Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de sluiting van consultatiebureaus van Kind en Gezin in Brussel
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
In de sector van de preventieve gezinsondersteuning vervullen de consultatiebureaus van Kind en Gezin een essentiële rol. Ouders kunnen er tijdens de eerste drie levensjaren van hun kind terecht voor gratis preventief onderzoek. Baby’s en peuters worden er onderzocht, gevaccineerd, gemeten en gewogen. Kortom, de consultatiebureaus volgen de gezondheid van het kind op en zijn een enorme meerwaarde voor kersverse ouders.
In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest trekken momenteel verschillende consultatiebureaus van Kind en Gezin aan de alarmbel. Volgens berichtgeving op Bruzz dreigen zij hun erkenning te verliezen en worden ze met sluiting bedreigd.
De nieuwe Vlaamse regelgeving zou aan de basis kunnen liggen van die situatie. De consultatiebureaus hebben zich niet tijdig in orde gesteld met de nieuwe Vlaamse normen inzake infrastructuur en minimale schaalgrootte. De overgangsperiode die zij hadden gekregen om zich in orde te stellen loopt eind 2021 af. Dat nieuws zorgt voor heel wat ongerustheid in de sector en bij veel ouders.
In de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) heeft bevoegd collegevoorzitter Elke Van den Brandt een tiental dagen geleden bevestigd dat de geschetste situatie concreet betrekking heeft op tien van de negentien consultatiebureaus van Kind en Gezin in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en dat ze met u op 24 juni zou hebben samengezeten om een oplossing uit te werken voor de erkenning van die bureaus. Het Vlaamse agentschap Opgroeien heeft alvast laten weten dat het de bedoeling is dat de bureaus open kunnen blijven en dat er een oplossing in de maak is.
Minister, eerder deze legislatuur bespraken wij al tweemaal het feit dat het netwerk van Nederlandstalige preventieve gezinsondersteuning in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest nog onvoldoende toegankelijk en gekend is. Tijdens die besprekingen erkende u dat preventieve gezinsondersteuning een specifieke invulling moet krijgen in Brussel en bevestigde u de ambitie uit uw beleidsnota om, samen met de VGC, een geïntegreerd Vlaams gezinsbeleid uit te werken in onze hoofdstad. Daarbij wou u in de eerste plaats en op korte termijn inzetten op het voortzetten en het versterken van het preventieve consultaanbod. De mogelijke sluiting van de consultatiebureaus lijkt daarbij het tegenovergestelde van wat u concreet beoogt.
Minister, kunt u toelichten waarom de betrokken consultatiebureaus zich in de voorbije drie jaar niet in orde hebben gesteld? Met welke concrete problemen worden zij geconfronteerd? Zien we gelijkaardige situaties ook elders in Vlaanderen opduiken of gaat het om een situatie die specifiek is voor Brussel?
Welke oplossingen zult u voor die situatie uitwerken? Welk standpunt hebt u daarover ingenomen in uw overleg met VGC-collegelid Elke Van den Brandt? Wat waren de resultaten en conclusies van dit overleg?
Hoe kadert de huidige situatie bij de consultatiebureaus van Kind en Gezin binnen uw ambitie om een geïntegreerd Vlaams gezinsbeleid in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest uit te werken?
Op welke manier zult u een afdoend en behoeftedekkend aanbod aan Nederlandstalige preventieve gezinsondersteuning in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest garanderen?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over dezelfde thematiek. Er werd deze week bericht dat heel veel Brusselse consultatiebureaus op dit moment in grote onzekerheid zitten. Zij dreigen hun vergunning kwijt te spelen omdat die tot eind dit jaar loopt en omdat het op dit moment onduidelijk is of ze nog erkend zullen worden. Een consultatiebureau in Vorst heeft de deuren zelfs al gesloten.
Ik hoef er niet uitgebreid op in te gaan hoe belangrijk de consultatiebureaus van Kind en Gezin zijn als onderdeel van de preventieve gezinsondersteuning. Het gewicht en de groei, de ontwikkeling van een kind wordt bijgehouden. Het kind wordt gevaccineerd. Dat is op dit moment een heel belangrijke pijler in het preventieve ondersteuningsbeleid. De consultatiebureaus zijn ook een belangrijke, soms nulde, soms eerstelijnshulp, waar ouders niet alleen pedagogische ondersteuning krijgen, maar ze hebben ook een signaal- en doorverwijsfunctie en kunnen problemen vroegtijdig oppikken.
