Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over het voorkeursbesluit voor het traject van de Limburgse Noord-Zuidverbinding
Vraag om uitleg over het complex project Noord-Zuidverbinding Limburg
Vraag om uitleg over de voortzetting van de Noord-Zuidverbinding Limburg als complex project
Vraag om uitleg over het complex project Noord-Zuidverbinding Limburg
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, goede collega's, dit punt is brandend actueel in Limburg. We hebben – en dat is mijn algemene inleiding – in een samenleving als de onze, in een regio als Vlaanderen, grootschaligheid nodig om welvaart en welzijn te kunnen veiligstellen. Uw infrastructuur moet op gezette tijdstippen aan de ontwikkelingen in de samenleving en de verwachtingen en vereisten die daar leven, worden aangepast. Dat gaat zowel over verkeersdrukte, congestie die op een of andere manier moet worden gekanaliseerd, maar ook verkeersveiligheid en dat voor alle weggebruikers, de zwakke weggebruikers en de andere. Dat is eigenlijk de maatschappelijke doelstelling, de inzet waarom na veertig jaar in heel Limburg luid geroep klinkt om die noord-zuidverbinding af te werken, en om de trage stukken, de flessenhalzen, dringend aan te pakken.
We hadden daar op een gegeven moment een uitweg voor gevonden met het decreet Complexe Projecten, maar nu blijkt dat wat bedoeld was als hogesnelheidstrein (hst), minister, een boemeltrein dreigt te worden. Het ideale als vijand van het goede. Elfendertig varianten. Een draagvlak is belangrijk, de geesten verzoenen is belangrijk, de conflictpunten ontmijnen is belangrijk, maar op een zeker ogenblik moet uiteraard na inspraak ook uitspraak volgen. Uiteindelijk wordt de geloofwaardigheid van de politiek ook afgemeten aan haar slagkracht. In welke mate is de politiek nog in staat moeilijke beslissingen te nemen en die dan uitgevoerd te krijgen? Daarvoor vragen wij eigenlijk niet om Utopia van de politiek, maar gewoon wat in Nederland, Duitsland en de andere buurlanden, gebeurt. Dat moet hier toch ook kunnen?
Ik ben samen met enkele collega’s hier een oud-strijder van de voormalige commissie onder leiding van Johan Sauwens, achteraf ook gevolgd door de commissie-Berx – Cathy Berx, huidig en toenmalig provinciegouverneur van Antwerpen. De opzet was de moeizame bevalling en de barensweeën in tijdsduur te halveren, het kind niet met het badwater weg te gooien, te zorgen voor een maximaal draagvlak en inspraak die verdergaat dan reageren op een afgewerkt model, uitgewerkte tekening of plan. De opzet was mensen coarchitect te maken en vormgever van hun omgeving. Dat heet participatie, dat is inspraak in zijn meest actieve vorm. We hadden daarvoor allerhande procedures bedacht bij het begin van het traject. Dat heeft zich vertaald in het decreet Complexe Projecten. We hebben tussendoor ook nog van alles geprobeerd. En dan kijk ik mijn goede vriend Lode Ceyssens in de ogen, zolang zijn we samen al op pad, om Limburg te geven waar heel Limburg om roept, de verbinding tussen het centrum en het noorden van de provincie.
In Nederland – daar gingen we dan onze mosterd halen – heeft men na dertig of veertig jaar gesukkel een uitweg gevonden. Vergelijken met Nederland is altijd gevaarlijk. Het is niet alleen een ander land, het is zelfs een ander universum. Ik kan dat niet genoeg uitleggen aan journalisten als ze vragen waarom dat in Nederland wel kan en zo moeizaam hier kan. Dat heet: eigendomsverhoudingen. In Nederland is de staat rijk en zijn de mensen iets armer. In Vlaanderen is de staat arm en zijn de mensen iets rijker. Bij ons is altijd wel iemand eigenaar van een perceel vrijliggende grond. Er spelen dus belangen. Het is goed dat die gronden in privébezit zijn, want dat is de verborgen rijkdom van de mensen en daar hebben ze hard voor gewerkt en voorzichtig gespaard. Maar we blijven momenteel in Limburg rondjes draaien. Eigenlijk voelt men dat het draagvlak weer afbrokkelt. Iedereen zit naar u te kijken, minister.
U hebt zelf van uw hart een moordkuil gemaakt. U bent ook iemand die gericht is op participatie en het verbreden van het draagvlak. Maar je stelt vast dat het voorkeursbesluit, dat aanvankelijk voorzien was voor het begin van het jaar, werd verplaatst naar de periode voor de grote vakantie, dan na de grote vakantie, en straks zitten we op het einde van het jaar, en er is nog altijd niets. De mensen hebben het beeld dat het prutsers zijn in Brussel, dat we het niet voor mekaar krijgen. Dat mogen we onszelf niet laten aanleunen. Vandaar deze ‘cri de coeur’, minister, om te vragen hoe wij, regering en parlement samen, daar nu beweging in krijgen. En nogmaals, ik vind draagvlak ook heel belangrijk.
Wat is de stand van zaken van het complex project Noord-Zuidverbinding Limburg? Wanneer wordt een definitief besluit over de tracékeuze verwacht?
Welke knelpunten ziet u in de bestaande procedure van het decreet betreffende complexe projecten? Kunt u dat staven op basis van de lopende complexe projecten? Want dit is niet het enige waar er een probleem is. We gingen vooral ‘Raden van State’ en ‘Raden voor Vergunningsbetwistingen’ proberen te voorkomen, maar ondertussen heeft die kolerieke Vlaming daar toch weer de weg naar gevonden – en dat is een kleine minderheid.
Ten slotte, op welke wijze zou er volgens u tegemoet kunnen worden gekomen aan deze knelpunten, zodat er effectief een versnelling mogelijk zou zijn bij complexe infrastructuurprojecten zonder daarbij in te boeten op het participatieproces voor de omwonenden, en dus ook op het zo maximaal mogelijk vergroten van het draagvlak van dergelijke grootschalige projecten?
Dat waren mijn drie vragen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik denk dat geen enkele Limburger in het Vlaams Parlement zetelt met een langere staat van dienst dan collega Marino Keulen – een goede kwarteeuw, denk ik, collega Keulen? En dit dossier is, denk ik, dubbel zo oud. Het gaat eigenlijk al een halve eeuw mee, minister. In een dossier dat intussen al bol staat van vertragingen en politieke obstructie, verbaast het eigenlijk niemand nog dat er opnieuw uitstel wordt aangekondigd. Het verbaast niet, maar het maakt mensen – en collega Keulen heeft dat terecht aangehaald – wel boos. De vele Limburgers die toch dagelijks van die Noord-Zuidverbinding, die belangrijke as tussen Hasselt en Eindhoven, gebruik moeten maken, zijn eens te meer de pineut. Vooral de mensen in, en in de omgeving van, Houthalen-Helchteren.
Deze keer zijn ze blijkbaar ook de pineut van wat onenigheid in de Vlaamse Regering, want u en minister Demir verschillen blijkbaar van mening over de aanpak van dit dossier. In het regeerakkoord werd de Noord-Zuidverbinding terecht opgenomen als een groot complex project. Daarvoor werd door uw partijgenoot, de vraagsteller, zelfs een speciaal decreet gestemd in 2015. Dat decreet Complexe Projecten moest er dus voor zorgen dat grote infrastructuurprojecten nu eindelijk eens sneller gerealiseerd zouden kunnen worden. Nu zegt u dat net dat decreet voor nog meer vertraging zorgt.
