Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de ingebrekestelling van de stookoliesector met betrekking tot het Promazfonds
Vraag om uitleg over de ingebrekestelling van de stookoliesector wegens het uitblijven van het stookoliefonds
Vraag om uitleg over de manier waarop de Vlaamse Regering de stookoliesector wil dwingen tot de oprichting van het stookoliefonds
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik heb deze vraag begin mei ingediend naar aanleiding van een antwoord op een schriftelijke vraag van de minister. Ondertussen hebben we al bijkomend nieuws gekregen over de vzw Promaz, het fonds dat al zoveel jaren is aangekondigd en dat in de steigers moet staan om de particulieren bij te staan om bodemverontreiniging te bestrijden door lekkende tanks. Naar schatting kunnen we er tienduizend verwachten.
U gaf in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag al aan dat er een erkenningsdossier moet worden ingediend en dat er ook een akkoord moet worden gesloten. Die informatie kennen we uiteraard. Er zijn ook al wat aanmeldingen bij het fonds: een deel vanuit Vlaanderen en een deel vanuit de andere taalgebieden in dit land. Er was tot voor kort geen beweging in dit dossier. Daarom zou u een aantal deurwaarders met een ingebrekestelling sturen naar de vzw. U had daar de deadline van 31 mei aan gekoppeld. U zou in een plan voorzien om op een alternatieve manier geld te vorderen van diezelfde sector.
Ondertussen weten we dat er wat beweging in het dossier is. Ook minister Tinne Van der Straeten heeft over het dossier en het op handen zijnde akkoord gecommuniceerd. Er zijn dus veel redenen om een aantal vragen te beantwoorden.
Wat zijn de verwachtingen van het fonds? Hoeveel dossiers verwacht u?
Hoe schat u in dat de saneringen kunnen helpen om het leefmilieu in stand te houden?
Wat zijn de juridische gronden op basis waarvan u de deurwaarders hebt ingeschakeld? Wat zijn de antwoorden van de sector op het inschakelen van deurwaarders?
U sprak over een plan B om het geld voor sanering vanuit de sector te verzamelen. Waaruit bestond dat plan B?
Minister, we zijn vooral benieuwd naar de huidige stand van zaken over het samenwerkingsakkoord dat minister Van der Straeten heeft aangekondigd en over de gesprekken tussen u en de sector, die hopelijk goed lopen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, we hebben vorige week een hoorzitting over die thematiek gehad. Die was heel verhelderend. Mijn vraag was zoals altijd goed op tijd ingediend en uiteraard voor de hoorzitting van vorige week. De vragen die ik had ingediend, zijn ondertussen op veel vlakken gedateerd. Na zo’n hoorzitting zijn er natuurlijk ook wel wat nieuwe vragen.
Initieel had ik u de vraag gesteld hoe de verschillende sectorfederaties en betrokken zaakvoerders hebben gereageerd op de komst van de deurwaarders en de ingebrekestelling door uzelf? Uiteraard hebben we dat ondertussen zelf kunnen vernemen.
Ik had u ook de vraag gesteld of u ook de andere gewesten en de federale overheid hebt gevraagd om die in gebreke te stellen en wat hun reactie was. Ik had ook gevraagd, minister, in welke mate u meent dat het Promazfonds effectief tegen 31 mei zijn werking in orde zal brengen. Vorige week werd de datum van 31 mei betwist. Men wist niet of men die datum al dan niet zou halen, maar men zou het zo snel mogelijk in orde brengen. Hoe reageert u daarop?
Minister, u gaf eerder al aan dat de sector stelt dat men een dergelijk fonds niet zal kunnen financieren wanneer stookolieketels versneld uitgefaseerd worden, zoals het regeerakkoord stelt. In welke mate kunt u die stelling bevestigen of ontkrachten vanuit de informatie en cijfers waarover u beschikt?
Op welke manier kunnen de betrokken gezinnen die nu de saneringskosten deels of geheel voor hun rekening nemen, toch nog vergoed worden? Dat is zeker de bedoeling en ik heb begrepen dat dat retroactief mogelijk is. Hoe zal dat in de praktijk gebeuren?
Aansluitend wil ik vrijblijvend informeren in welke mate u betrokken was bij het akkoord waarover er is gecommuniceerd. Wanneer zal het akkoord definitief door alle gewesten en de federale overheid worden goedgekeurd in de interregionale bodemcommissie? Wanneer verwacht u dat het Promazfonds effectief van kracht zal zijn? Hoe zult u de sector blijven aanmanen als die de datum van 31 mei niet zou halen?
Verder kijk ik vooral uit naar de financiering want ook daar waren er grote vraagtekens vanuit de sector. Ik kijk met veel genoegen uit naar uw reactie.
De heer Pieters heeft het woord.
Ik zal mijn vraag ook inkorten, want we hebben in de hoorzitting al een aantal antwoorden gekregen. Het waren echter geen concrete antwoorden, maar eerder voorstellen.
De oprichting van het stookoliefonds is nog altijd twijfelachtig. Er is daarover nog altijd geen zekerheid. Eind maart verklaarde de minister dat ze gechanteerd werd door de stookoliesector. Op 3 mei kondigde ze aan dat er deurwaarders langs zouden gaan bij Informazout, de Belgische Petroleum Federatie en de Belgische Federatie der Brandstoffenhandelaars (BRAFCO). Ze stelt alle partijen in gebreke en geeft hun tot 31 mei de tijd om het fonds op te richten. De minister verklaarde dat de sector 110 miljoen euro aan reserves heeft om het fonds te vullen en dat, als de sector niet wil meewerken, het gaat om pure onwil. Ze voegde er ten slotte nog aan toe dat, als de sector niet op de eis tot onmiddellijke oprichting van het stookoliefonds overgaat, ze ook nog over een plan B beschikt. Ik heb de volgende vragen.
