Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Het Masterplan Kustveiligheid verzekert de huidige kustbescherming tot 2050. Daartoe wordt sinds 2011 een pakket maatregelen uitgevoerd dat het beschermingsniveau van de zwakke plekken aan onze kust op peil brengt. Daarnaast onderzoekt het complex project Kustvisie de zeewering van de toekomst en heeft het als ambitie om de kust en het hinterland te beschermen tegen het veranderende klimaat en de stijgende zeespiegel.
Om dit complex project te realiseren nam de Vlaamse Regering op 22 december 2017 de startbeslissing van het project Kustvisie. De lopende onderzoeksfase is momenteel bezig, en zo wordt de alternatievenonderzoeksnota voorbereid. Als alles goed gaat, dan wordt die nota eind dit jaar afgewerkt. Dat betekent dat we vier jaar bezig geweest zijn voor het eerste document klaar is.
Ondertussen las ik enkele interessante cijfers in een schriftelijke vraag van februari 2021 over de kustverdediging en de daarbij horende werkzaamheden. De minister gaf een overzicht van alle betalingen van de voorbije jaren. Het viel op dat er nauwelijks suppletiewerken uitgevoerd worden aan de westkust, zoals tussen De Panne en Nieuwpoort, terwijl er tussen Oostende en Knokke, en zeker in Knokke zelf, heel wat zand wordt aangevoerd.
Ook in het geïntegreerd investeringsprogramma (GIP) voor 2021 zien we dat er opnieuw 5,5 miljoen euro wordt uitgetrokken voor zandsuppletie aan de oostkust. Het is goed dat die werken gebeuren, maar er zijn toch grote verschillen te zien, en die roepen vragen op.
Daarom had ik graag geweten, minister, of u die verschillen kunt toelichten. Aan welke criteria moeten stranden voldoen opdat zij voor opvoering in aanmerking kunnen komen? Hoe wilt u het verlies van zand aan de kust verder aanpakken? Is er een verschil van aanpak tussen de zones aan de kust?
Minister Peeters heeft het woord.
De verschillen in de selectie hebben vooral te maken met de zogenaamde zandhonger. Die verschilt langsheen de kust en veroorzaakt verschillende suppletiebehoeften. Daarom zijn er verschillen in de selectie.
De westkust is helemaal geen homogeen verhaal. Enerzijds zijn er zwak hellende stranden met grote zandbanken. Ten oosten van de knik ter hoogte van Wenduine zijn er veel steilere stranden en diepere geulen in aanloop naar de monding van de Schelde. Dat zorgt ervoor dat er voor de strandsuppleties op de steilere stranden een groter volume zand nodig is, maar ook dat de oostkust een sterkere erosie kent. Dat heeft een grotere onderhoudsbehoefte tot gevolg.
Wat uw tweede vraag betreft, over de criteria waaraan stranden moeten voldoen om voor opvoering in aanmerking te komen, kan ik u meedelen dat er elke zes jaar een fijnmazige toetsing van de kustveiligheid wordt uitgevoerd. Daarvoor zijn er een aantal criteria, zoals een maximaal overtoppingsdebiet, risico op bresvorming en risico op erosie tot aan de bebouwing enzovoort. Op grond daarvan zal men de selectie van de aan te pakken zones bepalen.
Op basis van de frequentere strandmetingen wordt jaarlijks, en telkens na een zware storm, een controle-evaluatie gemaakt om de actuele toestand van de strandzones na te gaan. Tot slot wordt structurele duinerosie ook vermeden door strandsuppleties aan te brengen. Dit zorgt ervoor dat we op langere termijn een robuuste en veilige kust behouden.
Hoe kunnen we nu het verlies van zand verder aanpakken? We hebben verschillende maatregelen. Enerzijds is er de versterking van de natuurlijke zandige kust. Daar zorgen de strandsuppleties nog steeds voor een basisoplossing. We doen ook andere dingen. We hebben de klassieke zandsuppleties, maar we hebben ook andere types van ‘natural based solutions’. Ik denk aan het project ‘Duin voor dijk’, het pilootproject dat hier ook al werd toegelicht en dat waarschijnlijk iedereen ook wel kent. Anderzijds wordt ook ingezet op een vooroeversuppletie. Er is ook nog het project Ecorif. Dat laatste is een privaat initiatief. De aanvoer van een kunstmatig rif op de kustnabije zandbanken beoogt een verhoging van de kustveiligheid.
Deze elementen zorgen voor bijkomende ondersteuning. We zetten in op maatwerk en zoeken zodoende naar de beste oplossingen voor de beveiliging van onze kust.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord, en ook voor uw bezorgdheid. Ik ben ervan overtuigd dat die zandsuppleties echt wel noodzakelijk zijn. Niemand twijfelt daaraan. Misschien is het een detail, maar jammer genoeg verliest het strand door deze ophoging enige charme. Wie op de dijk loopt, ziet de branding van de zee niet. Dat is een beetje jammer. Maar anderzijds: veiligheid boven alles! Deze werken moeten dus zeker gebeuren.
