Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag die al verschillende keren in de commissie is besproken: de uitrol van de Digisprong. De uitrol van de Digisprong, de noodzakelijke digitalisering van het onderwijs in Vlaanderen, komt nu echt wel op kruissnelheid. Op 30 april heeft de Vlaamse Regering het besluit goedgekeurd voor de toekenning van de ICT-middelen aan de scholen in 2021. Minister, u hebt steeds benadrukt, ook in deze commissie, dat de scholen autonoom beslissen over de besteding van deze middelen, ook in functie van hun pedagogisch project. In de commissievergadering van 22 april hebt u dat nog eens nadrukkelijk bevestigd.
De koepelorganisaties van het vrij gesubsidieerd onderwijs en van het gemeenschapsonderwijs blijken nu voor het plaatsen van bestellingen van ICT-producten en -infrastructuur een raamovereenkomst met dezelfde onderneming te hebben. Deze onderneming werpt zich steeds meer op als marktleider. Ik hoor sommigen in de wandelgangen zelfs al bijna spreken van een monopolist. Want ze zijn op dit moment natuurlijk een heel groot deel van de markt aan het bezetten. Er is bijvoorbeeld ook de samenwerkingsovereenkomst met Proximus.
Tijdens webinars worden scholen intussen niet alleen geïnformeerd over de producten van deze onderneming, maar ook aangespoord om zo snel mogelijk over te gaan tot het plaatsen van grote, prijsgunstige bestellingen. We krijgen ook meldingen van scholen die niet meteen toehappen of bij andere leveranciers willen aankloppen, dat ze door de genoemde onderneming worden benaderd en onder druk worden gezet om alsnog voor haar productengamma te gaan en binnen de condities van de raamovereenkomsten te blijven. Doen de betrokken scholen dat niet, dan zouden ze geconfronteerd worden met een tekort aan toestellen en hogere prijzen.
Daarom graag uw antwoord op volgende vragen. Bent u op de hoogte van de inhoud en de condities van de raamovereenkomsten die de koepelorganisaties voor de besteding van de Digisprongmiddelen hebben gesloten? Hoe beoordeelt u deze raamovereenkomsten? Door het feit dat de raamovereenkomsten met dezelfde onderneming gesloten zijn, wordt de concurrentie tussen leveranciers uiteraard beperkt. Hoe schat u de gevolgen hiervan in voor de timing van de leveringen, de kwantiteit en kwaliteit van producten, de prijzen en de service na levering?
Dat scholen onder de druk worden gezet om in het kader van de genoemde raamovereenkomsten bestellingen te plaatsen, staat haaks op de autonomie die u de scholen toedicht bij de besteding van hun Digisprongmiddelen. Bent u op de hoogte van het feit dat scholen zich onder druk gezet voelen? Welke stappen zal u zetten om de vrijheid van de scholen ter zake te waarborgen, dat ze met andere woorden ook buiten de raamovereenkomsten producten kunnen bestellen en dat ze dat, indien gewenst, ook bij andere leveranciers kunnen doen?
En ten slotte, meer algemeen, hoe zorgt u ervoor, met uw administratie, dat dit luik en deze fase van de Digisprong een correct verloop kennen, met een doelgerichte en doelmatige aanwending van de ICT-middelen die aan de scholen zijn toegekend?
Minister Weyts heeft het woord.
Eerst wil ik even schetsen aan welke regelgeving ook scholen zich moeten houden. Scholen en schoolbesturen zijn gebonden aan de wet op de overheidsopdrachten als zij producten of diensten aankopen, ook in de ruime zin zoals huren, leasing, huurkoop. In een notendop komt het erop neer dat een en ander afhankelijk is van de waarde van de aankoop. Als het bijvoorbeeld gaat om aankopen onder de drempel van 30.000 euro kan men een leverancier kiezen op basis van een beperkt marktonderzoek. Tussen de 30.000 en 139.000 euro moet de aankoop gebeuren met raadpleging van minstens drie marktpartijen. Vanaf 139.000 euro moet je een klassieke marktbevraging doen, met publicatie in het Bulletin der Aanbestedingen.
