Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik heb u over deze problematiek al een schriftelijke vraag gesteld, maar ze wordt steeds urgenter: de prijsstijgingen van grondstoffen en dan vooral in de bouwsector zijn ongezien. De prijzen van hout springen het meest in het oog, waarbij zelfs sprake is van een verdubbeling van de prijzen in een aantal gevallen. Maar ook voor pvc en isolatiemateriaal zijn er grote tekorten, hetgeen prijsstijgingen en leveringsproblemen met zich meebrengt.
De Bouwunie zegt dat 87 procent van de bouwbedrijven met problemen kampt met de levering van bepaalde materialen en producten en/of met abnormale prijsstijgingen van bepaalde producten. 77 procent van de bedrijven geeft ook aan dat men later dit jaar nog verdere prijsstijgingen verwacht. Het einde is nog niet in zicht.
We kunnen dus gerust spreken van ongeziene omstandigheden. Als er geen rekening wordt gehouden met de exorbitante prijsstijgingen, riskeren sommige bouwbedrijven richting het faillissement geduwd te worden.
De Vlaamse Regering kan daarin een belangrijke rol spelen bij de aannemingsopdrachten die uitgevoerd worden voor de verschillende overheden. Zij kan immers met een omzendbrief werken waarop aanbestedende overheden zich moeten baseren wanneer een aannemer in moeilijkheden komt door een tekort aan materialen of ernstige prijsstijgingen.
Vandaag bestaan er in principe al twee manieren waarop een aannemer beschermd kan worden in extreme situaties zoals vandaag. Ten eerste moeten overheden in aannemingscontracten meestal een prijsherzieningsclausule opnemen. Die is gekoppeld aan een prijskorf waardoor wijzigende economische omstandigheden kunnen leiden tot een herziening van de afgesproken prijs. Die korf is recent door de FOD Economie herzien omdat ze achterhaald was qua samenstelling.
De lopende overheidsopdrachten gebruiken echter nog steeds die verouderde korf, waardoor de werkelijke prijsstijgingen van grondstoffen onvoldoende in rekening kunnen worden gebracht. In tweede instantie kan een aannemer zich beroepen op onvoorziene omstandigheden waarin hij een belangrijk nadeel leidt. De ervaring leert echter dat overheden hier bijzonder terughoudend in zijn, en dat is ook begrijpelijk. Bovendien zijn er zeer strikte aanvraagmodaliteiten die in de praktijk vaak voor moeilijkheden zorgen.
Een omzendbrief zou daaraan kunnen verhelpen door daarin duidelijk te omschrijven dat de Vlaamse overheid, overheidsbedrijven, steden en gemeenten de huidige internationale context als een onvoorzienbare omstandigheid moeten kwalificeren. De regering kan daarvoor een bepaalde periode afbakenen en rekening houden met de ernstgraad van de prijsstijging, bijvoorbeeld 15 procent. Daarmee kunnen we juridische procedures en allerlei praktische problemen vermijden en kunnen de aannemers zich focussen op het zo snel en efficiënt mogelijk vervolledigen van de projecten. Het voordeel van een omzendbrief is ook dat deze rechtszekerheid biedt, geldig is voor heel Vlaanderen, en de afwikkeling van schadeclaims vereenvoudigt voor beide partijen, de aanbesteder en de onderneming. Ook in het verleden zijn dergelijke omzendbrieven gebruikt bij abnormale prijsstijgingen van de grondstoffen. De suggestie is dus zeker niet nieuw.
Minister-president, hoe schat u de huidige problemen in van de stijgende grondstofprijzen voor de bouwsector?
Bent u bereid om zo’n omzendbrief op te stellen en zo onze bouwsector op die manier de nodige ademruimte te bieden?
Zo ja, welke afgebakende periode, prijsstijging en/of andere modaliteiten had u in gedachten om in deze omzendbrief op te nemen?
Zo neen, hoe zult u ervoor zorgen dat de bouwsector gespaard blijft van de enorme gevolgen van de huidige internationale context, die ver buiten het normale ondernemersrisico vallen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Zoals ik ook al aangaf in het antwoord op uw schriftelijke vraag 297 van 3 mei ben ik op de hoogte van de prijsfluctuaties en leveringsproblemen die zich momenteel op de bouwmaterialenmarkt voordoen. Ik volg deze situatie op.
