Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de eerste elektrische bussen in Antwerpen
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer D’Haese heeft het woord.
Mijn vraag gaat niet over de eerste elektrische bussen. Dat is de vraag van mevrouw Van Volcem. Bij mij gaat het eerder over de opvolging van het hele dossier over de elektrische bussen.
Afgelopen zomer liep er een aanbestedingsprocedure van De Lijn voor de aankoop van 970 elektrische bussen. Die werd afgelast om redenen van zowel technische, operationele, financiële als strategische aard. Eind 2020 kwam er een nieuwe aanbestedingsprocedure met een selectieleidraad voor 200 elektrische bussen. In de commissievergadering van 7 januari 2021 heb ik gevraagd waarom bepaalde busbouwers daarvan uitgesloten werden. U hebt zich toen geëngageerd om de procedure te herzien. U bevestigde in de commissiezitting van 21 januari 2021 dat de raad van bestuur van De Lijn heeft beslist om de selectieleidraad stop te zetten en een nieuwe procedure te starten.
Dan was er een nieuwe wending in het dossier met de hoorzitting van De Lijn in deze commissie op 11 maart. De Lijn stelde toen dat ze niet langer van plan was om nog een bestelling van 200 bussen te plaatsen, maar slechts 63 standaard e-bussen in de komende 2 jaar. Voor zover ik kan nagaan, is dat bestek tot nu toe niet uitgeschreven. Ik kan me daarin vergissen, maar we hebben dat nergens teruggevonden.
Ik heb daar toch een aantal vragen over, minister. Wanneer moet de aanbestedingsprocedure voor de aankoop van 63 standaard e-bussen rond zijn? Wat zijn de uiterste data voor de aanbesteding, de toewijzing en de oplevering? Als de timing niet meer voor dit jaar is, wat gebeurt er met de 96 miljoen euro die gebudgetteerd is voor 2021 voor de aankoop van elektrische bussen?
De Lijn stelde in de hoorzitting van 11 maart dat volledig emissievrij rijden tegen 2025 niet haalbaar zou zijn. Op 18 maart hebt u gezegd dat u wel vasthoudt aan die ambitie en u hebt dat herhaald op 6 mei. Hoe wilt u De Lijn ertoe aanzetten om die doelstellingen alsnog te halen? Zijn er op dat vlak al vorderingen? Het gaat toch om tamelijk tegengestelde visies. Welke concrete stappen moet De Lijn zetten om die doelstelling alsnog te halen?
Op de vergadering van de commissie van 18 maart en van 6 mei was het onduidelijk hoe stadskernen waarin emissievrij gereden moet worden, gedefinieerd worden. Aangezien u vasthoudt aan de doelstelling om emissievrij te rijden in die stadskernen, is de vraag of er ondertussen meer duidelijkheid is over wat ‘stadskernen’ betekenen.
In het antwoord op mijn vraag om uitleg van 4 maart over de vergroening bij pachters hebt u verwezen naar een briefwisseling met De Lijn waarin u de maatschappij hebt gevraagd om volop in te zetten op elektrificatie bij de pachters. Die rijden op ongeveer de helft van de lijnen en zijn heel belangrijk voor de vergroening. Welke stappen heeft De Lijn daartoe ondernomen?
Het dossier over de bestelling van e-bussen is verbonden met de mogelijke deconsolidatie van De Lijn. We hebben het daar al uitgebreid over gehad. In het antwoord op mijn schriftelijke vraag over deconsolidatie stelde u, minister, dat de opmaak van het openbare dienstcontract in volle voorbereiding is en dat de eerder vooropgestelde timing, namelijk 1 januari 2022, wordt nagestreefd. Kan ik daaruit concluderen dat de deconsolidatie zal doorgaan zoals bepaald in de conceptnota?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
U mag het me niet kwalijk nemen dat ik u blijf lastigvallen met die elektrische busjes in de centrumsteden. We kijken er zo naar uit. Telkens als ik iets lees over een elektrisch busje in een andere stad, komt mijn jaloers kantje naar boven. Ik kan het niet laten. We leven in Brugge toch in een historische stad met heel veel bussen. De voltallige gemeenteraad verlangt unaniem naar die elektrische busjes in de historische binnenstad, met de hele smalle straatjes. Ik vind het jammer dat Brugge niet op uw prioriteitenlijstje staat.
Ik lees dat sinds 11 mei 2021 op de Antwerpse stadslijn 17 tussen Brouwersvliet en het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) in Edegem elektrische busjes worden ingezet. Eerder was dat ook al het geval in Leuven. Op Leuven zijn we ook jaloers omdat ze daar heel veel studenten en hoogopgeleiden en heel veel werk en heel veel innovatie hebben. Weldra volgt ook het eerste project in Gent.
De elektrische bussen op lijn 17 zullen ‘s nachts worden opgeladen en worden tussentijds bijgeladen op de eindhalte aan het UZA. Bij het proefproject dat volgend jaar in Gent van start zal gaan, worden bussen ingezet met een batterij die voldoende autonomie heeft om een hele dag te rijden zonder tussentijdse laadbeurten.
