Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: mijn vraag om uitleg was ingediend voor de feiten die zich sinds vorige week in ons land voordoen. Daar heeft ze niet rechtstreeks iets mee te maken.
Het Sportschuttersdecreet legt een aantal voorwaarden op waaraan sportschutters moesten voldoen om hun sport te beoefenen. Het uitgangspunt van het decreet is dat iedereen die in Vlaanderen het sportschieten beoefent met vergunningsplichtige wapens, houder moet zijn van een (voorlopige) sportschutterslicentie. In november 2018 werd het Sportschuttersdecreet, naar aanleiding van zijn tienjarig bestaan, op vraag van de toenmalige voorzitter van het Vlaams Parlement geëvalueerd door het Vlaams Vredesinstituut.
In zijn rapport wees het Vredesinstituut op een aantal mogelijke veiligheidsrisico’s en het adviseerde een aantal aanpassingen aan het decreet. Zo vroeg het Vredesinstituut dat de bevoegdheidsverdeling voor het recreatief schieten wordt uitgeklaard. Recreatieve schutters moeten zich namelijk niet onderwerpen aan de regels van het Vlaams Sportschuttersdecreet. Om ervoor te zorgen dat niet te veel schutters overstappen van het stelsel ‘sportief schieten’ naar ‘recreatief schieten’, omdat het als een gemakkelijke manier wordt beschouwd om wapens te verkrijgen, adviseerde het Vredesinstituut de stelsels van het sportief en recreatief schieten beter te harmoniseren en om te investeren in de goede werking van de betrokken overheidsadministraties. Ten slotte adviseerde het Vredesinstituut dat de gemachtigde schietsportfederaties een gezamenlijke zelfreguleringsnota zouden ontwikkelen om zo het risico op ‘shopping’ te beperken, waarbij clubs zich aansluiten bij een federatie met minder strikte veiligheidsvereisten.
Minister, heeft u overlegmomenten gehad of gepland met de federale bevoegde ministers over wapenbezit en sportschutters, die zowel het federale als het Vlaams niveau aanbelangen? Ik heb het over de ministers uit de nieuwe Federale Regering.
Kunt u een stand van zaken geven in hoeverre er vanuit Vlaanderen en de bevoegdheid Sport reeds is voldaan aan de aanbevelingen van het Vlaams Vredesinstituut inzake het Sportschuttersdecreet?
In welke mate is er gevolg gegeven aan de aanbeveling om de bevoegdheid qua recreatief schieten uit te klaren? Worden hieromtrent cijfers systematisch bijgehouden?
In welke mate zijn de mogelijkheden om occasioneel te kunnen schieten beperkt, zoals wordt aanbevolen door het Vredesinstituut?
In welke mate is de interne werking van de gemachtigde schietsportfederaties versterkt? In welke mate is het toezicht van Sport Vlaanderen op de werking van de gemachtigde schietsportfederaties versterkt?
In welke mate zijn de betrokken overheidsadministraties voor de controle op de schietsport verder uitgebouwd, in casu bij de provincies?
Minister Weyts heeft het woord.
U refereert aan het onderzoek van het Vlaams Vredesinstituut. Daarin zijn drie niveaus van aanbeveling van belang: het niveau van het Sportschuttersdecreet, het niveau van de interne werking van de schietsportfederaties en het niveau van de Vlaamse sportadministratie.
Met betrekking tot het Sportschuttersdecreet kunnen de aanbevelingen zeker worden meegenomen. Zoals bijvoorbeeld het strafbaar stellen van het niet terugsturen van ingetrokken of geschorste licenties. De aanbevelingen rond het aanvragen en verwerken van politionele gegevens vergt een tussenkomst van de overheid in de aanvraagprocedure van de licenties en vergt dus een aanpassing van het systeem. Het zijn de gemachtigde schietsportfederaties die licenties uitreiken.
Wat betreft de versterking van de interne werking van de gemachtigde schietsportfederaties zijn er bij de drie federaties bijkomende stappen gezet met betrekking tot de digitalisering. Ik stel ook vast dat in de coronaperiode het overleg met en de samenwerking tussen de schietsportfederaties absoluut verbeterd is. Dat leidde bijvoorbeeld tot de uitwerking van een gezamenlijk protocol voor de heropening van de schietstanden en de afstemming van de communicatie daaromtrent. Dat is een positieve evolutie.