Maar de wet op de overheidsopdrachten laat wel de mogelijkheid open dat koepelorganisaties en onderwijsverstrekkers gaan fungeren als aankoopcentrale en dat die een raamovereenkomst sluiten waarop de schoolbesturen kunnen intekenen. Maar de schoolbesturen zijn volledig vrij daar al dan niet gebruik van te maken. Zij kunnen er ook voor kiezen om zelf een raamovereenkomst te sluiten met een leverancier. Er zijn er die dat doen, al dan niet in samenwerking met andere scholen of scholengroepen. Zij hebben daar ook voldoende tijd voor, wat belangrijk is. Ik heb voorzien dat de schoolbesturen de Digisprongmiddelen nog kunnen aanwenden in het schooljaar 2022-2023 en voor sommige zelfs tot en met 2023-2024. Sommigen voelen zich misschien wat onder druk gezet, maar de middelen reiken toch verder dan het huidige schooljaar. Dat is een doordachte keuze geweest, net om ervoor te zorgen dat schoolbesturen de tijd krijgen om hun beslissingen te nemen. Desgevallend moeten zij ook niet alles in één keer gaan aankopen. Daarvoor hebben wij ook een concreet stappenplan uitgewerkt. Het is raadpleegbaar op de website van Digisprong. Daarin wordt de aanpak heel duidelijk en stapsgewijs uitgelegd.
De onderwijsadministratie komt natuurlijk niet tussen in de raamovereenkomsten die de school of koepels of onderwijsverstrekkers afsluiten, ook niet bij de keuze van de leverancier of de opvolging. Dat is echt de autonomie én van de scholen én van de koepelorganisaties en de onderwijsverstrekkers.
Ik heb er momenteel geen zicht op of er een impact is op de leveringstermijnen of andere modaliteiten binnen de raamovereenkomsten van deze koepelorganisaties.
Ik voorzie wel een digitale tool voor de schoolbesturen die het mogelijk moet maken te rapporteren over de aanwending van de Digisprongmiddelen. De schoolbesturen zullen van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODI) hieromtrent de nodige instructies ontvangen.
We ondersteunen de scholen bij hun aankopen. Opnieuw, op de website van Digisprong hebben we een sectie opgenomen die dieper ingaat op de wet op de overheidsopdrachten. Daarnaast hebben we informatievergaderingen zoals recent over ethisch en duurzaam ICT-materiaal aankopen.
Ik ben ervan op de hoogte dat de druk op sommige scholen groot is om nu snel ICT-materiaal aan te kopen. Sommigen doen alsof het nu of nooit is: aan deze scherpe voorwaarden of nooit meer. In mijn communicatie heb ik duidelijk gemaakt dat scholen voldoende tijd krijgen en autonoom zijn in de aankopen. Het departement volgt op vraag van mij het aanbod op de ICT-markt op. Als ze foutieve of misleidende communicatie vaststellen op sociale media, tijdens webinars of informatiedagen attenderen ze de betrokken firma’s daarop. Er speelt natuurlijk concurrentie en dat is ook goed. Door de Digisprong, door de investering van 385 miljoen euro is het plots alle hens aan dek bij de leveranciers en is er plots scherpe concurrentie ontstaan.
Scholen kunnen daar enkel wel bij varen, ze krijgen scherpe voorwaarden, betere dienstverlening en meer probatie. Het is niet alleen aan de grote spelers – de grote twee, Proximus en Telenet zijn echt in het veld getreden – het is ruimer. Concurrentie leidt ook tot heel wat innovatie. Men is verder gaan denken, men beseft dat als men scholen wil verleiden om voor hen te kiezen, men inzake digitaal leermateriaal een aanbod moet kunnen doen. Ik snap dat het voor scholen nieuw is en een moeilijke keuze is. Daarom is er grote interesse en worden ze proactief benaderd door de grote spelers, dat is een nieuw gegeven. Daarom bieden we via de website de nodige begeleiding.
