Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik vind Zwankendamme zo een mooie naam. Hij lijkt mij recht uit een Jommekesalbum te komen: “Mysterie in Zwankendamme”. Maar het is een echt dorp. Ik zou er willen gaan wonen voor de naam alleen al. Maar mijn vraag gaat over helemaal iets anders en is minder lyrisch, namelijk het rapport Fietsstraten en Fietszones, minister.
Fietsstraten en fietszones winnen de laatste jaren enorm aan populariteit. Ik ga eerlijk zijn. Ik ben zelf schepen van Mobiliteit en ik heb er ook al een paar gelegd en ik ga er nog leggen. Er wordt versneld werk gemaakt van de integratie van dergelijke fietsstraten en -zones. Massaal kiest iedereen eigenlijk in Vlaanderen voor de fiets en wil dat promoten. Dat vergt vanzelfsprekend een goed uitgeruste en veilige infrastructuur.
Fietsberaad Vlaanderen was dan ook nieuwsgierig naar de manier waarop deze fietsstraten en fietszones werden onthaald bij de fietsende, maar ook bij de niet-fietsende bevolking. In de zomer van 2020 werden in 13 gemeenten, verspreid over heel Vlaanderen, in totaal 7000 mensen bevraagd over hoe zij staan tegenover deze vrij recente implementatie van die fietsstraten en fietszones in het verkeersreglement.
Ik licht graag enkele resultaten van de bevraging nader toe. Er worden 3 belangrijke knelpunten aangegeven: het inhalen van fietsers, te hard rijdende motorvoertuigen en hinder op het fietspad door parkeerbewegingen of laden en lossen. Motorvoertuigen die achter fietsers moeten blijven, worden door de beide partijen, fietsers en motorrijders, als heel hinderlijk ervaren. Voorts werd veel aandacht besteed aan welke criteria nu precies een fietsstraat of een fietszone succesvol maken.
Het lijkt logisch dat de definitie van een fietsstraat het beste kan worden weergegeven als een straat waar het gemotoriseerd verkeer ondergeschikt is, te gast is, en dat je daar meer fietsers hebt dan gemotoriseerde voertuigen. Fietsberaad Vlaanderen pleit voor een ondergrens van vijfhonderd fietsers, op voorwaarde dat er niet meer gemotoriseerde voertuigen gebruik maken van de straat. Voor fietszones geldt in principe hetzelfde. Maar daar knelt het schoentje: een fietszone is vaak uitgestrekt en valt niet steeds integraal samen met een fietsroutenetwerk. Als gevolg daarvan is het geen sinecure om in dergelijke zones de fiets steeds de bovenhand te laten houden.
Fietsberaad Vlaanderen stelt volgende oplossing voor. Ik citeer: “Na de instelling van de fietszone moet de verkeersfunctie voor motorvoertuigen verder worden geminimaliseerd en het fietsklimaat verder worden versterkt. Het instellen van een fietszone moet daarom de laatste stap zijn in het creëren van een gebied waar de fietskwaliteit op punt staat.” Eigenlijk zeggen ze dat je eerst een hele boel werken en ingrepen moet doen alvorens je een fietszone afbakent.
Voorts zegt Fietsberaad Vlaanderen dat een fietsstraat of fietszone beter samenvalt met een fietsnetwerk. In de fietsstraat moet gemotoriseerd verkeer zoveel mogelijk beperkt worden. Parkeerplaatsen en laad- en loszones komen het best zo weinig mogelijk voor in een fietsstraat of fietszone. Er mogen niet te veel overstekende voetgangers zijn. De verharding moet aangepast zijn: monolithisch, met twee gescheiden, en duidelijke borden en wegmarkeringen. Als een fietsstraat of fietszone niet aan al deze criteria voldoet, is de kans op succes minder groot. Er zal dan ergernis en wrevel optreden bij alle bestuurders.