Deze fluctuaties en leveringsproblemen vloeien voort uit omstandigheden die niet alleen terug te brengen zijn tot de coronacrisis. Ze kunnen bovendien voorkomen in een diverse groep van materialen en producten. Er is momenteel ook nog geen zicht op de periode waarin de prijsstijgingen zich zullen voordoen.
Zoals u aangeeft, zijn aanbestedende overheden verplicht om bij opdrachten van werken en manuele diensten een prijsherzieningsclausule op te nemen om dergelijke prijsfluctuaties te ondervangen. Deze clausule steunt op objectieve en controleerbare parameters en maakt gebruik van passende wegingscoëfficiënten zodat de werkelijke kostprijsstructuur van de overheidsopdracht wordt weerspiegeld. In deze clausule worden dus, in functie van de aard van de opdracht, een of meer relevante elementen opgenomen zoals materiaalprijzen en grondstofprijzen.
In januari werd binnen de prijslijst van de bouwmaterialen inderdaad een nieuwe prijsindex, Index I-2021, ontwikkeld en gepubliceerd op de website van de FOD Economie. De oude Index I wordt eveneens nog gepubliceerd tot en met december 2022. Tot dan vormen de oude Index I en de nieuwe Index I-2021 beide geldige alternatieven om gebruikt te worden als indexen in prijsherzieningsformules.
In nieuwe opdrachten zal de Index I-2021 worden toegepast en voor lopende opdrachten kunnen de aanbestedende overheden en opdrachtnemers overeenkomen om over te schakelen naar de Index I-2021. Mijn administratie stelt trouwens vast dat de oude Index I in de huidige omstandigheden een snellere stijging kent dan de nieuwe Index I-2021.
Bij extreme prijsstijgingen kan het voorkomen dat de prijsherzieningsformule onvoldoende rekening houdt met de invloed van deze prijsstijgingen. Meestal gaat het dan om zeer hoge prijsstijgingen in één bepaalde productgroep waardoor de prijsherzieningsformule geen correcte afspiegeling meer is van de werkelijke kostprijsstructuur.
Momenteel kunnen de prijsstijgingen zich echter voordoen in een diverse groep van materialen en producten waardoor de korf van de bouwmaterialenindex in de regel een goede afspiegeling van de werkelijke evolutie vormt.
De opdrachtnemer die niettemin van oordeel is dat het contractueel evenwicht in zijn nadeel is ontwricht door onvoorzienbare omstandigheden heeft de mogelijkheid om een verzoek tot herziening in te dienen.
In uw vraag geeft u aan dat aanbestedende overheden terughoudend zijn om hierop in te gaan en dat er strikte aanvraagmodaliteiten gelden. De voorwaarden om een verzoek tot herziening in te dienen zijn vastgelegd in de regelgeving overheidsopdrachten, met name het koninklijk besluit (KB) tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten.
De opdrachtnemer moet voldoen aan de meldingsplicht. Hij moet de omstandigheden waarop hij zich baseert, schriftelijk melden aan de overheid binnen de dertig dagen. Binnen dezelfde termijn moet hij de aanbesteder bondig op de hoogte brengen van de invloed van de ingeroepen feiten of omstandigheden op het verloop en de kostprijs van de opdracht.
De opdrachtnemer moet voor elk dossier kunnen aantonen dat de herziening noodzakelijk is geworden door omstandigheden die redelijkerwijze niet voorzienbaar waren bij de indiening van zijn offerte, die niet konden worden ontweken en waarvan de gevolgen niet konden worden verholpen niettegenstaande hij al het nodige daarvoor heeft gedaan.
De opdrachtnemer kan om een verlenging van de uitvoeringstermijn verzoeken of, indien hij kan aantonen dat het geleden nadeel zeer belangrijk is, een andere vorm van herziening.
De opdrachtnemer zal in dat geval het bewijs moeten leveren van het bestaan en de omvang van de schade aan de hand van precieze en controleerbare gegevens. Hij moet hiertoe ook tijdig een behoorlijk gerechtvaardigde en becijferde claim indienen. De voorwaarden om een verzoek tot herziening in te dienen, zijn verankerd in de regelgeving overheidsopdrachten en kunnen niet zonder meer worden opzijgezet. Het betreft hier immers bepalingen uit de regelgeving die betrekking hebben op de wijziging van opdrachten die in uitvoering zijn en die nauwgezet moeten worden toegepast.