Heeft de stookoliesector al gereageerd op de ingebrekestelling? Heeft hij na de hoorzitting nog gereageerd?
Wanneer hebt u voor het laatst een overleg gehad met de stookoliesector? Is daar iets uit voortgekomen? Zijn de uitspraken of beloftes die de sector tijdens de hoorzitting heeft gedaan, als een zekerheid bij u terechtgekomen?
Staat er nog een overleg gepland deze maand om alsnog tot een oplossing in der minne te komen? Zo ja, wanneer? Zo niet, hebt u dat voorgesteld? Zal de sector de beloftes nakomen die hij in de hoorzitting heeft gedaan?
Wat is het plan B, minister, mocht er toch nog iets niet doorgaan?
De heer Danen heeft het woord.
De problematiek is voldoende geduid. Ik zal die niet volledig herhalen. Het staat vast dat er heel wat gedupeerden zijn die wachten op een oplossing en dat er in de toekomst nog veel gedupeerden zullen volgen. Ook die zijn heel erg gebaat bij een oplossing. De hoorzitting van vorige week heeft een aantal antwoorden gegeven op vragen, maar zeker niet op alle vragen. Ik had graag de mening van de minister gehoord over een aantal bijkomende vragen.
Eerst en vooral zou ik willen weten, minister, wat u zult doen als er voor 31 mei geen echte stappen zijn gezet. Zoals u weet, heeft de sector gecommuniceerd dat er een akkoord is op 7 mei. Toevallig een of twee dagen na onze vragen hebben ze op hun website gepubliceerd dat er een akkoord is. Maar op de hoorzitting vorige week bleek dat het akkoord nog niet erg geformaliseerd was. Wat zult u doen om dat te formaliseren?
Er zijn nu al heel wat gedupeerden. De mensen die een probleem hebben, zijn nog altijd heel erg ongerust. Sommigen zeggen dat het er de laatste jaren nog nooit zo goed heeft uitgezien als vandaag. Dat klopt. Ik wil zeker beamen dat ik het idee heb dat de sector met een fonds zal komen. Maar als het gaat over de prioritering van de projecten, maak ik me toch een beetje zorgen. Het kan toch niet dat er voor wie vandaag een probleem heeft, maar binnen vijf tot zeven jaar een oplossing of een financiële regeling komt. Wat zult u doen om ervoor te zorgen dat die prioritering goed zit, dat er tegemoet wordt gekomen aan gedupeerden die een dringende sanering moeten doen of gedaan hebben? Denkt u aan een soort voorlopige regelingen tot er een echte financiering van de gedupeerden door het fonds komt? Ik bedoel daarmee het volgende: iemand die een probleem heeft, zoals de heer uit Diest die begin mei in de radio-uitzending was en die blijkbaar 100.000 euro besteed heeft aan het saneren van de stookolieverontreiniging, zal er niet veel baat bij hebben als er gezegd wordt dat we binnen vijf of zes jaar wel zullen zien wat ermee gebeurt. Wat zult u doen tussen het huidige moment en het moment dat de sector echt in actie komt?
Ik heb gezien dat gedupeerden zich nu al kunnen registreren op de website van Promaz. Dat weet u ook, want ik heb daarover al vragen gesteld. Is er een gegevensuitwisseling tussen Promaz en de Vlaamse administratie? Dat kan belangrijk zijn om de gedupeerden bij te staan als er zich bijkomende problemen zouden voordoen. Is die koppeling er al dan niet? Ik neem aan dat het alleen maar mogelijk is als de gedupeerden daarvoor de toelating geven. Ik heb begrepen dat die mogelijkheid niet bestaat, vandaar mijn vraag.
Ik krijg graag een antwoord op de vragen die ik heb gesteld.
Minister Demir heeft het woord.
Ondanks het feit dat ik samen met mijn kabinet al meermaals heb afgestemd met de sector, heeft dat niet geleid tot het indienen van een erkenningsdossier. Ik heb over de cijfers die de sector aanhaalt om te staven dat een uitfasering van de stookolietanks de financiering van het fonds in het gedrang zou brengen, ook mijn energie-administratie betrokken. Het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) gaf aan dat op basis van die berekeningen kan worden aangenomen dat de twee uitfaseringsmaatregelen een veel lager effect hebben. Dat spreekt voor zich: er zijn minder stookolietanks, dus ook minder inkomsten. Maar het koppelen van het erkenningsdossier aan de uitfasering is in 2018 nooit op die manier besproken. Het kan niet dat men dat nu wil koppelen. Ik blijf dan ook bij mijn eerste standpunt dat het stookoliefonds niet gekoppeld kan worden aan de uitfasering van stookolietanks die in het regeerakkoord is bepaald. Er is ook geen reden om nu al een hogere bijdrage te vragen aan de consumenten. Zo zou ‘Jan met de pet’ ook een fonds kunnen oprichten, bij manier van spreken.
Om die redenen heb ik de sector dus in gebreke gesteld. Ik heb de sector de tijd gegeven tot 31 mei om effectief een erkenningsaanvraag in te dienen. Ik wacht dus af tot 31 mei of er een erkenningsdossier wordt ingediend. De sector toonde tot dusver geen bereidwilligheid om tot een oplossing te komen – althans niet in de gesprekken die ik ermee voerde. Niets hield de sector tegen om bijvoorbeeld, om zijn goede wil te tonen, al een beperkte erkenningsaanvraag in te dienen voor een bepaald aantal dossiers om tenminste al de meest schrijnende gevallen te kunnen aanpakken met middelen die vandaag al beschikbaar zijn in het BOFAS-fonds. Zelfs dat heeft de sector tot nog toe niet willen doen.
