Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de compensaties voor de energie-intensieve industrie
Vraag om uitleg over de overcompensatie van energie-intensieve bedrijven via miljoenen aan klimaatsubsidies
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Uit cijfers van de European Roundtable on Climate Change and Sustainable Transition (ERCST) die vandaag in de media worden geciteerd blijkt dat Vlaanderen Europees gezien de grote energieverbruikers van de industrie jaarlijks telkens het hoogste percentage 'indirecte compensatiekosten' betaalt. Sinds 2013 zou er volgens het rapport zo 323 miljoen euro Vlaams klimaatgeld naar bedrijven zoals ArcelorMittal, BASF, en ExxonMobil zijn gegaan om hen te compenseren voor hun 'indirecte klimaatkosten'. Dat heeft natuurlijk te maken met de alsmaar strengere uitstootnormen die ons worden opgedrongen via de EU en het sterk geïndustrialiseerde karakter van Vlaanderen. Sinds 2013 zijn elektriciteitsproducenten verplicht om Europese uitstootrechten te kopen. De elektriciteitsproducenten rekenen die meerkosten door in onze facturen. Dat is vanzelfsprekend een erg dure zaak voor onze Vlaamse industrie. EU-lidstaten mogen daarom een deel van de opbrengst van de Europese veiling van uitstootrechten terugstorten aan de grootste energieverbruikers. Zo wil men vermijden dat ze hun competitiviteit verliezen tegenover concurrenten in regio's waar geen extra klimaatkosten bestaan en waarvan we producten invoeren. Veertien Europese landen beschermen hun industrie zo tegen al te hoge energiefacturen.
Vlaanderen spant de kroon, blijkt ook voor 2019. Dit keer ging 48 procent van de klimaatcenten van de opbrengst van de uitstoothandel naar de indirecte compensatie voor de industrie. Op dit beleid rijst echter ook kritiek van de klimaatlobby, de linkse oppositie en zelfs binnen de meerderheid. De vraag dient gesteld in welke mate verdere energiebesparing om de steeds onrealistischere klimaatdoelstellingen te halen nog mogelijk is voor de industriële bedrijven en hoe de concurrentiekracht van onze bedrijven en de tewerkstelling in deze sector in deze context nog kan worden gehandhaafd.
Ik heb daarom de volgende vragen, minister.
Kunt u mij meedelen welke conclusies u trekt uit de ERCST-cijfers? Hoe evalueert u de kritiek en welke gevolgen geeft u daar desgevallend aan? Hoe zult u garanderen dat het klimaatbeleid de concurrentiepositie van onze industrie, en daarmee ook de tewerkstelling in ons land, niet verder ondergraaft?
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik heb een vraag over hetzelfde thema. Minister, het lijstje begint wel heel lang te worden. Telkens opnieuw komt dit in deze commissie ter sprake. Ik lijst het even op. De uitstoot van de grote industrie in Vlaanderen stagneert sinds 2013. Er is dus geen verbetering meer zichtbaar op het vlak van de uitstoot van broeikasgassen.
Verder blijkt uit de monitor groene economie, opgesteld door uw administratie of departement, dat de ‘productiviteit’ – zo benoemen ze dat – de meerwaarde die gecreëerd wordt per ton CO2 per petajoule energie, sinds 2015 daalt. De situatie verslechtert dus.
