Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, sinds de zesde staatshervorming zijn we bevoegd voor het doelgroepenbeleid. Op 1 juli 2016 is de eerste doelgroepenvermindering in werking getreden. Ik zal niet mijn hele vraag om uitleg voorlezen. Het jaarrapport over de doelgroepenvermindering betreft de periode tot en met 2019, wat nog voor de coronacrisis valt. Daaruit blijkt dat in 2019 de loonkosten van bijna 235.000 mensen dankzij de doelgroepenkorting zijn verminderd. Dat is 10 procent van alle werkenden in Vlaanderen. Dat is toch iets om bij stil te staan. De Vlaamse overheid komt tussenbeide in de loonkosten van ongeveer 10 procent van de Vlamingen die aan het werk zijn. Het gaat om 50.000 jongeren, 172.000 55-plussers en 13.000 personen met een arbeidshandicap. Meer dan een op de vijf werkt in de uitzendsector. Dit betekent dat 20 procent van alle uitzendkrachten met de doelgroepenvermindering wordt ondersteund. Ik vermeld dit hier om de impact en het belang hiervan te schetsen. Ik vind dat dit jaarrapport een plaats in deze commissie moet krijgen.
Minister, hoe evalueert u dit jaarrapport? Is de doelgroepenkorting effectief en doelmatig? Indien de doelgroepenkorting niet zou bestaan, zouden die mensen dan niet aan de slag zijn? Hebben we onze centen effectief en efficiënt besteed of is dit, zoals de werkgevers soms aangeven, gewoon een bijkomende loonlastenverlaging?
Is het de bedoeling dit wat meer op de afstand tot de arbeidsmarkt af te stemmen? Op papier is de doelgroepenkorting op maat fantastisch, maar het is vreselijk zwaar werk om dit operationeel te maken. Als het u lukt, zult u daar een mooie trofee voor krijgen?
We hebben een heel krappe arbeidsmarkt en het is een uitdaging om alle vacatures ingevuld te krijgen. We kunnen het ons niet veroorloven talent verloren te laten gaan. Wat is de toekomst van het doelgroepenbeleid in deze steeds krapper wordende arbeidsmarkt?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, een vraag om uitleg over dit jaarrapport betekent dat de jaarrapporten worden gelezen. Voor de opstellers van de jaarrapporten is dat een belangrijk feit. De commissieleden die het rapport nog niet hebben gezien, moeten zich geen zorgen maken. Het is nog maar heel recent op de website van de Vlaamse overheid beschikbaar gesteld.
Ik wil nog een nuance aanbrengen. Ik vind het heel bijzonder dat het jaarrapport over 2019 er nu pas is. Blijkbaar duurt het altijd een paar kwartalen voor de cijfers definitief zijn.
Het Vlaams doelgroepenbeleid in 2019 verschilt van het Vlaams doelgroepenbeleid in 2021. Dat is een belangrijke nuance. In 2019 ondersteunden we de tewerkstelling van drie doelgroepen, namelijk de laag- en middengeschoolde jongeren, de oudere werknemers en de personen met een arbeidshandicap. Het jaarrapport over 2019 omvat dan ook de monitoring van deze specifieke doelgroepenverminderingen. Bij de start van de nieuwe legislatuur is de doelgroepenvermindering voor middengeschoolde jongeren stopgezet en is de leeftijdsgrens voor de vermindering voor oudere werknemers van 55 jaar tot 58 jaar opgetrokken. Daarvan zien we in dit jaarrapport nog niets.
Uit het jaarrapport over 2019 blijkt dat de loonkosten van bijna 235.000 werkenden met de Vlaamse doelgroepenmaatregelen dat jaar zijn verlaagd.
Dat zijn ongeveer 50.000 jongeren, 172.000 55-plussers en 13.000 personen met een arbeidshandicap. Zo werd 9,8 procent van de werkenden in Vlaanderen ondersteund met een loonkostenverlaging in 2019.
De uitzend- en dienstenchequesector maakten het meest gebruik van de doelgroepvermindering voor jongeren. Bijna 50 procent van de jongeren tewerkgesteld in deze sectoren is ondersteund met een Vlaamse doelgroepvermindering. Enerzijds heeft dit te maken met de intrede van jongeren op de arbeidsmarkt die vaak via uitzendarbeid gebeurt en anderzijds ook de tewerkstellingskansen voor laag- en middengeschoolde jongeren in deze sectoren.