Het lijkt me dus duidelijk dat de sector al het mogelijke zal doen om zich te verzetten. Intussen werk ik verschillende mogelijkheden uit om vanaf 1 juni met dit dossier verder te gaan om tot een oplossing te komen en de sector via regelgeving te dwingen om zijn verantwoordelijkheid, minstens in Vlaanderen, toch op te nemen. Ik heb dat intussen juridisch laten onderzoeken en via onze eigen milieuregelgeving zijn daar een aantal mogelijkheden voor.
Het aantal gedupeerden dat zich in totaal zou aanmelden, wordt in Vlaanderen geschat op 6000 gezinnen. Bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) zijn er op dit moment al 1400 particuliere dossiers gekend. De gedupeerden kunnen sowieso het best met hun verzekeraar bekijken wat mogelijk is. Volgens mij zullen er nog meer dossiers ingediend worden. Indien men zijn dossier bij de overheid bekend heeft gemaakt, wordt dat dossier verder opgevolgd. Het Bodemdecreet voorziet in verschillende instrumenten: de procedure schadegevallen, waar de gemeenten bevoegd zijn en de gewone procedure via bodemonderzoek en -sanering waarvoor de OVAM bevoegd is. De OVAM hanteert een billijk beleid jegens de gedupeerden: de saneringsplichtige burgers worden dus voorlopig niet actief aangemaand om hun verplichtingen uit te voeren in afwachting van de oprichting van het stookoliefonds. Bij zeer urgente gevallen wordt het milieurisico effectief aangepakt via het nemen van voorzorgsmaatregelen. Het samenwerkingsakkoord voorziet op zich wel in een retroactieve tussenkomst, dus een terugbetaling van gemaakte kosten als men al gesaneerd heeft.
Heel veel zal dus afhangen van de erkenningsaanvraag die de sector hopelijk binnenkort zal indienen. Heel wat zaken moeten daarin nog worden verduidelijkt en uitgeklaard. Jullie hebben wellicht, samen met mij, via de pers vernomen dat federaal minister Tinne Van der Straeten een ‘akkoord’ zou hebben gesloten met de sector over de oprichting van het fonds. Wat echter heel eigenaardig is, is dat er geen schriftelijk akkoord blijkt te bestaan. De sector engageert zich blijkbaar enkel tot het indienen van een erkenningsaanvraag, naar verluidt ‘bij voorkeur’ tegen eind juni. Het is dus op dit moment allerminst duidelijk hoe die aanvraag er zal uitzien en of de verschillende gewesten en de Interregionale Bodemsaneringscommissie daarmee akkoord zullen kunnen gaan, want dat is natuurlijk ook nodig. Er is ook geen sluitend engagement over de termijn waarop de erkenningsaanvraag ingediend zou worden, laat staan waarop het fonds geoperationaliseerd zou worden, terwijl de sector zich daar toch al zeer geruime tijd op heeft kunnen voorbereiden. De sector is hierover meermaals in gesprek geweest met mijn kabinet. Ik heb daar tot op heden niet veel resultaten van gezien. We hebben gevraagd om het akkoord te kunnen inzien, zowel bij de federale kabinetten als bij de sector, maar tot nog toe doet men daar heel eigenzinnig over. We weten niet wat dat akkoord eigenlijk inhoudt.
Ik lees wel in de pers dat men zou hebben afgesproken om de consumenten te laten betalen. Dat fonds zou dus worden gespijsd door mensen die stookolie bestellen. Als dat effectief het akkoord is, dan zal ik daar als Vlaams minister niet akkoord mee gaan. Ik vind niet dat de mensen hiervoor moeten betalen, dat zij moeten opdraaien om dat fonds te spijzen. Dat is wat ik lees in de pers. Ik herhaal dat ik tot nog toe eigenlijk niet weet wat dat akkoord dat Tinne Van der Straeten gesloten heeft, inhoudt. Wat zit daarin? Wanneer zal dat fonds opgericht worden? Ik heb enkel via de pers met veel bombarie gelezen dat er een akkoord is. Daarna verneem ik met mondjesmaat meer, onder andere dat de consumenten daarvoor zullen moeten betalen. Uiteraard zal Vlaanderen daar niet akkoord mee gaan, want het zijn niet de mensen die daarvoor moeten betalen.
Bovendien is de toeslag waarvan sprake helemaal niet nodig om het fonds van start te laten gaan. Met het overschot aan BOFAS-middelen van zo’n 125 miljoen euro, dat onmiddellijk voor het stookoliefonds kan worden ingezet, lijkt het mij alvast zeer voorbarig om onmiddellijk zulke bedragen te beginnen innen bij de consumenten. Er zijn momenteel op de Promaz-website ongeveer 420 aanmeldingen van particulieren. De BOFAS-middelen volstaan daar dus ruimschoots voor. Volgens mij zoeken ze gewoon een extra bron van inkomsten bij de consumenten. Ik zal in elk geval nooit groen licht geven voor een dergelijk akkoord.
Er is dus ook na een eventuele erkenning nog voldoende tijd om te bekijken hoeveel dossiers uiteindelijk ingediend zullen worden. Het moet ook duidelijk zijn wat er met de overschotten op het Promaz-fonds moet gebeuren als er minder dossiers zouden blijken te zijn dan momenteel ingeschat wordt. Er zijn dus nog heel wat vragen te stellen bij het erkenningsdossier dat ingediend zal worden en we zullen dus eerst moeten bekijken wat daar in staat, want vandaag ligt er nog niets op tafel – helemaal niets! Het is alleszins zeker niet zo dat een federale minister alleen een akkoord kan sluiten over dit stookoliefonds. Dit neemt natuurlijk niet weg dat ik ook wil dat de getroffen mensen zo snel mogelijk geholpen worden, maar het erkenningsdossier moet dan wel goed zitten. Ik hoop dat iedereen daar akkoord mee gaat. Niemand heeft er baat bij om een handtekening te zetten onder een kat in een zak. Ik zal dat niet doen, collega’s. Desnoods zal ik via juridische weg gelijk proberen te halen.