De consultatiebureaus geven aan dat het streven naar schoolvergroting en efficiëntie hen onder druk zet. De ontevredenheid bij de consultatiebureaus in Brussel is voelbaar. Ze geven aan dat de decreten op maat van Vlaanderen worden opgesteld. Die worden dan in Brussel uitgevoerd en botsen op de grootstedelijke realiteit.
Minister, ik heb het al eerder aangehaald. Er zijn verschillende Brusselse actoren die dat aangeven. De context van Brussel is complex. Helemaal in het begin van de legislatuur heb ik u gezegd: denk vaker aan Brussel als proeftuin want als het daar werkt, dan werkt het over heel Vlaanderen.
Maar omgekeerd, als het in Vlaanderen wordt getest, is het moeilijk om dat aan de Brusselse realiteit te kunnen aanpassen. Brussel is eigenlijk een soort stresstest. In dit geval doorstaat de Vlaamse realiteit de Brusselse stresstest helaas niet. De regelgeving is niet aangepast aan de meertalige grootstedelijke kosmopolitische realiteit van Brussel, maar ook niet aan de infrastructuur. Want wat de collega aanhaalt, is terecht. Het is heel moeilijk om je in orde te stellen als consultatiebureau in Brussel. Dat is een beetje hetzelfde als bij de kinderopvang. Als je zegt dat elke kinderopvang een buitenruimte moet hebben, dan moet je dat maar eens op een betaalbare manier proberen te doen. En zo zijn er nog veel meer regeltjes die onaangepast zijn.
De consultatiebureaus zeggen dat ze een heel belangrijke rol spelen om de Brusselse kinderarmoede tegen te gaan en dat ze werken in het belang van de Vlaamse Gemeenschap. Ze voelen zich in de steek gelaten. Ze zijn de hele pandemie opengebleven en dit valt hen heel zwaar. Als we kijken naar de cartografie van Nederlandstalige voorzieningen in Brussel, dan merken we ook dat de aanwezigheid op dit moment echt een probleem is. De Nederlandstalige consultatiebureaus zijn ook in concurrentie met de Franstalige consultatiebureaus. In de gemeenten waar er geen Nederlandstalige voorzieningen zijn, - in 2014 was dat in Watermaal-Bosvoorde, Sint-Pieters-Woluwe, Sint-Lambrechts-Woluwe en Ukkel – zien we dat er merkelijk minder wordt gebruikgemaakt van de Nederlandstalige consultatiebureaus. Dat is ook normaal. Dan gaat men naar het Office de la Naissance et de l'Enfance (ONE).
Men geeft ook aan dat de dekking veel hoger is in de gemeenten waar de consultatiebureaus goed bereikbaar zijn. Als we daar het praktische perspectief van Loredana Marchi van Foyer vzw, het oudste consultatiebureau van Brussel tegenover zetten, namelijk dat een onvoldoende groot aanbod van Vlaanderen in de praktijk een overstap naar het ONE tot gevolg zal hebben, dan betekent dat een verlies van gezinnen binnen de Vlaamse Gemeenschap van kleins af aan. Men heeft het over de school als de plek waar we gezinnen meekrijgen, maar dat geldt evengoed voor de consultatiebureaus. Dat is de eerste plek waar mensen naar Nederlandstalige zorg en naar de Vlaamse Gemeenschap worden doorgestuurd in Brussel.
Iemand die anoniem getuigt, geeft zelfs aan dat er op dit moment te weinig consultatiebureaus in Brussel zijn: er zijn er negentien, dus een per gemeente, maar er zijn gemeenten waar er geen of nauwelijks aanwezigheid is.
Minister, ik zal het perspectief van kinderarmoede niet meer aanhalen. We weten hoe dat zit in Brussel. Ook is wegens het meertalig opgroeien en de complexe realiteit in Brussel de preventieve rol van de consultatiebureaus heel erg belangrijk om latere problemen te voorkomen. Ik stel mijn concrete vragen.
Kunt u uitleg geven over het masterplan preventieve gezinszorg in Brussel en over de strubbelingen en het gebrek aan gedragenheid waarop dit plan botst in de Brusselse praktische realiteit en in het werkveld?
De aangehaalde problemen gaan ten dele over de Vlaamse normen inzake huisvesting en infrastructuur. Kunt u dat verduidelijken? Kunt u ook de vergelijking met de kinderopvang duiden?
Hoeveel gezinnen bereiken de consultatiebureaus in Brussel en hoeveel daarvan zijn gezinnen in armoede, vergeleken met het gemiddelde in Vlaanderen? Wat is de evolutie sinds 2010? Hoeveel bezoeken aan het bed worden er gebracht in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vergeleken met het gemiddelde in Vlaanderen?