Deze proefprojecten kaderen binnen de ambitie om tegen 2035 alle bussen in heel Vlaanderen emissievrij te laten rijden. Bij eerdere besprekingen in de commissie Mobiliteit en Openbare Werken bleek duidelijk dat deze ambitie gepaard gaat met een aanzienlijke kostprijs. We hebben dat ook vernomen op de hoorzittingen. Er zullen ook heel wat investeringen in de stelplaatsen moeten gebeuren.
Minister, hoe evalueert u de inzet van e-bussen in Leuven sinds vorig jaar?
Welke investeringen dienden er te gebeuren op de stelplaats en de eindhalte aan het UZA om de elektrische bussen op te laden? Hoe verhoudt deze investering zich tot de kosten van de bussen met batterijen van de nieuwe generatie die volgend jaar in Gent zullen worden ingezet?
Worden er op korte termijn nog andere proefprojecten met e-bussen ingepland door De Lijn? Zo ja, waar?
Hoeveel e-bussen worden er momenteel al ingezet door onderaannemers van De Lijn? Hoe evalueren zij de inzet van de elektrische bussen?
Zult u op korte termijn bijkomend elektrische bussen inzetten via de onderaannemers van De Lijn? Tijdens de hoorzitting bleek dat er daar toch wel wat mogelijkheden zijn in 2023.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik begin met de laatste vragen.
De vraag over de e-bussen is al heel vaak in de commissie gekomen, maar specifiek op de proefprojecten waarover mevrouw Van Volcem het heeft, wil ik zeker ingaan. Mevrouw Van Volcem, ik ken uw bekommernissen voor de minibusjes of de kleinere elektrische bussen voor de stad Brugge. Het siert u enorm dat u zo opkomt voor uw stad. Maar ik heb het in het kader van het e-bussenprogramma al meermaals gezegd: men zet in eerste instantie volop in op de standaardbussen en niet zozeer op de kleine bussen. Ik blijf het in elk geval voorleggen aan de raad van bestuur van De Lijn om daar werk van te maken.
De inzet van de e-bussen in Leuven is een project dat in 2017 is gelanceerd. Sinds vorig jaar zijn de e-bussen in Leuven aan het rijden. Na enkele technische kinderziektes loopt dit goed. Zowel de reizigers als de inwoners zijn positief over het gevoelig stiller zijn en het emissievrije karakter van deze elektrische bussen.
De Lijn gaat intern nog een grote bevraging doen van de chauffeurs en de technici. Maar informele opmerkingen op de werkvloer zijn alleszins positief. Vorige week kon ik in Antwerpen praten met een aantal chauffeurs over hun ervaring. Zij waren enorm lovend. Wat dat betreft zit dat zeker goed.
U vroeg naar de investeringen en het project rond het UZA. Voor het proefproject hebben we vijf elektrische bussen en ook de investering in laadinfrastructuur. Op de stelplaats is 197.000 euro uitgegeven voor conductieladers. Op de parking van het UZA is 1,2 miljoen euro uitgegeven voor de bouw en aansluiting van een middenspanningscabine, een snellaadstation met drie pantografen en een mobiele lader.
Wat Leuven betreft: daar hebben we ook die vijf e-bussen. Daar hebben we op de stelplaats 128.000 euro uitgegeven, en op de Campus Heverlee 805.000 euro. In Gent rijden de bussen op dit ogenblik nog niet. Daar plande men de ombouw van drie elektrische bussen en stelplaatsen. Daarvoor is ongeveer 313.000 euro uitgetrokken.
U vroeg ook of er op korte termijn nog andere proefprojecten worden gepland. Ik denk – en dat is alleszins mijn boodschap aan De Lijn geweest – dat de tijd van proefprojecten wel voorbij is, zeker als ik de evoluties in de omliggende landen zie, waar men toch zeker ook heel wat van kan leren. Deze proefprojecten gingen terug tot 2017. Ze zijn nu in 2020 en 2021 daadwerkelijk in exploitatie. U weet echter dat we het op dit ogenblik over een andere boeg gooien, zoals mevrouw Schoubs dat hier in de commissie ook heeft toegelicht. We willen nu gestaag de uitrol van die e-bussen onmiddellijk in exploitatie hebben. Het lastenboek van de eerste zestig loopt nu. Daar kom ik straks echter nog in detail op terug. We willen dan zo snel mogelijk die tweehonderd elektrische bussen doen rijden en ook heel wat stelplaatsen hebben aangepast.
Wat de exploitanten betreft: ook die zijn hiermee bezig. Ik weet dat de Federatie van de Belgische Autobus- en Autocarondernemingen en van Reisorganisatoren (FBAA) heel veel informatiesessies geeft voor de exploitanten, om hen ook warm te maken. Ook De Lijn heeft al meermaals met hen contact opgenomen. Wat ik heel concreet weet, is dat er op dit ogenblik al twee onderaannemers e-bussen inzetten. Er is de firma Van Mullem, een deel van de groep MULTIOBUS van Tienen. Zij hebben op dit ogenblik twee elektrische bussen rijden en zullen er weldra tien bij krijgen. Dat is dus al een goede zaak. MULTIOBUS heeft ons zelf ook laten weten zeer tevreden te zijn over die emissievrije bussen. Er is ook De Polder, dat een deel is van de groep Hansea. Zij hebben in het Antwerpse ook een elektrische bus rijden.