Concreet zal de sector naar eigen zeggen binnenkort een aanvraag indienen. Die wordt dan door de Interregionale Bodemsaneringscommissie (IBC) beoordeeld en moet de goedkeuring krijgen van de drie gewesten en van de federale minister. Als uit die aanvraag zou blijken dat we de consument onmiddellijk extra gaan belasten zonder onderbouwing, dan stel ik me daar de nodige vragen bij en maak ik daar voorbehoud bij. Immers, de vraag dringt zich op wat er zal gebeuren met eventuele overschotten, zoals het overschot van 125 miljoen euro waarover BOFAS vandaag beschikt. Ook daar krijg ik geen duidelijkheid over, van niemand, op geen enkel niveau. Sta me toe dit te ervaren als een politiek akkoord dat in de achterkamers gesloten werd. Wij krijgen hier dus geen extra informatie over wanneer we daarnaar vragen. Als er een akkoord is, zou dat toch moeten omvatten dat die middelen zo snel mogelijk worden uitgekeerd aan de getroffen gezinnen, want zij wachten al jaren. Normaliter heeft de vereffening van een vzw tot gevolg dat deze overschotten – die 125 miljoen euro dus – worden uitgekeerd aan de oprichters, zijnde Brafco, Informazout en de Belgische Petroleum Federatie. Het is uiteraard niet mijn bedoeling dat de representatieve sectororganisaties zich verrijken met belastinggeld. Dat is iets waarvoor we moeten opletten: dat dat geld niet kwijt is.
In tegenstelling tot andere ministers, zal ik niet plooien voor de oliesector. Mijn deadline aan de sector van 31 mei blijft geldig. Als er op 1 juni geen erkenningsaanvraag op tafel ligt, zal ik er dan ook alles aan doen om de sector op een andere manier zijn verantwoordelijkheid te laten opnemen via andere initiatieven.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik heb helaas nog een aantal vragen, voorzitter. Minister, ik dank u voor uw antwoord en uw toelichting. We moeten vaststellen dat we er nog niet zijn. U hebt in deze context eerder al het woord ‘sacoche’ gebruikt. Ik heb de indruk dat we nu in een sacochengevecht aan het terechtkomen zijn. Dat kan en mag niet de bedoeling zijn, denk ik. Deze problematiek sleept al vele jaren, decennia zelfs, aan. Ik denk dat we aan de vooravond van een doorbraak staan, in die zin dat er nu middelen zijn. Minister, u verwijst terecht naar de 125 miljoen euro aan reserve bij BOFAS, die we onmiddellijk kunnen uitkeren aan Promaz en onmiddellijk kunnen inzetten voor een aantal dossiers. Ik dacht dat er eind 2020 1421 dossiers ingediend waren bij de OVAM. Ik wil bij dezen een warme oproep doen aan iedereen die denkt getroffen te zijn door zo’n lek, om dit te melden bij de overheid en zo het dossier verder te versterken. Die middelen moeten toch al ruimschoots volstaan om de sanering op te starten voor die 1400 dossiers, want dat betekent 90.000 euro per dossier, terwijl de kosten normaal gezien maximaal 100.000 euro per dossier bedragen. Dat zijn middelen die we onmiddellijk kunnen en moeten inzetten. Ik denk dat dat een kwestie is van de verantwoordelijkheid van producenten, waartoe de stookoliesector zeker behoort.
Minister, ik ben blij dat u druk hebt gezet op de sector en dat er op die manier, hopelijk, een en ander in beweging gebracht is. Verder wil ik u ook oproepen om die druk, samen met uw federale collega en de collega’s van andere deelstaten, te bundelen. Het slechtste wat het leefmilieu en de duizenden door lekken getroffen mensen kan overkomen, is dat de stookoliesector erin slaagt om de verschillende ministers en overheden in dit land tegen elkaar uit te spelen en op die manier de realisatie van het fonds en de sanering van de lekkende tanks op de lange baan te schuiven. Ik roep u en uw collega Van der Straeten dus op om niet te communiceren via de pers maar aan tafel te gaan zitten en op die manier samen effectief de door de sector aangekondigde engagementen af te dwingen. Wat mij betreft, gebeurt dat het best voor 31 mei en met een valabel erkenningsdossier, maar het mag ook twee weken later zijn. Maar het fonds moet er wel zijn voor de zomer. Er waren aankondigingen, zowel van de sector als van u, minister, en zeker van minister Van der Straeten. Ik denk dat dit een engagement inhoudt ten aanzien van duizenden gezinnen in Vlaanderen, ten aanzien van ons leefmilieu, en dat we daar niet op kunnen terugkomen. Ik hoop dus dat u overleg pleegt, zowel met de sector als met uw collega Van der Straeten en de Brusselse en Waalse collega’s. Dat is meteen ook mijn bijkomende vraag. Is er overleg gepland? Zo ja, wanneer en met welke bedoeling?
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw reactie. Ik geef eerlijkheidshalve toe dat ik ook erg uitgekeken heb naar de hoorzitting van vorige week. Dit dossier sleept al heel lang aan. We weten dat deze problemen enorme schade toebrengen aan het milieu en dat de sanering hoge kosten met zich meebrengt. Dit zorgt voor veel financiële drama’s en een oplossing is dus dringend nodig. Ik denk dat men dan ook onmiddellijk van start moet gaan met de dossiers die de meeste vervuiling met zich meebrengen, meestal ook de duurste dossiers. Ik denk dat hiervoor een goede tijdlijn opgezet moet worden.