Hoe zult u ervoor zorgen dat die gezinnen nog altijd bereikt worden in de toekomst met dezelfde diepgaande hulpverlening?
De vaccinatiebereidheid ligt in Brussel lager. Ik vraag me af hoe die moet worden verhoogd of stabiel gehouden als de ingebedde, fijnmazige aanwezigheid van consultatiebureaus niet op dezelfde manier kan worden gegarandeerd?
Ik ben ook heel benieuwd wat er uit het overleg met uw Brusselse collega Elke Van den Brandt is gekomen en welke resultaten daaruit zijn gebleken.
Mevrouw Groothedde, u hebt normaal gezien vier minuten voor uw vraagstelling. Ik wil u er even op wijzen dat u nu aan meer dan zeven minuten zit.
Voorzitter, mijn excuses, ik zal proberen om het goed te maken. Ik heb het daarnet in mijn vraag ook veel korter gehouden, maar ik hoor uw punt.
Minister Beke heeft het woord.
Ik zal het kort houden, voorzitter. Ik heb begrepen dat de aanleiding een artikel in BRUZZ was. Voorzitter, toen ik dat artikel gelezen heb en ook toen ik de vragen daaromtrent hoorde, moest ik denken aan mijn grootmoeder die zei dat in de krant maar drie waarheden staan: de prijs, de overlijdensberichten en de weerberichten en zelfs aan minstens een van die drie kun je soms twijfelen. Daarmee heb ik al veel gezegd over de berichtgeving in BRUZZ wat dit artikel betreft. Want ik ben absoluut niet van plan om de dienstverlening van de preventieve gezinsondersteuning in Brussel terug te schroeven. Wel integendeel, in het Vlaams regeerakkoord staat de ambitie om – eindelijk – te komen tot een geïntegreerd Vlaams gezinsbeleid in Brussel. Opgroeien heeft de voorbije jaren ondanks de uitdagende context en de sterke aanwezigheid van het Office de la Naissance et de l'Enfance (ONE) heel wat inspanningen geleverd om het doelbereik in Brussel op peil te houden, onder meer via intense gesprekken met de ziekenhuizen in Brussel en via de samenwerking met onder meer via het Lokaal Loket Kinderopvang (LLK).
Het gemiddelde bereik van de dienstverlening situeert zich de laatste 10 jaar tussen 11 en 14 procent van het totaal aantal geboorten in Brussel. In 2019 was er een bereik van 2372 geboorten of 14,3 procent. In 2018 werd er een besluit goedgekeurd voor de regeling van de werking van de consultatiebureaus over heel Vlaanderen. In dit besluit werd bepaald dat een consultatiebureau ten minste 210 consultatie-uren per jaar moet behalen. De belangrijkste reden daarvoor is dat er voldoende momenten moeten kunnen worden ingeboekt om tijdig op de verschillende leeftijden van het kind vaccinaties te kunnen toedienen en om een kwaliteitsvolle opvolging van de ontwikkeling van de kinderen en de ondersteuning van het gezin mogelijk te maken. Het was van bij het begin dan ook duidelijk dat de norm van 210 uren voor Brussel op dat moment niet haalbaar was. Daarom werd bepaald dat een minimum van 91 uren volstond in Brussel. Deze uitzondering werd toegekend voor een periode van 3 jaar. En die termijn loopt af op 31 december 2021.
De bedoeling was om tegen die datum te komen tot een slagkrachtige organisatie van een geïntegreerd Vlaams gezinsbeleid in Brussel, in aansluiting ook op onderwijs en kinderopvang. Opgroeien heeft de voorbije jaren, in samenwerking met de entiteit gezin van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), al een heel traject doorlopen met het werkveld. Dit traject wordt binnenkort afgerond en zal uitmonden in een nieuw besluit voor Brussel dat het mogelijk maakt om de volgende drie jaar werk te maken van de volgende ambities en uitdagingen: ten eerste het vergroten van het bereik voor de totaliteit van het aanbod, met bijzondere aandacht voor kwetsbare gezinnen, ten tweede het verzekeren en het versterken van de consultatiebureauwerking, ten derde de doorstart en de herdefiniëring van het Huis van het Kind in Brussel, met onder meer een geïntegreerde dienstverlening op het vlak van de preventieve gezinsondersteuning door bovenlokale samenwerkingsverbanden en regionale coördinatie, ten vierde het geleidelijk sterker verbinden van de sector preventieve gezinsondersteuning met het netwerk van de Nederlandse basisvoorzieningen zoals kinderopvang en onderwijs. We richten onze blik dan ook zeker op de brede school. We hervormen op die manier structureel, met oog voor een zorgzame transitie en overgang. Door onvoorziene omstandigheden is een gepland overleg met mijn collega Elke Van den Brandt nog niet kunnen doorgaan, maar dat staat deze week opnieuw ingepland.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is een gekend probleem dat het netwerk van de Nederlandstalige preventieve gezinsondersteuning in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest nog onvoldoende toegankelijk en bekend is. De consultatiebureaus van Kind en Gezin maken daar een wezenlijk onderdeel van uit. Uit deze discussie blijkt dan ook dat daar nog heel wat werk aan de winkel is om tot een sterk en toegankelijk aanbod te komen. Maar ik betreur wel dat bijna de hele overgangsperiode van drie jaar verstreken is zonder enig resultaat. Het is me eigenlijk niet heel duidelijk waar het kalf gebonden ligt. Welke rol hebben Vlaanderen en de VGC, maar zeker ook de aanbieders zelf concreet gespeeld in die omschakeling?