Mijnheer D’Haese, dan waren er uw vragen over de aanbestedingsprocedure. De Lijn heeft de procedure met betrekking tot die negenhonderd bussen inderdaad stopgezet. Dat was een veel te grote aanbesteding, terwijl de markt eigenlijk continu evolueert. Dat proces kennen we echter inmiddels. Het bestek van de e-bussen is een eerste keer gebracht, maar is dan ook teruggetrokken. Ik denk dat er in deze commissie ook wel een consensus over was dat iedereen daarachter stond, opdat alle spelers zouden kunnen meedoen en niemand van tevoren zou worden uitgesloten. Met betrekking tot de laadinfrastructuur en de consultancy was de selectieleidraad lopende. Die is in december goedgekeurd. In maart is er een bestek gelanceerd. Dat loopt dus voor de beide.
Het verhaal van de e-bussen zelf loopt mijns inziens vertraging op, wat ik zeker niet toejuich. Het stond gisteren op de agenda van de raad van bestuur, maar daar heeft men het dossier andermaal uitgesteld. Men heeft nu wel een extra raad van bestuur gepland, op 31 mei. Er waren gisteren klaarblijkelijk te veel vragen over het bestek, dat finaal ook maar maandag aan de leden van de raad van bestuur werd voorgelegd. Dat is natuurlijk kort dag om alles tot in de details te kunnen bekijken. Ik betreur dat dat zoveel tijd kost. Van januari tot mei, dat is al een heel lange periode. Ik blijf er dan ook andermaal bij De Lijn op hameren, en vraag andermaal aan de raad van bestuur om hier werk van te maken en ervoor te zorgen dat dat dan toch zeker op 31 mei de deur uit kan en kan worden gepubliceerd.
Men verwacht dat de toewijzing van zowel laadinfrastructuur als consultancy ergens in oktober zal kunnen gebeuren, had ik begrepen. Wat de bussen betreft, zal het veeleer richting november zijn, maar het is alleszins wel de bedoeling dat we de toewijzing kunnen doen. Misschien nog even ter verduidelijking: de laadinfrastructuur en de consultancy, dat is met de procedure in twee fasen, dus selectieleidraad en dan bestekken. Voor de bussen is er onmiddellijk een bestek, zodat men wat dat betreft toch ietwat tijdwinst heeft.
Wat uw tweede en derde vraag betreft, over het emissievrij rijden in de stadskernen: wat in het regeerakkoord is opgenomen, daar blijf ik inderdaad aan vasthouden, mijnheer D’Haese. Ik vind dat u een ietwat selectieve lezing geeft van wat ik de vorige keer gezegd heb. Ik wil u opnieuw bevestigen dat ik blijf vasthouden aan ons regeerakkoord. Er is inderdaad een ambitieuze doelstelling in opgenomen rond emissievrij rijden in de stedelijke kernen tegen 2025 en, wat vooral belangrijk is, emissievrij in heel Vlaanderen tegen 2035.
U weet ook dat De Lijn zelf in het verleden al heeft gevraagd wat de term ‘stedelijke kernen’ nu precies inhoudt. Zijn dat de dertien centrumsteden? Zijn dat alle mogelijke stadskernen? Wat wil men daar specifiek onder verstaan? Dat is inderdaad niet heel expliciet gedefinieerd in het regeerakkoord. Alleszins hebben we op dit ogenblik ruim achthonderd hybride bussen, zowel Euro 5 als Euro 6. Alleszins is het de bedoeling dat die hybride bussen sowieso elektrisch rijden in de stadskernen. Daar heeft De Lijn zich toe geëngageerd. En uiteraard is het zaak om zo snel mogelijk een versnelling hoger te schakelen om over te gaan tot de volledige elektrificatie, om zodoende de doelstelling tegen 2035 te halen.
Ik heb daarstraks al gezegd dat er geregeld overleg is met de FBAA en de pachters van De Lijn. Ik weet niet of u geabonneerd bent op de nieuwsbrief van de FBAA, maar daar ziet u dat het continu op de agenda staat. Dus ook zij zijn daar volop op aan het inzetten. Ook hier is het enerzijds een financiële kwestie, en anderzijds is er het verhaal van het opladen van de bussen. We kijken wat daar kan inzake samenwerking tussen De Lijn en de exploitanten. Er lopen heel wat diverse gesprekken onderling.
Dan is er het verhaal van de financiering en de deconsolidatie. Ik moet wat dat betreft zeggen dat er op dit ogenblik weinig nieuws is. En als u mij dat volgende week opnieuw gaat vragen, denk ik dat ik weer hetzelfde moet zeggen. Ik heb altijd gezegd dat de elektrificatie geld kost. Dat weten we allemaal. Er zijn de engagementen van de Vlaamse Regering dat wij volop de kaart van de elektrificatie willen trekken. Dan zal er ook voorzien moeten worden in financiering. En hoe die financiering zal verlopen, of dat via een alternatieve financiering zal zijn of via deconsolidatie of een publiek-private samenwerking (pps) of wat dan ook, het engagement van de vergroening is verankerd in het regeerakkoord. Tegen 2035 moeten we dat doen. Wel, dan moet natuurlijk ook De Lijn engagementen krijgen dat ze daar verder op kan inzetten. Ik heb alleszins deze engagementen al gegeven voor 2021. Ik zal dat ook in de toekomst blijven doen.
