Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
Het houdt ons allemaal bezig, en ik vrees de komende maanden nog meer, in de naweeën van corona. Hou u vast, in Vlaanderen leeft meer dan één op de tien mensen met een armoederisico. Op elke tien mensen die je tegenkomt op de straat, loopt er één risico op armoede.
Armoede gaat niet alleen over een laag inkomen. Het gaat over een combinatie van sociale uitsluiting en gemiste kansen, noem maar op. Duurzaam werk vormt een belangrijke hefboom om de spiraal van armoede en sociaal isolement te doorbreken. Heel veel mensen geraken moeilijk uit die armoede omdat ze heel wat drempels ervaren zoals mobiliteit, een auto, trein- of busabonnement, digitale geletterdheid, waar u het in uw Rerum Novarum-boodschap over had. Daarnaast zijn heel wat ondernemingen vragende partij voor ondersteuning om met deze problematiek bij werknemers aan de slag te gaan.
VDAB is ook betrokken, en focust op de aanpak van armoede. Samen met het Netwerk tegen Armoede werd een traject ontwikkeld om ondernemingen te begeleiden en te sensibiliseren bij het herkennen en bestrijden van armoede. Er zijn eveneens ervaringsdeskundigen rond armoede binnen VDAB aan de slag. Dat vind ik echt sterk, niet te veel academici en zo, maar mensen die het hebben meegemaakt. Tevens hebben de armoedeorganisaties samen met het onderzoeksinstituut HIVA (KU Leuven) een methodiek ontwikkeld voor een traject op maat via individuele en groepsbegeleiding door VDAB en partners. Dit project werd in februari 2020 gelanceerd, een beetje ongelukkig, net voor de eerste lockdown. Daardoor zouden 300 deelnemers per jaar moeten worden bereikt. Tot slot lopen er 74 verschillende projecten om 10.000 mensen in armoede te begeleiden naar een baan via een outreachende aanpak. Dat zijn ambitieuze zaken, ik vind dat heel goed. Zo dragen we ons steentje bij om mensen uit de armoede te halen.
Minister, momenteel lopen er heel wat projecten gericht naar personen in armoede. Het is de bedoeling om de ervaringen te bundelen via een lerend netwerk. Op welke manier worden deze lerende netwerken georganiseerd?
Er werd aangegeven dat er tussentijds zal worden teruggekoppeld naar VDAB en het departement Werk en Sociale Economie (WSE). Welke tussentijdse resultaten zijn er? Zijn er op die manier al mensen uit de armoede gehaald? Is dat efficiënt? Wat zijn de do’s en don’ts?
Er zijn ervaringsdeskundigen armoede aan de slag bij VDAB. Wat is het takenpakket van de ervaringsdeskundigen? Op welke manier worden deze mensen ingezet? Loopt dat goed? In Kortrijk hebben we met A’kzie, een vzw rond armoede, zoiets opgezet. Dat loopt zeer goed. Mensen die in armoede geleefd hebben of dat nog altijd doen, helpen andere mensen in armoede, maken hen wegwijs inzake steunmaatregelen en oplossingen. Ik vind het leuk om eens te horen hoe het hier loopt.
In welke mate maken ondernemingen gebruik van het aanbod van VDAB en het Netwerk tegen Armoede? Wat zijn de belangrijkste vragen van de ondernemingen?
Verschillende steden en gemeenten focussen zeer sterk op de aanpak van armoede. Op welke manier wordt VDAB daarbij in het algemeen betrokken? Welke rol kan VDAB opnemen? Hoe kan deze samenwerking worden versterkt?
Minister Crevits heeft het woord.
Inderdaad, collega, dit is een heel interessante vraag ook. We hebben het over deze vraag al eerder gehad, en ze is ook vandaag weer zeer, zeer actueel.
Er lopen vandaag, collega Ronse, een aantal projecten om personen in armoede te bereiken en te ondersteunen richting werk. Daarnaast is er ook een project met het Netwerk tegen Armoede om werkgevers concrete tips te geven bij aanwerven en tewerkstellen van personen in armoede. Op die manier werken we zowel op de vraag- als op de aanbodzijde.
Voor het bereiken van personen in armoede lopen er ook ESF-oproepen (Europees Sociaal Fonds) ‘Outreach & Activering’. Dat zijn de oproepen 457 en 490, waarbij men actief naar personen in armoede gaat, om hen te sensibiliseren rond werk.
We zoeken sterk ondersteunend aanbod om hen aan een job te helpen. Zo is er zowel reguliere begeleiding, als gespecialiseerde werk-welzijnsbemiddeling op maat bij VDAB. Die kan, waar nodig, worden aangevuld met meer groepsgerichte werking, vanuit de ESF-oproep ‘Versterking van de werk- en welzijnsbemiddeling’. Dat is oproep 478.
