Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Vraag om uitleg over de samenstelling van de plenaire vergadering van de conferentie over de toekomst van Europa
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega's, ik had een vraag gesteld voor de conferentie over de toekomst van Europa van start was gegaan. De tweede sluit erbij aan.
De in 2019 aangekondigde conferentie over de toekomst van Europa, uitgesteld door corona maar ook door andere omstandigheden en interne onduidelijkheid, is uiteindelijk van start gegaan. Ze zal bestaan uit verschillende onderdelen: de plenaire vergadering waar alle input uit de diverse activiteiten wordt besproken en in conclusies gegoten, en een meertalig digitaal platform waar burgers ideeën en bijdragen kunnen leveren. In heel Europa gaat/ging men dus vanaf half april zo'n digitaal platform lanceren. Er worden gedecentraliseerde evenementen georganiseerd door nationale, regionale of lokale overheden, maar evengoed door burgers of het middenveld. En als laatste zijn er Europese burgerpanels.
Zoals reeds gezegd, werd op 19 april het digitaal burgerplatform gelanceerd. Dat was een eerste opstapje naar de echte start van de activiteiten met de conferentie over de toekomst van Europa vorige zondag, op 9 mei, de Dag van Europa.
In de aanloop naar de conferentie over de toekomst van Europa was er heel wat te doen over de samenstelling van de plenaire vergadering. In de media was hierover heel wat te lezen, onder meer over de betrokkenheid van Guy Verhofstadt. Hij werd uiteindelijk opgenomen in een van de structuren. Deze plenaire vergadering is cruciaal in alle conferentiegerelateerde activiteiten, aangezien hier een eindrapport opgesteld zal worden dat rekening houdt met de aanbevelingen uit de verschillende platformen, panels en evenementen die overal in Europa georganiseerd worden.
Net voor de officiële beginceremonie werd uiteindelijk toch een akkoord bereikt over de samenstelling. Vanuit het Europees Parlement zijn er 108 afgevaardigden, evenveel als er ook vanuit de nationale parlementen afgevaardigd worden. Er zullen ook 108 burgers deelnemen, aangeduid of verkozen: 80 vertegenwoordigers van Europese burgerpanels, 27 van nationale burgerpanels of conferentie-evenementen – 1 per lidstaat – en de voorzitter van het Europees Jeugdforum. Daarnaast zijn er 54 leden van regeringen – 2 per lidstaat – en 3 leden van de Europese Commissie. Ook zullen 18 vertegenwoordigers van het Comité van de Regio’s en 18 vertegenwoordigers van het Economisch en Sociaal Comité deelnemen. Ten slotte zijn er nog 8 vertegenwoordigers van de sociale partners en 8 uit het maatschappelijk middenveld. In totaal zijn er dus 433 deelnemers aan deze plenaire vergadering. Dan heb ik het nog niet over de speciale structuur die voorzien is voor het uitvoerend bureau, met vertegenwoordigers uit het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Raad. Het wordt opnieuw toch wel een logge structuur.
Minister, ik wil u hierover de volgende vragen stellen.
Werd Vlaanderen betrokken in de opstartfase van de conferentie, die uiteindelijk toch twee jaar geduurd heeft, maar het laatste jaar of halfjaar in een stroomversnelling geraakte?
In hoeverre en via welke kanalen werd de input van Vlaanderen over de werking van de conferentie meegenomen?
Werden er ook initiatieven genomen vanuit Vlaanderen, eventueel nog in conceptfase, met betrekking tot mogelijke evenementen in het kader van de conferentie?
Hebt u al weet van andere organisaties die evenementen in Vlaanderen willen organiseren in het kader van de conferentie? Ik denk aan het middenveld in Vlaanderen en aan de jeugdparlementen. Werden zij gesensibiliseerd en betrokken?
Is de Vlaamse Regering van plan om de organisatie van evenementen te promoten bij de lokale besturen?
Hoe werd Vlaanderen heel concreet betrokken in de besprekingen met betrekking tot de samenstelling van de plenaire vergadering?