Ik hoop daarmee alle vragen beantwoord te hebben, en anders hoor ik het wel. Ik hoop ook dat het antwoord niet veel nieuwe vragen oproept, maar ook dat horen we wel.
De heer D’Haese heeft het woord.
Bedankt, minister. Dat waren inderdaad al een aantal heel heldere antwoorden op mijn vragen. Ik ga er nog een beetje dieper op ingaan, omdat een aantal zaken mij nog niet helemaal duidelijk zijn.
Wat ten eerste de aanbesteding betreft: dat is inderdaad geen goed nieuws. Ik denk dat niemand hier blij is dat dat opnieuw uitgesteld is. Hebt u informatie over de reden waarom men dat op de raad van bestuur heeft uitgesteld? Waarover zijn er onenigheden? Als u dat weet, kunt u dat meegeven? Want het is toch echt wel dubbel jammer, zowel voor de elektrificatie als voor de relance. Ik denk echt dat dat hier een belangrijke rol in zou kunnen spelen. Het is jammer om te zien dat dat opnieuw vertraging oploopt.
Wat betreft de ambities rond emissievrij rijden, wil ik niet selectief zijn. U bent heel duidelijk in uw ambities. Dat is glashelder: de stadskernen in 2025 en de rest in 2035. Maar wat ook even duidelijk is, is dat De Lijn hier in een hoorzitting in dit parlement heeft gezegd dat dat niet gaat. We zijn nu een tijdje verder, en u hebt uw ambitie. Maar De Lijn heeft gezegd dat dat niet gaat. De vraag is dan waar we nu staan. Zult u bijdraaien, zal De Lijn bijdraaien of vinden jullie elkaar ergens in het midden? U kunt toch niet verder door te zeggen dat we onze ambitie aanhouden, terwijl De Lijn zegt dat ze dat gewoon niet gaan doen? Dat is mijn vraag. Het gaat niet over wat u vindt, maar over wat ervan gaat worden.
Rond de stadskernen begrijp ik de redenering van de hybride bussen. Maar ik begrijp ook dat er eigenlijk nog steeds geen vooruitgang is voor het definiëren van de stadskern. Op zich zou je dat een discussie over het geslacht der engelen kunnen noemen: wat is wel stadskern en wat niet? Maar om ervoor te zorgen dat u zichzelf achteraf kunt evalueren en dat wij u kunnen afrekenen op het halen van uw ambities, waarvan we hopen dat u ze haalt, zijn die definities natuurlijk wel belangrijk. Als we tegen 2025 de stadskernen emissievrij willen en we weten in 2025 nog altijd niet wat stadskernen zijn, dan is het moeilijk om aan te geven of dat gelukt is of niet.
Rond de pachters en de onderaannemers ben ik blij dat er veel overleg is. Maar er is natuurlijk nog wel wat meer mogelijk. De Lijn sluit contracten af met pachters. Ik vraag mij af wat er opgenomen is voor de nieuwe contracten. Wat zijn de plannen daarrond? Die contracten zullen volgend jaar hernieuwd moeten worden, tegen wanneer het decreet Basisbereikbaarheid ooit zal ingaan. Zijn dat zaken die daarin worden opgenomen, emissievrij rijden in stadskernen? Worden er bepaalde percentages emissievrij rijden vastgelegd, of blijft dat bij overleg?
U zei dat er veel wordt gesproken over samenwerking, zeker voor laadinfrastructuur. Hoe kijkt u daarnaar qua kostendeling? Zijn pachters zelf verantwoordelijk voor het bouwen van laadinfrastructuur, of kunnen zij laden op stelplaatsen van De Lijn? Is er gedeelde infrastructuur?
Ik ga u wel moeten vragen om af te ronden, collega D’Haese.
Dan sluit ik af. U schreef in uw antwoord op de schriftelijke vraag die ik had gesteld, dat de deconsolidatie doorgaat zoals gepland, op 1 januari 2022. Wil dat zeggen dat we effectief doorgaan met een deconsolidatie zoals die er staat in de conceptnota, en dat die ingaat op 1 januari?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik ben er niet zo gelukkig mee, maar toch bedankt voor uw antwoord. Ik vind het eigenlijk ook wel een prioriteit. In de steden leven de meeste mensen: 25 procent van de bevolking. Daar heb je ook de meeste verplaatsingen met het openbaar vervoer en daar liggen ook de stations. Dus ik denk dat het een goede zaak is dat u er een prioriteit van maakt dat de steden tegen 2025 emissievrij zouden moeten kunnen rijden.