We kennen de energiebeleidsovereenkomsten (EBO’s), de energiebesparingsovereenkomsten waaruit blijkt dat er tot 2017 een winst was op het vlak van energie-efficiëntie van 0,9 procent per jaar – bijzonder bescheiden, maar er was toch nog winst. Sinds 2017 zien we een daling van de energie-efficiëntie van 0,6 procent per jaar. We zien dus al een aantal jaren een probleem met het klimaatbeleid van onze grote, zware industrie. Het is inderdaad zo dat daar veel mensen werken. Als we die industrie ‘future-proof’ willen maken, als we ervoor willen zorgen dat die er binnen twintig, dertig of veertig jaar nog kan zijn, dan zal die wel een omslag moeten maken. Daartegenover staat dat de steun aan de grote industrie alleen maar groter wordt. Geen enkel land geeft meer steun dan wij. In 2019 ging het om 36 miljoen euro klimaatgeld, in 2020 om 90 miljoen euro klimaatgeld. Dit jaar zal het gaan om 140 miljoen euro klimaatgeld, alleszins volgens berekeningen van vorig jaar, terwijl de CO2-prijs op de emissiehandelmarkten alleen maar gestegen is. Misschien wordt dat dus nog meer.
We geven die steun ter compensatie van indirecte emissiekosten, omdat hun energiefactuur zou stijgen door het systeem van emissiehandel. Daarbij moet enerzijds opgemerkt worden dat de berekening verkeerd uitgevoerd wordt, waardoor er een overcompensatie is. Ten tweede betalen net die grote energieverbruikers al een redelijk lage energiefactuur. Bijvoorbeeld voor groenestroomcertificaten, minister, betalen zij twintig maal minder dan gewone huishoudens. Voor offshoretoeslag betalen ze dertig maal minder dan gewone huishoudens. We weten ook dat de tarieven degressief zijn naarmate er meer wordt afgenomen.
Dat is dus wel een vreemde samenloop van verschillende factoren. Als je dan bovendien gaat kijken naar de absolute top van die grote vervuilers, merk je dat er dit jaar 40 miljoen euro gaat naar de vier grootste vervuilers, uitgerekend naar die bedrijven, raffinaderijen, staalproducenten en dergelijke, die al sinds 2015 geen verbetering meer vertonen qua energie-efficiëntie. We belonen dus diegenen die het minst goed bezig zijn op het vlak van klimaat, het meest. We zien ook weinig aanwijzingen dat dit zal veranderen. Er wordt hier wel gezegd dat het emissiehandelsysteem ons minder competitief maakt, maar bovendien spreken we hier ook over bedrijven die verdienen aan de emissiehandel, die gratis emissierechten op de markt brengen en op die manier miljoenen euro’s verdienen.
Minister, dat zijn toch wel wat straffe vaststellingen. Ik heb daarover drie vragen aan u.
Hoe reageert u op de conclusies van de studie van de ERCST?
Europa adviseert lidstaten om niet meer dan 25 procent van die inkomsten voor deze compensatie in te zetten. De Vlaamse Regering geeft twee keer zoveel uit. Waarom?
Hoe evalueert u de invloed van deze maatregelen op de uitstoot? Welke maatregelen zult u nemen om de uitstoot van broeikasgassen en het energieverbruik in de intensieve industrie effectief te laten dalen?
De heer Aerts heeft het woord.
Minister, Groen heeft, bij monde van mijn voorgangers in deze commissie, samen met de milieubeweging, al vaker aangekaart dat Vlaanderen te veel middelen uit het Klimaatfonds uitgeeft om energie-intensieve bedrijven te compenseren voor de kosten die ze hebben door de hogere energiefactuur als gevolg van het Europees emissiehandelssysteem.
Het werd daarnet al aangehaald: in 2020 ging 48 procent van de inkomsten naar die grote energie-intensieve bedrijven. Volgens onze berekeningen op basis van de budgetten zou dat in 2021 zelfs oplopen tot 65 procent. En dat, terwijl, zoals collega D’Haese het daarnet ook al heeft gezegd, de Europese Unie 25 procent als richtlijn hanteert.