Bij de start van de regering was het de bedoeling om begin dit jaar het voorkeurtracé goed te keuren, een omleidingsweg of een tracé met tunnels. Na meer dan een halve eeuw zou dus eindelijk die noodzakelijk keuze gemaakt worden, zodat die werken eindelijk kunnen starten. Maar telkens opnieuw werd die deadline verschoven, en nu blijkt dat we zelfs tot het einde van het jaar zullen moeten wachten. Bovendien hebt u – en dat is dezer dagen een constante – in de pers ook uitgehaald naar een overheidsagentschap dat ressorteert onder Openbare Werken. Na Lantis hebt u nu ook uitgehaald naar De Werkvennootschap, de vennootschap die door de Vlaamse Regering eigenlijk is opgericht om grote mobiliteitsprojecten, zoals die Noord-Zuidverbinding, te coördineren. U zegt dat ze hun deadlines niet halen, dat de timing niet gerespecteerd wordt, dat de vennootschap ter plaatse blijft trappelen. U hekelt die vertraging in de pers, en minister Demir hekelt vervolgens uw uitspraken daarover.
Minister, in Limburg zit niemand te wachten op ministers die hierover ruzie maken in de pers. Men zit te wachten op ministers die eindelijk oplossingen zoeken en ze concreet uitwerken.
Wat zal het nu zijn voor de Vlaamse Regering? Wat is het standpunt van de Vlaamse Regering over de uitvoering van het regeerakkoord met betrekking tot deze Noord-Zuidverbinding?
Welke initiatieven zult u nemen om ervoor te zorgen dat de Werkvennootschap de deadlines zal respecteren, zodat er uiterlijk in het najaar dan toch een voorkeursbesluit zal komen?
Op basis van welke elementen concludeert u dat het decreet Complexe Projecten net voor méér vertraging zorgt? Welke initiatieven neemt u om dergelijke vertraging tegen te gaan? Wanneer is de evaluatie voorzien, in het kader van het relanceplan?
Tot slot, welke verdere initiatieven zult u nemen, minister, om het dossier zo vlot mogelijk te laten verlopen vanaf … (Het geluid van Chris Janssens valt weg.)
De heer Danen heeft het woord.
Het probleem is al voldoende ingeleid, denk ik, ik ga me proberen te beperken tot de kern van de zaak. Waar komt het op neer? Wel, eind mei bleek dat we nog enkele maanden extra zouden moeten wachten op een definitief voorstel dat de Werkvennootschap aan de Vlaamse Regering zou doen rond het Noord-Zuidtracé. Waarom was dat nodig? Dat is nog niet gezegd, denk ik. Wel, De Werkvennootschap wilde zich juridisch volledig indekken, om maximaal te voorkomen dat achteraf – ondanks alle zorgvuldige werkzaamheden – alsnog procedures kans zouden maken. Dat kun je nooit helemaal uitsluiten, zoals de heer Keulen ook terecht gezegd heeft. Ik maak me wel sterk dat, met wat er nu voorligt, de kans heel klein geworden is dat hier juridische procedures zullen geopend worden. Maar je weet maar nooit.
Wat volgde, dat was frustratie, vooral bij u minister. Dat hebt u althans op die manier geuit. U stelde prompt het hele decreet Complexe Projecten in vraag. Want, zei u, dit decreet heeft tot doel om inspraak te verbeteren en procedures te stroomlijnen zodat er vlugger kan aangevat worden, maar we stellen vast dat de complexe projecten ook leiden tot een overschrijdingen van een redelijke duur. Dat is een zorg van u, en eigenlijk van ons allemaal.
Maar misschien was het toch niet zo verstandig om dan nu te zeggen, in dit dossier dat lopende is en waar het voorkeursbesluit er bijna is, dat u in dit dossier wilt zoeken naar andere oplossingen, buiten het decreet om. U hebt hiervoor het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) al de opdracht gegeven om in het concrete geval van dit project te onderzoeken hoe het dossier kan worden versneld om de vooropgestelde timing alsnog te behalen.
Minister, hoewel een nieuw uitstel vervelend is – dat vinden wij ook –, zijn de meeste betrokkenen in dit dossier ervan overtuigd dat er voldoende draagvlak is om tot een uitgewerkt ontwerpbesluit te komen. Aangezien u, minister, opdracht gegeven hebt aan uw administratie om op zoek te gaan naar alternatieve oplossingen, doet dit vermoeden dat u niet langer gelooft in een oplossing via het decreet Complexe Projecten. Wat heeft u doen besluiten om uw administratie opdracht te geven om op zoek te gaan naar andere oplossingen?
Mijn tweede vraag is aan welke alternatieve oplossingen u dan denkt. Want ik denk dat als die er zijn, dan had u ze allicht al vroeger ingezet kunnen hebben. Denkt u dat de vooropgestelde timing haalbaar is met de alternatieve oplossingen die u gaat onderzoeken?
Drie – en dat is misschien de belangrijkste vraag – bestaat niet het gevaar dat deze nieuwe opdracht zal interfereren met het lopende complexe project, en het dan alsnog vatbaar zal maken voor juridische procedures?
– Bart Claes treedt als voorzitter op.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik moet toch wel zeggen dat ik op de ochtend van 29 mei, bij het openslaan van de krant, mij toch even in mijn koffie verslikt heb, toen u niet meer of niet minder zei dan dat u niet meer geloofde in het decreet Complexe Projecten, waartoe dus ook de Noord-Zuidverbinding behoort.
Collega Keulen heeft er al uitgebreid naar verwezen, maar ik wil het toch nog even samenvatten. Het decreet dat we destijds hebben goedgekeurd, splitst het project op in vier fases: de verkenningsfase, de uitwerkingsfase, de onderzoeksfase en de uitvoeringsfase. In 2017 besliste de Vlaamse Regering om het onderzoekstraject voor die Noord-Zuidverbinding op te starten, door de grote lijnen van het proces in kaart te brengen. In maart 2018 volgde dan de startbeslissing. Ik weet nog dat we met zes Vlaams Parlementsleden samen met ministers Schauvliege en Weyts een engagementsverklaring hebben ondertekend om dit belangrijke project voor Limburg te realiseren. Verschillende van de ondertekenaars zijn vandaag aanwezig in de commissie. In navolging daarvan vond op 24 april een actorenoverleg plaats dat voorgezeten werd door de toenmalige gouverneur. Dat overleg bracht alle partijen, instanties en organisaties samen, waarna in november 2018 de werksessies van start konden gaan.
De onderzoeksfase liep volop en in februari 2020 was de alternatievenonderzoeksnota klaar, met daarin zeven alternatieven: twee alternatieven met de trein als hoogwaardig openbaar vervoer en vijf alternatieven met de tram als hoogwaardig openbaar vervoer. Nadien was er een publieke raadpleging tot eind mei en werd er een tussennota opgesteld. Uiteindelijk vielen de alternatieven met de trein af, alsook het alternatief met de tram op de Grote Baan en een oostelijk wegtracé en het alternatief met de tram op de Grote Baan en een westelijk wegtracé A6. Vooralsnog liggen er dus nog drie alternatieven en twee combialternatieven op tafel.