U zegt dat dat over 2500 bussen gaat. Dat is natuurlijk een redelijk groot aantal op 7000 bussen, waarvan er 800 hybride zijn. Maar toch, als er op federaal vlak stappen vooruit worden gezet en als er wordt beslist dat vanaf 2026 alle bedrijfswagens emissievrij moeten zijn, omdat ze anders niet meer fiscaal aftrekbaar zijn, dan denk ik dat wij vanuit Vlaanderen het goede voorbeeld moeten geven. De bedrijven zetten stappen, maar de overheid, het collectief vervoer, moet ook stappen zetten. Ik denk dat dit toch een beetje een symbooldossier is. Misschien moeten we ook, zoals men de wet nu aanpast op federaal niveau, een decreet opstellen waarbij De Lijn haar onderaannemers, als dat bedrijven zijn, moet verplichten om emissievrij aan de steden te leveren, zodat ze die stap vooruitzetten.
Minister, ik pleit er eigenlijk voor om het niet zo blauwblauw te laten, maar om toch enkele stappen vooruit te zetten. Dat zal misschien niet lukken in 2023. 2025 is een ambitie, maar we zouden toch in 2024 in alle centrumsteden emissievrije bussen kunnen hebben, of toch in de stadskernen? We moeten eerlijk zijn: een stad is soms heel groot. Maar de prioriteit zou toch moeten gaan naar de historische stadskernen, waar het vaak smal is en waar je door die bussen heel veel vervuilde lucht hebt. Die kernen zijn ook niet zo groot, die lijnen zijn ook niet zo talrijk. Het openbaarvervoersplan in Brugge bijvoorbeeld is volledig op die microbussen geënt, en je zit dan ook met het openbaar domein. Ja, we moeten stappen vooruit zetten. Wat mij betreft, hoe vlugger, hoe liever. Ik zou eigenlijk willen dat u stappen zet om de pachters te verplichten tegen 2023 in de historische kernen met die elektrische bussen te rijden.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, u weet dat de CD&V-fractie rond die vergroening en elektrificatie van bussen al lang aan het werk is. In de vorige legislatuur hebben wij daar nog een conceptnota rond neergelegd, vanuit het principe ‘leading by example’, het principe dat je als overheid het voorbeeld moet geven. We hebben die doelstellingen uiteraard mee opgenomen in het regeerakkoord. Ik heb daar tijdens de vorige commissievergadering een zeer gelijkaardige vraag over gesteld. Dat is de vraag die vandaag vooral door collega D’Haese is gesteld.
Ik merk dat er in de vragen van collega Van Volcem wat meer lokale aspecten aan bod komen. U moet echt niet jaloers zijn, mevrouw Van Volcem. Die elektrische bussen zullen er bij u ook komen. Tot nu toe heb ik nauwelijks klachten gekregen over de ervaringen in Leuven. Laten we hopen dat het een positief iets is en dat daardoor de angst die er bij De Lijn precies toch wat heerst om dat soort bussen in te zetten, kan worden weggewerkt.
Ik wou, net zoals mevrouw Van Volcem, zeggen dat, nu de federale overheid de vergroening van het bedrijfswagenpark heeft vooropgesteld, we als Vlaanderen niet kunnen achterblijven. We vragen dus om extra te schakelen rond die e-bussen bij De Lijn. Het is jammer dat men daar gisteren blijkbaar weer niet over heeft beslist. Maar goed, het moet ook grondig gebeuren. Als er dus nog vragen zijn, moeten die eerst worden opgelost. Dat begrijp ik ook wel.
Minister, ik heb twee vragen voor u. Kunt u nagaan of De Lijn zou kunnen profiteren van bepaalde fiscale maatregelen die door de federale overheid zijn afgekondigd, rond de kostenaftrek van de installatie van laadpalen? Zou dat ook op hen van toepassing kunnen zijn?
Moeten we niet denken over mogelijkheden voor De Lijn om laadpunten aan haltes of stelplaatsen op bepaalde momenten semipubliek te maken? Dat is een punt dat we hier graag willen inbrengen. Het betreft zaken die uiteraard nog moeten worden nagekeken. Het zijn ideeën die we daaromtrent hebben. Ik dank u.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ik ga eerst in op die proefprojecten. We hebben in Leuven gezien dat die bussen in eerste instantie niet zo vaak reden, omdat De Lijn er nog niet in was geslaagd om voldoende chauffeurs op te leiden om met die elektrische bussen te kunnen rijden. Kunt u verzekeren dat dat voor Antwerpen, voor de bussen die nu daar staan, wel het geval is, zodat die op een efficiënte manier kunnen worden ingezet?
Ik kom tot het bredere plaatje: de vergroening en vooral de ambitie om tegen 2025 en 2035 respectievelijk de stadskernen en heel Vlaanderen emissievrij te kunnen bedienen. We moeten daarin stappen vooruitzetten. Ik vind dat we te veel ter plaatse trappelen. Ik heb het dan niet zozeer over die aanbesteding die inderdaad werd uitgesteld, collega’s. Maar laat ons hier vandaag in de commissie toch niet te scheef kijken naar een bedrijf dat probeert om een aanbesteding correct te doen, wanneer we zelf door een slechte aanbesteding basisbereikbaarheid moeten uitstellen. Die aanbesteding moet er komen. Maar de fundamentele vraag is welk financieel traject de Vlaamse Regering voorziet om de volgende vijftien jaar die ongelooflijk grote ambitie van een investering van 200 à 250 miljoen euro per jaar waar te maken.