Hoe staat Vlaanderen tegenover deze ‘logge’ structuur? Ik zie wel dat men geprobeerd heeft om evenwichten tot stand te brengen tussen de 27 lidstaten, tussen regeringen en nationale parlementen.
Met hoeveel mensen en via welke van de verschillende kanalen zullen de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement vertegenwoordigd zijn in de plenaire vergadering van de conferentie?
Hebt u er reeds zicht op of er via andere kanalen, bijvoorbeeld de vertegenwoordiging van de sociale partners, werkgevers en werknemers – het brede middenveld in Vlaanderen – nog andere Vlaamse vertegenwoordigers zullen deelnemen aan de plenaire vergadering?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, ik onderscheid drie elementen in uw vraag, die ik graag achtereenvolgens beantwoord: de Vlaamse betrokkenheid bij de opstartfase, de samenstelling van de conferentie en de vertegenwoordiging van Vlaanderen daarin en, ten slotte, mogelijke evenementen in de marge van de conferentie.
Wat de opstartfase betreft, is het belangrijk om eraan te herinneren dat de conferentie over de toekomst van Europa een gezamenlijk initiatief is van de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad. De voorzitters van de drie instellingen hebben de reikwijdte, de structuur, de doelstellingen en de beginselen van de conferentie in een gezamenlijke verklaring uiteengezet. Deze opstartfase werd volledig op Europees niveau doorlopen.
De verdere concretisering, zoals het vastleggen van de procedureregels van de conferentie, vond en vindt plaats binnen de raad van bestuur van de conferentie. België neemt hieraan deel als waarnemer, omdat het een van de lidstaten is die binnenkort het raadsvoorzitterschap zal bekleden. Via deze weg is Vlaanderen betrokken bij de opstartfase van de conferentie. Zo konden lidstaten opmerkingen indienen bij de ontwerpprocedureregels.
Ook Vlaanderen heeft een bijdrage geleverd. Daarbij werd gevraagd om meer regionale vertegenwoordiging binnen de plenaire vergadering van de conferentie. Ook werd daarbij gewezen op de Belgische verklaring bij het Lissabonverdrag, die stelt dat in België de deelstaatparlementen onder nationale parlementen vallen. Onze vraag om versterkte regionale vertegenwoordiging werd gesteund door het Europees Comité van de Regio’s, maar werd slechts in beperkte mate opgenomen in de Belgische bijdrage. De procedureregels werden uiteindelijk niet meer aangepast volgens dit voorstel.
Ik heb vorige woensdag na de plenaire vergadering in het bilateraal overleg aan de bevoegde Europese commissaris uitgelegd hoe het Vlaams Parlement eigenlijk deel uitmaakt van het nationaal parlement. Voor de meeste mensen is dit niet zo gemakkelijk te bevatten. Daarom heb ik dat nog eens heel goed uitgelegd aan die commissaris. Na mijn uitleg toonde hij daar wel enig begrip voor.
Dat brengt me bij de samenstelling en de vertegenwoordiging. We zijn blij dat er net op tijd een akkoord werd bereikt over de samenstelling. Maar het spreekt voor zich dat ik het als een gemiste kans beschouw dat ons voorstel voor een sterkere betrokkenheid van de regio’s niet werd aanvaard.
Gezien onze unieke grondwettelijke positie als regio zijn er verschillende mogelijkheden tot deelname van Vlaanderen aan de conferentie via de Belgische vertegenwoordiging. De vertegenwoordiging vanuit België situeert zich op drie niveaus: één zitje als waarnemer in de raad van bestuur, gezien het naderende Belgische voorzitterschap van de EU; twee zitjes in de plenaire vergadering voor de uitvoerende macht als lid van de Raad van de Europese Unie en, ten slotte, vier zitjes in de plenaire vergadering voor de wetgevende macht via de vertegenwoordiging van de nationale parlementen.
Het lijkt me niet meer dan logisch dat van de twee zitjes voor de uitvoerende macht er één naar een regionale vertegenwoordiger gaat en dat van de vier zitjes voor de nationale parlementen er één naar een vertegenwoordiger van het Vlaams Parlement gaat. Daarover moeten intern nog de nodige afspraken worden gemaakt, maar ik zal alvast ijveren voor een correcte vertegenwoordiging van Vlaanderen in die gremia.
