Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, de voorbije jaren kwam de problematiek van de invulboeken al herhaaldelijk ter sprake in het Vlaams Parlement, waarbij erop werd gewezen dat die boeken enerzijds misschien winsten genereren voor bepaalde uitgeverijen, maar anderzijds wel de creativiteit van leerlingen en leerkrachten fnuiken, weinig duurzaam zijn en een hoge kostprijs hebben, omdat ze niet kunnen worden herverkocht. Vorige week donderdag, juist voor het verstrijken van de deadline voor de vragen, las ik dat u een onafhankelijke werkgroep in het leven hebt geroepen die de handboeken en digitale leermiddelen in het Vlaamse onderwijs kritisch onder de loep moet nemen en waar nodig moet bijsturen met als doel het vergroten van de kwaliteit van de leermiddelen. In de eerste plaats zou daarbij worden gekeken naar de invulboeken, die ook in verband worden gebracht met de dalende onderwijskwaliteit in ons land.
De coördinator van de onafhankelijke werkgroep zou volgens de mediaberichten Luc De Man zijn. Dat is een gewezen hoofd van de pedagogische begeleidingsdienst van het GO! en voorzitter van de Raad Secundair Onderwijs. Hij stelt in dit verband reeds: “Er zijn heel wat positieve ontwikkelingen in de sector, maar er zijn excessen, onder meer met de invulboeken. De kwaliteit van de leermiddelen wordt vandaag door marktprincipes bepaald: het commerciële weegt zwaarder door dan de kwaliteit. Daarover moeten we serieus praten.” Het einddoel van de werkgroep zou volgens De Man niet zijn vastgelegd. Ik citeer hem eventjes: “Het doel is om op de een of andere manier de kwaliteit te monitoren, zonder een organisme in het leven te roepen dat een staatspedagogiek oplegt.”
Minister, graag had ik van u vernomen welke de concrete opdracht is die u aan die werkgroep hebt gegeven. In het verleden ontving onze partij ook al vaak klachten aangaande het gebrek aan ideologische en politieke objectiviteit in bepaalde handboeken. Ik heb u daar ook al schriftelijke vragen over gesteld. Is ook het waarborgen van die objectiviteit een uitdrukkelijke opdracht die werd gegeven aan de werkgroep? Hoe is de onafhankelijke werkgroep samengesteld en op welke wijze wordt de onafhankelijkheid ervan gegarandeerd?
Wil dat zeggen dat de uitgeverijen zelf niet worden betrokken bij de werkgroep? Tegen wanneer moeten de conclusies voorliggen en denkt u effectief werk te kunnen maken van beleidsmaatregelen? Denkt u dat u daarvoor voldoende armslag hebt, gezien onze vrijheid van onderwijs die er natuurlijk is? In de pers lees ik dat de werkgroep de handboeken en leermiddelen kan bijsturen “waar nodig”. Over welk mandaat beschikt die werkgroep dan wel in dit verband?
Minister Weyts heeft het woord.
De basis voor een en ander is natuurlijk het Vlaamse regeerakkoord, en in afgeleide orde ook de beleidsnota. In het regeerakkoord is de expliciete ambitie opgenomen om met uitgeverijen, ontwikkelaars en onderwijsverstrekkers afspraken te maken over de ontwikkeling en het gebruik van handboeken, invulhandboeken en onderwijssoftware. Dat is belangrijk om de kwaliteit van ons onderwijs te versterken. Er is ook echt een gebrek aan kwaliteitsbewaking en kwaliteitscriteria om de kwaliteit van leermiddelen en digitale leermiddelen te monitoren. Vandaag is het de vrije markt die bepaalt wat kwaliteit is. Daarom heb ik die kwaliteitsalliantie in het leven geroepen. Toegegeven, aanvankelijk was een en ander onder de titulatuur van een ethische code, wat zou veronderstellen dat er vandaag onethisch wordt gehandeld. Ik zou het wat positiever willen formuleren, namelijk dat we echt willen bekijken hoe we met diverse partners werk kunnen maken van zo’n kwaliteitsalliantie. De bekommernissen zijn immers wel gelijklopend. Vanzelfsprekend zijn de uitgeverijen en de ontwikkelaars vragende partij.