De bemiddelaars kunnen ondersteund worden door de ervaringsdeskundigen armoede. De ervaringsdeskundigen armoede bij VDAB hebben zelf ook in hoogsteigen persoon armoede en uitsluiting aan den lijve ondervonden, en volgden een erkende en praktijkgerichte opleiding om als ervaringsdeskundige armoede te kunnen meewerken. Zij starten nooit zelfstandig een begeleiding op, maar komen tussen op vraag van de VDAB-bemiddelaars of de instructeurs, om samen een begeleiding op maat aan te bieden, in functie van de noden van de werkzoekende. Zij kunnen op drie vlakken ondersteunen.
Ten eerste kunnen ze zaken verduidelijken, tolken en bemiddelen.
Ten tweede kunnen ze ondersteunend werken, door bijvoorbeeld iemand in armoede te begeleiden vanuit de eigen voorgeschiedenis, om de randvoorwaarden of hindernissen aan te pakken die de zoektocht naar werk belemmeren.
En ten derde kunnen ze ook helpen door drempelverlagend te werken. Een werkzoekende zal veel sneller de stap zetten, als hij weet dat er iemand aanwezig is die ervaring heeft met zijn problematiek.
Deze aanpak versterkt de VDAB-dienstverlening, waardoor de kans op een succesvol traject naar werk vergroot.
Voor werkgevers is er een aanbod rond een armoedegevoelig HR-beleid, dat werd ontwikkeld door het Netwerk tegen Armoede. VDAB zet absoluut mee in op de bekendmaking van dit aanbod. We hebben de samenwerking met het Netwerk tegen Armoede dit jaar vernieuwd en verlengd, om nog concreter te gaan werken richting een aanbod voor werkgevers.
Wat uw vraag over het lerend netwerk betreft. Aan de ESF-oproepen ‘Outreach & Activering’ en ‘Tewerkstellingstrajecten’ is een overkoepelend lerend netwerk ‘Activate Together’ verbonden. Het netwerk is gestart op 19 oktober 2019, en loopt tot eind dit jaar. Het wil vindplaatsgericht en outreachend werken, maar ook duurzame matching en toeleiding gerealiseerd krijgen. We verwachten van het lerend netwerk een aantal inhoudelijke resultaten in de vorm van een tussentijds rapport. Dat zou gefinaliseerd moeten worden in het voorjaar van 2022.
De afdeling ESF en Duurzaam Ondernemen van het Departement Werk en Sociale Economie, bekijkt met de opdrachtnemer onder welke vorm een tussentijds leermoment georganiseerd kan worden en voorziet ook in terugkoppeling naar VDAB en het Departement.
En dan uw vijfde vraag. De dienstverlening aan werkzoekenden in armoede wordt het vaakst geleverd door gewone dienstverlening van OCMW’s en VDAB en partners. Als de VDAB-bemiddelaar drempels detecteert die een grote impact hebben op de toeleiding naar de arbeidsmarkt, kan hij de werkzoekende doorverwijzen naar een werk-welzijnsbemiddelaar die dan de link legt met welzijnsorganisaties. De werk-welzijnsbemiddelaar kent de lokale sociale kaart en de lokale initiatieven, en werkt hiermee samen. Er zijn nauwe contacten met de OCMW’s en VDAB zorgt voor een warme overdracht, indien nodig.
Daarnaast is er ook vertegenwoordiging van VDAB in een aantal lokale overlegstructuren: welzijnsoverleg, welzijnskoepels. Op die manier houden de mensen van VDAB ook de vinger aan de pols, en kunnen ook opportuniteiten voor een verbeterde werking worden geïdentificeerd.
Wij zetten, zoals u weet, ook fors in op samenwerkingsakkoorden met lokale besturen zodat je eigenlijk een partnerschap krijgt tussen VDAB en het lokale bestuur om veel lokale uitdagingen op het vlak van werk te kunnen aanpakken.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik heb daar weinig aan toe te voegen. Ik vind het een interessant project. Ik ben vooral benieuwd naar de cijfers. Hoeveel mensen hebben wij daar effectief uit de armoede kunnen helpen? Tenzij ik mij vergis, hebben wij die nu niet gekregen in uw antwoord. Die cijfers zou ik wel graag krijgen.
Met uw antwoord op de vijfde vraag ben ik het ook wel eens. Ik denk dat het goed is om zoveel mogelijk naar bestaande dienstverlening te verwijzen in plaats van nieuwe diensten op te richten. Het toeleiden naar bestaande diensten via ervaringsdeskundigen is the way to go. Maar dat moet wel wat gemonitord worden bij de steden en gemeenten. Het zijn vooral de steden en gemeenten die over de contacten beschikken. Dat merk ik nu ook zelf heel erg als lokale bestuurder van cultuur die zeer inzet op mensen in armoede. Als je die mee kunt krijgen naar culturele voorstellingen en verenigingen, maak je die minstens weer mobiel in de samenleving, haal je hen uit hun isolement. Dan komt het erop aan ze ook mee te krijgen naar VDAB-trajecten enzovoort. Hoe meer wij de bereikte resultaten kunnen kwantificeren, hoe beter. Mijn vraag sluit aan bij een vraag van een paar weken geleden over evidencebased beleid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.