En daarom, minister, moet u een plan voorleggen. Dat plan kan wat ons betreft echt niet die deconsolidatie zijn. Die kostendekkingsgraad – om maar een element te noemen – is daarvoor te laag. Maar er zijn ook tal van andere elementen die hier vroeger al aan bod zijn gekomen en die duidelijk maken, ook uit adviezen allerhande, dat die deconsolidatie niet de juiste weg is om te volgen.
U zult binnen de Vlaamse Regering een traject moeten afspreken waarmee die middelen effectief op tafel komen. Of een bepaalde wijk al dan niet tot de stadskern behoort en of in 2025 de evaluatie gemaakt wordt of de ambitie van de Vlaamse Regering is waargemaakt, zal mij worst wezen. Wat mij interesseert is of u een plan op tafel kunt leggen waar de financiering op een heldere manier gegarandeerd is voor de vijftien jaar waarin een ongelooflijke transitie van De Lijn nodig is. Daarover hoor ik eigenlijk niets. Ik roep u op om daar met een plan te komen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, we hebben de vergroening van de vloot, we hebben de bussen zelf, maar we hebben ook de stelplaatsen die aangepast moeten zijn aan de brandstof. Dat kan toekomstgericht naast elektriciteit ook waterstof en andere zaken zijn. Mijn oproep is om bij De Lijn daarover een goed plan te maken.
Recent hadden we in Sint-Niklaas een nieuwe stelplaats die niet direct aangepast was. Dat was een reden om te vertragen. Ik begrijp dat. Er is ook een doorloopperiode voor infrastructuur. Je kunt niet de ene keer kiezen voor diesel, dan waterstof, dan elektriciteit. We moeten daar ook eerlijk in zijn. We moeten ervoor opletten dat we niet alles doen, want dan worden die stelplaatsen wel zeer dure aangelegenheden. Daar ben ik het volledig met u eens, minister.
Ik zou toch willen oproepen om, als we op bepaalde plaatsen willen schakelen naar vergroening, naar andere brandstoffen voor bussen, de stelplaatsen aan te passen en niet omgekeerd.
Minister Peeters heeft het woord.
Er waren nog heel wat bijkomende vragen.
Er is hier gezegd dat de federale beslissing rond de vergroening van de bedrijfswagens een goede zaak is. Dat kwam gisteren ook al aan bod. Ik wil echter ook aandacht vragen voor wat wij tot nu toe al hebben gedaan. We hebben ons actieplan ‘Clean Power for Transport’ (CPT) goedgekeurd. Daarin staan heel ambitieuze doelstellingen, niet alleen op het vlak van laadinfrastructuur, maar ook op het vlak van het wagenpark voor private wagens, het buspark, het bromfietspark. Kortom, we willen alles vergroenen.
Ook bij De Lijn willen we vergroenen. We hebben hier in commissie de uiteenzetting gekregen over hoe het e-busprogramma eruit zal zien. Dat is geënt op drie grote pijlers: de e-bussen zelf, de e-hybridebussen en de e-bussen bij de exploitanten.
Het gaat echter niet louter om het kopen van een elektrische bus. Neen, daar komt veel meer bij kijken. Mijnheer Daniëls, we moeten ook ten volle inzetten op de stelplaatsen. Het bestek voor de 51 stelplaatsen loopt. Het gaat om stelplaatsen in vaak verouderde toestand waarin geïnvesteerd moet worden. Daar moeten we volop op inzetten. Dat bestek loopt en het kan waarschijnlijk in oktober toegewezen worden om zo de eerste stelplaatsen om te turnen en moderner te maken. De consultancy, die we daar zeker ook nog bij nodig hebben, zal waarschijnlijk ook in oktober toegewezen kunnen worden.
Het bestek voor de eerste zestig e-bussen is gisteren op de raad van bestuur uitgesteld. Sommigen hadden daar vragen bij, vooral technische vragen. De leden van de raad van bestuur informeren zich terecht heel grondig over dat bestek. Ze willen vooral de focus leggen op kwaliteit. Ze willen kwaliteit meer laten doorwegen dan prijs, wat op zich zeker geen slechte zaak zou zijn.
Het is natuurlijk de raad van bestuur die zelf het bestek goedkeurt en zelf bepaalt hoe het bestek in de markt komt. Zoals ik al zei, als men woensdag een raad van bestuur heeft en men pas maandag het bestek ter kennis krijgt, dan is het natuurlijk voor de leden van de raad van bestuur heel kort dag om er met gedegen kennis over te oordelen. Ik begrijp dus dat er uitstel werd gevraagd. Er is ook een extra raad van bestuur ingelast. Ik hoop wel dat men op 31 mei finaal kan afkloppen en het bestek zo snel mogelijk in de markt kan plaatsen.
