Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, tijdens een webinar van de Nationale Bank van België stelde Jacques Vandermeiren, de CEO van Port of Antwerp dat tegen 2023 de limieten van de beschikbare capaciteit in de containerterminals in de Antwerpse haven zullen worden bereikt. Het nieuwe getijdendok op de linkeroever zou evenwel pas ten vroegste in 2028 beschikbaar zijn. Om de groei in de containertrafiek op te vangen werd het complex project Extra Containercapaciteit Antwerpen (ECA) opgestart. Naast een nieuw getijdendok op de linkeroever zet ECA ook in op de uitbreiding van de containercapaciteit verspreid doorheen de haven. De bijkomende capaciteit zou dus stapsgewijs worden gerealiseerd.
Volgens de CEO zal er de komende jaren evenwel een groot probleem rijzen tot het nieuwe getijdendok operationeel zal zijn. Hij stelde zelfs dat er moet worden overwogen om op korte termijn bijkomende containercapaciteit te creëren achter de sluizen, ook al is dat niet evident, gezien de grootte van de hedendaagse containerschepen.
Minister, kunt u een toelichting geven bij de stand van zaken met betrekking tot het complex project ECA? Wat is een realistische timing voor de realisatie van de bijkomende containercapaciteit? Hoe reageert u op de uitspraken van de CEO dat er vanaf 2023 een groot probleem zal rijzen inzake de beschikbare containercapaciteit in Antwerpen en zijn voorstel om bijkomende containercapaciteit te creëren achter de sluizen om de noden op korte termijn te kunnen opvangen? Ziet u andere mogelijkheden om de nood aan bijkomende containercapaciteit op korte termijn te kunnen opvangen, desgevallend buiten de Antwerpse haven?
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, dank u wel voor uw vraag. Het complex project ECA is uiteraard zeer belangrijk.
Uw eerste vraag ging over de realistische timing voor de realisatie. U weet wellicht dat we op dit ogenblik in de uitwerkfase zitten. Op 31 januari 2020 heeft de Vlaamse Regering het voorkeursbesluit inzake ECA goedgekeurd. Ik ben vervolgens gestart met de uitwerkfase. Die fase heeft drie subfases: een subfase van projectonderzoeknota’s, een subfase van geïntegreerd onderzoek en de besluitvormingsfase. De eerste subfase, die van de opmaak van de projectonderzoeknota’s, werd grotendeels beëindigd. Er zijn twee projectonderzoeknota’s daaromtrent voorgelegd. De ene heeft specifiek betrekking op de westelijke ontsluiting van de Waaslandhaven (WOW).
En de een heeft betrekking op de containercluster Linkerscheldeoever. De containercapaciteit als dusdanig is afgekort als de CCL of Containercluster Linkeroever. Daar kijken we naar hoe we verder het getijdedok kunnen bekijken, wat daar de aanhorigheden zijn en wat daar qua logistiek nodig is.
Wat de projectonderzoeksnota WOW betreft: daarvan kan ik u meegeven dat die in mei 2020 in consultatie is gegaan, en dat in oktober 2020 het team-MER de richtlijnen voor het milieueffectenrapport heeft opgemaakt of uitgevaardigd. Op basis daarvan werd opnieuw een overwegingsdocument opgesteld. Dat is ook publiek gegaan, en daar zijn opnieuw inspraakrondes en adviesrondes over geweest. Men is daar op dit ogenblik bezig met het verdere verloop van het geïntegreerd onderzoek, dat volop bezig is. Zeker de eerste ontwerp-MER-teksten liggen daar ter bespreking voor.
Wat de andere onderzoeksnota betreft, met name de containercluster voor de Linkerscheldeoever: daarvoor is er een consultatieronde geweest in juli-september 2020. Op 2 april 2021 heeft het team-MER de richtlijnen met betrekking tot het milieueffectrapport voor dit project uitgevaardigd. Ook daar zijn er opnieuw inspraakrondes geweest en zijn er adviezen binnengekomen. Op basis van die rondes is er een geactualiseerde versie gekomen van de projectonderzoeksnota. Die dateert van 21 april 2021, en heeft eigenlijk geleid tot een tussennota, met name een bijgestuurde projectonderzoeksnota. Hier is er eigenlijk een voorstelling van een derde inrichtingsalternatief voor het tweede getijdedok op tafel gelegd. We hadden al een boemerang en een winkelhaak en nu komt daar nog een duplex bij. Dat ligt nu voor, en daarvoor wil men nu opnieuw die consultatieronde laten plaatsvonden. Die ronde is gestart op 5 mei, en zal lopen tot 4 juni. Daarna wordt opnieuw een overwegingsdocument opgesteld vanuit het team dat het complex project hier opvolgt.