Van 2014 tot en met 2021 zullen we maar liefst 464 miljoen euro hebben uitgegeven voor de compensatie die wij de ‘carbon leakage’ mogen noemen. Die manier van werken is overigens verankerd in het regeerakkoord, waarin gekozen is voor een maximale compensatie van de kosten voor de energie-intensieve bedrijven. En dat doen we dan inderdaad, zodat wij nu koploper zijn in Europa in het compenseren van die bedrijven. We doen op die manier aan overcompensatie. Het is wellicht een van de strafste voorbeelden van oversubsidiëring binnen het Vlaamse beleid. Als Groen geloven we niet in een systeem waarbij alleen maar kosten worden gecompenseerd, maar waarbij de transitie naar een klimaatneutrale industrie in feite niet wordt beloond. Ook in academische kringen en bij de bedrijven zelf, groeit het besef dat dit systeem niet langer houdbaar is.
De resultaten op het terrein blijven uit. Sinds 2013 maken onze bedrijven geen noemenswaardige vooruitgang op het vlak van energie-efficiëntie. Eigenlijk gaat op die manier de groene competitiviteit van onze bedrijven achteruit en loopt onze concurrentiekracht ernstig gevaar. Dat weten wij onder andere door het jaarverslag van de Commissie Energiebeleidsovereenkomst. De vooruitgang is stilgevallen en het loopt de laatste jaren zelfs achteruit. Met de stijgende energiekost voor CO2 zullen de compensatiekosten nog meer stijgen.
Zult u blijven vasthouden aan die maximale compensatie van de kosten voor energie-intensieve bedrijven, ook als daarvoor steeds meer middelen moeten worden ingezet? Moeten we ons niet eerder houden aan een bestedingspercentage van maximaal 25 procent van de middelen uit de veiling van emissierechten, zoals Europa aanraadt?
Wat betekent dat voor de middelen in het Klimaatfonds voor klimaatbeleid en internationale klimaatsolidariteit? Volgens uw mededeling aan de Vlaamse Regering van 18 december 2020 gaat het voor het jaar 2021 om respectievelijk 68,8 miljoen euro voor Vlaamse mitigatiemaatregelen en 4,8 miljoen euro voor internationale klimaatfinanciering. Hoeveel geld gaat er overblijven als het percentage van de inkomsten uit de veiling van emissierechten dat naar de grote bedrijven gaat, steeds verder toeneemt? Hoe gaat u uw normale klimaatbeleid dan financieren? Gaat u het gat in uw klimaatbegroting dichtrijden met Europees relancegeld?
Wat is uw reactie op het jaarverslag 2019 over de EBO’s met de energie-intensieve industrie? Welke bijsturingen bent u van plan? Zult u met uw collega bevoegd voor de economie werk maken van alternatieve steunmechanismen die meer garanties inhouden voor een effectieve transitie naar meer klimaatneutrale en circulaire productieprocessen voor onze grote bedrijven?
Minister Zuhal Demir heeft het woord.
Ook ik verwelkom collega Aerts in deze commissie.
Zoals bekend, worden sinds 2014 in Vlaanderen compensaties voor indirecte emissiekosten toegekend, binnen het kader van de Europese staatssteunregels. Deze maatregel wordt door de collega van Economie, minister Crevits, opgevolgd, en de uitgekeerde compensaties worden transparant gerapporteerd op de website van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO).
Het aandeel van deze compensaties voor indirecte emissiekosten in de Vlaamse veilinginkomsten van het emissiehandelssysteem ligt in vergelijking met andere landen inderdaad hoger. Dit aandeel heeft te maken met twee zaken. Er is de grote aanwezigheid van energie-intensieve industrie in Vlaanderen. Denk maar aan de chemische cluster, aan Arcelor, aan Solvay enzovoort. Voorst zijn er de relatief lage veilinginkomsten voor Vlaanderen in vergelijking met andere lidstaten.
Deze inkomsten zijn immers gebaseerd op het aandeel van elke lidstaat in historische emissies van ETS-bedrijven (emissisons trading scheme). Omdat België tot nader order, aangezien een kerncentrale geen CO2 uitstoot, relatief lage CO2-emissies heeft bij de elektriciteitsproductie, zijn de Belgische opbrengsten beperkt. Belangrijk is ook dat Vlaanderen maar iets meer dan de helft van de Belgische veilingopbrengsten krijgt, hoewel de Vlaamse bedrijven verantwoordelijk zijn voor meer dan 70 procent van de ETS-uitstoot.
