Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, in de vorige legislatuur heeft uw voorganger, minister Vandeurzen, een nota met betrekking tot Zorgzame Buurten gepubliceerd. Met een Zorgzame Buurt beoogt men een samenhangende en buurtgerichte aanpak van wonen, zorg en welzijn, zodat personen met een zorgnood zo lang mogelijk thuis of in een vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. Daarbij moeten ook alle woonzorgactoren worden betrokken.
Op 11 juni hebt u een projectoproep gelanceerd om in te tekenen op een van de 95 Zorgzame Buurten, die gedurende twee jaar kunnen werken. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gaat het over 5 buurten. Daarvoor ontvangt men een financiële vergoeding.
Zij moeten resultaat boeken rond drie heel concrete pijlers: sociale netwerken van mensen lokaal versterken, de link leggen tussen informele en formele zorg en de intersectorale samenwerking tussen welzijns- en zorgpartners op het terrein versterken met het oog op het verlenen van integrale zorg.
Minister, dat zijn goede doelstellingen die wij ten volle ondersteunen. Het is trouwens ook belangrijk in de strijd tegen eenzaamheid. Als je dan gaat kijken naar de voorwaarden op de website, dan zie je bij wie een project kan indienen, dat je een lokaal bestuur of een welzijns- en zorgorganisatie moet zijn. Daar staat bij: “een verzorgingsvoorziening of elke andere organisatie die in het kader van het gezondheids- of welzijnsbeleid instaat voor de organisatie of uitvoering van zorg of die instaat voor de toekenning van rechten, met inbegrip van de ziekenfondsen en de zorgkassen.” Goed, dat lijkt allemaal in mindere of in meerdere mate aannemelijk en duidelijk te zijn.
Minister, maar nu blijkt dat de private woonzorgcentra niet in aanmerking zouden komen om deel te nemen als penhouder van het project Zorgzame Buurten, ondanks het feit dat er in de inspiratienota, maar ook in uw oproep, de nadruk wordt gelegd op het betrekken van alle woonzorgactoren en dat zij – als ik de website lees – helemaal niet uitgesloten lijken te zijn, terwijl bijvoorbeeld de ziekenfondsen en de zorgkassen specifiek worden vernoemd.
Minister, klopt het dat private woonzorgcentra niet kunnen intekenen op het project Zorgzame Buurten? Zo ja, waarom hebt u die beslissing genomen?
Zijn er nog andere heel specifieke actoren binnen Wonen, Zorg en Welzijn die niet in aanmerking komen om deel te nemen aan zo’n project?
Minister, hoever staat u ermee? Hoeveel aanvragen zijn er ondertussen al binnen? Wat is de stand van zaken?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, een projectaanvraag Zorgzame Buurten kan ingediend worden door drie types van indieners: lokale besturen, welzijns- en zorgorganisaties of zorgraden in de eerstelijnszone. Bovendien hebben we bepaald dat de indiener een lokaal bestuur kan zijn, een vereniging met rechtspersoonlijkheid waarbij het bij wet verboden is om haar leden een vermogensvoordeel te bezorgen, behalve voor het in de statuten bepaald belangeloos doel, een vennootschap met een rechtspersoonlijkheid en een sociaal oogmerk als sociale onderneming, een ziekenfonds, een welzijnsvereniging, een autonome verzorgingsinstelling of een autonoom gemeentebedrijf. We sluiten hierbij naamloze vennootschappen (nv’s) of besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (bvba’s) dus niet bij voorbaat uit als indiener. Nv’s of bvba’s die ook een vennootschap met sociaal oogmerk zijn, kunnen dus indienen.
In de projectoproep Zorgzame Buurten vragen we een zeer breed engagement van de indiener: we vragen dat de indieners op zoek gaan naar een netwerk van partners – over welzijns- en zorgactoren heen en over domeinen heen – om samen met die partners te werken aan een zorgzame buurt, én dat niet enkel met het oog op het creëren van een meerwaarde voor het eigen cliënteel of de eigen patiënten, maar ook met het oog op het creëren van een brede maatschappelijke meerwaarde in een buurt, voor álle mensen in de buurt. Vanuit dat oogpunt willen we – wat de indieners betreft – op de eerste plaats een appel doen aan de lokale besturen en aan alle welzijns- en zorgorganisaties met een sociaal oogmerk, los van de vennootschapsvorm, dus ook nv’s en bvba’s. Daarnaast kan bijvoorbeeld ook de lokale handelaar een rol spelen in een zorgzame buurt. Het staat elk netwerk dat indient vrij om de middelen in het netwerk te besteden zoals het dat nuttig acht in functie van de opdracht en op basis van de voorwaarden die omschreven werden in de projectoproep. Tot zover de filosofie en de contouren van de oproep.