Die projectonderzoeksnota rond de containercluster zal dus geactualiseerd worden op basis van de inspraakrondes. Dat zal ook voorgelegd worden aan het team-MER, en dan zullen we richtlijnen krijgen voor het verdere verloop. Vermoedelijk zijn we dan september 2021.
De aard van en het aantal reacties dat we krijgen in het kader van deze bijkomende publieksronde, die tot juni loopt, zal uiteraard een impact hebben op de timing. Zijn er heel veel reacties of is er nauwelijks reactie? Dat zal alleszins de verdere timing beïnvloeden. Alleszins zullen we zeker waken over die timing, de timing voor die complexe projecten. Het is al meermaals aan bod gekomen dat die doorlooptijd niet veel te lang wordt. Daarom komt er te gepasten tijde die evaluatie van het decreet Complexe Projecten, zoals ook voorzien in het regeerakkoord.
Wat uw tweede vraag betreft rond de uitspraken van de CEO rond problemen inzake beschikbaarheid van containercapaciteit: ik moet verwijzen naar het Havendecreet, dat heel duidelijk de bevoegdheidsverdeling vastlegt. Enerzijds zorgt de Vlaamse overheid voor de nodige infrastructuur. Anderzijds behoort het concessiebeleid toe aan het havenbestuur. Zij bepalen daar wie op welk terrein zal zitten.
Mijn bevoegdheid heeft hier enkel betrekking op het sturen van het complex project, om ervoor te zorgen dat daar een kwalitatief hoogstaand procedureverloop is, en dat het multidisciplinair onderzoek daar alle kansen krijgt en dat er voldoende overleg is met eenieder die betrokken is.
Ik blijf dus hameren op de open en transparante communicatie, op het maatwerk, de geïntegreerde aanpak. Het moet zijn verloop kennen in overeenstemming met het decreet complexe projecten. Elke stap heeft zijn tijd nodig met het oog op voldoende rechtszekerheid.
Binnen de bevoegdheid van het havenbestuur stelt Havenbedrijf Antwerpen alles in het werk om samen met de grote containerklanten tijdelijke oplossingen te zoeken als er nood is aan extra opslagcapaciteit. Als er niet actief gezocht wordt naar oplossingen om deze tijdelijke nood te lenigen, zullen betrokken klanten zelf hun oplossingen gaan zoeken. Het verleden heeft aangetoond dat deze oplossingen dan soms in andere Europese havens gezocht zullen worden. Wij koesteren onze havens en willen zoveel mogelijk klanten hier houden. Vandaar dat het een zoektocht is naar een tijdelijke oplossing in afwachting van de bijkomende capaciteit die het complex project zal bieden. Het is dus niet ter vervanging van de ECA-capaciteit.
Kunnen we dan op korte termijn de nodige bijkomende capaciteit opvangen, desgevallend buiten de Antwerpse haven? Daarover is al onderzoek gedaan in het kader van de verkennings- en onderzoeksfases van dit complex project. Finaal is men daar tot de conclusie gekomen, na onderzoek van alle alternatieven zoals beschreven in de Alternatievenonderzoeksnota, dat er geen alternatieven zijn buiten de Antwerpse haven. In Zeebrugge zouden er in het diepzeecontainersegment wel mogelijkheden zijn als overloophaven. Als er piekmomenten zijn in de Antwerpse haven kunnen er dan af en toe containerschepen naar de haven van Zeebrugge uitwijken. Dat wordt ten volle geoptimaliseerd en zodoende hopen wij opnieuw de klantenbinding te kunnen faciliteren en ervoor te zorgen dat er voldoende capaciteit is in afwachting van het bijkomende getijdedok.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Bij een grote werkgever zoals havens in het algemeen en die van Antwerpen in het bijzonder is een tijdelijk capaciteitsprobleem toch wel ernstig. De Vlaamse Regering en u, minister, moeten toch wel dit dossier naar zich toe trekken. U mag het mij niet kwalijk nemen dat ik vaststel dat complexe projecten niet vaak tot een oplossing leiden. Dat zie je ook in andere dossiers, zoals bijvoorbeeld de sluis in Zeebrugge. Wachten op participatieprocessen is uiteraard goed maar met dat geïntegreerd onderzoek duren die processen toch zo lang. Als er zich capaciteitsproblemen voordoen, moet er toch wel een alternatief zijn.