Naast de hierboven vermelde vertegenwoordigingen zijn er ook zitjes voorzien voor onder meer vertegenwoordigers van het Europees Parlement en burgers, waarlangs Vlaanderen mogelijk kan worden vertegenwoordigd. Vooralsnog zijn weinig details bekend over de verdeling van die zetels en de agenda van de plenaire vergadering. Zodra hierover meer duidelijkheid is, kan worden bekeken hoe de Vlaamse belangen ook via deze kanalen kunnen worden behartigd.
Wat betreft de mogelijkheid om in de marge van deze conferentie evenementen te organiseren, worden momenteel de verschillende opties bekeken. Samen met een aantal andere sterke Europese regio’s hebben we een brief gericht aan verschillende EU-organen om te wijzen op het belang van regio’s in het EU-beleid en dus ook op de noodzaak om regio’s van nabij te betrekken in deze toekomstconferentie. Het lijkt me alvast een te onderzoeken piste om samen met deze regio’s zo’n evenement tijdens de conferentie te organiseren.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Dank u wel, minister-president, voor uw antwoord. Het is inderdaad een toekomstconferentie, een conferentie over de toekomst van Europa, en het is dus afwachten waar die uiteindelijk zal landen. Je kunt niet ontkennen dat het zeer groots wordt gezien. Velen van u zullen waarschijnlijk die opstart gezien hebben, vorige week zondag, op de Dag van Europa. Het blijkt dat Europa daar bijzonder ambitieus is. Hopelijk was er niet te veel showgehalte in het geheel.
Maar ik vind het wel positief dat u daarin bijzonder ambitieus bent, en dat u onder meer zegt dat het logisch is dat van de twee zitjes voor de uitvoerende macht er één naar een regionaal vertegenwoordiger moet gaan. Tegelijkertijd komt u ook op voor onze belangen als deelstaatparlement, als Vlaams Parlement, goed wetende dat wij in een unieke positie zitten, door de verklaring 51 bij het Verdrag van Lissabon. U hebt het inderdaad toegelicht aan Europees commissaris Šuica, en het is ook een paar keer ter sprake gekomen tijdens de debatten: volgens die verklaring zijn wij, als Vlaams Parlement, een component van een nationaal parlement, omdat wij exclusieve bevoegdheden hebben. Het is dan ook niet meer dan logisch dat wij inderdaad in die plenaire vergadering, zowel vanuit de uitvoerende macht, maar zeker ook vanuit de wetgevende macht, vanuit ons Vlaams Parlement, hieraan kunnen deelnemen.
Ik kijk er dus naar uit. Ik hoorde u zeggen dat er intra-Belgisch nog de nodige afspraken moeten worden gemaakt, waarbij u zult ijveren voor correcte vertegenwoordiging. Ik zal daar zeker nog op terugkomen, van het ogenblik dat er duidelijkheid over bestaat. Maar waar ik vooral voor ijver – en dat zeg ik als lid van het Vlaams Parlement – is dat het niet kan zijn dat de vertegenwoordiging in deze toekomstconferentie onrechtstreeks zou gebeuren, via de Senaat. Ik pleit ervoor dat Vlaanderen rechtstreeks, vanuit het Vlaams Parlement, een vertegenwoordiger zou hebben in die plenaire vergadering, en niet onrechtstreeks, waarbij men dan eerder een federale hoed zal opzetten, en niet zozeer een Vlaamse of een van een andere deelstaat. Tot daar mijn bemerkingen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Inderdaad, toen Commissaris Šuica ons een tweetal weken geleden toesprak in het Vlaams Parlement, was ik toch wel onder de indruk van de manier waarop die conferentie over de toekomst van Europa zal worden aangepakt. De openheid naar burgers toe, naar het middenveld, naar nationale en regionale parlementen – ze is toch bij ons op bezoek geweest om netjes uit te leggen wat de mogelijkheden zijn –: ik moet zeggen dat ik er toch wel wat naar uitkijk hoe dit verder zal verlopen.