In sectoren als de houtnijverheid, de steen- en glasindustrie en de uitzendsector is voor meer dan 75 procent van de oudere werknemers een doelgroepvermindering gebruikt.
Bij de 55-plussers stijgt het aantal doelgroepverminderingen. Ten opzichte van 2018 lag het aantal aangeworven 55-plussers met doelgroepvermindering 10,3 procent hoger dan in 2019. De doelgroepvermindering voor ouderen groeit, dat is wellicht een van de redenen. Ik zie hiervoor twee verklaringen: op de eerste plaats het optrekken van het loonplafond op 1 januari 2019, en op de tweede plaats het toenemend aantal ouderen die actief zijn op de arbeidsmarkt.
Het aantal Vlaamse Ondersteuningspremies blijft relatief stabiel.
Naast dit evaluatierapport zijn er nog andere van verschillende evaluaties. De maatregelen werden geëvalueerd in het kader van een VIONA-studie (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering). Ook de arbeidsmarktexperten hebben zich in hun relanceadvies uitgesproken, en er is ook een Vlaamse Brede Heroverwegingsoefening die op dit ogenblik loopt.
Al die inzichten zullen meegenomen worden, collega Ronse, om het doelgroepenbeleid zo optimaal en efficiënt mogelijk in te zetten.
Dan, in verband met de afstand tot de arbeidsmarkt: u polst uiteraard naar de stand van de uitvoering van het Vlaams Regeerakkoord op dit punt. Ik geef voor alle duidelijkheid mee dat het gaat over een nieuwe doelgroepvermindering die gebaseerd zou moeten zijn op de afstand tot de arbeidsmarkt die iemand heeft. Dit betekent dus niet dat de al bestaande doelgroepverminderingen daarin volledig geïntegreerd zullen worden.
Ik heb ondertussen gemerkt dat de ontwikkeling van zo’n nieuwe korting zeer complex is. Als we toewerken naar een korting in functie van de afstand tot de arbeidsmarkt, gaat het over een meer individuele inschatting. Maar de vraag is vanaf wanneer iemand een bepaalde afstand tot de arbeidsmarkt heeft, en hoe stabiel of volatiel die afstand tot de arbeidsmarkt is.
Ik wil namelijk vermijden dat we met te snel wijzigende parameters werken. En die parameters mogen niet te manipuleren zijn, collega Ronse. Ik geef graag een extreem fictief voorbeeld: het ‘klikgedrag van een werkzoekende op de VDAB-website’. Je kunt voorspellen dat iemand die actief klikt een hogere kans heeft op het vinden van een job en dus een kleinere afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Maar een werkzoekende gaat misschien op een andere manier te werk om vacatures op te sporen.
Voor een onderneming is het belangrijk te weten welke werkzoekenden welke rechten met zich meebrengen, maar ook voor werkzoekenden zelf zal dat van belang zijn. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), die uitvoerder is, vraagt ook duidelijke en heldere criteria op basis waarvan rechten toegekend kunnen worden.
Dus het zoeken van die parameters is interessant, maar het gaat vooral om het vinden van parameters. Er zijn al een aantal analyses gebeurd door VDAB. We zijn daarmee op dit ogenblik aan de slag en er worden gesprekken gevoerd met onze coalitiepartners. Ik zou op dat vlak willen starten met het voorleggen van een visienota aan de regering.
Dan is er de link met de krappe arbeidsmarkt. Die is reëel. We weten dat vandaag. Om vacatures ingevuld te krijgen, moeten alle maatregelen uit de kast worden gehaald, zodat op het goede moment ook de beste ondersteuning kan worden aangeboden. Dat maakt dus deel uit van een groter geheel van maatregelen. Collega’s, ik weet dat het doelgroepenbeleid ook wat kritiek krijgt. Ook in hun recente rapport geven de arbeidsmarktexperten aan dat dergelijke kortingen een zeer beperkte of zelfs onbestaande netto impact op de tewerkstelling zouden hebben. Deels is dat omdat de impact van dergelijke maatregelen moeilijk van conjunctuureffecten te isoleren is. Werkgevers zouden op die manier middelen krijgen voor werknemers die ze anders ook zouden aanwerven. Het is echter natuurlijk zeer moeilijk om dat correct in te schatten.