In de huidige situatie waar de prijsfluctuaties en leveringsproblemen kunnen voorkomen in een diverse groep van materialen en producten, en de impact dus opdrachtspecifiek is, lijkt het mij trouwens evident dat het desgevallend de verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer is om een feiten- en impactmelding te doen indien hij van oordeel is dat het contractueel evenwicht is ontwricht.
Hij zal in dat geval ook het nodige bewijs moeten leveren aan de hand van de concrete elementen eigen aan het specifieke dossier.
Ik kom tot uw tweede vraag, of ik bereid ben om zo’n omzendbrief op te stellen. Een omzendbrief is voornamelijk relevant wanneer er zich prijsstijgingen of leveringsproblemen voordoen met een specifiek materiaal, zoals in het verleden bijvoorbeeld het geval was met het isolatiemateriaal polyisocyanuraat (pir) en polyurethaan (pur).
Zoals ik al aangaf, kan het in dergelijke gevallen gebeuren dat de prijsherzieningsformule onvoldoende rekening houdt met de invloed van de extreme prijsstijgingen of dat er vertragingen in de uitvoering optreden wegens de leveringsproblemen. In dat geval kan de opdrachtnemer een verzoek tot herziening bij de aanbestedende overheid indienen.
Een omzendbrief kan er dan vooral op gericht zijn om de modaliteiten, onder meer op het vlak van ontvankelijkheid en gegrondheid, van het verzoek tot herziening te regelen op maat van de concrete problemen die zich manifesteren met betrekking tot dat specifieke materiaal.
De vaststelling is evenwel dat de prijsfluctuaties en leveringsproblemen zich momenteel kunnen voordoen in een diverse groep van materialen en producten en dat de impact hiervan dus opdrachtspecifiek is.
Een omzendbrief met een punctuele regeling is momenteel dan ook niet het geschikte instrument aangezien, zoals hierboven aangegeven, de regelgeving overheidsopdrachten een algemeen kader biedt dat beter geschikt is om met de diversiteit aan situaties om te gaan.
Net vanwege die uiteenlopende contexten is het immers belangrijk dat elke opdrachtnemer de invloed van de ingeroepen omstandigheden op het verloop en/of de prijs van de opdracht aantoont aan de hand van de concrete elementen eigen aan het specifieke dossier.
Zoals gezegd, volg ik de situatie op de voet zodat bijsturingen kunnen worden doorgevoerd op basis van de evolutie van de externe omstandigheden.
Ten slotte kom ik tot uw laatste vraag. Zoals ik in de antwoorden op de vorige vragen aangaf, ben ik van oordeel dat de regelgeving overheidsopdrachten een algemeen kader biedt dat beter geschikt is om met de actuele diversiteit aan situaties om te gaan. Ik acht het dan ook niet nodig om een omzendbrief uit te vaardigen, met die betekenis van een omzendbrief. Maar het lijkt mij wel aangewezen om wat ik hier in mijn antwoord meegeef, ook mee te delen aan de lokale besturen. Een omzendbrief houdt meer een vorm van richtlijn in, en hier zou dat dan gaan over een interpretatie van de situatie.
In de regel volstaat de prijsherzieningsformule uit de opdrachtdocumenten om de prijsfluctuaties op te vangen.
Indien de opdrachtnemer toch van oordeel is dat een herziening van de overeenkomst noodzakelijk is vanwege onvoorzienbare omstandigheden kan hij daartoe een verzoek indienen bij de aanbestedende overheid binnen de voorwaarden van het KB Uitvoering zoals ik heb toegelicht in het antwoord op uw eerste vraag.
Ik wil er terzijde ook op wijzen dat de Vlaamse Regering reeds een veelheid aan maatregelen nam om de sectoren te ondersteunen in het kader van de coronacrisis, ook specifiek in het kader van overheidsopdrachten. Ik verwijs hiervoor onder meer naar de omzendbrief KB 2020/01 betreffende de impact van coronamaatregelen op overheidsopdrachten.
Ik herhaal dat ik de situatie op de voet blijf volgen zodat bijsturingen kunnen worden doorgevoerd op basis van de evolutie van de externe omstandigheden.