Daarover wil ik toch graag nog wat meer van u vernemen, want uiteindelijk heeft iedereen toch diezelfde doelstelling, namelijk dat aanbod in stand houden en versterken. Dat neem ik toch aan.
Minister, in elk geval is het een goede zaak dat u naar oplossingen wilt zoeken. Dat is toch wel geruststellend. Het is cruciaal dat deze dienstverlening niet wegvalt en dat de Nederlandstalige Brusselaars altijd terechtkunnen voor de Nederlandstalige ondersteuning die ze nodig hebben. We moeten vermijden dat men zich vanwege leemtes in de Nederlandstalige dienstverlening genoodzaakt voelt om een beroep te doen op het Franstalige aanbod. Bovendien zijn de consultatiebureaus voor jonge ouders vaak een opstap naar de kennismaking met het hele Nederlandstalige netwerk aan dienstverlening, gaande van crèches, Nederlandstalige kinderactiviteiten tot eigenlijk de eerste stappen richting het Nederlandstalige onderwijs. Minister, ik ben blij te horen dat u stappen voorwaarts zet in de uitwerking van dat geïntegreerd Vlaams gezinsbeleid.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, het gevaar is inderdaad reëel, zoals uw collega aanhaalt, dat er een uitstroom komt als het aanbod nog niet op poten staat. Dat is dan zelfs niet voor één kind. Dan blijft dat zo. Hier in de commissie zijn verschillende mensen ook zelf zorgverlener. Zij weten dat mensen vaak trouw zijn aan hun hulpverleners. Dat gevaar kan reëel zijn als er te snel naar een overschakeling wordt gegaan. We moeten heel goed luisteren naar het werkveld als we het hebben over een overgangsperiode van drie jaar. Wij zijn hier intussen in de commissie al meer dan een jaar op afstand aan het vergaderen. Dat is een realiteit waar natuurlijk alle preventieve gezinsondersteuning ten dele ook mee te maken heeft gehad. Die zijn wel opengebleven, maar natuurlijk wel in crisistijd. Dat is niet gemakkelijk geweest. Laten we dat meenemen.
Ten tweede, u zegt dat de huidige overeenkomst eind dit jaar ten einde loopt. Minister, in die context is mijn vraag: ziet u daar een verlenging als mogelijkheid? Op dit moment staat die overschakeling nog niet op poten. Die is ook moeten gebeuren in een zeer moeilijke context. Wat dat betreft, kan ik heel goed begrijpen dat het middenveld zegt: ‘Vlaanderen vraagt dingen van ons, terwijl wij eigenlijk een ontzettend moeilijke periode achter de rug hebben.’ Er zijn verlengingen van deadlines in zorg en welzijn op ander gebied geweest. Daar is eigenlijk met welwillendheid naar gekeken. Staat u daarvoor open?
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, onze collega Dominiek Lootens uitte hierover in de Raad van de VGC, net zoals de vraagstellers daarnet, zijn diepe bekommernis. In Brussel is er meer dan enkel het criterium efficiëntie waarmee men in Vlaanderen aan de slag gaat. In Brussel gaat het over een dienstverlening aan Vlamingen in een hoofdstedelijke context. Het is trouwens ook niet te vergeten dat we in de hoofdstad van Vlaanderen nu een minderheid zijn. Net daarom is het nodig om vanuit Vlaanderen extra aandacht te hebben voor de dienstverlening daar. Het kan inderdaad niet zijn dat we alles op zijn beloop zouden laten gaan met als gevolg dat onze gezinnen zich moeten richten op het ONE waarover al sprake, dat wel over een fijnmaziger netwerk beschikt om onze gezinnen bij te staan. Het kan dus ook niet zijn dat enkel de criteria efficiëntie en schaalvergroting bepalend zouden zijn om in aanmerking te komen om die dienstverlening aan te bieden in de Brusselse context.