Minister, na het verschijnen van uw artikel heb ik een aantal vragen voor u.
Wat is het alternatief dat u klaar hebt voor het realiseren van de Limburgse Noord-Zuidverbinding? Kunt u uitleggen op welke manier dit alternatief zal zorgen voor een snellere en meer rechtszekere realisatie?
Mocht u toch verdergaan met het decreet Complexe Projecten, kunt u dan alvast duidelijkheid geven over volgende uitgangspunten? Ten eerste, zult u ervoor zorgen dat er in het voorkeursbesluit minstens een vrij tracé voor openbaar vervoer vanuit het noorden van de provincie Limburg tot in Hasselt wordt voorzien?
Ten tweede, zal er minstens een weg van tweemaal twee rijstroken worden gegarandeerd tussen Hechtel en Helchteren? Zo niet, dan hebben we inderdaad tientallen jaren gestudeerd en nagedacht over een oplossing die uiteindelijk niets bijbrengt voor de aansluiting met het Noorden van Limburg.
Ten derde, in dat complex project zit ook nog altijd een Europese ecologische corridor vervat die in se eigenlijk niks te maken heeft met de Noord-Zuidverbinding en die de procedure volgens mij onnodig verzwaart en zo meer vatbaar maakt voor juridische procedures. Zal die Europese ecologische corridor uit het voorkeursbesluit worden gehaald?
Mevrouw Moors heeft het woord.
In 2015 werd het decreet Complexe Projecten goedgekeurd met als doel om grote infrastructuurwerken in Vlaanderen te versnellen. De focus daarbij ligt op een betere inspraak en stroomlijning van procedures, zodat werken sneller kunnen starten. De Noord-Zuidverbinding in Limburg is een van dergelijke projecten.
Het plan was om de Vlaamse Regering half juni te laten beslissen over het voorkeurstracé, maar we hebben inderdaad vernomen dat De Werkvennootschap niet klaar is met het ontwerpbesluit voor het voorkeursalternatief. Daarom wordt de beslissing van de regering blijkbaar uitgesteld tot na de zomer. Naar aanleiding daarvan hebben we uw kritiek inderdaad mogen lezen en beluisteren.
De Limburgse Milieukoepel is het echter niet eens met die kritiek. De koepel vindt dat de De Werkvennootschap wat betreft het dossier van de Noord-Zuidverbinding zorgvuldig, snel en oplossingsgericht heeft gewerkt. De Werkvennootschap heeft al een aantal problemen per traject onderzocht en telkens naar oplossingen gezocht. Op die manier wordt de kans dat de Raad van State de plannen vernietigt zo klein mogelijk gemaakt.
Minister, welke optimalisaties zijn er volgens u mogelijk aan het decreet?
Hoe moet het nu, volgens u, verder met het dossier van de Noord-Zuidverbinding?
En ten slotte, is er al overleg geweest met de betrokken actoren? Zo ja, kent u hun standpunt?
Minister Peeters heeft het woord.
De vele vragen bevestigen dat het een belangrijk dossier is. Het is trouwens mede opgenomen in het regeerakkoord. Na vijftig jaar willen wij wellicht met zijn allen de Noord-Zuidverbinding gerealiseerd zien. Ik wil vooreerst even mijn reactie in de pers duiden. In Het Belang van Limburg van 28 mei konden wij lezen: “We kunnen voor het zomerreces niet meer naar de Vlaamse Regering met het ontwerpvoorkeursbesluit”, en verder stond: “de opmaak van de duizenden pagina’s documenten vragen iets meer tijd en daarom schuift alles 2 maanden op”. Dat was een persbericht van de woordvoerder van De Werkvennootschap. Bij aanvang van de legislatuur hadden wij nochtans gecommuniceerd dat het voorkeursbesluit er zou komen in het voorjaar 2021. Dat is wat verschoven naar de zomer 2021. Maar als ik nu moet lezen, dat het na de zomer van 2021 zal zijn en straks nog langer, dan heb ik toch wel recht van spreken om te zeggen dat ik daar niet mee opgezet ben. Dat was dan ook mijn reactie. Ik ben niet opgezet met deze vertragingen in belangrijke dossier van de Noord-Zuidverbinding Limburg.
Ik denk dat wij het er allemaal over eens zijn dat als er deadlines gesteld worden, als er ultimatums worden gesteld, dit is om dingen vooruit te laten gaan en om te weten waar men aan toe is. Ik hoor mijnheer Keulen zeggen dat hij slagkracht verwacht en dat op inspraak ook uitspraak moet volgen. Ik hoor sommigen zeggen dat uitstel de mensen boos maakt. Dat is ook zo. Wij worden allen geconfronteerd met mensen die zeggen dat zij de realisatie niet meer zullen meemaken, dat zij er niet meer in geloven, en dergelijke meer. Als men ruim anderhalve maand voor een deadline – de laatste vergadering van de Vlaamse Regering voor het zomerreces is op 17 juli aanstaande – bekend maakt die niet te zullen halen, zou ik zeggen: begin te schakelen, steek een tandje bij, werk iets harder.
Ik heb even gegrasduind in de parlementaire tussenkomsten. Ik verwijs naar de plenaire vergadering van december 2019. Toen kreeg ik een actuele vraag van toenmalig parlementslid Jos Lantmeeters. Hij had het toen onder meer over politieke geloofwaardigheid. Het is toch wel zeer duidelijk dat wij hier vooruit moeten gaan, zei hij. “Waar ik evenmin mee om kan, is dat men telkens weer rekent in halve jaren”, voegde hij eraan toe. Collega Danen heeft toen ook gezegd dat het twee jaar sneller moest gaan. Ook mevrouw Robeyns zei dat iedereen de moed in de schoenen was gezakt. De collega’s Ceyssens en Keulen vroegen evenzeer om de timing te bewaken. Nadien is in deze commissie hierover nog meermaals sprake geweest, met telkens de focus op de timing.
Wel, als het parlement me vraagt die timing te bewaken, dan doen we dat ook. En zoals ik daarstraks al heb gezegd: het initiële opzet of het initiële plan was om dit jaar de strategische of de onderzoeksfase af te sluiten, te komen tot een voorkeursbesluit en de uitwerkingsfase, of de derde fase, dan ook finaal aan te vangen.
Nu, het opzet was in de initiële timing dat het voorkeursbesluit – en ik benadruk ‘voorkeursbesluit’, zonder bijvoegsels – in het voorjaar 2021 voorgelegd zou worden aan de Vlaamse Regering. Nadien heeft men daar de bijvoegsels ‘voorontwerp’ en ‘ontwerp’ aan toegevoegd. Wel, we hebben vandaag geen voorontwerp voorkeursbesluit, laat staan een ontwerpvoorkeursbesluit of een voorkeursbesluit. De timing die we in Het Belang van Limburg konden lezen was voor de zomer. Na de zomer komt er een voorontwerpvoorkeursbesluit. Nu, finaal – en ik kom daar straks verder op terug, ‘na de zomer’ is een rekbaar begrip – zal het oktober 2021 zijn vooraleer er een voorontwerpvoorkeursbesluit zal worden voorgelegd.