Nu, ik was ook wel geschrokken: hetgeen in de krant stond, is eigenlijk wat ik al heb gezegd in deze commissie, in het parlement. Maar door de werkwijze van sommige media werd de indruk gewekt dat ik een interview zou hebben gegeven, terwijl men gewoon quotes heeft genomen uit mijn discours in deze commissie. Men heeft dat dan aan elkaar geplakt en gemonteerd alsof het over een interview ging. Het was dus een fake interview. Dat is tegenwoordig een werkwijze bij sommige kranten.
Om die opdracht in goede banen te leiden, heb ik een beroep gedaan op onderwijsexpert Luc De Man. Hij moet gedurende zes maanden verkennende gesprekken voeren met leraren, leerlingen en ouders, leermiddelenaanbieders zoals educatieve uitgeverijen, platformen zoals KlasCement, uitgevers van digitale methoden, de onderwijsverstrekkers, de lerarenopleidingen en onderwijswetenschappers, de onderwijsinspectie, de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK), armoedeorganisaties. Hij moet dus zo breed mogelijk consulteren en zich buigen over de centrale kwestie: op welke wijze kunnen die educatieve middelen zo optimaal mogelijk de kwaliteit van ons onderwijs schragen? Een belangrijke deelvraag daarbij is welke rol daarin is weggelegd voor invulboeken. Ik vind het dan wel goed dat dit wat aanleiding heeft gegeven tot debat, ook in de media. Aan het einde van die verkennende fase zal worden nagegaan in welke mate er draagvlak en consensus zou kunnen worden gevonden over de kwaliteit van de leermiddelen. Ik verwacht nadien ook een rapport dat overeenkomsten, verschillen en mogelijke spanningsvelden duidt. Ook de noden en verwachtingen van armoedeorganisaties kunnen worden meegenomen.
Daaraan gekoppeld formuleert de heer De Man een voorstel van verdere aanpak, op grond waarvan ik zal bekijken welke de volgende stappen kunnen zijn. Die alliantie kan ook de creativiteit van leraren ondersteunen om zelf leermaterialen te ontwikkelen en ze ook te beoordelen op kwaliteit. Dat lijkt me een belangrijke bijkomende doelstelling.
Die gesprekken lopen dus volop, in volle onafhankelijkheid. Ik kan dus niet echt vooruitlopen op wat de uiteindelijke uitkomst zal zijn. De werkzaamheden lopen echter. We zien dat de reactie uit het veld meestal wel positief was: men vindt dat men daar wel aan de slag mee moet gaan, dat men dat tegen het licht moet durven te houden in functie van de kwaliteit en de creativiteit van de leerkrachten. Soms kan dat immers wel een beetje leiden tot enige gemakzucht, waarbij men gewoon altijd werkt met die invulboeken.
Nog een bezorgdheid is dat sommige ouders ook klagen over de ecologische voetafdruk, mar ook over het gegeven dat die invulboeken dan ook maar deels worden ingevuld. Men ervaart dat als onnodige kosten en ook als onnodige ecologische kosten.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, dank u wel. Na het fake news, het fake interview. Ik denk dat het absoluut een goede zaak is dat u, zoals u aanhaalt, met de armoedeorganisaties samenwerkt. Toen wij jong waren, heel lang geleden, gingen we net voor het schooljaar begon de schoolboeken huren. Het is misschien wat veel gezegd dat die van generatie op generatie overgingen, maar ik kon soms in de inhoudstafel mijn broer zijn naam nog zien staan: ik had dus hetzelfde boek geleend. Dat is allemaal niet meer zo. Dat is natuurlijk jammer, om ecologische redenen, zoals u zelf aanhaalt, maar ik vind de gelijke kansen voor onze kinderen misschien nog belangrijker, met dus het zo veel mogelijk drukken van de kostprijs in het onderwijs.