Over heel de samenstelling van de plenaire vergadering en de raden van bestuur en zo meer, daar is natuurlijk heel wat over te doen geweest. Ik wil niet in discussie treden over een vraag, maar het is misschien toch goed dit al eens te zeggen: ik dacht, collega Vanlouwe, dat er in Kamer en Senaat al was afgesproken – ik weet niet of het al formeel op papier staat –om twee Kamerleden en twee senatoren af te vaardigen. Wij hebben recht op vier parlementsleden. Ja, als dat twee senatoren zijn, dan is dat misschien wel onrechtstreeks, maar dat zijn wel Vlaamse Parlementsleden. Dat kunt u zijn, bij wijze van spreken. Ik denk niet dat u zich minder Vlaams, of minder Vlaams Parlementslid, voelt omdat u daar namens de Senaat zou gaan zitten. U noemt dat een federale instelling. Dat zal wel kloppen, maar we zitten daar toch als deelstaatsenatoren. Ik zou daar niet meteen neen op zeggen als ik u was, want ik weet niet hoe dit verder gaat lopen.
Rond de activiteiten werd ik toch ook wel een beetje getriggerd door mevrouw Šuica: het federaal parlement is daar aan het onderzoeken welk evenement men eventueel zou kunnen organiseren. De Senaat heeft al een webpagina voorzien waar de burgers een link kunnen terugvinden naar de conferentie, en vooral naar de Europese webpagina waar je voorstellen kunt indienen. Het secretariaat van het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden heeft geadviseerd dat de voorzitters van de parlementen in België deze conferentie ter sprake zouden brengen, om na te gaan of er eventueel iets gezamenlijks zou kunnen gebeuren. Ik denk dat we dat toch allemaal in overweging moeten nemen. Het is ook niet uitgesloten – en u bent goed geplaatst, als partijgenoot van de voorzitter van het Vlaams Parlement – dat ook het Vlaams Parlement een of meer initiatieven zou nemen om de burgers te betrekken. Wij kunnen ook eens denken aan een resolutie, samen met deze commissie.
Het is goed dat u de vraag stelt. Het moet ons vooral aanzetten om daar actie in te ondernemen en minder in de vertegenwoordiging in al die dingen. Ik denk dat dat belangrijk is en dat we vooral inhoudelijk daarrond kunnen werken via evenementen, resoluties, enzovoort.
Ik heb niet direct vragen, maar ik wou toch een kleine reactie geven.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, u ondertekende op 6 mei een open brief gericht aan de drie covoorzitters van de conferentie over de toekomst van Europa, waarin Vlaanderen, geflankeerd door zestien Europese regio’s, vraagt om meer inspraak voor de regio’s in de conferentie. ‘We merken een zorgwekkende trend op, waarbij de Europese wetgeving de rol van de regio’s niet voldoende in acht neemt’, zo hebt u het gesteld.
U liet ook optekenen in Knack dat die brief past in het streven om sterkere regio’s binnen Europa te laten samenwerken en de stem van de regio’s luider te laten klinken tegenover de Europese Commissie en andere Europese machtscentra. Ik vind het positief dat u samen met andere regio’s die zaken onderneemt, maar de positie van Vlaanderen in Europa overstijgt natuurlijk wel het niveau van de regio’s. Ik verwijs opnieuw – collega Vanlouwe heeft dat ook gedaan – naar verklaring 51 bij het Verdrag van Lissabon. We mogen dat zeker niet uit het oog verliezen. Maar ik moet mezelf onmiddellijk al bijsturen, want, minister-president, u hebt daarnet ook wel correct gesteld dat u daar de nodige aandacht voor hebt.
Wat de conferentie zelf betreft, verwijs ik naar de verklaring van Guy Verhofstadt zelf, die eigenlijk het hele gedoe – ik parafraseer hem een beetje – bestempelt als een circus. Dat was natuurlijk omdat hij zelf niet het postje kon verkrijgen waar hij zijn oog op laten vallen had. Als je dan natuurlijk op die manier deze verklaring doet, ondergraaf je jezelf als betrokken actor in je eigen conferentie. Ik vroeg mij af wat u daar zelf van vindt.