En, collega’s, ik wil u duidelijk meegeven dat ik het daar moeilijk mee heb. En ik heb ook gereageerd, en ik heb inderdaad ook reacties van anderen gezien, die het dan moeilijk hadden met mijn reactie. Er zijn er ook die zeggen dat ik gelijk heb met de focus op die doorlooptijden. Enfin, we lezen van alles in de pers, maar alleszins zal ik te allen tijde blijven waken op die doorlooptijden. We willen allemaal zo snel mogelijk realisaties zien op het terrein: realisaties in het kader van verkeersleefbaarheid, realisaties in het kader van leefbaarheid, realisaties in het kader van verkeersveiligheid en uiteraard ook in het kader van doorstroming.
Nu, na die communicatie heb ik ook met De Werkvennootschap aan tafel gezeten en ik heb een volledige update van de verdere timing en de planning gevraagd. Ik heb ook heel duidelijk gevraagd om deze timing ook effectief te respecteren.
Een aantal collega’s vragen naar de stand van zaken en het vervolg van het complexe project. Collega Ceyssens heeft het inderdaad al geduid, maar ik zal toch kort nog eens herhalen.
De eerste fase is de verkenningsfase, die resulteert in een formeel besluit, met name een SAR-beslissing (Strategische Adviesraad). Die dateert van 16 maart 2018. De SAR-beslissing is dan tegelijk ook de start voor de tweede fase, en dat is de onderzoeks- of de strategische fase. Die is gestart op 16 maart 2018. Vandaag, half juni 2021, zitten we nog altijd in diezelfde onderzoeksfase, strategische fase of tweede fase, conform het routeplan van het decreet Complexe Projecten.
We hadden een alternatieve onderzoeksnota met zeven alternatieven. Daar is een adviesronde voor geweest van maart tot april. Daar is een publieke raadpleging voor geweest van maart tot mei. Er waren 123 inzendingen, 24 adviezen en finaal, in juni 2020, heeft men een voorstel tot vertrechtering voorgelegd.
Zeven alternatieven vond De Werkvennootschap te veel, dus heeft men dat vertrechterd naar drie. Er komt dan een geactualiseerde onderzoeksnota, die is gepubliceerd eind juli 2020. Daar werden opnieuw een aantal adviesrondes over gehouden, ruim anderhalve maand. Vervolgens heeft men die zeven alternatieven naar drie toch finaal, na de publieke raadpleging, weer uitgebreid, met twee extra, waardoor we dus nu op vijf alternatieven zitten: drie alternatieven plus twee combinatie-alternatieven.
Nu, dat was de timing eind december en toen was de timing nog altijd: voorkeursbesluit voor de zomer van 2021. Zoals jullie weten is die timing niet gehaald. Ik heb daarstraks gezegd dat ik met De Werkvennootschap samengezeten heb en hun gevraagd heb om mij hun timing en een volledig plan van het verdere verloop te bezorgen. Ze hebben mij die bezorgd en De Werkvennootschap heeft zich geëngageerd om zich maximaal in te zetten om deze timing waar te maken. Die timing betekent ten eerste dat men in de periode van 4 juni 2021 tot 8 oktober 2021 zal werken aan een voorontwerpvoorkeursbesluit. Welke stappen gaat men daarin ondernemen? De laatste inhoudelijke onderzoeken voor verdere motivering van de keuze, de opmaak van alle rapporten, de juridische nalezing en een kwaliteitscontrole van het Team Milieueffectrapportage en het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), met de bedoeling dat men de mededeling op de ministerraad van 8 oktober 2021 kan agenderen.
De volgende fase loopt van 11 oktober tot 17 december 2021. Dit is een periode die moet leiden naar een ontwerpvoorkeursbesluit. Hier zijn dit de werkstappen: de voorbereiding van adviesvergaderingen voor alle adviesinstanties, dan de adviesvergadering zelf, de opmaak van de antwoordnota, het verwerken van adviezen in rapporten, juridische nalezing en voorbereiding van infomarkten om dan finaal op 17 december 2021 richting Vlaamse Regering te gaan met een ontwerp voorkeursbesluit.
Een volgende periode loopt van 20 december 2021 tot 8 april 2022. Daarin organiseert men een openbaar onderzoek. Dat zal dan het vierde openbaar onderzoek zijn. Men informeert dan infomarkten, men zal inspraakreacties van het Team Milieueffectrapportage verwerken, een antwoordnota opmaken, de adviezen verwerken en de juridische nalezing doen om dan een definitief voorkeursbesluit te hebben op 8 april 2022.
Men zegt dat dit een zeer strakke en zeer enge timing is, maar men heeft zich geëngageerd om deze timing te halen. Ik maak daar zelf, nu al, een randbemerking bij. De doorlooptijd om te komen van een voorontwerpvoorkeursbesluit naar een voorkeursbesluit voor Extra Containercapaciteit Antwerpen (ECA) was twaalf maanden, bij de sluis van Zeebrugge was er een doorlooptijd van 15 maanden. Men heeft hier nu een zeer strakke timing van oktober tot april. Ik hoop dat die gehaald wordt en ik zal opnieuw – en ik denk jullie ook allemaal – erover blijven waken dat men ditmaal de timing wel respecteert.
Wat is de reden waarom er weer een vertraging is? Men geeft aan dat er nog heel wat moet gebeuren in het kader van een synthesenota. Dus het geïntegreerd effectenonderzoek loopt naar een eindfase, maar is nog niet beëindigd. Tijdens de zomermaanden wil men het SBZ-dossier (speciale beschermingszone) klaarmaken voor advies richting Europese Commissie. Op grond van dat advies zal dan ook een voorontwerpvoorkeursbesluit gemaakt worden, en dat zal dan in oktober richting Vlaamse Regering gaan.
Collega Ceyssens, dan kom ik aan uw concrete vragen. Wat betreft het vrije tracé voor het hoogwaardig openbaar vervoer zijn we het er allemaal over eens dat als we de hoogwaardigheid van een openbare vervoersverbinding willen garanderen en willen komen tot een vlotte doorstroming, het noodzakelijk is dat er een vrije bedding is.
Inzake de garantie voor tweemaal twee rijstroken geeft De Werkvennootschap aan dat voor de regionale wegverbinding N74 voor de zone Houthalen-Helchteren het uitgangspunt in het ontwerp tweemaal één rijstrook is voor het regionale of doorgaande verkeer. Er gebeurt wel onderzoek dat zal moeten aantonen of in die zone tweemaal twee rijstroken noodzakelijk zijn of niet. Ik vermoed dat u sowieso naar die tweemaal twee rijstroken wilt gaan en ook daar hebt u in mij een bondgenoot.
De Europese ecologische corridor staat vermeld in de startbeslissing. Volgens De Werkvennootschap moet daaromtrent in het kader van een parallel proces onderzoek gebeuren richting Europese Commissie. Op de N74 is tussen de twee natuurgebieden een ecoduct voorzien. Er moet onderzocht worden of men op die manier die ecologische corridor daar kan realiseren. Daarom moet dit mee opgenomen worden in het kader van het verdere verloop.