Minister, we moeten durven ambitieus zijn in Brussel en zorgen dat het aanbod van Kind en Gezin toereikend is als onderdeel van het totale Nederlandstalige zorgaanbod in onze stad. We hoorden u zonet dan ook graag in uw antwoord zeggen dat u die ambities zult waarmaken. De Vlamingen in Brussel rekenen niet enkel op woorden, maar ook op daden. We zijn dan ook zeer benieuwd wat er uit uw overleg met collega Van den Brandt zal komen.
Minister Beke heeft het woord.
Zoals ik gezegd heb, hoop ik dat het overleg met collega Van den Brandt deze week kan plaatsvinden. Dat heeft vorige week jammer genoeg wegens bijzondere omstandigheden niet kunnen plaatsvinden. Ten tweede denk ik dat de problemen in de consultatiebureaus in Brussel al heel lang bestaan en ook al gekend zijn.
De bedoeling is dat wij structureel hervormen en dat we niet langer zullen pappen en nathouden. Dat betekent ook dat we nieuwe paden zullen moeten bewandelen. Als iedere deelwerking in een hoekje blijft zitten, zullen we er niet geraken.
Collega Groothedde, schaalvergroting is natuurlijk geen doel op zich, maar versnippering en inefficiëntie kunnen ook geen optie zijn. U zult het met dat uitgangspunt wel eens zijn. De consultatiebureaus zullen deel moeten uitmaken van een geïntegreerde werking van de Huizen van het Kind. Die moeten absoluut een doorstart krijgen in Brussel. Wat mij betreft, sluiten fijnmazigheid, nabije dienstverlening en efficiënte organisatie elkaar niet uit, integendeel. De toekomst van de consultatiebureaus kan ook niet los van de Huizen van het Kind worden gezien. Die nieuwe manier van werken, die nieuwe filosofie, vraagt natuurlijk een heel proces. Dat was niet evident in coronatijden. Daarover zult u het ook wel met mij eens zijn, maar dat is wel de richting die we willen uitgaan en dat is ook het proces dat we willen blijven voortzetten. We mogen niet bij de pakken blijven zitten. We willen nu werken aan een perspectief voor drie jaar. Dat is belangrijk. Daar zullen uiteraard overgangsmaatregelen deel van uitmaken. Maar die zullen niet op zich staan. De bedoeling is om te kijken hoe die overgangsmaatregelen ons naar een definitief nieuw punt kunnen brengen.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Het is een goede zaak dat er deze week hopelijk toch met collegelid Elke Van den Brandt zal worden samengezeten. Dat er binnenkort een overleg komt, is geruststellend voor de ouders en voor de sector. We hopen vanuit onze fractie dat er een uitkomst komt. Dat is vooral in het belang van de Brusselse gezinnen die een beroep willen doen op een kwalitatief en laagdrempelig Nederlandstalig gezinsaanbod in onze hoofdstad. In die zin moet het aanbod in de eerste plaats versterkt worden op die plaatsen waar de nood aan Nederlandstalige dienstverlening het grootst is. Ik zal dit in elk geval blijven opvolgen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik heb het gevoel dat u mijn vraag eerder hebt hernomen dan beantwoord. Ik vraag me af… Er was een korte technische onderbreking. Misschien hebt u op dat moment gesproken over de mogelijkheid van een verlenging, maar ik heb het in elk geval niet meegekregen. U zei dat u hoopt dat er nadien een doorstart zal zijn. Ik zie dat u als een sfinx blijft kijken. Ik hoopte op een knikje, maar neen… Ik hoop heel erg dat u wilt inzetten op de Huizen van het Kind. Dat zal voor een aantal plekken zeker kansen bieden, misschien ook voor Brussel, maar op dit moment staat u daar zeker niet zover als dat zou kunnen.
Nogmaals, ik vrees dat we in de praktijk gezinnen zullen kwijtraken als er een pauze of een hiaat in de dienstverlening is. U hoort dat er daarover een eensgezindheid is over de partijen en fracties heen. Los van waar u strategisch of ideologisch naartoe wilt, zult u moeten kijken naar de Brusselse realiteit en daarmee rekening houden. Ik hoop dat u dat meeneemt naar het overleg met uw collega Van den Brandt en dat er daar tot een werkbare situatie wordt gekomen waar men ook rekening houdt met het middenveld want het is duidelijk dat die mensen zich op dit moment ondankbaar bejegend voelen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.