Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister-president, via de Interministeriële Conferentie (IMC) voor Cultuur overlegt Vlaanderen met de andere deelstaten, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het federale niveau ongeveer vier keer per jaar over cultuuraangelegenheden die we samen delen. De laatste IMC vond plaats op 17 mei, als ik goed ingelicht ben.
De voorbije weken en maanden zijn in deze commissie verschillende dossiers aan bod gekomen waaromtrent u zich ook geëngageerd hebt om ze aan te kaarten bij de bijeenkomsten van de IMC. Corona is uiteraard een prioritair thema, maar ook de fiscaal aftrekbare giften, de taxshelter, roofkunst en de Belfiuskunstcollectie. En uiteraard komt ook het thema van de sociaal-economische positie van de kunstenaar en cultuurwerker daar aan bod. Wat dat laatste betreft, werd er midden februari een werkgroep opgericht, die om de zes weken samenkomt. U gaf aan dat wat Vlaanderen betreft, het toch essentieel is dat de federale overheid in verband met de sociaal-economische positie van de kunstenaar en de werkzaamheden die daar gebeuren, voldoende afstemt met de gemeenschappen en dat die werkgroep binnen de schoot van de IMC daar toch een garantie voor is.
Als laatste zou u ook het gesprek aangaan met federaal minister Wilmès over de sluiting van de zaal Oude Meesters in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (KMSKB), die ondanks financiële steun van Toerisme Vlaanderen voor het opfrissen van de zaal, het faciliteren van een Bruegel Experience en het installeren van een ontvangstbalie, toch werd gesloten. Dat gesprek zou ook breder gaan, over hoe de federale musea nauwer kunnen samenwerken met musea van de deelstaten, bijvoorbeeld met betrekking tot de ontsluiting van waardevolle collecties.
Ik heb daarover de volgende vragen. Welke coronagerelateerde punten stonden in de laatste IMC op de agenda? Tot welke concrete inzichten of afspraken ter voorbereiding van het Overlegcomité of over het heropstarten van de cultuursector hebben die geleid?
Zijn er naast coronagerelateerde dossiers ook nog andere dossiers, zoals die die ik zonet heb aangegeven, aan bod gekomen? Wat was daar het resultaat van? Wat zijn de volgende stappen? Welke afspraken zijn er gemaakt?
Kunt u wat meer toelichting geven bij de lopende gesprekken in de werkgroep over het sociaal-economische statuut van de kunstenaar? De federale overheid heeft daar onlangs over gecommuniceerd dat ze het participatieve traject zal opstarten. Werd dat plan van aanpak ook met de deelstaten doorgesproken? Onze Vlaamse spelers, die toch wel heel wat ervaring hebben van op het terrein, zoals Cultuurloket en het Overleg Kunstenorganisaties (oKo), hebben onlangs ook heel wat voorbereidingswerk verricht rond een mogelijke hervorming van het kunstenaarsstatuut. Hoe zal dat voorbereidende werk van die toch wel performante Vlaamse spelers meegenomen worden in dat federale participatieve traject?
Minister-president Jambon heeft het woord.
De Interministeriële Conferentie Cultuur kwam inderdaad samen, in een digitale meeting, op maandag 17 mei onder voorzitterschap van collega-minister van de Franse Gemeenschap, mevrouw Linard. De federale minister bevoegd voor de drie federale culturele instellingen was verontschuldigd. Alle andere ministers met een culturele aangelegenheid in hun bevoegdheidspakket waren aanwezig, alsook de federale minister bevoegd van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
Wat waren de coronagerelateerde punten? Het spreekt voor zich dat de coronacrisis en de impact ervan op de cultuursector opnieuw een belangrijk aandeel hadden in de agenda. De follow-up van de coronamaatregelen en het afstemmen van de protocollen wordt nu vormgegeven via een geformaliseerde werkgroep binnen de IMC Cultuur. Er werd een korte stand van zaken geschetst van die werkgroep. Daarnaast werd beslist dat de werkgroep verder gemandateerd wordt om het overleg over de coördinatie van de protocollen te continueren, en ook de uitzonderingsregels voor grote evenementen bij de verschillende deelentiteiten af te stemmen. Wat betreft de testevenementen werd beslist om de nodige informatie met elkaar uit te wisselen en op de volgende IMC in september een presentatie te geven over de resultaten van de testevenementen aan beide kanten van de taalgrens.