Om de compensaties toch even in het juiste perspectief te plaatsen, geef ik u volgende cijfers. Sinds 2014 worden er in Vlaanderen compensaties voor indirecte emissiekosten uitbetaald, voor een totaalbedrag van 323 miljoen euro over deze hele periode. Alleen al in 2019 kende de Federale Regering verlaagde accijnzen op stookolie toe voor een totaalbedrag van meer dan 2 miljard euro. Eveneens voor 2019 alleen stond de Federale Regering een gedeeltelijke terugbetaling toe van bijna 1 miljard euro van de accijnzen op professionele diesel. Dit zijn toch nog bedragen van een heel andere orde. In Vlaanderen stellen we bovendien een duidelijke voorwaarde aan deze compensaties voor indirecte kosten. Bedrijven die aanspraak willen maken op deze compensaties moeten ook toegetreden zijn tot de energiebeleidsovereenkomsten.
Ik hoor hier en daar kritiek op deze EBO’s. Ik ben het ermee eens dat de lat hoger moet liggen. Dat heb ik bij een van mijn eerste gesprekken met de sector meegedeeld. Maar dat er niets is gebeurd, klopt niet. In de energieplannen van de eerste ronde, voor de periode 2015-2018, waren in totaal 2500 maatregelen gepland en daarvan zijn er 3500 uitgevoerd. Maar ik ben het ermee eens dat er nog heel wat werk aan de winkel is. De energiebesparing die wij hiermee gerealiseerd hebben, is daarmee goed voor meer dan 60 procent van de door Europa opgelegde energiebesparing voor Vlaanderen.
Ik ben bezig met het evalueren van de huidige EBO’s. Ik zal hierover nog voor het zomerreces met de industriële sectoren in overleg treden om de lat iets hoger te leggen. We moeten vooruitgang blijven boeken wat energie-efficiëntie betreft. Daarnaast zal ik ook voor het zomerreces nog een conceptnota naar de Vlaamse Regering brengen over de opmaak van een versterkt wetgevend kader om kleinere, minder energie-intensieve ondernemingen aan te zetten om te investeren in energie-efficiëntie. Beide sporen zullen gevolgd moeten worden.
Intussen werkt minister Crevits ook een Vlaams industrieel transitiekader uit voor de bijdrage van de industrie aan de transitie naar een klimaatneutrale samenleving. Ik wil beklemtonen dat wij de omslag naar een klimaatneutrale samenleving echt moeten maken. De chemische cluster, de Arcelors enzovoort, zal daar een belangrijke bijdrage aan moeten leveren. De nieuwe EBO’s zal ik verstrengen en daartoe zal ik overleg aanknopen met de industriële sector.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, u zit in een onmogelijke positie. U moet de EU volgen in haar klimaatgedoe, met de verschrikkelijke verplichting om Europese uitstootrechten te kopen voor bedrijven. Dat is natuurlijk bare onzin. Anderzijds moet u oppassen om onze concurrentiepositie niet te veel te laten aantasten en moet u compensaties toestaan. Ziet u niet in welke verschrikkelijke waanzin dat wel is? Het gaat al zo moeilijk met de industrie in ons land en in West-Europa. Heel dat klimaatgedoe en CO2-dogma komt hier telkens opnieuw centraal te staan, in plaats van onze elektriciteitsfactuur, in plaats van onze concurrentiekracht, in plaats van onze werknemers. Dat leidt dan tot dit soort koehandel – ik kan het niet anders noemen –, waarbij inderdaad onze bedrijven steeds meer verplichtingen krijgen opgelegd die geld kosten, die ze doorrekenen aan de consument, waardoor hun concurrentiepositie verslechtert, wat een slechte zaak is voor de arbeiders en de werknemers.