Ik heb volgende vragen. Welke initiatieven gaat u nemen om de drie belangrijkste knelpunten (inhalen van fietsers, te hard rijdende motorvoertuigen en hinder op het fietspad door parkeerbewegingen of laden en lossen) weg te werken? Deelt u de visie van Fietsberaad Vlaanderen dat een ondergrens van vijfhonderd fietsers de norm moet worden om van een fietsstraat te kunnen spreken? Deelt u de mening dat het instellen van een fietszone de laatste stap moet zijn in het creëren van een gebied waar de fietskwaliteit op punt staat? Wat is uw visie over de andere criteria die Fietsberaad Vlaanderen aanhaalt, namelijk weinig overstekende voetgangers, samenvallen met fietsnetwerk, weinig tot geen parkeerplaatsen en laad- en loszones enzovoort? Gaat u in overleg treden met de lokale overheden om de problematieken rond fietsstraten en fietszones te bespreken?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Meremans, ik zou lyrisch kunnen doen over het mooie Dendermonde en de fietsinfrastructuur, maar ik zal me beperken tot de antwoorden op het specifieke verhaal van Fietsberaad. Fietsberaad is in 2014 opgericht als kenniscentrum dat de overheden zo veel mogelijk moet bijstaan en ondersteunen inzake het fietsbeleid. Dat is wat Fietsberaad met het rapport Fietsstraten en Fietszones wil doen. Het wil vooral de Vlaamse wegbeheerders adviseren bij de keuzes rond goede ontwerp- en inrichtingsprincipes en communicatiemethodes van fietsstraten en fietszones, die we de laatste tijd almaar meer zien oprijzen. Dat is op zich natuurlijk een goede zaak en kan alleen maar de fietser ten goede komen.
Fietsberaad heeft ook een online bevraging gedaan over het fietsklimaat bij de lokale besturen en heeft de randvoorwaarden voor het goed functioneren van fietsstraten en fietszones in kaart gebracht. U vraagt welke initiatieven ik ga nemen om de belangrijkste knelpunten weg te werken, namelijk het inhalen van fietsers, te hard rijden van motorvoertuigen in fietsstraten of fietszones en hinder op het fietspad door parkeerbewegingen of laden en lossen. Fietsberaad zegt daarover dat de meeste van die problemen betrekking hebben op het feit dat niet voldaan is aan bepaalde randvoorwaarden voor een goede fietsstraat of fietszone. Daarom komt Fietsberaad met die suggesties en ontwerp- en inrichtingsprincipes. Als men daaraan voldoet, heeft men veel minder kans op problemen.
Op dit ogenblik is Fietsberaad Vlaanderen bezig aan een ronde van Vlaanderen in samenwerking met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) om dit zo ruim mogelijk bekend te maken en om de lokale besturen tools te geven om ervoor te zorgen dat hun fietszones en fietsstraten zo veilig mogelijk zijn.
Voor alle duidelijkheid wil ik meegeven dat er niet onmiddellijk fietszones of fietsstraten op gewestwegen bekend zijn. Het gaat dus vooral over de lokale besturen.
Ik kom tot de fietskwaliteit. Bij de keuze voor een fietsstraat of fietszone leeft vaak de hoop dat de maatregel ervoor zorgt dat het fietsklimaat verbetert. Aan de invoering van een fietsstraat of een fietszone zijn immers een aantal elementen gekoppeld zoals een snelheidsbeperking van maximum 30 kilometer per uur en dergelijke meer. Door het creëren van een fietsstraat of fietszone verbetert men niet automatisch ook het fietsklimaat. Daarvoor zijn de randvoorwaarden en de inrichtingsprincipes heel belangrijk.
Fietsberaad geeft zelf aan dat de ondergrens van vijfhonderd fietsers neerkomt op ongeveer één fietser per minuut, over een periode van acht uur. We weten dat het meestal wordt aangelegd rond schoolomgevingen, drukke punten of stadskernen. Bij schoolomgevingen heeft men meestal pieken bij het van start gaan van de scholen en het sluiten van de scholen. Dan gaat het niet zozeer om regulier één fietser per minuut. Het zijn ook maar richtwaarden. Het geldt dus zeker niet als een absoluut criterium.