Dan vroeg u of er nog andere dossiers geagendeerd waren. Ja, dat was zo. Het ging om volgende zaken. Er werd een stand van zaken gegeven van de Werkgroep Cultuurbureau. In opdracht van alle entiteiten zal een studie worden gegund die het informatieaanbod en de informatienoden van cultuurorganisaties en kunstenaars in kaart brengt. Er werd ook een stand van zaken geven van de Werkgroep socio-economische positie van de cultuurwerkers; daar ga ik zo dadelijk apart op in, omdat dat een aparte vraag was van u. Op vraag van de Franse Gemeenschap werd het statuut van de leden van adviesorganen en hun vergoeding besproken.
Op mijn vraag was er ook een gedachtewisseling over de federale wetgeving op het verenigingswerk. Zoals u weet, is er na de vernietiging van de Bijkluswet al een tijdelijke oplossing voor de sportsector. Voor de sociaal-culturele sector, amateurkunstensector en jeugdsector ligt er een tijdelijke regeling voor: een voorontwerp is op 7 mei door de federale ministerraad goedgekeurd. Gezien de impact van de materie op de gemeenschapsbevoegdheden, is het onze uitdrukkelijke vraag om ook bij de uitwerking van de finale regelingen voor het verenigingswerk de gemeenschappen en de sectorspecifieke belangenbehartigers en steunpunten nauw te betrekken. Tot slot heb ik ook de situatie van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België aangekaart, in casu de tijdelijke sluiting van de vleugel Oude Meesters.
Dan is er uw vraag over de voortgang van de gesprekken over het kunstenaarsstatuut. Eerst en vooral is het mandaat van de werkgroep verlengd tot eind 2021, aangezien de federale hervorming waarschijnlijk pas dit najaar zal gebeuren. De werkgroep heeft zich in eerste instantie alvast toegelegd op data-aanlevering met betrekking tot de sociaal-economische positie van artistiek werkers, zodat er een totaalbeeld van de situatie mogelijk is. In de vergadering van juni, de volgende vergadering, zal de federale overheid – de kabinetten Vandenbroucke, Dermagne en Clarinval – meer in detail de stand van zaken toelichten over de werkzaamheden en de voorliggende opties. Een eerste toelichting is er ook al geweest in de Commissie Sociale Zaken van het federale parlement.
Wat betreft het participatieve traject met de deelstaten heeft minister Vandenbroucke kort het participatieve traject ‘Working in the arts’ toegelicht. De federale overheid wil voor verschillende materies sterk inzetten op inspraak en participatieve trajecten. Ik ben van mening dat informatie over ervaringen uit de praktijk zeker kan bijdragen tot het uitwerken van een robuust statuut. En inderdaad, oKo en Cultuurloket hebben ook in zeer grote mate deze praktijkervaringen in hun voorbereidend werk en voorstellen meegenomen. Het voorbereidende werk van oKo en Cultuurloket is gekend bij de federale kabinetten. Wij nemen het alvast ook mee binnen de IMC-werkgroep.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister-president, uw overzicht van wat er besproken is in de laatste IMC, is duidelijk. Uiteraard is er nog wat tijd nodig voor de afstemming van de protocollen en het op elkaar afstemmen van de evenementen die stilaan weer kunnen beginnen als de gezondheidscrisis goed evolueert.
Ik begrijp ook dat in een volgende IMC in september ook de testevenementen en de resultaten ervan verder zullen worden besproken. Is dat niet laat? De zomerperiode zal natuurlijk cruciaal zijn, enerzijds met de heropstart binnen de bestaande protocollen en anderzijds met de testevenementen die nu lopen en waaruit we moeten leren. We moeten die ervaringen en expertise meenemen in de heropstart in het algemeen.