Voorzitter, mijn antwoord was tamelijk omstandig, maar het betreft dan ook een belangrijke kwestie.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw omstandige antwoord. Het is inderdaad belangrijk dat hier op een omzichtige manier mee wordt omgesprongen. Enerzijds willen we natuurlijk niet dat de overheidsopdrachten plots veel duurder zullen worden voor lokale besturen en andere overheden. Anderzijds zien we toch wel heel extreme omstandigheden, als het gaat over de prijzen van grondstoffen. Ik ben blij met uw antwoord, aangezien u de situatie heel duidelijk op de voet volgt.
Ik heb een bijkomende vraag over de communicatie naar de lokale besturen en andere overheidsbedrijven. Naast die lokale besturen zijn er wellicht ook wel andere entiteiten die overheidsopdrachten uitschrijven: Vlaamse overheidsbedrijven en bijvoorbeeld provinciale. Het lijkt mij niet onbelangrijk om ook hen te betrekken in die communicatie.
Twee, u zegt dat we nu niet kunnen werken met die omzendbrief, omdat de prijsstijgingen algemeen zijn en niet op een of twee producten slaan, zoals in een vorige periode het geval was met de isolatiematerialen. Dat klopt, de prijsstijgingen zijn inderdaad algemeen, vaak 10, 20 of 25 procent. Maar een aantal specifieke productcategorieën, en vooral de houtsector, kennen nog veel extremere prijsstijgingen. Aan de basis daarvan ligt blijkbaar onder andere een beslissing van toenmalig president Trump om handelsgewijs een aantal zaken te blokkeren waardoor de vraag naar bepaalde houtsoorten vanuit de Verenigde Staten enorm is gestegen en de markt in Europa is ontwricht. Daar kent men een algemene prijsstijging voor hout van boven de 50 procent. Voor sommige houtsoorten is de prijs meer dan verdubbeld.
Minister-president, ik wil u vragen om, zeker voor die specifieke producten, die specifieke grondstoffen zoals hout, alsnog een omzendbrief of een andere communicatie te overwegen. Want daar gelden wel degelijk extreme omstandigheden die nog extremer zijn dan de rest van de grondstofprijsstijgingen.
Minister-president, mijn laatste vraag luidt: kunt en wilt u hierover overleg plegen met de bouwsector, zowel met de Bouwunie als andere confederaties? Het lijkt mij nuttig om met hen een gesprek aan te gaan om te zien op welke manier er het efficiëntst kan worden gewerkt.
Ik kom zelf uit de sector en ben geïnteresseerd.
Mijnheer Bothuyne, ik wil toch een kleine correctie aanbrengen. Niet alleen Trump is verantwoordelijk voor die geweldige prijsstijging. Het is vooral ook de concentratie bij een aantal fabrikanten van specifieke houtsoorten, die daarmee de kleinere fabrikanten meesleuren. Het is niet alleen een politiek probleem, het is vooral ook een echt leveringsprobleem, omdat men op bedrijfsniveau keuzes heeft gemaakt die tot die prijsstijging hebben geleid.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ja, maar ook de vraag op de markt is enorm gestegen. Aan jezelf ken je de helft van de wereld. Tijdens de lockdown werden de mensen veel meer met hun eigen huis en tuin geconfronteerd – excuseer, voor diegenen die het genoegen hebben om over een tuin te mogen beschikken. Mensen zijn gewoon meer bezig met hun eigen leefomgeving, met verbouwingen en dergelijke. De vraag op de markt is enorm gestegen, onder andere door de lockdown.
Mijnheer Bothuyne, ik vind het geen enkel probleem om hierover met de bouwsector rond de tafel te gaan zitten. Wij doen dat regelmatig. Bij dit topic is het zeker aangewezen om met de bouwsector rond de tafel te gaan zitten. Dat is geen enkel probleem.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister-president, ik dank u om de vinger aan de pols te willen houden en het overleg te willen voeren met de sector. Zoals u zelf aangaf, hebben we al heel wat inspanningen geleverd om de sector te ondersteunen, ook doorheen de coronaperiode. Het is goed dat we ook in dezen zo kort mogelijk op de bal spelen en ervoor zorgen dat de bouwsector en de overheid op één lijn kunnen zitten, ook op het moment dat het moeilijk gaat, met stijgende grondstofprijzen.
Dit wordt ongetwijfeld vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.