U zegt dat er geen alternatieven zijn buiten de Antwerpse haven behalve voor diepzee-overloopmogelijkheden waarvoor Zeebrugge dan in aanmerking komt. Dat is dan al positief voor Zeebrugge. Maar ik denk in het algemeen dat de Vlaamse Regering moet ingrijpen, nu de economie na een moeilijke periode groeit, er nood is aan containercapaciteit, en men toch om redenen van infrastructuur, ruimtelijke ordening en processen niet kan landen. Dat is toch een rem op de economie. In die zin is dat een belangrijke vraag, ook al ben ik niet van Antwerpen. Ik vind het in het algemeen een heel belangrijke vraag voor de toekomst van Vlaanderen.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, enkele maanden geleden stelde u hier in de commissie de conceptnota voor de Vlaamse havenstrategie voor. Ik heb u toen gezegd dat er wereldwijd systemen in gebruik zijn waarbij men volle containers tot zes hoog kan stapelen. Hier is dat tot drie hoog. Bovendien is bewezen dat men met deze systemen even flexibel kan werken als nu het geval is. Er is nu al een speler in de Antwerpse haven die gedeeltelijk met een dergelijk systeem werkt, DP World. Ik heb dat toen ook gezegd. Ook PSA maakt wereldwijd gebruik van systemen met containers in de hoogte. COSCO werkt ook op die manier. Maar in Antwerpen en in Zeebrugge is het er nog niet.
Ik denk dat we het allemaal met u eens zijn dat het noodzakelijk is dat Vlaanderen verder inzet op de groei van de containertrafiek. Het project ECA Antwerpen voorziet dan weer in die extra containerbehandelingscapaciteit, zo maar even circa 7,1 miljoen twenty-foot equivalent units (TEU) per jaar. Dat is niet niets. De uitdaging is er. De technologie is er. Ik zie dus geen enkele reden om die systemen hier niet in te voeren in onze Vlaamse havens, temeer daar ECA ook zelf wil inzetten op de uitbreiding van de containercapaciteit verspreid over de haven zelf.
Dat brengt me opnieuw bij uw conceptnota waar u duidelijk aangeeft dat u ook de optie van ondergrondse logistieke systemen zou bekijken. U hebt het in de conceptnota ook over dat ruimtelijke aspect van de activiteiten in de havens. Wel, dat is in dit dossier meer dan ooit actueel. Ik denk dat u meteen aan de slag moet met de doelstellingen uit de conceptnota. Het is onmogelijk om al de vragen die ik enkele maanden geleden heb gesteld, opnieuw aan u te stellen, dus houd ik het maar bij een concrete vraag: wilt u deze systemen voor behandeling van containertrafiek invoeren naar aanleiding van ECA? Hoe gaat u deze bedrijven triggeren om in de hoogte te gaan bouwen en nieuwe verhandelsystemen van containers in te voeren, temeer omdat de tijdslijn om dat allemaal te realiseren in het kader van ECA toch wel min of meer beperkt is?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Ik heb een aantal elementen ter ondersteuning van dat fantastische ECA-project voor de Antwerpse haven. Minister, dank voor uw antwoord. Ik ben blij dat u het niet naar de Griekse kalenden stuurt. Het zijn de’ kalenden’, niet de ‘kalender’. Dat is, zoals de iden, een tijdsaanduiding bij de Romeinen die bij de Grieken niet bestond. Daarom zegt men vaak lachend om iets niet naar de Griekse kalenden te sturen. Alle gekheid op een stokje, het is natuurlijk cruciaal dat die capaciteit er komt.
De uitspraak van mijn CEO was niet nieuw en is al lang bekend. De prognose van twintig jaar geleden zegde al dat het optimaal zou zijn dat rond het jaar 2021 het dok bruikbaar zou zijn. Ik moet u niet zeggen dat we enige vertraging hebben opgelopen. Het is al lange tijd duidelijk dat we in tussentijd bijzonder inventief moeten zijn, en vooral dan onze terminaloperatoren, om nog efficiënter te werken en mogelijkheden te zien.
Er werd gezegd door een collega dat de hoogte maximum drie is. Bij ons is het gemiddeld drie hoog. Bij DP World bijvoorbeeld gaat men wel al hoger omdat dat daar met automatisering werkt. Dan kan men wel degelijk in de Antwerpse haven tot vijf gaan. Maar dat kan niet overal, dat klopt. Misschien dienen er zich nog andere opportuniteiten aan, maar er wordt alleszins achter de schermen behoorlijk hard aan gewerkt.