Voor wat betreft de andere onderwerpen die aan bod zijn gekomen is het heel belangrijk dat we blijvend aandacht vragen voor het betrekken van de gemeenschappen, zeker in de federale wetgeving rond het verenigingswerk. Vlaanderen heeft een sterke basis, zowel in het sociaal-cultureel werk, het jeugdwerk als de amateurkunsten. We moeten daar nauw bij betrokken worden.
Ik ben ook blij dat u de problematiek van de KMSKB en van de sluiting van de zaal Oude Meesters hebt aangekaart. Ik hoor dat minister Wilmès verontschuldigd was. Ondertussen hebben we van minister Demir gehoord dat er toch nog een aantal centen die gereserveerd stonden, niet waren uitbetaald, dat er toch een brief naar de directie van het museum is gestuurd waarin wordt aangedrongen om die zaal Oude Meesters zo snel mogelijk opnieuw te openen, dat voorlopig het nog niet uitbetaalde geld on hold staat en dat er in de overeenkomst toch wel een mogelijkheid staat om, indien nodig, het geld terug te vorderen wegens een duidelijk teken dat de goede samenwerking hier op de helling staat. Bent u bereid om ook dit verder op te volgen en minister Demir te steunen in de maatregelen die zij voorziet? We hopen allemaal dat die zaal zo snel mogelijk wordt geopend. Het is belangrijk dat zowel Vlamingen als buitenlanders die Oude Meesters in hun pracht en glorie in de KMSKB kunnen bewonderen.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Coudyser, voor uw interessante vraag. Dank u wel, minister-president, voor uw antwoorden.
We kunnen gelukkig, hopelijk, op de IMC van september stilaan wat meer focussen op de niet-coronagerelateerde onderwerpen. Laat ons dat toch hopen. Er zijn een aantal belangrijke dossiers die samen met het federale niveau moeten worden besproken. Ik denk in eerste instantie aan het dossier van de kunstroof en aan het Belfiusdossier. Dat staat, dacht ik, ook in het regeerakkoord. Ik heb daar in een schriftelijke vraag al eens naar geïnformeerd. U zei toen terecht dat COVID-19 alle energie vroeg. Maar misschien kan er intussen toch al eens een brief worden gestuurd naar de verschillende bevoegde ministers om al een en ander uit te klaren ter voorbereiding van die IMC.
Er is nog een belangrijk dossier: de versoepeling voor de giften. Dat sleept ook al lang aan. We hebben het er in deze commissie al eens over gehad. U liet toen weten dat u bijval kreeg van de andere deelstaten en dat u daarover een schrijven zou richten aan federaal minister Van Peteghem. Hebt u al een antwoord gekregen? Kan dit dan eventueel worden meegenomen naar de IMC van september?
De heer Brusselmans heeft het woord.
Bedankt, collega Coudyser, voor de interessante vraag. Ik ben blij dat u ook bent ingegaan op het dossier-KMSKB. Ik ben daar ook al enige tijd mee bezig. Ik was erbij toen minister Demir terecht zei dat er mogelijk zelfs centen konden worden teruggevorderd. Die piste wordt bekeken.
Minister-president, ik ben blij dat u die kwestie ook hebt aangekaart. Dan is de vraag wat daar de uitkomst van is. De problematiek rond die federale musea en het wanbeleid dat daar wordt gevoerd gaat natuurlijk verder dan enkel die zaal van de Oude Meesters.Â
Ik denk bijvoorbeeld aan het Museum Kunst & Geschiedenis in het Jubelpark. Door het knippen in de openingsuren daar is dat museum eigenlijk zo goed als gesloten. Overal zit men daar met problemen, met verouderde infrastructuur, met vochtproblemen. Maar de bottomline is vooral mismanagement. Dat wanbeleid gaat veel verder dan alleen de zaal Oude Meesters. De vraag is dus of u ook die aspecten aangekaart hebt. Bent u breder gegaan dan enkel de casus Oude Meesters? Wat is daaruit gekomen? Was dat antwoord voor u voldoende om weer vertrouwen te hebben in dat federale museabeleid? Anders is er volgens ons – ik zal het uitentreuren blijven zeggen – maar één oplossing, en dat is de splitsing op tafel leggen op het volgende interministeriële comité.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Bedankt voor de bijkomende bedenkingen, collega’s.