Dan kom ik tot de volgende reeks vragen over de alternatieven en het decreet Complexe Projecten. Ik denk dat jullie het met mij eens zijn dat ik niet de enige ben die kritische kanttekeningen maak bij het decreet Complexe Projecten. Een aantal collega's heeft dat al duidelijk geschetst. Er is verwezen naar de commissies-Berx en -Sauwens, waar het duidelijk de boodschap was dat grote infrastructuurwerken een veel te lange doorlooptijd kennen en ze zelden de eindmeet halen. Daarom focussen we op beter en sneller, meer inspraak, meer participatie, maar ook kortere doorlooptijden. De aanbevelingen van die twee commissies hebben geresulteerd in het decreet Complexe Projecten van april 2014, dat van kracht is geworden in 2015.
We hebben vandaag elf dossiers onder dat decreet, waarvan er inmiddels drie zijn stopgezet. De meeste zijn gestart in 2016 en 2017 en slechts drie resulteerden al in een voorkeursbesluit, namelijk Extra Containercapaciteit Antwerpen, de Nieuwe Sluis Zeebrugge (NSZ) en de stationsomgeving Kessel. Voor NSZ en ECA weten jullie dat er procedures aanhangig zijn gemaakt bij de Raad van State, ondanks alle inspraak, ondanks alle participatie. ‘Sneller door beter’ was het motto – sneller door verkorte doorlooptijden en beter door meer inspraak en meer draagvlak en minder risico op vernietigingsberoepen bij de Raad van State –, maar we zien opnieuw en horen uit verschillende hoeken dat in de praktijk die doelstellingen niet gerealiseerd worden.
Daarom is in het regeerakkoord opgenomen dat het decreet aan evaluatie onderhevig is. Dat werd ook opgenomen in diverse beleids- en begrotingstoelichtingen (BBT's) en in het relanceplan 'Vlaamse Veerkracht'. Ik blijf van oordeel dat we moeten zoeken naar alternatieven om tal van infrastructuurwerken versneld uit te kunnen rollen.
Herinner jullie de historische lijst met gevaarlijke punten van 2002. Vandaag zijn nog altijd een dertigtal punten van die lijst niet opgelost. Willen we infrastructuurwerken versneld uitrollen, dan moeten we adequate en aangepaste procedures hebben. Daarvoor houd ik een pleidooi.
De heer Janssens vraagt wanneer de evaluatie voorzien is. Ik verwijs daarvoor naar minister Demir, die ook van mening is dat het decreet Complexe Projecten moet worden aangepast. We zitten op dezelfde golflengte. Zij heeft via het Departement Omgeving een studie gevraagd en heeft daar afgelopen week in haar commissie meer duidelijkheid over gegeven. Die studie gebeurde vooral bij stakeholders en bij rechtstreeks betrokkenen bij het decreet, zoals administraties op verschillende niveaus. Persoonlijk ben ik van mening dat we dat decreet iets ruimer moeten evalueren.
Tegelijkertijd heb ik aan mijn administratie opdracht gegeven om te onderzoeken hoe we tal van infrastructuurwerken op een andere manier versneld kunnen uitrollen. Ook dat is een opdracht in het kader van ‘Vlaamse Veerkracht’, waar de voltallige Vlaamse Regering zich achter schaart. Dat is niets nieuws. Ik hoop dat ik snel meer duidelijkheid zal krijgen.
We willen allemaal zo snel mogelijk een voorkeursbesluit hebben omtrent de Noord-Zuidverbinding. Laat ons hopen dat de timing, die heel duidelijk is uitgetekend, kan worden gerespecteerd.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het duidelijke, heldere antwoord.
In de politiek, zoals in alle domeinen van het leven, is het ideaal de vijand van het goede. Ik heb destijds samen met Sas van Rouveroij de commissie-Sauwens gevolgd. Er was toen niet te speuren wie de meerderheid of de oppositie vertegenwoordigde. Wij zaten toen trouwens in de oppositie. Het opzet was het halveren – knoop het allemaal goed in de oren – van de realisatietijd van grote werken en het draagvlak vergroten door participatie – geen inspraak maar participatie. De bedoeling was dus om omwonenden en alle betrokkenen coarchitect te maken aan het begin van het project om zo procedures voor rechtbanken te voorkomen. We hadden ons daar vooral gespiegeld aan methodes die hun duurzaamheid en hun effectiviteit hadden bewezen in Nederland.
Het decreet Complexe Projecten heeft een aantal troeven, maar als het gaat over de realisatietermijn schiet het nog altijd tekort. Ik zal de geest van onze huidige gouverneur oproepen, Jos Lantmeeters, die zei dat we af moeten van die halfjaarlijkse cyclus. Als je met één telefoon of één overlegmoment meer draagvlak kunt bewerkstelligen, dan moet je dat doen, maar je moet ook weten dat er actoren rond de tafel zitten die bezig blijven en dan mag het met sint-juttemis zijn.
Ondertussen zegt de rest van de politiek dat iedereen in Limburg het wilt en het beklemtoont, vanwaar mensen ook komen, ook toppers. Ondertussen schreeuwen ze in de rest van Vlaanderen dat die Noord-Zuidverbinding aangelegd moet worden. In Limburg maakt men zich er nogal gemakkelijk van af door te stellen dat anderen ons dat niet gunnen. Als die Noord-Zuid er na vijftig jaar nog altijd niet is, dan is dat omdat er een aantal Limburgers zijn die altijd vakkundig stokken in de wielen hebben gestoken om het project te torpederen.
Ik denk dat we de procedure sowieso moeten bij vijzen. We moeten proberen om de evaluatie van het decreet Complexe Projecten te versnellen, maar zonder het kind met het badwater weg te gooien. Draagvlak is natuurlijk alles, maar honderd procent draagvlak bestaat niet. Ik heb dat vroeger ook al gezegd en mevrouw Robeyns heeft me meermaals geciteerd.
Dat was inderdaad minstens één legislatuur geleden, twee zelfs, denk ik. De geloofwaardigheid van de drie Limburgse ministers, maar ook van alle Limburgse Vlaamse volksvertegenwoordigers hangt af van de vraag of we nu eindelijk doorbraken krijgen in dat dossier. Hier hangt dus eigenlijk ook onze toekomst mee samen, en dat geldt voor alle strekkingen, van de uitersten tot het centrum. Die Noord-Zuidverbinding moet er dus komen. Men is op weg, maar men moet duidelijk versnellingen hoger schakelen: dat is de boodschap vanuit Open Vld.
De heer Janssens heeft het woord.
Collega Keulen, wat dat laatste betreft, daar bestaat inderdaad een consensus over, wars van partijgrenzen. Ook dezer dagen bestaat er in de hele provincie een consensus – het is ooit anders geweest – dat men nu eindelijk gewoon aan die werkzaamheden moet beginnen, dat er een beslissing moet worden genomen en dat dan de schop in de grond gaat. Daarover bestaat er inderdaad een consensus. Minister, de bittere vaststelling is echter dat we, vier jaar nadat werd gekozen voor het complex project Noord-Zuidverbinding Limburg en drie jaar na het nemen van de uiteindelijke startbeslissing in maart 2018, nog altijd niet veel verder staan, dat er nog weinig of geen progressie is gemaakt, althans geen die in de praktijk zichtbaar is. Er is nog niet echt iets om mee uit te pakken, ook niet voor u als minister, die toch uit de streek, of in elk geval uit de provincie afkomstig is en daar ook nog altijd woont. Ik denk dat mensen dat ook niet begrijpen, grote politieke projecten, grote infrastructuurwerken die altijd maar blijven hangen in procedureslagen. Dan verliest men niet alleen het draagvlak, maar ook democratische legitimiteit. Ik denk dat we nu op die gevaarlijke weg zitten.