Wat de vertegenwoordiging zelf betreft, mag Vlaanderen voor mij zeker niet onrechtstreeks vertegenwoordigd worden in zo’n conferentie via de Senaat. Ik ben het daarover volledig eens met collega Vanlouwe. Ik heb u trouwens over deze problematiek nog niet zo lang geleden al bevraagd, ik heb daar al een vraag om uitleg over ingediend.
Mevrouw Brouwers, u stelt dat we daar als deelstaatsenator ook zitten en dus eigenlijk als Vlaming en dat we dus wel vertegenwoordigd worden. Maar ik wil er toch op wijzen dat dit eigenlijk een totale negatie van die verklaring 51 is. Wij moeten als Vlaanderen zelfbewust, rechtstreeks vertegenwoordigd worden, aangezien we als Vlaams Parlement op hetzelfde niveau staan. Waarom ons dan zelf gaan neerleggen bij het feit dat we onrechtstreeks via de Senaat vertegenwoordigd worden, een instelling waarvan bijna iedereen het over eens is dat we ze moeten afschaffen. Laat ons er alstublieft vanaf nu altijd naar streven om rechtstreeks vertegenwoordigd te worden, aangezien we in de toekomst – hopelijk in een zeer nabije toekomst – eigenlijk die Senaat willen afschaffen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Als lid van de uitvoerende macht kan ik natuurlijk geen uitspraken doen over hoe de parlementaire vertegenwoordiging geregeld wordt. Maar ik denk toch ook dat het Vlaams Parlement moet opeisen dat het daar rechtstreeks zit. Want je zou kunnen ontwikkelen dat, als je daar zit vanuit de Senaat, je daar ook namens de Senaat moet spreken. Dat is toch wel een heel ander uitgangspunt dan namens het Vlaams Parlement spreken. Maar dat is nu Jan Jambon, geïnteresseerde burger, die de parlementaire werkzaamheden aankijkt en daar zijn commentaar op geeft, en niet een nederig lid van de uitvoerende macht die naar de opdrachten van het parlement luistert. Dat wou ik toch ook wel even kwijt.
Verder waren er geen specifieke vragen aan mijn adres.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, dank u voor uw laatste toelichting. Uit uw antwoord had ik toch genoteerd dat er nog afspraken gemaakt moeten worden. Mevrouw Brouwers, ik weet niet waar u die informatie vandaan haalt. Ik zetel net zoals u hier en in de Senaat. Bij mijn weten is er niet hier en zeker niet in de Senaat een afspraak gemaakt om onrechtstreeks via de Senaat af te vaardigden. Ofwel is dat ergens bedisseld, maar die afspraak is niet – ik ben daar heel formeel over – gemaakt in het Bureau van de Senaat. Het verwondert mij ten zeerste waar u die informatie vandaan hebt. Ik vind dat zeer merkwaardig. Ik wil ten slotte nog even voor het verslag aanhalen wat verklaring 51 juist inhoudt. Het is een verklaring destijds bij het Verdrag van Lissabon die zegt: “Het Koninkrijk België verduidelijkt dat, overeenkomstig zijn grondwettelijk recht, zowel de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat van het federaal parlement als de parlementaire vergaderingen van de Gemeenschappen en Gewesten, in functie van de bevoegdheden die de Unie uitoefent, optreden als componenten van het nationaal parlementair stelsel of als kamers van het nationaal parlement.”
Mevrouw Brouwers, als wat u zegt correct is, is dat manifest in tegenspraak met deze afspraken die destijds institutioneel en interfederaal gemaakt werden. Ik ben ten zeerste verwonderd over waar deze informatie vandaan komt. Blijkbaar zou die toch ook niet in het antwoord van de minister-president staan en blijkbaar is dit ook niet op een of andere Bureauvergadering besproken. Ik hoop dat dit alvast niet correct is en dat Vlaanderen inderdaad rechtstreeks kan deelnemen in zijn hoedanigheid – zoals afgesproken – als component van dat nationaal parlementair stelsel en niet ondergeschikt aan een ander federaal orgaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.