Mevrouw Coudyser, ik denk dat u gelijk hebt. Wij gaan natuurlijk veel eerder lering trekken uit die testevenementen en dat eventueel toepassen in de protocollen die nu uitgewerkt en op elkaar afgestemd worden. Laat dat een finale afsluiting zijn van heel dat gegeven. Daar gaan we niet op wachten om lering te trekken uit de testevenementen. Dat spreekt voor zich.
Wat de Oude Meesters betreft: de bevoegde minister was niet aanwezig. Ik heb tijdens dat overleg wel aan de federale overheid gevraagd dat we daar toch voor de zomer positie konden innemen. Ik heb de twee mogelijkheden gedaan. Als het gesloten blijft, staat er geen service tegenover de bijdrage die we geleverd hebben. Maar aan de andere kant heb ik ook gesuggereerd dat men ons eens duidelijk uitlegt waar het probleem zit. Ik heb het dan puur over de Oude Meesters. Als het een personeelsprobleem is, kunnen wij misschien wel een creatieve oplossing vinden voor deze zomer.
Maar au fond hebt u natuurlijk gelijk, mijnheer Brusselmans. Het federale museumbeleid, dat hangt daar als een vijfde wiel aan de wagen. Dat is altijd een bijkomende competentie van een minister, naast de hoofdcompetentie. In die zin zit ik op dezelfde golflengte als u, dat musea beter overgedragen worden aan de gemeenschappen. Dat is natuurlijk ietsje moeilijker in Brussel. Ik denk dat daar toch oplossingen voor te bedenken zijn, gaande van cobeheer door de gemeenschappen tot splitsen of weet ik veel wat. In elk geval, bij de federale overheid hangt dat een beetje als een vijfde wiel aan de wagen. Dat is zo’n restbevoegdheid. Dat verdient om beter behandeld te worden.
Mevrouw D’Hose, het is een goede suggestie. Het zijn eigenlijk drie punten, want ik heb nog geen antwoord gekregen op onze brief van de heer Van Peteghem. Ik zal die drie punten inderdaad laten agenderen op de IMC van september.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Dank u wel aan de collega's voor de bijkomende opmerkingen en aan de minister-president voor het antwoord.
Er zijn heel wat dossiers. Ik denk dat ik in het begin het hele lijstje opgesomd heb waarover we met het federale niveau en met de andere gemeenschappen moeten overleggen en afstemmen. De federale musea, die hier weer aan bod komen, tonen inderdaad aan dat we in dit complexe land toch het best nog eens goed kijken om zoveel mogelijk homogene bevoegdheidspakketten aan het juiste niveau te geven, en voor ons is dat bij de deelstaten. Het cultuurbeleid is een van de eerste zaken die aan de gemeenschappen zijn toegewezen. Laat ons die oefening in de toekomst maar verderzetten, ook al is het soms een moeilijke oefening.
Ik wil nog even terugkomen op de werkgroep van het sociaal-economische statuut van de kunstenaar. Ik hoor dat de federale overheid daar in het najaar echt vooruitgang in wil boeken. Inspraak en participatieve trajecten zijn altijd interessant en nuttig, maar als we echt stappen vooruit willen zetten, zetten we het best ook de expertise in die er is en die uit de sector komt. En ik denk dat Cultuurloket en oKo daar de juiste mensen voor zijn. Het federale niveau is op de hoogte van hun insteken. Ik hoop dat ze hen heel nauw gaan betrekken en dat ze daar snel vooruitgang boeken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.