Ik vind het ook belangrijk, minister, dat deze problematiek in deze commissie regelmatig aan bod komt. Onze kustbescherming is niet alleen voor de kust belangrijk, maar zeker ook voor het hinterland en niet het minst voor onze zeehavens. Daarover hebben we het ook al verschillende keren gehad. In de vorige discussie, begin januari 2020, kwamen deze werken ook aan bod naar aanleiding van de stormen – Dennis, Ciara, noem maar op. In die commissievergadering zei u dat u contact zou opnemen met uw Nederlandse collega om te informeren hoe zij dergelijke werken aanpakken en om te weten te komen of een eventuele samenwerking met Nederland een meerwaarde zou opleveren. We hadden het toen over het zandmotorsysteem. Minister, hebt u hierover al contact gehad met uw Nederlandse collega, met het oog op een eventuele samenwerking? Hebt u al ideeën kunnen uitwisselen?
Mevrouw Ryheul heeft het woord.
Minister, vragen over kustsuppletiewerken zijn vanwege hun techniciteit en complexiteit geen eenvoudig onderwerp. Nu, het basisprincipe is eenvoudig. Voor het compenseren van kusterosie is het ontwerp van een suppletie heel simpel: er moet jaarlijks evenveel zand worden aangebracht als er jaarlijks door erosie verdwijnt. Een aanname daarbij is dat er geen wezenlijke verandering optreedt in het golfklimaat en de oriëntatie van de kustlijn.
Zoals collega Fournier ook aanhaalde, verzekert uw Masterplan Kustveiligheid de huidige kustbescherming tot 2050. In recente studies waarschuwen wetenschappers dat de zeewaterspiegel tussen 2050 en 2100 wereldwijd zal stijgen met mogelijk aanzienlijke wijzigingen van het golfklimaat en oriëntatiewijzigingen van de kustlijn tot gevolg.
Minister, nu wij al het midden van de eerste helft van deze eeuw naderen, heb ik twee vragen. Op welke wijze zult u bij nieuwe opdrachten voor suppletiewerken aan onze Vlaamse kust voortaan rekening houden met deze nieuwe inzichten inzake mogelijke golfklimaat- en kustlijnoriëntatiewijzigingen tijdens de tweede helft van deze eeuw? Zijn er, naast de steeds terugkerende suppletiewerken, nog andere maatregelen nodig om de veiligheid van onze kustbewoners en het Vlaams hinterland te verzekeren in het geval van wijzigend golfklimaat- en/of wijzigende kustlijnoriëntatie tijdens de tweede helft van deze eeuw? Zo ja, welke?
De heer Bex heeft het woord.
Ik wens kort aan te sluiten bij de vragen die gesteld zijn. Ik wilde mevrouw Ryheul ook vragen om haar collega Van Rooy eens attent te maken op deze problematiek. Want we weten allemaal dat hij in de plenaire regelmatig doet alsof deze problemen totaal uit de lucht gegrepen zijn. Ik denk dat we allemaal weten dat het belangrijk is dat we dit aanpakken, zowel in het voorkomen als in het genezen. Ik roep de collega dus op om dat in haar fractie ook duidelijk te maken.
Minister Peeters heeft het woord.
Bedankt voor de bijkomende vragen en suggesties. Veiligheid boven alles, daarom staat er in het Masterplan Kustveiligheid sowieso al een en ander opgenomen. Daar zorgen we voor. We zorgen er met name voor dat er een robuuste en veilige kust is, en dat er sowieso altijd een gewenst veiligheidsniveau wordt bereikt tegen stormvloeden. Dat is op dit ogenblik waar we ten volle op inzetten, en waarvoor we heel wat suppletiewerken uitvoeren, naast uiteraard ook andere elementen waar we zorgen voor meer veiligheid.
Om dat plan nu onmiddellijk bij te sturen voor een visie voor na 2050? Ik denk dat het nu vooral zaak is om ervoor te zorgen dat het veilig is van nu tot 2050. En dat is waar het Masterplan Kustveiligheid ten volle op inzet: zorgen dat er telkens voldoende veiligheidsbuffers zijn. Uiteraard wordt er rekening gehouden met de wetenschappelijke studies en dergelijke die voorliggen, en zal dat plan ook te gepasten tijde en indien nodig worden aangepast.
Daarnaast moet ik ook zeggen, en daar heeft mevrouw Fournier in haar vraagstelling ook terecht naar verwezen, dat wij ook bezig zijn met het complex project Kustvisie. Dat is nog niet klaar, daar lopen sowieso nog een heel aantal onderzoeken. Maar ook daar bekijken we hoe een en ander desgevallend bijgestuurd moet worden.
Wat het zandmotorsysteem betreft: een tijdje geleden ben ik zelf in Bredene een zandsuppletieverhaal gaan volgen, en daar werd al specifiek met zo’n zandmotorsysteem gewerkt. Op zich gebruiken we dat dus al, dat wordt al toegepast.
Wat de Nederlandse collega’s betreft: u weet dat daar natuurlijk ook verkiezingen zijn geweest. Het is nu enige tijd geleden, we hebben nog geen specifieke terugkoppeling van hoe zij daar concreet mee omgaan. Dat zandmotorsysteem is er wel een van, maar ik neem aan dat we daar in de toekomst zeker nog overleg over kunnen hebben met Nederland of met andere instanties.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Bedankt, minister. En ik ben ook blij met de tussenkomst van mijnheer Bex, niet alleen inhoudelijk maar ook door het feit dat het zeker geen West-Vlaams probleem is. Het beroert ook andere provincies. Onze kustbescherming is heel belangrijk voor heel Vlaanderen. Minister, bedankt voor uw antwoord. We komen daar binnen hier en enkele maanden zeker nog op terug.
De vraag om uitleg is afgehandeld.