Wat is onze visie over de andere criteria die Fietsberaad geeft wat betreft kwaliteitsvolle fietsstraten en fietszones? In het onderzoeksrapport van Fietsberaad wordt heel duidelijk aangegeven dat in fietsstraten en -zones hinderlijke ontmoetingen, en dan in eerste instantie met auto’s, zoveel mogelijk moeten worden beperkt. U weet dat een auto niet mag inhalen in fietsstraten. En dus moet men alle mogelijke ontmoetingen, ook met geparkeerde voertuigen, absoluut zoveel mogelijk verhinderen. Daarom vraagt Fietsberaad ook specifiek om alle aandacht te geven aan parkeren in fietsstraten, omdat dat een negatieve impact kan hebben op de verkeersveiligheid in de fietsstraten.
Overstekende voetgangers zijn natuurlijk een ander verhaal. Een fietsstraat is sowieso al een zone van maximaal 30 kilometer per uur, en ik denk toch dat we alleszins ook onze stappers hun plaats willen gunnen in het verkeer. Om conflicten te vermijden met de stappers moet de fietser ook altijd met de andere kwetsbare weggebruiker rekening houden, ook al is het een fietsstraat of fietszone. In die zin is er toch een groot verschil tussen enerzijds de andere, gemotoriseerde weggebruikers, en anderzijds de voetgangers.
Wat uw vierde vraag betreft: dat heb ik eigenlijk al gezegd. De VVSG organiseert samen met Fietsberaad webinars om zoveel mogelijk lokale besturen in kennis te stellen van het rapport van Fietsberaad, om die nodige inrichtingsprincipes en dergelijke zo ruim mogelijk mee te delen aan de lokale besturen. De lokale besturen zijn natuurlijk alsnog vrij om die principes al dan niet ter harte te nemen. Maar alleszins lijkt mij dit een handige tool om te gebruiken bij de inrichting van fietsstraten en fietszones. Zij kunnen sowieso altijd nog terecht bij Fietsberaad als ze bijkomende suggesties of bedenkingen hebben.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw tussenkomst. Maar ik wilde gewoon aanhalen – want dit is een beetje een tweesnijdend zwaard – dat het langs de ene kant heel goed is dat gemeenten overgaan tot fietsstraten en fietszones, en dat dat versneld gaat. Langs de andere kant is er het gevaar dat men fietszones legt in zones of straten die daarvoor minder geschikt zijn, of die daar infrastructureel niet bij aansluiten. Dan is mijn vrees soms een beetje dat, als men dat te snel doet, zonder de aanpassing, men een tegenreactie krijgt. Mijn vrees is dan dat mensen gaan vragen waarom dat hier eigenlijk ligt, en waarom men die regels daar moet volgen. Het creëren van een fietsstraat of fietszone moet natuurlijk altijd logisch zijn. Maar ik hoop dat die ronde van Vlaanderen van de VVSG ook echt gepromoot wordt, en dat men die voorwaarden goed bekijkt. Dat wil niet zeggen – dat is dan het andere gevaar – dat zij die liever de auto vooruit willen in plaats van de fietser, daar een bondgenoot in zouden kunnen vinden. Dat mag dan ook niet.
Maar we moeten echt doordacht te werk gaan. Soms heb ik het gevoel dat zowat iedere burger in Vlaanderen zegt dat hier een fietszone of fietsstraat moet komen. Maar je moet er altijd aan denken dat het logisch is, ook voor de gebruiker. Ik begrijp natuurlijk ook wel die onder- en bovengrens. Dat zijn richtcijfers.
Ik begrijp ook de opmerkingen over laden en lossen. Laat ons eerlijk zijn: in het centrum van een stad, een scholenstad, liggen de scholen meestal ook in het centrum. Daar rijden ok veel fietsers naartoe. Maar in dat centrum heb je natuurlijk ook winkels en horecazaken die ook beleverd moet worden. Dus het is ook logisch dat je daar een beetje een tweespalt krijgt. Maar het belangrijkste lijkt mij dat we meenemen dat we inderdaad vooral steden en gemeenten ertoe aansporen om een volledig integraal fietsbeleid te ontwikkelen. Dat was een beetje mijn bemerking.
De heer Bex heeft het woord.
Ik vond het een zeer interessant rapport van Fietsberaad, en het zijn inderdaad belangrijke bevindingen. Dat een fietsstraat op zich geen wondermiddel is dat je overal kunt toepassen lijkt mij een goede les die we moeten meenemen. Langs de andere kant zou ik het rapport ook wel als een aanmoediging willen zien.