De arbeidsmarktexperten geven wel aan dat kortingen die zich richten op heel specifieke groepen, wél zeer significante netto tewerkstellingseffecten opleveren, bijvoorbeeld als het gaat over mensen met een arbeidshandicap. De experten zeggen ook dat, zolang de coronacrisis nog weegt op de vraag naar arbeid, de context er zich niet toe leent om de doelgroepkortingen drastisch terug te schroeven. Daarom moeten we een goede beleidsmix hebben, en daar hoort voor mij zeker een efficiënt doelgroepenbeleid bij. Collega Ronse, ik denk dat de coronacrisis nu ongeveer voorbij is. Enfin, ze is nog niet volledig voorbij, maar je ziet dat een aantal sectoren nu ook weer opengaan. Het najaar zal dus een goed moment zijn om daadwerkelijk met die visienota te landen.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben het ermee eens dat we daar in het najaar inderdaad het best mee landen. Ik ben ook erg benieuwd hoe die doelgroepkorting op maat eruit zal zien, want ik ben het er eveneens mee eens dat dat een heel complexe oefening is. Hoe ga je iemand zijn afstand tot de arbeidsmarkt bepalen? Je moet er ook voor zorgen dat je niet in bureaucratie belandt, waaraan je dan veel tijd moet besteden. Men zou een aantal goede objectieve parameters moeten kunnen vinden. Het principe is echter wel mooi.
Ik denk dat de kritiek in het jaarverslag over de effectiviteit van de doelgroepenkorting legitiem is, maar ook daar moeten we een beetje een ‘trade-off’ vinden tussen enerzijds efficiëntie en anderzijds het feit dat we naast het pure arbeidsmarkteffect ook gewoon moeten gaan naar lagere lasten op lonen. In die zin is die doelgroepenkorting wel voor een stukje te legitimeren, maar ik vind wel dat we naast de doelgroepkorting op maat ook de bestaande kortingen die we hebben behouden, kritisch onder de loep moeten nemen: zijn die inderdaad nog wel efficiënt?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik heb daar een aantal maanden geleden ook al een vraag over gesteld, naar aanleiding van het gevoerde VIONA-onderzoek dan. In dat onderzoek stelden de werkgevers dat het misschien beter zou zijn om dat recht op die RSZ-vermindering automatisch toe te kennen. Is er ondertussen al meer nieuws over of dat in de toekomst mogelijk zou zijn?
Dan had ik nog een kleine opmerking. Misschien is het ook wel nodig om dat doelgroepenbeleid te heroverwegen, waarbij men dan meer zou focussen op personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, zoals langdurig werklozen. Wordt dat ook opgenomen in uw visienota?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de interesse en de aanvullende vragen. Collega Ronse, de kritiek met betrekking tot de effectiviteit is voor een stuk eigenlijk wel terecht. Dat houdt mij ook wel wakker. Sowieso gaat het in dezen over publieke middelen. Je moet dus wel legitimeren waarom je bepaalde kortingen geeft. U weet dat de loonkosten echt verlagen niet binnen mijn bevoegdheden ligt, maar ik ben het er zeker mee eens dat we een kritische analyse van alle instrumenten moeten maken.
Collega Malfroot, automatisch dat recht opnemen is interessant, maar wij laten de keuze aan de werkgevers. Het kan zijn dat een andere korting, bijvoorbeeld een federale korting, zoals de korting voor de eerste aanwerving, interessanter is. Het zou dus jammer zijn dat we door automatisch te werken werkgevers de kans ontnemen om een keuze te maken.
We zullen bij een nieuwe korting hoogstwaarschijnlijk via de RSZ werken. Dat zal weinig drempels met zich meebrengen. Het is een verplichte aangifte, de multifunctionele aangifte (DmfA), die werkgevers sowieso moeten doen. Dat is heel weinig extra werk. Wordt vervolgd, zo snel mogelijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.