In dat verhaal probeert u, minister, een beetje te wegen. Ik zou niet graag in uw plaats zijn, minister. Het is totale waanzin. Als ik hier één ding leer uit de vraagstelling van drie partijen, de mijne en twee linkse partijen, dan is het dat voor ons de concurrentiepositie en onze arbeiders en werknemers op de eerste plaats staan en niet het CO2-dogma en het klimaat.
De heer D’Haese heeft het woord.
Er is natuurlijk een uitleg waarom die compensaties bij ons hoger liggen dan ergens anders. Laat ons een kat een kat noemen. De vier grootste zijn Total, ArcelorMittal, ExxonMobil en BASF. Samen hebben zij in 2019 bijna 50 miljard euro winst gemaakt. Mocht je nu echt denken dat die paar tientallen miljoenen van de compensaties – trouwens centen die wij veel beter zouden kunnen gebruiken –, voor hen het verschil zou maken in hun competitiviteit, dan wil ik u graag uit die droom helpen. De N-VA gaat overal achter de subsidieslurpers aan; ik stel voor dat jullie hier beginnen. Het is werkelijk een totaal onzinnige inzet van belastinggeld. Minister, u zegt dat een van de redenen waarom wij relatief zoveel uitgeven, is omdat wij een elektriciteitsproductie hebben met een lage CO2-uitstoot en omdat daardoor de opbrengst van de veilingen beperkt is. De keerzijde van de medaille, minister, is dat de meerkost voor die bedrijven en hun energiekost beperkt is. Maar zij liggen toch op een hoger niveau. Dat is de sjoemelsoftware waardoor er veel te hoog wordt gecompenseerd. Dat wordt al jaren aangekaart, maar daar wordt heel weinig aan gedaan.
Uw vreemdste uitleg, minister, is dat de Federale Regering ook niet goed bezig is. Ja, dat kan heel goed zijn. Federaal zitten wij ook in de oppositie. Ik snap ook de keuze voor nieuwe gascentrales niet. Maar het feit dat uw federale collega’s niet goed bezig zijn, heeft met uw beleid toch hoegenaamd niets te maken. Wat heeft dat in godsnaam te maken met het feit dat u ons belastinggeld op een verkeerde manier aan het inzetten bent?
Ik wil nu ingaan op de essentie. U zegt dat u dat geld niet zomaar geeft, maar dat de bedrijven een belangrijke voorwaarde moeten vervullen: zij moeten een EBO ondertekenen. U zegt dat er daardoor vooruitgang is geboekt, maar dat de lat nog iets hoger mag liggen. Ik wil de cijfers toch nog eens herhalen. Die cijfers komen uit rapporten van uw administratie. Tot 2017 beurden EBO’s een winst in energie-efficiëntie van 0,9 procent per jaar. Dat is veel lager dan nodig is. Sinds 2017 is er geen vooruitgang meer, wel achteruitgang, een daling van de energie-efficiëntie van 0,6 procent per jaar. De lat moet verdorie heel hoger. We zitten momenteel niet onder de lat maar onder de grond. Dat is de omslag die gemaakt moet worden.
Er zijn twee zaken nodig, minister. Ten eerste, stop met dat geld in die bodemloze putten te smijten. Dat gaat toch naar de aandeelhouders en dat heeft niets met werknemers te maken. Investeer dat geld in klimaatbeleid dat wel aan werkende mensen ten goede kan komen. Zorg dat zij bijvoorbeeld een bus hebben om naar hun werk te gaan.