Woensdagavond ontving ik vanuit het Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk (VLOZO) een schrijven waarin zij, net zoals u, wijzen op een beperking, met name dat een aantal van hun leden wel als deelnemende partner in een netwerk, maar niet als penhouder zouden kunnen optreden. In de brief stond ook dat men hierover graag van gedachten wou wisselen. Rekening houdend met de dynamieken in de verschillende sectoren, onder meer deze in de ouderenzorg, heb ik beslist om de projectoproep aan te passen zodat ook onder meer de woonzorgcentra die een bvba of een nv zijn zonder sociaal oogmerk een projectaanvraag kunnen indienen, uiteraard met respect voor de opdracht en op basis van de voorwaarden omschreven in de oproep.
Eender welke organisatie op het terrein kan een netwerkpartner zijn in een Zorgzame Buurt, dus ook een school of een cultuurcentrum, een jeugdwerk, een socioculturele vereniging, een werkwinkel, enzovoort.
De projectoproep werd op vrijdag 11 juni 2021 gelanceerd in het Nederlandse taalgebied. We werken op dit ogenblik samen met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) om een gelijkaardige oproep te lanceren in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. We hopen dat deze oproep in juli kan worden gelanceerd. De VGC wordt het aanspreekpunt voor die oproep.
Wat de oproepen in het Nederlandse taalgebied betreft, kunnen de projectaanvragen worden ingediend tot maandag 8 november 2021. Na de jurering en selectie zullen de geselecteerde projecten van start gaan op 1 maart 2022, met een looptijd van twee jaar.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord omdat ik blij ben met wat u gezegd hebt. Het sluit helemaal aan bij de filosofie die u hier al verschillende keren hebt gehuldigd en die ook uit de projectoproep in zijn algemeenheid bleek. Als een lokale handelaar kan aansluiten, zou het wel gek zijn indien de andere voorzieningen daarvan zouden worden uitgesloten vanwege het feit dat zij een bepaalde juridische vorm hebben, temeer daar op federaal niveau beslist is dat bijvoorbeeld een vennootschap met sociaal oogmerk binnenkort helemaal niet meer bestaat. Als een vzw winst mag maken en er ook een commerciële activiteit op na mag houden, ben ik heel blij dat je je, ongeacht de juridische vorm waaronder iemand zorg verleent, kunt inschrijven in een breed maatschappelijk project zoals de Zorgzame Buurten.
Minister, ik wil u danken voor uw flexibiliteit omdat ik denk dat ze ook inhoudelijk helemaal correct is.
Wat betreft mijn extra vragen hoop ik, minister, dat daar ook in de jurering op een blinde manier naar zal worden gekeken en dat er voor de uitkomst van wie zo’n project toebedeeld krijgt – en laat ons hopen dat er meer dan 95 zich aanmelden – een volledige neutraliteit zal worden gehanteerd in het beoordelen van die projecten. Laat ons hopen dat er niet zal worden beoordeeld in functie van of een woonzorgcentrum nu een privaat of een publiek woonzorgcentrum is, dat dan eventueel een andere rechtsvorm heeft aangenomen. Dat maakt op zich niets uit. Het gaat over de zorg die wordt verleend, en of die goed is en of het project goed is.
Minister, wie zal die projecten begeleiden? Er wordt gesproken van een intensieve begeleiding met universiteiten, hogescholen en middenveldorganisaties. Kunt u zeggen wie specifiek daarvoor zal instaan?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik wil eventjes de brug maken naar het woonzorgbeleid dat vanaf 1 januari 2020 in voege is getreden. Daarbij kregen de lokale dienstencentra een actualisering van hun opdracht. Zij moesten een buurtanalyse doen, en de sterktes en hiaten van hun buurt samenbrengen. Die analyses moesten samen met de lokale besturen en de lokale actoren tot stand komen. Ze moeten op die manier ook activiteiten ontwikkelen.