Wij hoopten erg hard op een snelle vooruitgang. Na de vragen die hier nu gesteld werden, is de hoop die ik vorige week nog koesterde, wat afgenomen. Ik zei het eerder al: u stelde 31 mei voorop als streefdatum voor de sector. Dat werd vorige week betwist. Wat werd precies gevraagd? Wanneer moesten die erkenningsdossiers ingediend worden? Tussen de lijnen werd wel duidelijk dat 31 mei niet haalbaar was. Ik hoorde u zeggen dat het eind juni zou worden.
Voor ons is het zeer belangrijk dat er een oplossing komt voor die vele dossiers, die milieuvervuiling, die financiële drama’s, maar dan uiteraard op de juiste manier. En het is goed dat u die druk nu al geruime tijd aan het opvoeren bent, minister. Maar ik volg ook de heer Bothuyne wanneer hij zegt dat de samenwerking ook nodig is, en dat begint natuurlijk in eerste instantie bij overleg. Ik ben dan ook heel benieuwd of er kortelings, nog in de maand mei, een overleg gepland is.
Het is heel duidelijk dat u al voorbereid bent op 1 juni: wat als er niets ingediend is, geen erkenningsdossier enzovoort. U hebt zich duidelijk al juridisch laten bijstaan maar ik hoop dat er intussen toch nog oplossingen worden gevonden en dat er grondig wordt overlegd. Ik was vorige week zelfs al zo ver, minister, om te informeren op welke manier de communicatie zou gebeuren om de gedupeerden uit het verleden zo goed mogelijk op de hoogte te brengen van dat nieuwe Promazfonds, dat hopelijk snel en op een goede manier in werking zal treden. Dat was de vraag die ik u initieel wilde stellen maar ik denk dat het daar nog wat vroeg voor is.
Wat de financiële kant betreft, hebt u heel duidelijk uw mening gezegd. We weten allemaal dat het grote bedrag dat nog in het Promazfonds zit, zal worden overgeheveld. Maar toen ik vorige week tijdens een hoorzitting vroeg met welke simulaties, cijfers en assumpties men rekening hield – want zij veronderstellen dat zij misschien niet voldoende zullen hebben met het overgehevelde geld – kreeg ik eigenlijk heel weinig reactie. Ik hoor bij u natuurlijk de andere kant van de klok. Ik ben dan ook benieuwd met welke cijfers daar rekening wordt gehouden.
Ik denk dat het inderdaad goed is om de druk op de ketel te houden. De sector zal wel weten dat u dat zult doen. Wij leven op hoop dat er snel een goed akkoord komt en kijken uit naar het verdere overleg dat u daarover zult hebben.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar het is duidelijk dat de twee kemphanen nog altijd tegenover elkaar staan.
Ik vroeg of de stoololiesector al gereageerd heeft op de ingebrekestelling, maar dat is blijkbaar niet gebeurd. Blijkbaar is er ook nog geen overleg gepland. U geeft aan dat u voor 31 mei niets zult doen en pas op 1 juni zult reageren. Ik stel toch voor om dit, net als collega’s ook aangeven, in der minne te proberen te regelen. Het is in ieders voordeel dat dit in overleg kan gebeuren. Ik heb wel de indruk dat de sector de verschillende niveaus tegenover elkaar wil zetten. Ook tijdens de hoorzitting merkten we dat er wat terughoudendheid was wanneer het ging over de nodige fondsen. Er werd niet onmiddellijk iets gezegd over de andere niveaus, maar ik merkte toch dat ze – en ik bedoel dat niet communautair – een beetje tegen elkaar worden uitgespeeld. Waarschijnlijk zullen er in Vlaanderen ook meer dossiers zijn dan in Wallonië. Ik veronderstel ook dat er in Wallonië op een andere manier olietanks geplaatst zijn. Hier zitten er meer in de grond, wat hogere kosten met zich meebrengt.
Ik wil toch vragen om zoveel mogelijk in overleg te treden. Wanneer ze echt scheef gaan liggen – en ik weet niet in welke mate ze dat kunnen –, dan is daar niemand bij gebaat. Ik denk dat ze zichzelf eerder schade berokkenen en dat ze op die manier de uitfasering nog zouden kunnen bespoedigen. Dat is misschien ook geen slechte zaak, maar toch lijkt overleg me de enige oplossing.
Wat mijn vierde vraag betreft, blijf ik toch benieuwd naar een plan B.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, collega’s, dit is geen dossiertje zoals alle andere, dit is geen vraag tussen de andere vragen. Dit is een kwestie die duizenden mensen en gezinnen bezighoudt en ruïneert. We moeten ons daarvan bewust zijn en er moet dan ook een oplossing worden gevonden.
Dankzij de inspanningen van ons allemaal zijn een aantal angels uit de dossiers gehaald. Zo heb ik vorige week begrepen dat men de koppeling die de sector maakte tussen het Vlaams regeerakkoord en de uitfasering en het fonds verlaten heeft. Dat is op zich al een goede evolutie.
Minister, ik zou hier gemakkelijk sterke uitspraken kunnen doen en olie op het vuur kunnen gooien maar ik zal dat niet doen. Ik wil u alleen vragen om te proberen samen met de federale minister en de collega’s van Brussel en Wallonië tot een oplossing te komen. Daar hebben de mensen baat bij, niet bij gevechten in de media of zware uitspraken waarbij de ene zegt dat er wel een akkoord is en de andere dat er geen akkoord is. Daar komen we niet veel verder mee.