Uiteraard hebt u het recht om te zeggen dat u zich ongerust maakt over de timing en deadlines die niet werden gerespecteerd. Nu legt u samen met De Werkvennootschap een nieuwe, redelijk strakke timing op, maar u zegt daarbij tegelijkertijd dat u hoopt dat men nu die timing haalt. Ik verwacht toch iets meer daadkracht van een minister dan enkel maar het uitdrukken van de wens en de hoop. Ik verwacht van een minister dat we nu echt wel eens spijkerharde garanties krijgen dat die timing zal worden gerespecteerd. Intussen spreken we immers niet meer van halfjaarlijkse cycli. Er werd gezegd dat er begin 2021 een voorkeurbesluit zou komen. Nu zal dat er pas begin 2022 zijn. Na de halfjaarlijkse cycli van collega Lantmeeters spreken we nu dus al over jaarlijkse cycli, een jaar uitstel ten opzichte van de plannen die werden gemaakt bij het aantreden van deze Vlaamse Regering.
Goed, we zitten natuurlijk met een combinatie van belangrijke zaken, zoals rechtszekerheid, inspraak en participatie, maar dat moet nu uiteindelijk ook eens leiden tot actie op het terrein. Minister, dat is hetgeen tot nu toe al vele decennia ontbreekt en daarvoor kijk ik toch echt wel naar u. Het is goed dat u uw ongenoegen uit, goed dat u een strakke timing oplegt, maar nu wordt het echt ook wel tijd om de politieke verantwoordelijkheid te nemen, om vooruitgang in dit dossier te krijgen, zodat men daar zo snel mogelijk de schop in de grond kan steken.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik had inderdaad aan u gevraagd wat u precies gaat doen als u zegt de administratie de opdracht te zullen geven om het project te versnellen en op zoek te gaan naar andere oplossingen. Als ik uw antwoord beluister, dan zegt u eigenlijk gewoon dat u hebt gevraagd dat ze sneller werken. Was het nodig om daarvoor in de pers zo hard uit te halen naar uw administratie? U had dat ook achter de schermen kunnen doen, denk ik. Of gaat u nog andere dingen doen? Ik vind dit immers een heel vreemde gang van zaken. U had dat toch kunnen doen zonder uit te halen naar de administratie, lijkt mij.
Het dossier heeft natuurlijk een lange geschiedenis, maar ik wil hier toch zeggen dat de politiek, vooral dan de grote partijen, nooit echt heeft geweten wat ze wilde: dan een opleiding, dan een tunnel, dan weer een omleiding, dan een tunnel. Het feit dat dit lang duurt, kunnen jullie echt niet afschuiven op mensen die procedures hebben gevoerd daartegen. (Het geluid van Johan Danen valt weg.)
Collega Danen, uw geluid valt weg, vrees ik. Wij kunnen uw vragen niet begrijpen. Ik stel voor dat ik voorlopig al het woord aan collega Ceyssens geef.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, alle begrip dat u niet opgezet bent met de vertraging. Ik denk dat er in heel Limburg niemand te vinden is die blij is met die vertraging. Maar geen Noord-Zuid is nog slechter dan een late beslissing. U zegt dat ik u eraan herinnerd heb om u aan de timing te houden. Ik heb altijd gezegd dat de snelste weg de meest rechtszekere weg is. Ik wil zelfs letterlijk citeren wat ik gezegd heb in deze commissie toen collega Janssens u aansprak over de timing van de Noord-Zuid: “Ik heb ook liever vandaag dan morgen een beslissing, maar als er mensen zijn die denken dat bepaalde stappen in dit proces kunnen overgeslagen worden, noem die stappen dan zodat wij ze kunnen bekijken. Maar ik ben ervan overtuigd dat wij een heel bijzondere denkoefening hebben gemaakt en dat het proces zoals het vandaag voorligt, sluitend is. Ik heb er schrik voor om nog ergens een schakel tussenuit te laten, met alle juridische gevolgen van dien waardoor wij misschien jaren teruggezet worden in de tijd bij een poging om enkele maanden te winnen.” Voilà.
Minister, ook in de stuurgroep, toen men sprak over het winnen van een koers, heb ik op een gegeven moment duidelijk gezegd dat we moeten opletten dat we geen kermiskoers winnen. Als we een paar maanden extra nodig hebben, dan moeten we die pakken. Ik heb daar toen heel veel reacties op gekregen, maar dat was mijn standpunt en dat blijft mijn standpunt, hoewel ik het ook liever vandaag dan morgen heb. Het heeft geen zin om trucjes te beginnen uithalen die naderhand geen stand houden. Ik wil dat hier toch wel eens zeggen, collega's. Als men hier zegt dat heel Limburg zegt dat er zo snel mogelijk moet worden begonnen met de Noord-Zuid zonder meer, dan vraag ik mij af waarom er op het moment dat er een RUP en een MER klaar waren om te starten met de Noord-Zuid, parlementsleden in deze commissie daartegen in het verweer gingen. Men moet niet zeggen dat Vlaanderen niet wist wat men wil. Er was een heel duidelijke beslissing genomen door de meerderheid, die hier aangevochten werd. Op een moment – ik kijk naar collega Keulen – dat wij samen nadachten over een voorstel van decreet voor decretale validatie, waarom was er toen geen meerderheid voor als men nu zegt dat heel Limburg daarvoor is? Laat ons eens ernstig zijn, collega's. Het is door de situatie waarin we ons bevinden dat we dit proces moeten lopen en dat we geen andere keuze hebben dan dit proces tot een goed einde te brengen, anders zal er geen Noord-Zuid komen. Vandaag komt men hier vertellen dat heel Limburg gewoon vindt dat de schop in de grond moet zitten, tot er dan moet worden beslist waar die schop precies voor de eerste keer de grond in moet, en dan zitten we vast. Laat ons even eerlijk zijn ten opzichte van elkaar.
Minister, ik ben blij dat u in uw antwoord heel duidelijk zegt dat er in het voorkeursbesluit een vrije bedding moet zijn van Noord-Limburg tot in Hasselt, want anders is er geen oplossing voor het openbaar vervoer van Noord-Limburg naar Hasselt. Met de timing die u hebt vooropgesteld, is er nog heel veel werk op de plank om te zorgen dat er in het voorkeursbesluit een vrije bedding is. Dat voorbehoud wil ik vandaag maken.
Collega Ceyssens, mag ik u vragen om stilaan af te sluiten?
Dat het uitgangspunt tweemaal één rijstrook is tussen Helchteren en Hechtel, daar kunnen ik en mijn partij ons onmogelijk in vinden. Dit is geen oplossing. Daar heeft Noord-Limburg niets aan.
Die ecologische corridor blijft voor mij een onnodige verzwaring.
Minister, ik heb nog twee bijkomende vragen. Gelet op het feit dat het proces langer loopt dan gepland, is er goed nagedacht over quick wins die in het verleden ooit succesvol zijn gebruikt om toch links en rechts wat druk van de ketel te halen? Hoe moeten we dit uitstel zien in het kader van de vervoersregio, waar intussen ook al plannen zijn gemaakt rond … (onverstaanbaar) … Hoe is die link gemaakt?