Minister, vandaag lanceert u het nieuwe project rond Zorgzame Buurten. Oké. Maar wij begrijpen niet goed waarom u niet direct de koppeling nodig maakt met de lokale dienstencentra. Nu kunnen we in de situatie terechtkomen waarin het lokale bestuur op een project intekent maar het lokale dienstencentrum daar niet in betrekt. Waarom legt u bij de criteria niet de automatische link naar de lokale dienstencentra? Nu worden ze maar heel weinig gesubsidieerd en kunnen ze maar weinig doen. Ze hebben een grote opdracht, de koppeling met die projecten zou toch goed zijn.
De Koning Boudewijnstichting heeft de 35 projecten die de voorbije jaren liepen geëvalueerd. Zij heeft een aantal lessen en aanbevelingen naar voren geschoven. Ik vraag mij af of die lessen van de vroegere projecten worden meegenomen in de criteria van de nieuwe projecten.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, u vraagt heel wat van uw partners, onder andere dat het project breder moet gaan dan de eigen bewoners. Dat is de essentie van het project. Elke actor in de zorg die wil meewerken, kan voor ons een belangrijke schakel zijn in het project Zorgzame Buurten. Het lijkt me logisch – en ik ben heel blij dat u dat verduidelijkt hebt – dat elk woonzorgcentrum kan deelnemen aan het project of het nu privaat, openbaar of een vzw is. Er zijn diverse manieren waarop de private sector dat kan doen, net zoals de openbare centra die soms gekoppeld zijn aan dienstencentra en buurtbewoners maaltijden aanbieden in een restaurant, hen laten deelnemen aan activiteiten, kinesitherapie aanbieden en de tuin openzetten voor de buurt. Er zijn heel wat mogelijkheden, allemaal op basis van dezelfde kwaliteitsnormen en dezelfde voorwaarden.
Deze regering zet in op zo lang mogelijk thuisblijven en het is dan ook logisch dat er zo weinig mogelijk obstakels zijn. Daarvoor was de verduidelijking op de vraag van de heer Lorin Parys heel goed, waarvoor dank.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, ik vind het een heel mooie oproep. We geloven er heel sterk in dat de buurt een sociaal weefsel kan versterken. Verschillende actoren kunnen zorg opnemen voor mensen die er wonen en zo eigenlijk de strijd tegen eenzaamheid aangaan, maar er ook voor zorgen dat mensen, ook als ze zorg nodig hebben, ongeacht de leeftijd, in de eigen omgeving kunnen blijven wonen. De projectoproep is heel duidelijk. Het is heel terecht dat die heel ruim is omdat de diversiteit tussen gemeenten en buurten ook heel groot is.
We moeten ook heel sterk leren. Mijn bekommernis is om de meest kwetsbare mensen te bereiken. Ik zeg dat ook vanuit mijn eigen ervaring met buurtzorg en met werk in mijn gemeente bijvoorbeeld. Daar zie je dat er ongelooflijk veel engagement van organisaties, voorzieningen en vrijwilligers in een buurt is om zorg te dragen voor mensen die het nodig hebben. Er is vaak ook een grote vraagverlegenheid bij mensen die zorg of een helpende hand nodig hebben. Dat is een element waar ik heel graag op wil wijzen. Als er wordt overgegaan tot evaluaties of tot het meegeven van een aantal aandachtspunten, moet dat zeker meegenomen worden omdat we ook de nieuwe kwetsbaarheid niet mogen vergeten en ervoor moeten zorgen dat de meest kwetsbaren bereikt worden.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Vanuit onze fractie willen we dat ook volledig ondersteunen. De coronacrisis heeft ons een belangrijke zaak geleerd, namelijk dat mensen bereid zijn om anderen te helpen, zoals boodschappen doen of naar de apotheker gaan. Vaak zijn het heel kleine zaken die een wereld van verschil kunnen maken. Ik ben heel blij dat de projectoproep heel breed is. We hebben bijvoorbeeld in onze buurt een vrijwilligersgroep die probeert om het sociale weefsel in de wijk te versterken. Ik merk dat dat een positieve zaak is. We willen net die meest kwetsbaren bereiken. Het proactief zijn is daarvoor de beste manier. Ik wil wel vragen om de projecten te evalueren, er de good practices uit te halen en die eventueel te bundelen. Als we dat doen, kunnen anderen daar ook uit leren en een graantje meepikken.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik dank jullie voor jullie steun aan deze projecten. Ze zijn ontzettend belangrijk. De strijd tegen eenzaamheid is hier al naar voren gebracht, maar ook heel laagdrempelig zorg dragen voor elkaar zonder dat dat als een hulp wordt aangevoeld of benoemd: gewoon iets willen doen voor elkaar. Dat is heel belangrijk, ook voor de volgende stap, namelijk de vroegdetectie. Hoe kunnen we mensen met grotere hulpvragen sneller op de radar krijgen? Daar gaat het project Zorgzame Buurten over.