De Lijn zelf heeft ruim 2500 bussen in het wagenpark, waar helaas nog Euro 3- en Euro 4-bussen bij zijn, maar ook zo’n 800 Euro 5- en Euro 6-hybridebussen. Daarnaast hebben de pachters ook nog ruim 2000 bussen. Dat maakt dat er ongeveer 8000 bussen in Vlaanderen rijden. De pachters hebben een jongere vloot, geen Euro 3- en Euro 4-bussen.
Waarom focus ik ook op hybride bussen? Men vraagt hier altijd: wat met de stadskernen? Meneer D’Haese, u zegt dat u hoopt dat ik mijn doelstellingen ga halen. Sta mij toe dat ik een klein beetje twijfel en dat ik eerder denk dat u hoopt dat ik ze niet ga halen. We hebben alleszins ambitieuze doelstellingen. We willen de kernen emissievrij hebben. Er zijn al een aantal lage-emissiezones (LEZ's) waar de emissies heel erg worden gecontroleerd, maar we kunnen ook emissievrij rijden met hybride bussen. Dat heeft ook de directeur-generaal van De Lijn al heel duidelijk in deze commissie gezegd. Er is een streeknet en een stadsnet en de bussen stoppen niet aan de stadsgrenzen. Men kan zich zelfs de vraag stellen waar de grens van de stad is. Waar is bijvoorbeeld de grens van de stadskern Leuven en wat valt daaronder en wat niet? Het is moeilijk.
Mevrouw Schoubs heeft heel duidelijk gezegd dat, als we zouden zeggen dat in alle stedelijke kernen tegen 2025 alleen elektrische bussen zouden moeten rijden – want zo interpreteert u dat –, 70 procent van de vloot tegen 2025 elektrisch moet zijn. 70 procent van 2500 bussen is niet haalbaar, dat weten we allemaal. Omdat er al 800 hybride bussen zijn, die wel degelijk emissievrij kunnen rijden op het stadsnet, kan men wel de ambitie halen om tegen 2025 zoveel mogelijk stedelijke kernen emissievrij te bedienen, zonder dat het met volelektrische bussen is. Ik wil dit benadrukken. Ik blijf het herhalen dat het voor mij belangrijker is dat heel Vlaanderen emissievrij kan zijn en dat er overal gezonde lucht is, niet alleen in de kernen maar ook in de gemeenten in de onmiddellijke nabijheid. Dat is en blijft voor mij heel belangrijk.
De financiering is uiteraard heel belangrijk. U weet dat we op dit moment onderhandelen met De Lijn over het openbaredienstcontract, de nieuwe beheersovereenkomst. Er wordt wekelijks vergaderd. Ik neem aan dat het ook nog uitgebreid in de commissie aan bod zal komen. Er zal ook worden opgenomen hoe de verdere financiering van de elektrificatie zal moeten worden bekeken tussen nu en 2035. Het is een langere termijn, maar we moeten er wel de engagementen voor nemen.
Mijnheer D’Haese, u zegt dat ik op een schriftelijke vraag zou hebben geantwoord dat de deconsolidatie zou moeten zijn beslist tegen januari 2022. U mag met die schriftelijke vraag bezorgen, want ik weet niet waar u het over hebt.
Het is ook niet zo dat wij als Vlaamse Regering beslissen om over te gaan tot deconsolidatie. Het is het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) dat finaal de beslissing neemt en de terugblik doet. Waarschijnlijk in 2025 kijkt men op de voorbije drie jaar, dus voor de nieuwe openbaredienstcontracten van 2022 tot 2025, of er voldoende elementen aanwezig zijn om te kunnen beslissen tot deconsolidatie. Maar dat doen wij niet; dat doet het INR.
Wat ik opnieuw wil benadrukken – en daar heeft de heer Bex zeker een punt – is dat er wel een financieel engagement moet zijn richting De Lijn. Ik verwijs wat dat betreft naar wat tijdens de gedachtewisseling met de Lijn is gezegd: er zijn verschillende mogelijke vormen van financiering. Het kan gewoon via een lening die ten laste komt van de Vlaamse overheid, het kan via een pps-constructie, het kan via deconsolidatie. Kortom, er zijn verschillende mogelijkheden. Er is ook al het verhaal geweest van een decretale verankering. Maar dat is finaal nog niet afgeklopt. Dat zullen wij mee opnemen in het verder overleg over het openbaredienstcontract.
Kortom, vandaag heb ik dus nog geen pasklaar antwoord op hoe de financiering eruitziet tussen nu en 2035. We weten dat het over een immens bedrag gaat van ruim 3 miljard euro. We hebben wel allemaal het engagement genomen dat we dat willen realiseren en dat we die doelstelling willen halen. We zullen het ook moeten halen. Het staat in heel wat plannen: in ons klimaatbeleidsplan, in ons CPT-plan en in het plan van De Lijn zelf. Kortom, we blijven erover waken dat we die doelstellingen wel degelijk zullen halen.