We hebben juist meer fietsers nodig, zodat fietsstraten ook effectief aangevoeld worden als logische keuzes. De keuze moet nu niet zijn om te fel op de rem te gaan staan en dus minder fietsstraten te gaan invoeren. De keuze van het beleid moet toch vooral zijn om te kiezen voor een beleid dat voor meer fietsers zorgt. Die vraag wou ik toch aan de minister stellen, dat die les zeker niet wordt meegenomen dat we nu heel terughoudend moeten zijn. Neen, je moet een goede afweging maken, maar als er een potentieel is en als je ziet dat we kunnen groeien richting voldoende kritische massa, dan zou ik de gemeenten toch zeker aanmoedigen in plaats van tegen te houden.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Vanuit CD&V krijgen de fietsstraten en de fietszones natuurlijk onze volledige steun. Met onze conceptnota fiets, die we in 2019 hebben ingediend, hebben wij al heel duidelijk het belang van de fiets in de modal shift onderstreept. Zoals ik in mijn eerdere tussenkomst vandaag ook al zei, minister, kan dat alleen als het op een veilige manier kan. Dus ook autoluwe centra zijn voor ons belangrijk, net zoals veiligheid en comfort als het gaat over fietsinfrastructuur.
Wat ik opvallend vond in het fietsrapport, is dat ook een straat met veel overstekende voetgangers minder geschikt is als fietsstraat. Dus eigenlijk moet in een fietsstraat in de plaats van het STOP-principe (eerst stappers, dan trappers, dan openbaar en tot slot privévervoer) het TSOP-principe gelden: eerst trappers, en dan stappers. Het moet een echte voorkeursroute voor fietsers zijn.
Een belangrijk verhaal, ook in het rapport, is natuurlijk ook de naleving van de maximumsnelheid. Fietsberaad zegt dat het succes daaraan af te meten is. Naleving en handhaving zien zij als een probleem. Het gaat natuurlijk ook over de infrastructuur en het uitzicht van de weg, die de regel al voor een stuk afdwingen. Minister, zijn hier algemene lessen uit te trekken voor meerdere dossiers? Wat neemt u mee uit deze bemerking? Ziet u mogelijkheden voor een betere handhaving? Is er voldoende bekendheid van de fietszones en van de borden F111 en F113 bij onze chauffeurs? Zo neen, is het misschien een optie om eventueel maximumsnelheden toe te voegen aan die verkeersborden?
Tot slot weet ik niet of het u opgevallen is, minister, maar mij alleszins wel. Ik weet niet of u er uitsluitsel over kunt geven, maar ik vind in het rapport wel een tegenstelling. Enerzijds wordt er gesteld: “Na de instelling van de fietszone moet de verkeersfunctie voor motorvoertuigen verder worden geminimaliseerd.” En anderzijds vind ik terug: “Het instellen van een fietszone moet [...] de laatste stap zijn in het creëren van een gebied waar de fietskwaliteit op punt staat.” Volgens mij spreekt dat elkaar tegen. Ofwel is het de laatste stap, ofwel moeten er na de fietszone nog een aantal zaken verder geminimaliseerd worden. Ik hoor ook graag uw mening daarover.
De heer Verheyden heeft het woord.
Ik sluit mij volkomen aan bij collega Meremans. De fietszones worden inderdaad niet altijd heel logisch ingepland. Ik ga een voorbeeld geven. Bij ons in de gemeente is straks bijna de hele bebouwde kom ingericht als fietszone. Dat is natuurlijk te veel van het goede. We komen daar in straten waar fietsers helemaal geen problemen hebben en waar de veiligheid gegarandeerd is.
