Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Goedemiddag, collega’s, minister. Ik heb inderdaad een vraag over bermbeheer, vooral geïnspireerd door de campagne ‘Maai Mei Niet’. We zijn nu enkele weken later, maar de vraag gaat nog altijd op.
Het Bermbesluit bepaalt dat bermen gemaaid mogen worden vanaf 15 juni en eventueel een tweede keer vanaf 15 september. Om veiligheidsredenen wordt gedoogd dat de rand van de weg vroeger gemaaid wordt; dat is een strook van 1,25 meter vanaf de weg. Deze afwijking om veiligheidsredenen is alvast opgenomen in hoofdstuk 11 van het standaardbestek 250 voor de wegenbouw en wordt vaak toegepast door groenbeheerders die werken uitvoeren voor openbare besturen.
De code van goede natuurpraktijk is gebaseerd op de omzendbrief betreffende algemene maatregelen inzake natuurbehoud en, wat de voorwaarden voor het wijzigen van vegetatie en kleine landschapselementen betreft, volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. Hierin wordt het beheer en onderhoud van kleine landschapselementen (KLE's) beschreven.
We vernemen dat besturen en overheden – zoals lokale besturen, en het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) – het Bermbesluit en de code van goede beheerpraktijk niet altijd naleven. Ook de gebruikelijke praktijk van het maaien van een veiligheidsstrook wordt vaak niet nageleefd. Het is te zeggen: niet rigoureus nageleefd, want vaak veel meer dan die veiligheidsstrook.
Met de campagne 'Maai Mei Niet' wordt er aan de burger gevraagd om zijn grasperk een maand niet te maaien, in de maand mei. Dat heeft tot heel mooie taferelen geleid, en dat was ook een echt succes. De uitzonderingen voor maaiwerken van AWV, De Vlaamse Waterweg en de lokale besturen zijn dan ook voor de burger moeilijk te begrijpen.
Daarnaast zijn er ook incidenten over het inploegen van bermen, die te beschouwen zijn als kleine landschapselementen. Dat werd trouwens ook op de hoorzitting rond handhaving door de vertegenwoordiger van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) aangegeven. Het aantal kleine landschapselementen dat in 2020 vernietigd is, is veel groter dan in de vorige jaren.
Vandaar de volgende vragen, minister.
De campagne 'Maai Mei Niet' is erg populair bij de burger en versterkt de bewustwording over het belang van biodiversiteit. Het is belangrijk dat ook gemeentelijke groendiensten en andere overheden die bermen en graslanden beheren, hier meer aandacht aan besteden. Bent u van plan hier bijkomende inspanningen te leveren om hen daartoe aan te zetten?
Is het niet wenselijk om in dit kader de code van goede natuurpraktijk, die dateert van 1998, te actualiseren? En zo ja, zijn er hier plannen voor?
In de commissie Leefmilieu van dinsdag 11 mei 2021 was u voorstander van het verhaal van Denemarken met een verplicht percentage biodiversiteitsmaatregelen per perceel. De incidenten van het inploegen van bermen staan hier haaks op. Optreden tegen het inploegen van bermen is een gemeentelijke bevoegdheid. Welke maatregelen kunt u nemen om de achteruitgang van de kleine landschapselementen zoals bermen maar ook andere kleine landschapselementen tegen te gaan? Kunt u maatregelen nemen om het massaal inploegen van de bermen in Vlaanderen te voorkomen? Welke rol kunt u daarin spelen?
Voor het kappen van bomen en bomenrijen in landbouwgebied geeft het Agentschap voor Natuur en Bos vaak standaardadvies gebaseerd op een desktoponderzoek. Wordt er door het agentschap onderzoek gedaan naar de effectiviteit en impact van dit advies? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, bent u van plan hier meer inspanningen te vragen aan het Agentschap voor Natuur en Bos?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, collega Schauvliege. De campagne ‘Maai Mei Niet’ was inderdaad een groot succes. U weet dat elk lokaal bestuur dat kiest voor meer biodiversiteit – en dat zijn er meer en meer –, natuurlijk op mijn steun kan rekenen. U kent het principe van de autonomie van de lokale besturen ook, denk ik. Ik ondersteun heel wat acties op het terrein. Denk maar aan de vele natuurbeheerplannen, en ook de subsidieregeling die zeer sterk inzet op een geïntegreerd beheer ten behoeve van het natuurbehoud. Die natuurbeheerplannen kunnen ook opgemaakt worden voor het beheer van bermen en parken. Dat is zeker geweten, denk ik.
Ik zoek ook een goed evenwicht tussen de wortel en de stok: sensibiliseren en ondersteunen, maar ook op controle en toezicht zetten wij in. De diensten Natuurinspectie stuurden hierrond recent ook nog herinneringen naar aannemers die ook maaibeurten uitvoeren in opdracht van bermbeheerders, en ook naar de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). We kijken dus ook toe op het terrein om te zien of de wettelijke verplichtingen ook worden nageleefd.
Of steden en gemeenten of andere beheerders van graslanden willen deelnemen aan de campagne ‘Maai Mei Niet’ laat ik in de eerste plaats aan henzelf over. Ik vind niet dat ik dit moet opleggen, of met een of ander vingertje moet gaan wijzen – u weet dat dat niet mijn stijl is. Ik probeer die dingen wel maximaal onder de aandacht te brengen.