Minister, ik heb u ook eerder al gevraagd wat voor website die website van Promaz eigenlijk is. Toen ik die vraag een aantal maanden geleden stelde, stond er al op dat mensen dossiers konden indienen en dat er een oplossing zou komen. Nu staat er dat er op 7 mei een akkoord is gesloten met de overheid. Daaruit begrijpen de mensen dat er een akkoord is. Als dat er nu niet zou zijn, dan zou dat echt wel een drama zijn. Dus nogmaals, ik ben wel hoopvol en ik denk dat we met de hoorzitting van vorige week nog nooit dichter bij een akkoord hebben gestaan. Voor mij is er dus ook een akkoord. Maar als u dan zegt dat u ook nog uw fiat moet geven, dan wil ik u toch aanraden te praten met de andere ministers en ervoor te zorgen dat er een akkoord komt waar iedereen wel bij vaart. Bent u bereid dat te doen?
De heer Gryffroy heeft het woord.
De hoorzitting zit natuurlijk nog vers in ons geheugen. Ik heb daar een aantal zaken uit onthouden maar ik heb de indruk dat een aantal mensen die vergeten zijn.
Ik heb toen heel duidelijk gevraagd of we een kopie kunnen krijgen van het akkoord dat is gesloten met de federale overheid. Het antwoord daarop was: neen, want er is geen schriftelijk akkoord. Er was een afspraak op het kabinet, men heeft daar een goede babbel gehad waarop men een mededeling heeft gedaan in de media. Ik denk dat dit een heel belangrijk onderscheid is.
Naast het feit dat er geen schriftelijk akkoord is waarin duidelijke afspraken zijn gemaakt met de federale overheid, kan er ook pas sprake zijn van een samenwerkingsakkoord – met daarin heel duidelijk het woord samenwerking – wanneer iedereen akkoord is, met andere woorden de drie gewesten, de federale overheid en de sector.
Daarnaast vind ik het soms aandoenlijk hoe men hier nu pleit om toch eventueel te bezwijken voor chantagemiddelen. We hebben vorige week inderdaad een aantal keren gevraagd naar het erkenningsdossier en het verbod om in de toekomst stookolieketels te vervangen wanneer er aardgas aanwezig is in de straat, en of daar nog een koppeling aan is. Daar is heel duidelijk op geantwoord dat er geen koppeling is.
En dan komen we bij de derde vraag die gaat over geld. Uit eerdere vragen om uitleg en andere weten we dat men spreekt over 7500 dossiers met een gemiddelde kostprijs van 75.000 euro per dossier. Dat is in totaal 575 miljoen euro plus 75 miljoen euro voor een soort trekkingsrechtverzekering. Maar om dat te spijzigen heeft men de tweede pijler nodig. En men heeft vorige week tijdens diezelfde hoorzitting gezegd dat men nu rekent op die 10 euro per 1000 liter maar dat er na twee à drie jaar zal worden geëvalueerd. Ik heb daarbij een aantal elementen meegegeven in die evaluatie.
Een eerste vraag is waarom die btw 21 procent moet zijn en niet 6 procent. Ga alstublieft in onderhandeling met de sector en met de federale overheid. Dat scheelt 80 tot 90 miljoen euro.
Ten tweede is er het startkapitaal van 125 miljoen euro dat uit een ander fonds komt, van de benzinestations.
Ten derde kon men niet antwoorden op de vraag over hoeveel dossiers het exact gaat en hoeveel exact de kostprijs per dossier zal zijn. Maar men zei wel dat men na drie jaar zou evalueren. Tegen dan is de aanmelding voorbij, weet men exact over hoeveel dossiers het gaat en kan men de kostprijs per dossier beter schatten.
Maar ik had toch voortdurend het gevoel dat men probeerde die koppeling toch nog te maken, ook al was die er niet. Zo werd de tweede pijler ondergraven omdat men hier in Vlaanderen zou streven naar een verbod op stookolieketels bij vervanging wanneer er aardgas aanwezig is in de straat. Maar men kon daar geen getal op plakken. Men was dus voortdurend bezig over de schrik die men had aan de inkomstenkant terwijl ik hen voortdurend probeerde te wijzen op de uitgavenkant die even belangrijk is. Als ik mijn uitgavenkant kan verminderen, moet ik minder inkomsten hebben. Zo simpel is dat. En als ik die dus niet in evenwicht kan brengen, als ik daar geen duidelijk beeld over kan brengen, dan moet ik spijtig genoeg de minister ondersteunen in haar vraag aan de sector om duidelijkheid te scheppen. Ze zeiden toen dat het erkenningsdossier nog een kwestie was van een aantal formaliteiten, van een aantal papiertjes invullen. Dat kan supersnel gebeuren dus dat hoeft niet lang te duren. Maar ik vind dat men hier toch wel probeert om een aantal zaken te poneren die vorige week anders zijn gezegd.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor hun vragen en de minister voor haar reactie.
Ik had een ander gevoel bij de hoorzitting vorige week in die zin dat ik toch iets optimistischer was bij het horen van de engagementen die zijn aangegaan. Ik had gevraagd of er nog fundamentele elementen of administratieve zaken in orde moesten worden gebracht waarop men aangaf dat een aantal administratieve zaken in orde moesten worden gemaakt om effectief een dossier te kunnen indienen. Ik leid daaruit af dat men het verbod eigenlijk loslaat. Mij lijkt dat eerder een fundamenteel element in een discussie dan wel een administratieve zaak.
Men is eveneens het engagement aangegaan om inderdaad snel te starten maar men vraagt daarbij wel naar een evaluatie, misschien ingegeven vanuit de bezorgdheid of de budgetten bij elkaar zullen komen. Ik leer daar vooral uit dat men vooruit wil werken en dat er, indien er een tekort zou zijn, nog geen duidelijkheid is over hoe die eventueel zouden moeten worden verzameld. Maar ik heb begrepen dat we eigenlijk zelf minder twijfel hebben in verband met een voorstel dat ze hebben gedaan, over de vraag of er voldoende inkomsten zouden kunnen zijn. Misschien moet men daar aan overheidszijde minder bezorgd over zijn.