Ik vind het ook heel goed dat de kwaliteit wordt gemonitord, maar toch vraag ik me nog altijd af hoe dat dan in de praktijk zal gaan. Als scholen dan toch met invulboeken werken, zullen ze daar dan voor op de vingers worden getikt? Ik vind uw initiatief heel goed, dat moet gebeuren, maar je voelt dat er in dezen toch een beetje sprake is van een spanningsveld met de vrijheid van onderwijs, die in ons onderwijs ook wel belangrijk is, maar die natuurlijk onder druk komt te staan omdat de kwaliteit naar omlaag gaat. Alles hangt een beetje samen. Daarom vraag ik me af hoe dat in de praktijk zal gaan en hoe u of de heer De Man zal bijsturen indien nodig.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, het kan verkeren. Blijkbaar zijn er toch journalisten die de commissie Onderwijs volgen en die dan merken welke parlementsleden vragen stellen en ook vragen stellen die ertoe doen, die het beleid helpen vorm te geven. Ik had op donderdag 6 mei een vraag gesteld waaruit er wel wat nieuws te halen was. Wellicht heeft de journalist daar het antwoord gehoord. Toen was er nog geen duidelijke naam naar voren geschoven, dacht ik. In elk geval, een aantal zaken die toen ook werden aangekaart, kaart ik nu graag nog eens aan.
Er is de creativiteit van de leerkracht, die we te allen tijde moeten stimuleren. Er is de betaalbaarheid en de duurzaamheid. Een directeur die ik heel goed ken, belde mij op en gaf aan dat hij, sinds er wat is gesleuteld aan de boekenpakketten en de mogelijkheden ter zake, tien keer zo veel werkingsmiddelen moet besteden aan het kopen van handboeken in vergelijking met een aantal jaar geleden, toen hij startte als directeur. Men moet nu immers het hele boek of invulboek bestellen. Men kan niet meer een bepaald katern bestellen. Men kan het niet meer kopiëren. Ik denk dat dat toch wel iets is waarover we het ook moeten hebben, naast de kwaliteit. Verder denk ik dat naast de handboeken ook de digitale middelen zouden moeten kunnen worden meegenomen.
Ik onderschrijf zeker het spanningsveld met de vrijheid van onderwijs, waarover wij altijd al zeer bezorgd zijn geweest en waarvoor we zeer sterk blijven pleiten. We moeten er toch voor zorgen dat de overheid niet kan opleggen welke handboeken er dan precies in de klas moeten worden gebruikt. Wij leggen het ‘wat’ vast. De leerkracht kan altijd kiezen hoe hij dat dan precies doet.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, het is inderdaad waar dat we goed hebben vooruitgekeken met het regeerakkoord, zoals de minister ook aangaf. We hebben daarin opgenomen dat we hiermee aan de slag zouden gaan, wat dan ook gebeurt. Alle credits, dus, voor het regeerakkoord en de samenstellende partijen. Mevrouw Beckers, dat neemt echter niet weg dat het inderdaad goed is om dat nog even opnieuw aan te halen.
De leraars en de ouders zeggen dat ze eigenlijk geen invulboeken willen. Er zijn uitgeverijen die invulboeken verkopen. Als niemand ze wil, dan verkoopt een uitgeverij geen boeken. Dan is er een zeer eenvoudige economische wetmatigheid: als niemand ze vraagt, dan maakt men ze niet. Men maakt ze echter, en blijft ze maken, omdat er vraag naar is. Als er vraag naar is, dan wil dat wel zeggen dat die vraag wordt gestuurd.