De derde aanbeveling was op het niveau van de Vlaamse sportadministratie. Daarvan kan ik u zeggen dat de afdeling Subsidiëring van Sport Vlaanderen de samenwerking tussen de drie schietsportfederaties mee opvolgt. De Vlaamse Schietsportkoepel en Fros zijn gesubsidieerde sportfederaties, en VlaS wordt gesubsidieerd als organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding. In 2019 hebben we ter plaatse controles uitgevoerd bij de drie federaties. Er werd daar ook bijgestuurd en nauwgezet opgevolgd waar nodig. In 2020 hebben we door corona die plaatsbezoeken natuurlijk niet kunnen laten plaatsvinden. We hopen dat we dit najaar opnieuw aan de slag kunnen, dat we naar het nieuwe normaal kunnen evolueren.
Ik kan u ook nog meegeven dat wij ook gesprekken hebben opgestart met het kabinet van mijn collega, de minister van Justitie en Handhaving, om te onderzoeken op welke manier we in het kader van het Sportschuttersdecreet ook wat optimalisaties kunnen doen.
Wat het recreatief schieten betreft: de Vlaamse overheid heeft steeds het standpunt ingenomen dat dat over particulier wapenbezit gaat, zoals vermeld in de Wapenwet, en dus een zaak van openbare orde en veiligheid is. Daarvoor is de federale overheid bevoegd. Er wordt immers toegestaan dat particulieren die schieten buiten een georganiseerd verband, een wapen kunnen hanteren en bezitten. Wapenbezit regelen betreft de openbare veiligheid. Dat zit dus federaal. De federale minister van Justitie is daarvoor bevoegd. Sportschieten daarentegen gaat over het competitieve, recreatieve en topsportschieten in sportief verband. Heel concreet gaat dat over sportschieten in een club aangesloten bij en onder toezicht van een gemachtigde schietsportfederatie, mét een sportschutterslicentie. Het recreatief schieten, zoals vermeld in de Wapenwet, is dus niet gelijk aan het recreatief sportschieten. Ik kan dus ook niet antwoorden op uw vraag naar cijfers over recreatief schieten. De recreatieve vergunningen worden door de provinciale wapendiensten uitgereikt. Ook over de aanbeveling van de uitbouw van de provinciale wapendiensten kan ik me niet uitspreken, omdat die instaan voor de federale bevoegdheden, de federale aspecten van de wapenwetgeving.
Tot slot: ook op uw vraag over het occasioneel sportschieten kan ik niet antwoorden, omdat dat niet behoort tot de Vlaamse bevoegdheden. Het occasioneel schieten wordt geregeld door de federale Wapenwet, niet door het Vlaamse Sportschuttersdecreet.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik heb enkele korte bemerkingen of aanvullingen. U hebt geantwoord en bevestigd dat er overleg is met de betrokken federale minister. Om enerzijds de Wapenwet en anderzijds het sportschieten zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen, lijkt het me inderdaad belangrijk dat er regelmatig overleg is.
Nu de schietclubs binnenkort wellicht ook opnieuw zullen opengaan, neem ik ook aan dat een aantal dingen die nu hebben stilgelegen, ook qua handhaving, opnieuw op gang zullen komen.
De aanbevelingen van het Vlaams Vredesinstituut zijn eigenlijk structurele aanbevelingen. Het is natuurlijk belangrijk dat die permanent worden gemonitord vanuit de diverse instanties, zowel door de federaties zelf als door de betrokken diensten. Ik ben echter zeer tevreden met uw antwoord. Dat bevestigt dat er inderdaad toch wel heel duidelijk gevolg wordt gegeven aan de conclusies van het Vlaams Vredesinstituut. Ik zou echter zeggen: verder aan de slag daarmee. Na het advies in 2018 waren het immers verkiezingen, waardoor dit een tijd heeft stilgelegen, en nu lag het ondertussen stil door corona. Ik denk dat de problematiek toch wel belangrijk genoeg is om er zeker en vast de nodige screening en monitoring voor te blijven doen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat we het erover eens zijn dat het waardevolle aanbevelingen zijn, maar ze zijn niet altijd op ons van toepassing. We gaan zo maximaal mogelijk aan de slag met deze aanbevelingen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, uw antwoord volstaat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.