Minister, het is belangrijk dat we niet kijken in de ene of de andere richting. Ik wil ook geen ander woord zoeken voor een sacochengevecht maar ik wil wel de oproep van alle collega’s mee ondersteunen om het gesprek opnieuw aan te gaan. U gaf aan dat de voorgaande gesprekken in een andere sfeer verliepen. Hopelijk kan de sfeer van de hoorzitting worden doorgetrokken bij het verdere overleg met u en andere collega-ministers om zo snel mogelijk tot een oplossing te komen. Iedereen heeft immers hetzelfde doel voor ogen. De problematiek is groot en veel mensen dreigen de dupe te worden. Het gaat over veel geld en over schade aan de omgeving en aan het milieu die we zo snel mogelijk willen stoppen.
Minister, ik heb geen bijkomende vraag maar ik wil uw engagement ondersteunen om effectief tot een oplossing te komen in overleg met alle betrokkenen.
Minister Demir heeft het woord om antwoorden en oplossingen uit haar sacoche te toveren.
Voorzitter, ik heb geen sacoche dus ik kan geen sacochengevecht aangaan. Dat is ook helemaal niet wat ik wil doen. De leden van de commissie weten heel goed dat ik al voor de Federale Regering er was, bijna fulltime bezig was met dit dossier. Ik heb heel veel tijd en energie gestoken in deze sector en ik wens eigenlijk ook niet dat de sector bepaalde gewesten of niveaus tegen elkaar uitspeelt. Maar sta me toe te zeggen dat ik wel die indruk begin te krijgen.
Maar ik doe daar niet aan mee. Ik wil een goed akkoord, een akkoord dat uitgeschreven is, zodat we goed weten waar we aan toe zijn. Wat kunnen we voor de gedupeerden binnenhalen? Wat wil men eigenlijk met die extra toeslagen die men wil doorvoeren, wat gaat men met dat geld doen? Ik wens geen extra toeslag. Ik ben helemaal niet uit op een gevecht, daar doe ik niet aan mee. We hebben in dat jaar ook samengezeten met de gewesten, ook met het federale niveau, om samen tot één oplossing te komen. Ik vind het jammer dat we dan ineens in de pers hebben moeten lezen dat er een akkoord is. Op het eerste zicht dacht ik: goed, er is een akkoord, ik wil daar een verslag van. Dat is ook logisch, als je daar op het Vlaamse niveau een jaar mee bezig geweest ben, dat je dan wil weten wat het akkoord is, en wat er op papier staat. Maar als je dan zowel aan de sector als aan het federale niveau vraagt of je een kopie kunt krijgen van het akkoord, en als je dan niets krijgt – wetende welke ervaringen je al hebt van het afgelopen jaar – dan word je wel wat argwanend.
Ik wil sowieso collegiaal werken aan een oplossing. Het doel is natuurlijk hetzelfde: de getroffen mensen helpen. Maar, stel dat je als federaal minister aan een akkoord aan het werken bent, dan ga je dat toch wel aftoetsen bij de gewesten of iedereen in dezelfde richting zit? Maar nogmaals, wij hebben inhoudelijk geen weet van wat dat akkoord zou inhouden. Ik vind dat we ons sowieso niet tegen elkaar moeten laten uitspelen. Het doel van alle niveaus moet hetzelfde zijn: zowel het milieu als de getroffen mensen helpen. Het duurt nu wel wat lang.
De sector heeft nooit op onze ingebrekestelling geantwoord. Ik heb dus geen antwoord, maar onze deadline is wel 31 mei. Ze zouden natuurlijk ook nog een kopie van het akkoord kunnen overmaken. Er is een ingebrekestelling, maar er is blijkbaar wel een akkoord, of men beweert toch dat er een akkoord is. Als ik advocaat zou zijn van de sector, dan zou ik als antwoord op de ingebrekestelling schrijven: dit is het akkoord dat we hebben gesloten. Maar tot op heden ligt er niets op tafel.
In die zin denk ik dat het logisch is dat we verder proberen om tot een oplossing te komen. Uiteraard zijn we ook altijd bereid tot overleg. We zullen dat ook blijven doen, collega’s, zowel met de federale collega’s als met de gewesten. Maar als het federale niveau zegt dat ze een akkoord hebben, dan willen we als gewest ook wel weten wat daarin zit. Wat zijn de inhoudelijke punten? We hebben de simulaties van de sector gekregen, en daaruit blijkt dat de sector zich arm rekent. VEKA bevestigt dat ook.
Collega Pieters, de sector zegt dat de ingebrekestelling zonder voorwerp is omdat zij een akkoord hebben met de federale minister. Maar wat is dat akkoord dan? We draaien altijd in vicieuze cirkels. Ik denk dat het ook voor de gedupeerden goed zou zijn als dat akkoord naar boven zou komen. Ik denk dat transparantie het bindmiddel is van wederzijds respect en wederzijds vertrouwen. Het enige wat wij vragen – en dat zal ook voor de andere collega’s zo zijn – is dat die transparantie geboden wordt, en dat men ons zegt wat de contouren van dat akkoord zijn, zodat wij ook kunnen meewerken aan die oplossing. Dat is ook het mandaat, en hetgeen ik hier het afgelopen jaar altijd van jullie heb gehoord. Wij staan dus klaar, maar op dit moment weten we eigenlijk niet wat er daar concreet uit de bus zal komen. Ik denk dat men eerst, zo snel mogelijk, die 125 miljoen euro moet activeren, ook als blijk van ‘goede huisvader’, dat men het goed voor heeft. Maar ook daarvan heb ik nog geen begin gezien.