Er was nog de vraag over de participanten, maar die heb ik onrechtstreeks al beantwoord. Ik heb gezegd dat het e-busverhaal drie pijlers heeft. Ook de participanten moeten daar ten volle bij betrokken worden. Iemand heeft de vraag gesteld: wat met een kostendeling? Ook dat is vandaag nog niet volledig uitgewerkt. Ik vind alleszins dat we er zeker over moeten nadenken hoe die participanten bijvoorbeeld meer kunnen inzetten op de aankoop van e-bussen en tegelijkertijd bijvoorbeeld publieke stelplaatsen gebruiken om op te laden. Ik dacht dat dat ook aan bod was gekomen tijdens de presentatie. Ook die piste moet zeker worden meegenomen, namelijk dat er een intense samenwerking is, zeker inzake het gebruik van de laadinfrastructuur, zodat die niet alleen voor de bussen van De Lijn zelf maar ook voor de exploitanten toegankelijk is.
Ik hoop dat ik daarmee alle vragen beantwoord heb, maar dit onderwerp zal nog meermaals terugkomen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden, die een aantal dingen duidelijk maken, maar die vooral duidelijk maken dat er nog weinig duidelijk is. Dat is toch wel straf. U zegt dat u Vlaanderen zo snel mogelijk emissievrij wilt maken. Ik ook. Ik heb er zelfs vorig jaar een voorstel van resolutie voor ingediend om die ambities te versnellen. Op dit moment hebben we vijf elektrische bussen in Antwerpen, een paar in Leuven en drie bij de pachters. Voor de rest is volgens mij alles onduidelijk. Het is onduidelijk wat de doelstellingen zijn. Het is onduidelijk bij De Lijn zelf en bij de pachters hoe men die wil halen. Het is onduidelijk of die überhaupt haalbaar zijn. Het is al helemaal onduidelijk hoe we die gaan financieren.
Ik ga helemaal akkoord met collega Bex. Er moet een omslag komen naar een totaal ander wagenpark bij De Lijn en eigenlijk weten we niet hoe dat moet gebeuren. Dat is een enorme operatie die moet worden uitgerold, technisch en financieel. U kunt eigenlijk nog altijd niet antwoorden op hoe u van plan bent dat te doen. Ik vind dat allemaal redelijk straf. En ondertussen lopen wij vertraging op.
Hier verschil ik een klein beetje met collega Bex: het interesseert me echt wel hoe het zit met die kleine bestelling nu, juist wegens de periode waar we nu in zitten, namelijk het einde van de coronacrisis en de relance die moet aantrekken. Ik zou denken dat als de Vlaamse overheid wil inzetten op vergroening, ze dan alles in de strijd gooit om elektrische bussen, trams en wat weet ik allemaal te bestellen om te zorgen dat ze onze bus- en trambouwers weer kunnen aantrekken en dat de onderaannemers onderdelen kunnen aanleveren enzovoort. Maar men blijft alles op de lange baan schuiven. Men blijft de beslissingen uitstellen. Alles blijft onduidelijk. Ik vind dat heel, heel raar.
Ten slotte heb ik een heel kleine opmerking voor collega Daniëls. Ik ben heel blij dat u ons pleidooi voor waterstofbussen bij De Lijn mee ondersteunt. Misschien kunt u noteren dat uw partijgenoot bij De Lijn, de voorzitter van de raad van bestuur, dat jammer genoeg manu militari tegenhoudt. Die weigert zelfs om te onderzoeken of het een optie kan zijn. Maar misschien kunt u, mijnheer Daniëls, een goed woordje doen en kan De Lijn inderdaad met waterstofbussen rijden. Want voor waterstof hoef je geen dure oplaadinfrastructuur aan ziekenhuizen te bouwen. Met een volle tank kunnen de bussen de hele dag rijden.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, het is geen gemakkelijk dossier. Ik denk dat u zelf veel sneller zou willen gaan, maar u bent de baas van De Lijn niet. U hebt daarmee een beheersovereenkomst afgesloten en u kunt maar blijven aandringen. We moeten niet denken in termen van problemen, maar wel in termen van oplossingen. Ik hoop dat we maand per maand stappen vooruitzetten. De Vlaamse overheid en ook De Lijn zijn verplicht om daar werk van te maken. Per stad moeten er kleine stappen vooruit worden gezet.
Volgens het Vlaamse regeerakkoord moeten er tegen 2025 ongeveer 2500 bussen komen. U zegt dat er 800 hybride bussen zijn. We hebben drie jaar tijd om 1700 bussen te vervangen. Als u met een plan komt samen met de partners en met De Lijn, dan kunt u daarin slagen, maar dat zal een zekere doortastendheid vergen. Die hebt u ook.
U zet ook stappen vooruit in uw communicatie om die laadinfrastructuur te ontwikkelen aan supermarkten en aan semiopenbare plaatsen en te voorzien in de nodige subsidies. Dat is de weg die we moeten volgen. U weet dat ik ook een zeer vragende partij ben. Men zegt altijd: waar een wil is, is een weg. Ik denk dat u die weg wel zult vinden.
Mijnheer Bex, u wenst nog te zeggen dat u wel inzit met de kleine bestelling?
De heer Bex heeft het woord.
Hoe kunt u het raden, voorzitter? Als ik in mijn betoog zou hebben gezegd dat het mij niet interesseert, dan was dat uiteraard bij wijze van spreken. Naast de kleinere bestelling komen er immers nog heel wat grote opdrachten op ons af.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.