Tot slot wat uw vraag betreft aangaande de doelmatigheid van de aanwending van de Digisprongmiddelen kan ik u het volgende meegeven. De digisprongmiddelen moeten worden aangewend voor het doel waarvoor ze zijn toegekend. AgODI zal de aanwending van de middelen opvolgen en controleren. Schoolbesturen verantwoorden de aanwending van de middelen op basis van facturen of andere verantwoordingsdocumenten. Ze dienen alle bewijsstukken ter beschikking te houden voor controle. Het besluit voorziet expliciet dat de schoolbesturen onverwijld de middelen of een gedeelte van de middelen moeten terugbetalen indien AgODI vaststelt dat de toekenningvoorwaarden niet werden nageleefd. De digitale monitoringtool zal hierop afgestemd worden. Ik heb daar een specifieke omzendbrief rond gepubliceerd. Uw vraag werd net voordien ingediend. De omzendbrief is consulteerbaar. Alles wordt enkele bladzijden lang uitgelegd, en er wordt in detail ondersteuning en begeleiding geboden.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U blijft zeggen dat het goed is voor de concurrentie. Versta me niet verkeerd: ook ik ben voorstander van concurrentie en zie dat dat regelmatig een goed resultaat oplevert. Maar in dit geval begin ik er stilaan aan te twijfelen. Want ik zie weinig concurrentie, met een heel dominante speler die, als ik de scholen mag geloven, vaak een heel agressieve techniek hanteert om hen tot die bestellingen te dwingen. Maar het is goed dat u nog eens de autonomie van de scholen onderstreept en de vrijheid om buiten dat raamcontract te gaan.
Voorzitter, ik heb een bijkomende vraag. Ik zal het kort houden, want ik besef dat de commissie in tijdnood zit.
Ik verwijs naar een van de raamcontracten die het bedrijf heeft afgesloten. Binnen het katholieke onderwijs is er ondertussen sprake van prijsstijgingen die blijkbaar al dan niet eenzijdig door de leverancier worden opgelegd. Dat zijn stevige prijsstijgingen. Ik kijk naar het budget dat u ter beschikking stelt, bijvoorbeeld voor de aankoop van materiaal in het middelbaar onderwijs. Er is zelfs sprake van een prijsstijging van 18 procent. Dat zal dan toch behoorlijk interen op de middelen die u ter beschikking stelt om die terechte Digisprong te realiseren.
Minister, hoe kijkt u daarnaar? Want door die prijsstijgingen zouden de uitrol van Digisprong en de snelheid waarmee scholen of scholieren een laptop ter beschikking krijgen, kunnen worden vertraagd. Daarover had ik u graag nog even gehoord.
Wat de omzendbrief betreft, had ik ondertussen gemerkt dat mijn vraag die inderdaad heeft gekruist. Die vraag is dus voor een deel vervallen.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit mij graag aan bij collega Rzoska, want gelijkaardige, zorgwekkende signalen hebben ook ons bereikt. We kunnen daardoor vandaag op de feitelijke Vlaamse markt niet spreken over concurrentie en scherpere prijzen. Wel integendeel, die prijsstijgingen bereiken ons ook. Ik verwijs naar de recente raamovereenkomst die door het gemeenschapsonderwijs werd gesloten met dezelfde speler. Die prijzen zijn van een heel andere orde dan de bestaande raamovereenkomst van het katholieke onderwijs. Er is door collega Rzoska al verwezen naar die stijging. Dat gaat toch over 95 procent van de onderwijsmarkt in België – want ze zijn ook over de taalgrens gaan kijken – dat nu in handen is van één speler. Maar dat is natuurlijk het spel van de vrije markt. Maar van scherpere voorwaarden en concurrentie is er op dit ogenblik in de praktijk weinig sprake.