Minister, het is inderdaad goed dat het gebruik en de ontwikkeling daarvan worden bekeken. Er moet dan echter ook wel eens worden bekeken waar dan de trigger zit zodat men ze toch blijft bestellen. Als zowel ouders als leerkrachten, als velen het niet eens zijn met sommige onderdelen, dan zou die vrijheid van de leraren ertoe moeten leiden dat men ermee stopt. Alleen worden leraren op een bepaalde manier bang gemaakt: ‘Heel het leerplan moet dit en dat, want anders... Als je dit handboek volgt, dan ben je in orde.’ Dat is wel waar. Collega’s, dat moeten we wel erkennen. Dat is iets wat ik vaststel bij leerkrachten, dat dit het argument is: ‘Als ik dit volledig volg, dan ben ik in orde.’ Het lijkt me duidelijk. De eindtermen, dat is waarop we toezien als overheid. Dat is het stuk dat we in handen hebben. Als dat in orde is, dan staat het de leraar vrij wat hij allemaal nog doet.
Minister, afsluitend zou ik toch nog willen vragen om niet alleen die invulhandboeken, werkboeken, of hoe men ze ook wil noemen, maar ook de software mee te nemen. U hebt die problemen heel duidelijk aangekaart, denk ik. U hebt dat daarnet ook vernoemd. Ik merk immers op bepaalde momenten dat er gewoon pdf’s worden geprojecteerd. Dat heeft weinig meerwaarde. U mag echter gerust weten van mij, als ouder, leraar en pedagoog, dat ik niet in die invulboeken geloof. Die werken niet, ook niet cognitief – ik denk dat het Martin Valcke was die dat recent nog geeft gezegd –, zeker niet als je acht woordjes in een tekst moet invullen en dan een balkje met negen woorden krijgt waaruit je de acht juiste woordjes moet kiezen. Collega’s, dat is geen cognitief onderwijs. Ik weet niet wat dat is, maar zeker geen cognitief onderwijs.
Minister Weyts heeft het woord.
Vooreerst, de minister van Onderwijs zou de minister van Sport ertoe willen oproepen om in de mate van het mogelijke toch zo veel mogelijk matchen van de Rode Duivels te plannen op donderdagavond. Dat heeft toch een ongelooflijk positief effect op de arbeidsethos. De snelheid van werken neemt exponentieel toe. Ik weet niet in welke mate de collega van Sport vat heeft of wil hebben op die agendasetting, maar dit is een warme oproep.
Ten gronde, voor alle duidelijkheid, de onderwijsverstrekkers zijn ook betrokken. Ik heb ze ook vernoemd, denk ik. Ik wil natuurlijk niet de kar voor het paard spannen. De opdracht is heel duidelijk: bekijk of er een draagvlak te vinden valt en hoe groot dat is, om dan met de belangrijkste partners iets uit te werken om ervoor te kunnen zorgen dat de leermiddelen die op de markt komen, kwaliteitsvoller zijn. Ik ga niet in het begin opleggen welke boeken wel of niet kwaliteitsvol zijn. Dat willen we ook niet, net vanuit die bekommernis omtrent de vrijheid van onderwijs.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, u moet mij niet verdenken van enige sympathie voor voetbal of de Rode Duivels. Laat dat heel duidelijk zijn.
Wat onze media betreft: in plaats van onze werkgroep voor betere en objectievere leermiddelen zouden we misschien met de collega’s van Media een werkgroep voor betere en objectievere journalistiek kunnen oprichten.
Mijnheer Daniëls, ik denk echt dat u wel gelijk hebt als u zegt dat leerkrachten vaak niet vrij zijn. Als een school bijvoorbeeld een contract sluit met een uitgeverij, dan zijn leerkrachten soms willens nillens verplicht om met die leermiddelen te werken en is de inspraak van die leraar niet erg groot. Daarom is dit een goed initiatief, dat zeker en vast navolging verdient. Ik ben alleen benieuwd hoe het in de praktijk zal verlopen, maar dat zal de toekomst uitwijzen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.