Ik ben op dit moment ook aan het werken aan een bijsturing van verschillende codes in verband met goede natuurpraktijken. Ook rond bermen en parken plan ik een evaluatie in. Dat is al lang geleden, ik denk dus dat het goed is dat we dat doen.
Voor het natuurvriendelijk beheren van bermen en graslanden zijn er bestaande kaders en verplichtingen, zoals u ook weet. Over het beheer van bermen in ruime context heeft elke speler zijn verantwoordelijkheid te nemen. Als particulieren de publieke ruimte innemen, dan reken ik in de eerste plaats op de lokale overheden om dit aan te pakken met de middelen die ter beschikking staan, zoals het Veldwetboek en het Burgerlijk Wetboek. Doen zij dat niet, bestaan er ook handhavingsmogelijkheden. Als er illegale activiteiten voorkomen, dan staat Natuurinspectie paraat om dat aan te pakken. Maar ook hier hebben de lokale besturen een belangrijke verantwoordelijkheid om ook als handhaver op te treden.
Het klopt dat het Agentschap voor Natuur en Bos in landbouwgebieden voor deze stedenbouwkundige handelingen een standaardadvies geeft. Dit betekent concreet dat de vergunningverlenende overheid voor deze dossiers zelf dient na te gaan in de natuurtoets of er geen vermijdbare schade aan natuur ontstaat en de zorgplicht wordt nageleefd. Deze natuurtoets dient sowieso steeds ter motivatie door de vergunningverlenende overheid aan de vergunningsbeslissing te worden toegevoegd. Het gaat hier om kleine lokale ingrepen waarvoor men ervan mag uitgaan dat de lokale overheid zelf beter geplaatst is om de ecologische impact in te schatten dan de Vlaamse overheid. Het is aan de lokale overheid om in dergelijke dossiers zijn verantwoordelijkheid te nemen en strikt te toetsen aan de geldende regelgeving.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord. Ik ben alvast heel blij te vernemen dat u die code van goede natuurpraktijk zult herzien. Die was inderdaad van 1998, het wordt dus stilletjesaan tijd om dat eens grondig onder de loep te nemen en daar een aantal maatregelen bij te sturen.
Een van de problemen met kleine landschapselementen, waartoe ook bermen behoren, is dat we eigenlijk slecht in kaart hebben hoeveel kleine landschapselementen we precies in Vlaanderen hebben. Ik heb aan minister van Landbouw Crevits ook al een aantal keer een vraag gesteld in welke mate er gemonitord en gemeten wordt hoe het zit met de kleine landschapselementen in Vlaanderen en hoe nagegaan kan worden of we daar beter of minder goed in scoren. De boodschap die we van het ANB kregen op de hoorzitting over handhaving was heel duidelijk dat er meer inbreuken zijn tegen het vernietigen van kleine landschapselementen in 2020. Mijn vraag is dan ook: hoever staat u met de plannen voor monitoring voor kleine landschapselementen en inventarisatie van die kleine landschapselementen? Ik meen begrepen te hebben dat het de bedoeling is om dat ook verder op Vlaamse schaal uit te rollen. Indien dat niet het geval is, bent u dan van plan om dat te doen?
De heer De Bruyn heeft het woord.
Ik wil graag de vraag van de collega onderschrijven, zoals ik ook al eerder, zowel in mondelinge als schriftelijke vragen, gedaan heb.
Dit is een thema dat ons allemaal aanbelangt, waar we weten dat lokale overheden een heel belangrijke rol spelen – waar de minister ook terecht naar verwees. Specifiek wat betreft het in kaart brengen en het beter monitoren van kleine landschapselementen en hoe het daarmee gesteld is, denk ik persoonlijk dat samenwerken met regionale landschappen aangewezen is. Ik zie hier bij ons in het Hageland dat zij daar zeer goed werk verrichten. Dat is nog niet altijd gebiedsdekkend; het is een beetje zoeken naar een samenwerking met de lokale besturen. Maar er zijn zeker goede voorbeelden te vinden. Dat wou ik even als suggestie meegeven.
Minister Demir heeft het woord.
In de praktijk zijn er inderdaad vaak heel veel goede voorbeelden.
Collega Schauvliege, de monitoring van de kleine landschapselementen, die ook deel uitmaken van de biologische waarderingskaart, is lopende. Dat is dus bezig.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
Een van de grote problemen is net dat we niet goed in kaart hebben welke kleine landschapselementen er zijn en hoe ze evolueren. Ik denk dat meten weten is. Als we echt een beleid willen uitrollen, dan is het belangrijk om dat heel nauwkeurig in kaart te hebben. Ik zou er toch op willen aandringen om dat ook effectief te doen.
Nu, in Wallonië heeft men de doelstelling vooropgesteld om 4000 kilometer bijkomende hagen en heggen aan te planten. In Vlaanderen hebben we niet zo’n doelstelling. Enkele maanden geleden hebt u gezegd dat u dat mogelijk zou overwegen. Ik wil er nog eens op aandringen om dat zeker te overwegen. Het is heel belangrijk dat we daar ook kwantitatieve doelstellingen voor opstellen, zodat we komen tot meer kleine landschapselementen. Dat zijn belangrijke dragers in de landschapsontwikkeling en voor de biodiversiteit in Vlaanderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.