Ik heb twee bijkomende vragen, van eerder operationele aard. Scholen hebben natuurlijk nog heel wat vragen bij de uitrol van dat massieve digitaliseringsplan. Ik schets de situatie van een groot schoolbestuur, met verschillende scholen die op verschillende snelheden werken rond digitalisering. De ene school is volledig uitgerust, heeft veel laptops. De andere school heeft nauwelijks basisconnectiviteit. Mag dat schoolbestuur de middelen herverdelen over de verschillende scholen? Dat is mijn eerste vraag.
Mijn tweede vraag gaat heel specifiek over het deeltijds kunstonderwijs (dko). Hoe zit het daar? Krijgen zij ook middelen uit Digisprong? Want in het leerplichtonderwijs is iedereen goed voorzien. Het buitengewoon secundair onderwijs (buso), opleidingsvorm 1 (OV1) en OV2, en het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso) hebben nu ook een even groot bedrag gekregen. Dat hebt u reeds toegezegd via het andere relanceplan. Wordt het centrum leren en werken (CLW) meegenomen bij het dbso?
Ten slotte herhaal ik de vraag over de internaten, omdat we daar nog geen duidelijk antwoord op hebben gekregen. Het lijkt ons verantwoord dat er ook daar, zoals voor elke leerling, 42 euro wordt voorzien voor een interne, om te investeren in de basisconnectiviteit. Ik denk dat we daar snel duidelijkheid over moeten bieden.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, ik dank u voor uw zeer interessante vragen. Ik maak van de gelegenheid gebruik om te wijzen op de brief die de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) gemeenschappelijk hebben geschreven. Daarin maken ze een aantal bedenkingen bij Digisprong. Ik houd het kort. Zij herhalen de bezorgdheid die ik ook al een paar keer heb geuit: er is een grote focus op de pure hardwareverdeling en te weinig op de begeleidende en zeer essentiële pijlers, zoals het ICT-beleid op school, de ICT-coördinatie, de professionalisering van de leerlingen, het optimaliseren van de leermiddelen, de ouders meekrijgen in het verhaal van digitalisering enzovoort.
Dan een tweede punt: er wordt de komende twee jaren veel geld voorzien. Maar voor nadien zijn de beloofde recurrente middelen te beperkt. Denken ook de Vlor en de SERV er al aan om gewoon te zorgen voor de nodige vervanging van het computerpark en natuurlijk ook voor de verdere professionalisering van de leerkrachten? Het ICT-beleid gaat altijd recurrent een aardige duit blijven kosten. Het is natuurlijk niet zoals bij leren fietsen. Als je leert fietsen en je kunt fietsen, dan kun je fietsen. Maar de digitale dingen veranderen zodanig snel dat er echt wel recurrent geld nodig is om bij te blijven.
U hebt zelf al aangegeven dat niet alle scholen het komende schooljaar al direct beginnen met de uitrol van Digisprong. Ze denken er eerst over na en gaan nog niet direct over tot de aankoop van die hardware. Ik denk dat het een goede zaak is dat u ook de ruimte geeft en dat het dus ook mogelijk is dat scholen dat nog een jaar uitstellen om eerst hun ICT-plan op orde te stellen en dan pas over te gaan tot de verdeling van de hardware. Minister, mijn vraag is dat u dat goed in het oog houdt en dat u, als de recurrente middelen niet voldoende zouden blijken, dat ook zult aanpassen.
De heer Danen heeft het woord.
Ik wil ook even verwijzen naar het advies van de Vlor en de SERV, net zoals mevrouw Beckers heeft gedaan. Er moet eerst een goed plan zijn binnen de school en dan pas de uitwerking en de investering in de digitale middelen, niet omgekeerd. Als er druk is op scholen om dat omgekeerd te doen, dan zou dat bijzonder vervelend zijn.
