slag zullen gaan met de resultaten van die cartografie? Ik denk in elk geval dat een goede afstemming en samenwerking met de VGC essentieel is, aangezien de VGC kinderopvangplaatsen prefinanciert. Vlaanderen en de VGC sloten recent ook een convenant af om de krachten te bundelen om zo snel mogelijk bijkomende kinderopvangplaatsen te realiseren.
Minister, kunt u toelichten wat daarbij de belangrijkste gemaakte afspraken zijn? Vormt die convenant nu een soort richtsnoer voor beide partijen voor het verdere uitbreidingsbeleid?
Ik heb tot slot nog een korte opmerking. Ik zou graag willen aanstippen dat het kinderopvangbeleid natuurlijk niet alleen een kwestie is van capaciteit maar ook van kwaliteit, minister. Ik wil u daarom oproepen om ook voldoende belang te blijven hechten aan het Nederlandstalige karakter van die dienstverlening in onze hoofdstad.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ook voor ons is het erg belangrijk dat er betaalbare kinderopvang wordt gecreëerd in het Brusselse. Men kan wel vanuit Brussel plaatsen voorzien, maar het is wel belangrijk dat die inkomensgerelateerde inspanningen door Vlaanderen gebeuren. Oké, er komen heel wat plaatsen bij dit jaar, 211, maar er was ook een belangrijke afname van plaatsen, waardoor er toch maar een nettowinst is van 69 plaatsen, terwijl er echt veel meer mogelijk is en nodig is.
Ik heb een concrete vraag vanuit de Vooruitfractie, over de herkansingsoproep die dit najaar zou plaatsvinden. Kan Brussel daarin worden meegenomen? Is dit een kans voor Brussel om dan niet met die toch heel dure plaatsen die intussen werden gecreëerd, te blijven zitten in de kinderopvang? Hoe ziet u dat?
Minister Beke heeft het woord.
De cijfers heb ik daarstraks vermeld, ik ga daar niet meer op terugkomen, maar ik denk dat een voorafname van 10 procent absoluut niet weinig is. We hebben, zoals u weet, een voorafname met de grootsteden en we kunnen de discussie aangaan wat we dan voor Gent of voor Antwerpen moeten doen, maar nu doen we die 10 procent voor Brussel. Ik denk dat dat een belangrijke inspanning is.
We hebben ook afspraken vastgelegd in een convenant tussen de Vlaamse overheid en de VGC. Een aantal afspraken zijn in convenanten verankerd.
Wat de cartografie betreft van de VGC: dat komt jammer genoeg te laat voor de meerjarenprogrammatie. Die is net afgesloten. Nu, de VGC is er wat laat mee begonnen, denk ik, om dat nog volledig mee te nemen.
Collega Van den Bossche, wat die herkansingsronde betreft: als in een gemeente niet alle plaatsen zijn toegewezen, dan worden in die gemeenten voor restplaatsen nieuwe oproepen gedaan in het najaar.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik ben blij dat de collega van de N-VA is tussengekomen, en dat zij het ermee eens is dat er meer middelen naar de kinderopvang in Brussel mogen gaan. Ik geef daarbij mee dat de VGC 20 procent meer middelen heeft vrijgemaakt onder de vorige legislatuur om aan prefinanciering te doen. Ik zou er dan ook van uitgaan dat, net zoals de collega’s in het Brussels Parlement, de collega zou pleiten voor meer middelen en meer plaatsen voor specifiek Nederlandstalige kinderopvang in Brussel. Ik hoop dat we daar bondgenoten kunnen zijn binnen het Vlaams Parlement. Want er is inderdaad een heel zwaar historisch tekort. Het feit dat er dan procentueel 10 procent wordt uitgetrokken maakt het historisch tekort uiteraard niet goed.
Minister, ik leg er nog even de nadruk op. Er zijn voor 1263 plaatsen een aanvraag ingediend, en voor 250 plaatsen zal er een kunnen worden toegekend. Dat laat meer dan 1000 plaatsen over die daar voor het grijpen blijven liggen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het zou dus zeer fijn zijn als u inderdaad een groter budget toegewezen zou kunnen krijgen, en dat ook besteedt. Aangezien uw coalitiepartners, zowel in het Brussels Parlement als het Vlaams Parlement, het belang van kinderopvang benadrukken en aangeven dat er een groot tekort is binnen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, ga ik ervan uit dat er binnen de Vlaamse Regering dan toch een heroverweging zal zijn van die middelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.