Collega Danen, u viel daarnet weg. Ik geef u opnieuw het woord om uw vraag af te maken.
Mijn voornaamste vraag was eigenlijk vooral: minister, u hebt gezegd dat u de administratie zou vragen om te laten versnellen. Ik stel vast dat u antwoordt dat u gewoon gevraagd hebt om de timing beter te respecteren, strakker te maken. Is het dat dan? Of gaat u nog andere dingen doen? Dat wou ik vooral vragen.
Mevrouw Moors heeft het woord.
Minister, ik heb goed geluisterd naar de tijdslijnen die u hebt uitgezet. Ik denk dat dat belangrijk is. Ik heb ook regelmatig verwijzingen gehoord naar mijn voorganger, Jos Lantmeeters, die nu gouverneur is. U bent van Limburg, collega Demir – die bevoegd is voor Omgeving – is van Limburg, dus ik hoop dat we met die Limburgse daadkracht toch wel eindelijk deze legislatuur kunnen landen waar we moeten landen.
Minister, snelheid is één ding, rechtszekerheid is een ander. Die twee gaan niet altijd hand in hand. Ik vraag me af, indien de procedure inderdaad versneld wordt, of er geen aantasting kan zijn op rechtszekerheid. Met andere woorden, is er geen gevaar dat het dossier dan mogelijk teruggefloten zal worden door de Raad van State? Wordt daar voldoende aandacht aan gegeven?
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Ik wil me heel kort aansluiten bij de vragen van de collega’s.
Minister, ik kan begrijpen dat u niet bent opgezet met de zoveelste vertraging. Niemand vindt dat een goede zaak. We begrijpen dat u ontgoocheld bent. We zijn allemaal aan het wachten op realisatie op het terrein. En ja, collega Keulen, ik blijf er ook bij dat de geloofwaardigheid van ons allemaal daarmee staat of valt, en dat procedures geëvalueerd moeten worden, en dat we moeten kijken hoe in de toekomst de zaken sneller kunnen. Dat is allemaal positief. Maar zoals het krantenartikel bij mij is binnengekomen, minister, dat was toch een stukje verregaander dan dat. Het leek alsof alleszins uw publiek het vertrouwen in het volledige proces opzegde, wat toch wel zeer verrassend was.
Vandaag merk ik dat u toch iets genuanceerder bent in uw antwoord. Ik denk, een vertraging is niet goed, maar er is heel veel werk gedaan. Een gedragen oplossing geeft toch het meest kans op een zekere oplossing. Ik zou u willen vragen om het vertrouwen in het proces toch nog te behouden, zodat er ook effectief iets op het terrein gerealiseerd zal worden.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u voor de bijkomende vragen. Een aantal collega’s hebben opmerkingen gemaakt die ik alleen maar kan onderschrijven. De Commissie-Berx en de Commissie-Sauwens praatten destijds over het halveren van doorlooptijden van 15 tot 10 jaar eerder in de richting van 7,5 tot 5 jaar. Wel, we zitten bijna aan die termijn. Wat dat betreft blijf ik er dus bij dat het decreet Complexe Projecten grondig geëvalueerd moet worden, zoals ik eerder al gezegd heb. Ik blijf er ook bij dat, daar waar we grote infrastructuurwerken hebben en we ook met verkeersveiligheidsproblemen zitten, ik mijn administratie gevraagd heb of we geen andere procesaanpak, procesmethodologie, kunnen uitwerken om zodoende sneller te kunnen overgaan tot realisatie.
Voor sommigen is het misschien niet helemaal duidelijk, maar ik kan nu geen nieuwe procedure uitdokteren om ervoor te zorgen dat ik voor de Noord-Zuidverbinding voor oktober, of voor april volgend jaar, een oplossing heb. Zo gaat het nu eenmaal niet. Als er een procedure zou kunnen komen – dat is op dit ogenblik in onderzoek – die infrastructuurwerken kan versnellen, dan zal men daar sowieso ook een decretale basis voor moeten hebben. Het is dus niet zonder meer een hele nieuwe procedure om de Noord-Zuid aan te leggen.
Ik wil collega Ceyssens ook heel graag bijtreden, bij zijn repliek op een aantal kritische bedenkingen. We willen allemaal die Noord-Zuidverbinding, maar in het verleden zijn er inderdaad een aantal instanties geweest die van het ogenblik dat er een uitvoeringsplan, of een MER-procedure of wat dan ook was afgerond, onmiddellijk ook al in procedure gingen.
Kortom, ik denk dat nu iedereen het erover eens is: laat ons samenwerken, laat ons focussen op de geloofwaardigheid van de politiek, en laat ons er voor zorgen dat er zo snel mogelijk kan overgegaan worden tot realisaties.
We weten allemaal dat we, om te komen tot een effectief projectbesluit, eerst een voorkeursbesluit moeten hebben. Vandaag hebben we nog altijd drie alternatieven en twee combinatiealternatieven. Daartussen moeten we op dit ogenblik kiezen. We moeten echter landen met een voorkeursbesluit. Dat zal waarschijnlijk gebeuren in april 2022. Maar wegens de heersende procesmoeheid en wegens de vraag om nu al te zorgen voor een schop in de grond en voor realisaties op het terrein, heb ik aan De Werkvennootschap en aan mijn administratie gevraagd om al een aantal quick wins uit te werken. Op die manier kunnen we nu al een aantal maatregelen nemen die sowieso de verkeersveiligheid, de verkeersleefbaarheid en de doorstroming ten goede kunnen komen.
Ten eerste is er de fietsbrug op de kruising tussen de F74 en de N715. Ik weet, collega’s, dat het delicaat is om hier een timing te geven. Ik gaf zonet al een timing voor het complex project Noord-Zuidverbinding Limburg zelf. Het kan zijn dat die termijnen niet gehaald worden, maar ik herhaal dat ik jullie deze geef in alle transparantie. Ik hoop ook dat iedereen daarachter staat. We moeten alles op alles zetten om die te halen. Voor die fietsbrug is de procedure van de omgevingsvergunningsaanvraag momenteel lopende. We hopen deze zomer die omgevingsvergunning te verkrijgen. De aanbestedingsprocedure is ook lopende. Het is dus de bedoeling om in de tweede helft van dit jaar te starten met de werkzaamheden aan de fietsbrug.
Een tweede quick win is de fietsverbinding tussen de F74 en Centrum-Zuid. Ook hier zoekt men naar opportuniteiten om dit snel te kunnen realiseren. De uitvoering is voorzien voor midden 2022.
Dan is er ook de ontsluiting Centrum-Zuid voor auto’s en vrachtwagens, een betere en directere relatie met de E314. In dit dossier wordt er zowel gekeken naar een oplossing op korte termijn als naar een oplossing op lange termijn. De prioriteit ligt bij een oplossing op korte termijn. De projectwerkgroep is hiermee bezig. Ook hier hopen we na de zomer meer duidelijkheid te krijgen.
Dan hebben we het zuidelijk segment Grote Baan. Dat is niet meer afzonderlijk bestudeerd omdat dat is opgenomen in een volgende quick win, namelijk de quick win die werd uitgewerkt naar aanleiding van de relancemiddelen die we ter beschikking hebben. Het gaat om het aanleggen van een fietspad op de Grote Baan zelf, om zodoende te zorgen voor meer comfort en meer veiligheid voor de fietsers. Dat betekent dat er een fietspad gelegd wordt op het stuk waar nu de pechstrook ligt. Hiervoor is de aanbesteding voorzien in de tweede helft van dit jaar en wil men met de werken starten in het voorjaar van 2022.