De minister heeft gezegd dat de alternatieven een hele tijd geleden onderzocht zijn in heel het alternatievenonderzoek. Maar ik heb toch een bemerking aan degenen die denken dat we de internationale markt gewoon kunnen sturen of verplaatsen. Zo werkt dat natuurlijk niet. ‘Cargo is king’. In mooi Nederlands: ‘Cargovracht is koning’. De rederijen beslissen op basis van tal van facetten, bijvoorbeeld de productiviteit van de arbeiders, die in Antwerpen zeer goed is, of de mobiliteit, waar we aan werken om die beter te krijgen. Dus gewoon containeractiviteiten oppakken en naar een andere haven brengen, al is het tijdelijk, zal het beleid niet kunnen doen. Dat zijn beslissingen die worden genomen door de rederijen. Laat ons er uiteraard van uitgaan dat wij die verankering in Antwerpen kunnen behouden. Die capaciteit is dus cruciaal. Ik dank de minister en de regering voor de steun. Ik weet dat u het heel belangrijk vindt om zo snel mogelijk de spade in de grond te steken.
Ik heb een bijvraag, maar ik verwacht daar niet echt antwoord op. Kunt u in de toekomst aandacht hebben voor het flankerende beleid, eerst het dok uiteraard, maar ook voor de walstroom? Het is heel belangrijk dat u dat samen met uw collega’s in de Vlaamse Regering aanpakt. Als je door de inrichting van een walstroom op een kaai de uitstoot van een middelgrote stad kunt weghalen, dan is dat een bijzondere uitdaging en een mooie kans. Het is gewoon een vraag om dat alstublieft mee te nemen. Voor de rest dank ik u voor uw steun om de capaciteit zo snel mogelijk ter beschikking te willen stellen.
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, u zegt terecht dat het een groot infrastructuurwerk is. Het duurt allemaal nogal lang. De bedoeling van het decreet betreffende de complexe projecten was om binnen een aanvaardbare termijn en door gericht overleg met alle betrokken partners te komen tot een gedragen beslissing en tot de beste combinatie. Het is een proces van lange adem. We wisten dat het ruim tien jaar zou duren. Dat stond ook in de startnota. Die nota dateert van juli 2016 en de tijdshorizon bedroeg daarin 2030. De projectdoelstelling was toen nog dat het complex project tot 2030 de groei zou kunnen opvangen. Het zal nu iets later zijn. We moeten er zeker over waken dat de termijn niet te ver uitloopt. Anderzijds is het ook een bevestiging dat het extra getijdendok absoluut nodig is. De huidige krapte en de noodzaak aan bijkomende oplossingen tonen eens te meer aan dat het extra dok er wel degelijk moet komen.
Ik ben het met u eens dat de procedures lang duren. In het regeerakkoord hebben we effectief opgenomen dat procedures vereenvoudigd en verbeterd worden. Zowel in mijn beleids- en begrotingstoelichting (BBT) als in het relanceplan van de voltallige Vlaamse Regering is expliciet opgenomen dat we een evaluatie en een optimalisatie van het decreet betreffende de complexe projecten willen op basis van de ervaringen. Wat dat betreft is collega Demir penhouder, maar we zullen haar alleszins vragen om daar snel werk van te maken. U zegt terecht dat de diverse procedures van complexe projecten heel veel tijd in beslag nemen.
Mijnheer Verheyden, wat betreft uw vraag om nog flexibeler om te gaan met het stapelen van containers en over de specifieke inrichting, heb ik vorige keer in de commissie al gezegd, en ik moet dat nu ook herhalen, dat het Havenbedrijf Antwerpen bevoegd is om te kijken hoe welbepaalde gronden in concessie worden gegeven aan welbepaalde bedrijven en hoe het zal zorgen voor de optimale invulling van die terreinen. Dat is duidelijk een bevoegdheid voor het Havenbedrijf Antwerpen, maar ik neem aan dat het daar zelf ten volle op inzet en daarvan werk maakt, zeker omdat het kampt met de nood aan extra capaciteit.
Mevrouw De Ridder, we zullen dat van de Griekse kalenden zeker meenemen. De Vlaamse Waterweg zet volop in op de walstroom, zeker op de binnenvaart omdat we daar in eerste instantie op focussen. Ik begrijp dat het ook voor de havens in de toekomst belangrijk is. Ik kan niet vooruitlopen op het flankerende beleid, maar we moeten daarvoor alle aandacht hebben want we weten dat stilliggende schepen nog enorm veel CO2-uitstoot hebben als ze niet kunnen aansluiten op de walstroom. We blijven daar zeker volop op inzetten.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Ik heb geen bijkomende vragen. Ik zal dat verder opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.