Collega Rombouts, de sector zegt inderdaad de uitfasering losgelaten te hebben. Maar we zullen nog moeten zien wat er op papier komt te staan. Dat geldt ook voor de hoogte van de bijdragen van de consumenten. Men zou een significant hogere bijdrage willen innen, maar waarvoor dient die? Dat zijn zaken waarover grondig gesproken moet worden. Uiteraard gaan we niet moedwillig dat fonds – als het erop aankomt – blokkeren. Dat spreekt voor zich. Ik zal meewerken aan een oplossing. Maar het zal wel een goede oplossing moeten zijn. Als het erop neerkomt dat de consument het gaat moeten betalen, sta me toe dat ik het dan wel geen goed akkoord zal vinden. En jullie ook niet, denk ik.
Het voornaamste is nu dat de erkenningsaanvraag zo snel mogelijk op tafel moet komen, en dat er transparantie en duidelijkheid is over het akkoord dat men naar de media heeft gestuurd, en waarover ik nu heel veel vragen krijg van heel wat mensen. Maar ik kan daar niet op antwoorden omdat ik geen informatie krijg over dat akkoord. Maar ik ben in ieder geval niet uit op wat dan ook, ik wil met de gewesten en met de federale collega’s tot een goede oplossing komen, die goed is voor al die mensen die daar al jaren op zitten te wachten, en natuurlijk ook voor het milieu. Ik zal me daar ook voor blijven inzetten.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u wel. Ik kan me alleszins aansluiten bij uw laatste woorden, minister. Er is nood aan een goed akkoord, en het is zeer belangrijk dat u zich daarvoor blijft inzetten. Ik apprecieer ook alle inspanningen die u levert, minister. Maar ik stel vast dat we er nog niet zijn, en dat er in de pers akkoorden worden aangekondigd die er niet zijn, en dat de sector enerzijds van goede wil getuigt hier in de hoorzitting, en anderzijds niet, heb ik de indruk. Dat is herkenbaar, wat mij betreft. Minister, u duwt wel, maar het is belangrijk dat u ook resultaat boekt. Ik zou u dus willen oproepen om zo snel mogelijk aan tafel te zitten met uw federale collega, en met de andere deelstaatcollega’s, want de stookolieproblematiek speelt ook in Wallonië. Ik denk dat hij daar nog meer speelt dan in Vlaanderen, collega Pieters, om de simpele reden dat er hier wel alternatieven zijn – met het aardgasnet dat is uitgebouwd –, wat in veel mindere mate het geval is in Wallonië.
Dus, minister, zet u aan tafel met uw collega’s, en ga eendrachtig naar die sector. De sector heeft niets liever, denk ik, dan dat de verschillende niveaus in verspreide slagorde om ter eerst naar de pers trekken. Ik hoop dat collega Van der Straeten op dat vlak iets bijgeleerd heeft. Het was een mooi artikel in Het Belang van Limburg, maar het heeft ons niet veel verder gebracht, vrees ik. Ik hoop dus dat de ministers samen naar de sector trekken. Ik hoop ook dat de sector zijn verantwoordelijkheid neemt. Er is 125 miljoen euro beschikbaar, er zijn 1421 dossiers aangemeld. Ik hoop dat er nog snel veel gaan bijkomen, zodat we snel deze problematiek volledig in kaart kunnen brengen en kunnen gaan aanpakken. Het is totaal onverantwoord dat, als er geld is om een probleem op te lossen, dat geld gewoon ergens aan de kant wordt gehouden vanwege een machtsspel dat wordt gespeeld. Wij rekenen erop dat we heel snel dit onderwerp opnieuw kunnen bespreken, minister, en liefst aan de hand van een akkoord dat op tafel ligt, met een voorstel om zo snel … (het geluid valt weg)
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw reactie. Uiteraard had ik als bijkomende vraag of u zicht had gehad op en betrokken geweest was bij het akkoord, of daar transparantie was. Daar hebt u nu al duidelijk op gereageerd dat het niet zo is. Ik hoop effectief dat er vanaf nu dan toch wel, ten eerste, grondige transparantie zal zijn, ten tweede grondig overleg, en ten derde, hopelijk de samenwerking die toch wel broodnodig is om dit dossier tot een goed einde te brengen. We hebben vorige week in de hoorzitting duidelijk gehoord dat er in Vlaanderen 6000 lekkende stookolietanks zijn, en dat de gemiddelde kosten draaien rond ongeveer 47.000 euro per te saneren tank. Dat zijn dus grote financiële drama’s. We moeten effectief de mensen vooruithelpen. Ik kijk uit naar die globale oplossing, minister, die broodnodig is en waar we naar uitkijken. Wordt dus vervolgd. Dank u wel voor al uw inzet.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, ik zou zeggen: houd het been stijf, probeer er iets van te maken. Maar ik ben toch nog altijd benieuwd naar dat plan B, en ik hoop dat dat een goed plan is. Er zal nog wel een en ander nodig zijn om hieruit te geraken en om dit tot een goed einde te brengen. Laat u niet uit het lood slaan door de verschillende niveaus. Treed eerder met hen in gesprek, want ik denk dat dat de enige oplossing zal zijn.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, voor het federale niveau is er blijkbaar een akkoord. Voor mij is er een akkoord. Volgens de sector is er een akkoord. Ik heb ook gelezen dat u ook hebt gecommuniceerd – vorige week, of de week daarvoor – dat het akkoord er was dankzij uw inspanningen, of dankzij het feit dat u het been stijf hield. Nu hoor ik vandaag dat er nog niet helemaal een akkoord is. Wat er ook van zij, laat het ons erop houden – ik wil positief zijn – dat er een akkoord is, en dat er alleen nog een aantal modaliteiten moeten worden uitgeklaard. Ik hoop dat u alles in het werk zult stellen om die modaliteiten snel en goed uit te klaren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.