De echte vraag die ik wilde stellen, is de volgende. In een vorige commissievergadering heb ik ook al eens gevraagd of het mogelijk was om scholen te stimuleren in de richting van meer lokale aanbieders van apparatuur. Ik begrijp dat de combinatie van een heel grote school en een kleine aanbieder onmogelijk is. Maar allicht kunnen de lokale aanbieders wel ‘deelpercelen’ zijn. Ik denk dan bijvoorbeeld aan bepaalde infrastructuur en aangelegenheden rond ICT. Ik stel inderdaad vast dat nu vooral de grote budgetten naar enkele spelers gaan. Ik vind dat bijzonder jammer. Hoe kunnen lokale spelers mee in het veld komen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Het is een interessante vraag. Het lijkt me logisch dat scholen ondersteund worden in dit soort processen, in grootschalige aankopen. Dat is een deel van ontzorging – als we het zo willen zeggen. Minister, ik ben ook wel een beetje bekommerd – laat het mij wat plastisch omschrijven – over wat er al dan niet blijft hangen tussen de aankoop en wat er wordt betaald bij verschillende tussenstations. Ik wil dat toch onder de aandacht brengen. Nu, gratis bestaat niet. Ik ben al blij dat geen enkele partij dat geopperd heeft. Maar als die intermediërende organisaties die de raamcontracten afsluiten, goed onderhandelen, en als er daarnaast eventueel een tweede overeenkomst is die bepaalde voordelen schept voor de tussenkomende partijen – dat kan dan financieel zijn, dat kan een korting zijn, dat kan een return in natura zijn – dan komt het volledige budget dat u ter beschikking stelt en dat per slot van rekening uit de Vlaamse begroting komt, natuurlijk niet volledig ten goede aan de scholen, de leerkrachten en de leerlingen. Ik wil daar toch op wijzen, omdat ik op dat vlak toch ook al een aantal dingen gezien heb waarvan ik denk: oké, een commissie is te verantwoorden, maar er zijn ook grenzen aan die commissie, hetzij financieel, hetzij in natura. Dus minister, in uw onderzoek waar u net naar verwees of in de oproep die u doet naar de externe private speler die intekent op de raamcontracten, moeten we diegenen die de raamcontracten maken op dat vlak toch ook sensibiliseren. We moeten de scholen er inderdaad op wijzen dat zij aan het stuur van de aankoop zitten.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat betreft het advies van de Vlor en de SERV en de focus op de hardware: ik heb het hele plan Digisprong voorgesteld, waar ook heel duidelijk de ontwikkeling van een kenniscentrum in zit, met ook twee kamers, en waarbij we ook gaan zorgen voor de opleiding via de zogenaamde bootcamps. Daarbij werken we samen met centra voor volwassenenonderwijs om ervoor te zorgen dat de leerkrachten een bootcamp krijgen op het vlak van ICT en digitale vaardigheden.
Wat het monopolie betreft: de raamovereenkomsten worden binnengehaald door de leverancier met de scherpste voorwaarden. Er wordt hier bijna gesuggereerd dat wij dan in de plaats moeten gaan treden van scholen, onderwijsverstrekkers of koepels om zelf raamovereenkomsten te gaan onderhandelen, wat dan ongetwijfeld weer de terechte kritiek zal opleveren dat we geen vertrouwen hebben, dat we de autonomie niet respecteren, dat verschillende scholen verschillende keuzes moeten kunnen maken. Daar zou ik me voor hoeden. Uiteindelijk beslissen de scholen zelf. Sommige scholen weten zich verplicht om af te nemen binnen de raamovereenkomst van de koepel of onderwijsverstrekker waarmee men anders zaken doet, maar er zijn ook scholen die zelf raamovereenkomsten hebben gesloten, omdat ze andere desiderata hebben. Dat kan allemaal, dat is de autonomie.