We spreken dikwijls over de vermaatschappelijking van de zorg. Dit is eigenlijk een heel concrete toepassing daarvan. Iedereen kan daaraan meewerken. Iedereen kan zich aansluiten. Het lijkt me belangrijk om dat te onderstrepen. Ik denk dat we een heel brede definitie hebben van wat mogelijke penhouders zijn om daar een zo groot mogelijk succes van te maken.
Wat de beoordelingscommissie betreft, dat staat ook mee in de projectoproep. Daar zit geen oordeel in over de vennootschapsvorm. Dat gaat veeleer over de inhoud. Dat gaat over buurtanalyse, participatie en dat soort zaken.
Wat de begeleiding betreft, er is een consortium onder leiding van de Koning Boudewijnstichting. Dat is hier ook al vermeld. Die hebben inderdaad een grote expertise, waarvan we dus ook met grote dankbaarheid willen gebruikmaken.
De mogelijke partners om daaraan mee te werken, zijn vorige week aangeschreven. Dat gaat over hogescholen, universiteiten, steunpunten zoals de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en het steunpunt Mens en Samenleving (SAM) enzovoort. We zullen bekijken wie interesse heeft om ons daarbij te helpen.
Wat het netwerk betreft dat men aanschrijft: als men een project wil opzetten waarbij bijvoorbeeld een lokaal dienstencentrum een rol speelt of een trekker is, dan is het bij de beoordeling belangrijk dat dat echt een partner is. Ontbreekt dat in zo’n verhaal, dan zou dat natuurlijk niet bevorderlijk zijn om eventueel in aanmerking te komen voor dit project.
De Koning Boudewijnstichting en haar lessen nemen we natuurlijk zeker mee. Zij zijn ook mee betrokken en zij doen ook de nodige coördinatie van de begeleiding. Dat geldt ook voor de anderen, voor de VVSG, UCLL, Universiteit Antwerpen, Thomas More. We willen eigenlijk alle expertise die er is op het terrein, bundelen om die ook mee in te zetten.
Ik denk dat er nood is aan een goed netwerk van partners, ook partners die net deze groep kwetsbare mensen weten te bereiken. Het zal bij de start van elk project dan ook belangrijk zijn dat wordt aangegeven dat er een goede buurtanalyse wordt gemaakt. Collega Saeys, u verwijst naar de eerstelijnszone van Lebbeke en Dendermonde, als ik me niet vergis. Dat is inderdaad een heel goed voorbeeld. Dat voorbeeld staat ook op onze website www.zorgzamebuurten.be. Die kan inderdaad mee als inspiratie dienen.
De evaluatie en de impactmeting zijn inderdaad belangrijk. Het is ook daarom dat we een onderzoek doen met het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (SWVG) om te komen tot een ‘toolbox’. Daarenboven willen we ook kritisch zijn voor onze eigen regelgeving. Als er issues zijn waarbij blijkt dat onze regelgeving geen helpend kader is, maar een tegenwerkend kader is, dat ze vandaag drempels opwerpt die eigenlijk moeten worden weggenomen, dan willen we ook die absoluut mee in ogenschouw nemen daarvoor.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik draag dit project een heel warm hart toe. Ik hoop ook dat we een grote diversiteit aan projecten zullen zien. Wij zullen dat alleszins goed opvolgen, en we zijn tevreden dat iedereen kan intekenen op dit project.
De vraag om uitleg is afgehandeld.