Als ik dat hier hoor, is zelfs een winkelstraat eigenlijk niet echt geschikt als fietsstraat, omdat je daar inderdaad veel overstekende personen hebt, en ook de laad- en loszones. Dat is dus niet altijd helemaal logisch. Ik hoop dat uit de bevraging die we nu gaan doen bij de gemeenten, een aantal elementen naar voren zullen komen en dat men die zal gebruiken om betere richtlijnen te geven aan de gemeenten. Ik denk dat dat enkel maar de veiligheid van alle weggebruikers ten goede kan komen en ook heel wat frustraties zal wegnemen.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende bedenkingen en opmerkingen. Voor alle duidelijkheid: dit rapport van Fietsberaad moet vooral handvaten en tools voor de lokale besturen bieden om daar, waar zij het logisch en aangewezen vinden, fietsstraten en fietszonen te creëren. Men kan daarbij dan rekening houden met een aantal elementen, een checklist en een aantal inrichtingsprincipes om er zodoende voor te zorgen dat de weg ook leesbaar is en dat het logisch is dat daar een fietsstraat of fietszone is. Dat is hier de bedoeling van, zonder dat we daarmee extra regeltjes of een belemmering willen doorvoeren. Dat wil ik zeker naar aanleiding van de vraag van de heer Bex zeggen: dit rapport moet eerder een aanmoediging zijn voor de lokale besturen om de suggesties daar waar het logisch lijkt toe te passen. Het mag zeker geen rem zijn.
Men mag niet denken dat men geen fietsstraten of fietszones kan aanleggen omdat men niet kan voldoen aan bepaalde inrichtingsprincipes. Dat mag ook niet de bedoeling zijn. Het is aan de lokale besturen, die het best geplaatst zijn en hun eigen grondgebied het beste kennen, om te beslissen dat ze ergens een fietsstraat willen. Dan kan het rapport van Fietsberaad een handige tool zijn om minstens zoveel mogelijk inrichtingsprincipes ter harte te nemen. Wat dat betreft, volg ik volledig wat de heer Meremans zegt: het moet logisch zijn, het moet leesbaar zijn, en iedereen moet spontaan aanvoelen dat het correct is dat hier een fietsstraat of fietszone is.
Mijnheer Ceyssens, niet iedereen kent klaarblijkelijk de wegcode. Ik denk wel dat men vijf jaar geleden heel veel moest inzetten op handhaving bij een fietszone of fietsstraat. Ik weet dat dat zo was in mijn eigen gemeente toen we dat invoerden. Er waren altijd hardleerse chauffeurs die toch dachten dat ze een fietser mochten inhalen in een fietsstraat. Na een aantal eerste waarschuwingen en door er vervolgens toch boetes aan te koppelen, zal men wel leren. Ik denk wel dat iedereen wel de principes kent door het feit dat er nu al veel meer sprake is van fietsstraten en fietszones. Het staat de lokale besturen ook altijd vrij om, en ik verwijs specifiek naar het rapport van Fietsberaad zelf, alsnog in een fietszone het bord F111, dus voor de snelheidsbeperking van 30 kilometer per uur, te plaatsen, of sjablonen op de weg te verven. Dan kan de bestuurder er helemaal niet meer naast kijken. Dan weet hij hoe dan ook dat de snelheid tot 30 kilometer per uur is beperkt.
Met onze handhaving, zoals onder andere ook de GAS-boetes die specifiek in de fietsstraten kunnen worden ingezet, kan men er nog meer voor zorgen dat al de regels worden gerespecteerd. We kunnen de GAS-boetes invoeren, er zijn al lokale besturen die het doen. Bij dezen staat het dus iedereen vrij om volop in te zetten op de handhaving. Opnieuw: ik denk dat het een handig verhaal is dat Fietsberaad hier ter beschikking stelt. Het zal door de talrijke webinars, zeker in samenspraak met de VVSG, nog ruimer verspreid worden. Ik hoop dat we daarmee de fietsinfrastructuur alleen nog maar extra kunnen uitbreiden en de fietser zo meer comfort kunnen geven, waarbij we natuurlijk ook rekening houden met de voetgangers.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik deel de mening van de minister dat we het evenwicht moeten zoeken.
Wat de sjablonen op de grond betreft: die zijn vorige week in Dendermonde geschilderd. Heel ons centrum is een zone 30. Het is natuurlijk een middeleeuws centrum. Je kunt daar hoe dan ook al niet snel rijden. Het gaat heel traag. We hebben ook twee grote scholen die in het centrum gevestigd zijn.
In elk geval bedank ik u voor de antwoorden. Sowieso denk ik dat het rapport van Fietsberaad kan worden meegenomen in onze gemeenteraden als we het over fietsstraten en fietszones hebben, zodat men die niet ondoordacht aanlegt, maar dit rapport als handvaten en tool gebruikt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.