Kortom: we steken voor een aantal kleinere projecten de schop al effectief in de grond of zullen dat binnenkort alleszins doen. Ik herhaal dat iedereen effectief een Noord-Zuidrealisatie wil. Ik hoop daar ook op. Ik blijf het woord ‘hopen’ gebruiken, mijnheer Janssens. U zegt dat dat getuigt van weinig daadkracht. U vraagt harde garanties. Ik zeg opnieuw: mijn engagement is er ten volle. Ik heb ook het engagement van De Werkvennootschap om zich ten volle te scharen achter die tijdslijn die ze nu heel gedetailleerd hebben uitgewerkt. Ik zal er alleszins over blijven waken dat deze timing gerespecteerd blijft. Dat is het verhaal. U zegt dat er weinig of geen progressie is tot op heden. Wel, dat moet ik tegenspreken. Er is heel veel gedaan de voorbije jaren. Men heeft heel veel onderzocht. Men legt nu de laatste hand aan het geïntegreerde strategisch onderzoek.
Ik hoop alleszins dat we deze strategische fase, deze onderzoeksfase snel achter ons kunnen laten om dan vervolgens richting de uitwerkingsfase te gaan, richting een concreet projectbesluit. Zo weet eenieder in Houthalen en in de hele omgeving effectief wat waar komt en wat de facto de eigenlijke vergunning is om de werken te starten.
Ik blijf waken over de timing. Tegelijk zoek ik samen met de administratie naar alternatieve procedures, los van de Noord-Zuidverbinding, om infrastructuurwerken versneld te kunnen uitwerken en zo de verkeersveiligheid te faciliteren. Ik zal opnieuw samen met collega Demir nagaan wat er in het kader van het decreet Complexe Projecten kan gebeuren om ervoor te zorgen dat procedures sneller, maar uiteraard ook met juridische robuustheid, kunnen worden uitgewerkt. Ik dank u.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, ik heb veel waardering voor uw werk, in het algemeen, maar ook in dit dossier. U bent iemand – en zo kennen we u ondertussen al geruime tijd – die niet polemiseert. U zoekt geen conflicten op die absoluut niet nodig zijn. U bent iemand die heel veel tijd investeert in het inwerken en instuderen van dossiers en ook in het afleggen van plaatsbezoeken. U toont zich op het terrein. Maar u bent ook niet bang om uw tanden te laten zien, met de vuist op tafel te staan en in dit geval aan de betrokken actoren duidelijk te maken dat, na de praatfase, onvermijdelijk ook de doefase moet volgen. Dat is de boodschap vanuit de commissie.
Samen met de minister denk ik ook dat we op een zeker moment dat decreet Complexe Projecten opnieuw onder ogen moeten nemen en zien hoe we daarin een soort van performantieversnelling kunnen aanbrengen. Zo kunnen we vermijden dat we de geloofwaardigheid van de buitenwereld verder verspelen en kunnen we die terugwinnen, door op het terrein te tonen dat we ook in staat zijn om datgene dat we aankondigen ook te realiseren. Na vijftig jaar Noord-Zuid mag dat zeker gelden voor dit dossier.
De heer Janssens heeft het woord.
Zo, bij deze ontkracht collega Keulen de mythe dat niemand sant in eigen land is. Maar na de lof van uw partijgenoot, minister, is er natuurlijk ook de realiteit. Een realiteit is dat we nog altijd in fase één van vier fases zitten, na vier jaar. We zitten nog altijd in de onderzoeksfase. En de eerste belangrijke timing die nu op de agenda staat, is 8 oktober van dit jaar. Op 8 oktober van dit jaar zou de Vlaamse Regering moeten beslissen over het voorontwerp van voorkeursbesluit. Ik hoop in elk geval dat we niet voordien nog vragen moeten stellen in deze commissie over een eventuele nieuwe verschuiving van deadlines, een nieuw uitstel in dit dossier. Want u hebt zich vooraf, ook wat timing betreft, voorgenomen dat de periode 2024-2029 de laatste fase moet zijn, de uitvoeringsfase. Maar zoals het er nu naar uitziet, wordt uw ambitie om nog in 2024 zelf de spade in de grond steken, wel heel erg spannend, zo niet onmogelijk.
Minister, dit is een van de dossiers die de Limburgse kiezer zal meenemen in het stemhokje wanneer hij ook uw beleid als minister van Mobiliteit en Openbare Werken zal beoordelen in de kieskring Limburg.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u. Ik ben echt blij met uw antwoord. In de pers leek het alsof u nieuwe procedures wilde laten interageren met deze procedures. Zo heb ik het toch begrepen toen ik het las. Ik was daar bevreesd voor, omdat we dan naar een juridisch vacuüm zouden gaan en de hele procedure vatbaar zouden maken voor allerhande procedures, waarvan ik voor alle duidelijkheid geen voorstander ben.
Ik maak me sterk dat, als we dit nu doorzetten, zeker met de strakkere timing, we de juridische procedures tot een minimum kunnen beperken. Hopelijk komt er geen enkele. Ik van mijn kant of wij vanuit onze partij zullen ons ertoe engageren dat we, indien het de richting uitgaat die we nu uitgaan, zeker aan de kant van de oplossing zullen staan, zoals we meestal doen in onze dossiers.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Van heel het debat van vanmiddag onthouden wij ook dat het van uwentwege een stuk emotionele reactie was. Daar is niets mis mee. Dat bewijst dat u geen minister bent die opgetrokken is uit teflon en andere materialen, zoals ooit gezegd werd over een Vlaams minister. Maar misschien is het toch goed om in het vervolg de eerste emotie door te spoelen voor u een kranteninterview geeft. Ik ben alleszins blij dat wij verdergaan op de ingeslagen weg. Ik ben ook blij dat u de tijd gebruikt om te investeren in quick wins.
Ik wil alleen nog twee grote bezorgdheden uiten. De timing die u vooropstelt voor de vrije bedding, hangt niet alleen af van nog veel werk, het is ook zaak om de beslissingen te nemen die ik vandaag nog niet zie. Er zal met andere woorden ook duidelijkheid moeten komen over hoe die tram bijvoorbeeld Hasselt zal binnenrijden. Daar heb ik op dit moment nog geen enkel zicht op. Ook op dat vlak zal er hard moeten worden doorgewerkt en zullen er politieke beslissingen moeten worden genomen. Ten slotte, minister, als er een Noord-Zuidverbinding komt met tweemaal één rijstrook van Hechtel tot Helchteren, is dat geen oplossing. Wij hebben dat al die jaren al vastgesteld. Dat is ‘much ado about nothing’. Dat is voor ons onaanvaardbaar.
Mevrouw Moors heeft het woord.
Ik ga positief eindigen. Ik denk dat niemand nog overtuigd moet worden van de noodzaak van de aanleg van de Noord-Zuidverbinding. Wij hebben goed geluisterd naar uw engagement. Ik heb ook goed het tijdschema genoteerd. Ik hoop dat het nu allemaal vlot gaat lopen en dat wij snel het dossier tot een goed einde kunnen brengen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.