Wat de prijsstijging betreft: die doet zich, voor alle duidelijkheid, bij alle elektronica voor. Dat is niet specifiek voor laptops of voor onderwijs, maar is vrij breed vast te stellen, net zoals bij bouwmaterialen bijvoorbeeld. Net daarom is het ook verstandig, zoals we hebben geregeld, dat de middelen niet op één jaar worden uitgegeven, want dat zou misschien een markt- of prijsverstorend effect kunnen hebben. We hebben beslist om het te spreiden over meerdere schooljaren in plaats van over één schooljaar.
Mogen de schoolbesturen met verschillende scholen herverdelen? De directies kunnen daar natuurlijk over spreken, maar de oorspronkelijke doelstelling moet natuurlijk wel gerespecteerd worden, namelijk een ICT-toestel voor elk kind en elke jongere. We mogen niet in de situatie terechtkomen dat de ene bevoordeeld wordt ten nadele van de andere. Daar, opnieuw, laten we de autonomie, maar ook de responsabilisering spelen.
Voor het dko zijn die niet voorzien, omdat de focus op het leerplichtonderwijs ligt. Jongeren die dko volgen, hebben natuurlijk ook wel een laptop, omdat ze leerplichtonderwijs volgen.
De centra leren en werken zijn wel meegenomen. Dat zijn gelijkaardige bijdragen. En ook in het buitengewoon onderwijs hebben we ervoor gezorgd dat we dezelfde bedragen toekennen als in het gewone secundair onderwijs.
Kan men werken met lokale leveranciers? Dat heb ik toch geduid? De wet op de overheidsopdrachten laat die mogelijkheid, afhankelijk van de drempelwaarden waarmee je werkt. 30.000 euro is de eerste drempel. Daaronder hoef je maar een beperkt marktonderzoek te doen om een leverancier te kiezen. Dat kan zelfs op basis van catalogi en websites. Ga je boven 30.000 euro, van 30.000 euro tot 139.000 euro, dan kun je nog altijd werken zonder bekendmaking, maar moet je minstens drie offertes opvragen. Dat laat dus wel mogelijkheden om ook voor hybride vormen te kiezen. Je kunt bijvoorbeeld werken met een raamovereenkomst én met lokale leveranciers, ik zeg maar wat. Maar opnieuw speelt daar de lokale autonomie, maar vooral ook de verantwoordelijkheid van de scholen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Dank u wel, minister, en ook collega’s, om aan te sluiten.
Ik denk dat het een dossier is dat we van dichtbij moeten volgen. Versta me niet verkeerd, minister: ik vind ook dat scholen daar een grote, wat mij betreft dé, autonomie in hebben, maar op een moment dat een overheid zoveel geld ter beschikking stelt, vind ik ook wel dat u als minister wat verder mag kijken dan enkel: ‘Ik stel het geld ter beschikking en verder heb ik geen verantwoordelijkheid meer.’ Ook de besteding van die middelen, wat er in die raamovereenkomsten staat en hoe zo’n leverancier zich gedraagt – want prijsstijgingen zitten inderdaad overal, maar dat betekent wel dat er een eenzijdige meerkost op scholen afkomt die toch ergens betaald zal moeten worden –, zijn belangrijk, want het zou jammer zijn dat dat de Digisprong remt.
Wat de scherpste voorwaarden betreft: daar durf ik eerlijk gezegd nog voor een stukje aan twijfelen. Ik heb de indruk dat de markt op dit moment wel degelijk voor een stuk verstoord wordt door een van de spelers, die heel veel binnenhaalt, ook in Franstalig België, en zo meer en meer zijn eigen wil aan het opleggen is aan scholen. Dat lijkt mij echt geen goede zaak.
Maar, voorzitter, we volgen het dossier van dichtbij op.
Prima.
De vraag om uitleg is afgehandeld.