Ten tweede vraag ik me af hoever u zult gaan in het verstrengen van die EBO’s. Zult u bindende normen opleggen? Dat is volgens mij de cruciale vraag. Zult u bindende doelstellingen opleggen om ervoor te zorgen dat die bedrijven effectief een omslag zullen maken, om ervoor te zorgen dat we hier effectief een toekomst hebben met de chemie? Want het is niet door vast te houden aan de technologie van het verleden, dat we de jobs van de toekomst veilig zullen stellen. Daarom moeten we net die omslag maken. Als we er niet in geloven dat de chemie daarin een heel belangrijke rol kan spelen – wat ze kan doen, door het hergebruik van CO2, waterstof en dergelijke, waarin ik heel sterk in geloof – als we daar niet achter zitten om dit effectief te doen met bindende normen in de plaats van vrijblijvende EBO’s die in de omgekeerde richting blijken te werken, dan zullen we er volgens mij niet geraken.
Ik heb dus twee concrete vragen. Zouden we dat geld niet beter in iets anders steken? Zouden we niet beter werken met bindende normen? Bent u van plan om zo ver te gaan met die herwerkte EBO’s?
De heer Aerts heeft het woord.
Ten eerste wil ik zeggen dat niets doen natuurlijk ook geld kost. De klimaatkosten komen er namelijk sowieso aan. Het is zeker niet zo dat we onze industrieën een plezier doen door hen aan hun lot over te laten. We moeten hen net meer stimuleren en ervoor zorgen dat ze de trein van die industriële transitie niet missen. Minister, ik ben blij dat u zegt dat de lat hoger moet liggen op het vlak van die EBO’s. Er zijn een aantal zaken gebeurd, minister, maar dat waren vooral investeringen op zeer korte termijn, niet de grote investeringen op langere termijn. Het zou de uitdaging zijn om in de overeenkomsten een beroep te kunnen doen op die middelen, de industrie echt uit te dagen en die middelen ter beschikking te stellen van die energie-intensieve bedrijven die echt de omslag maken en echt een goed en stevig plan voorleggen.
Ik kijk dus vol verwachting uit naar die nieuwe EBO’s. Ik vraag me af in welke mate deze commissie daarin betrokken kan worden. Want uiteindelijk leggen we die overeenkomsten met energie-intensieve bedrijven toch voor verschillende jaren vast. Een hoorzitting of iets dergelijks lijkt me wel aangewezen, opdat we daar niet op lange termijn opnieuw energiebeleidsovereenkomsten afsluiten met een te lage lat.
Ik herhaal kort. We moeten die bedrijven zeker steunen, als ze – en het principe van ‘voor wat, hoort wat’ is hier heel belangrijk – effectief een grondige industriële transitie willen doomaken op het vlak van die CO2-neutrale samenleving.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik wil reageren omdat ik een aantal dingen toch wel opmerkelijk vind. Ten eerste, collega Van Rooy, als u denkt dat het slecht gaat met alle industrie in dit land, dan kijkt u door een heel smal rietje naar de industrie. Ik kan u namelijk zeggen dat de industrie op het vlak van windmolenconstructie en van zonnepanelen boomt als nooit tevoren, evenals de industrie en nijverheid op het vlak van de renovatie en isolatie van woningen. Dat gebeurt onder andere dankzij het feit van die transitie naar energiezuiniger en koolstofarmer bouwen. Dat is ook de hele inzet. Daar groeien de jobs als nooit tevoren.
Minister, ik wil wel opmerken dat de tewerkstelling in de sectoren en de bedrijven die u opnoemt, eigenlijk ook al sedert meerdere jaren stagneert, rechtstreeks en onrechtstreeks. Ook hun economische groei blijft achter op de globale groei. Dat zijn geen cijfers die ik heb uitgevonden, dat zijn de uitgangspunten van de eigen strategische nota rond het beleid van deze Vlaamse Regering, die in voorbereiding is. En desondanks sluizen we tientallen miljoenen euro’s, op termijn zelfs honderden miljoenen euro’s, door naar precies deze sectoren die op alle vlakken eigenlijk bijzonder weinig vooruitgang boeken. We zien namelijk niet enkel geen vooruitgang in de EBO’s en op het vlak van energie-efficiëntie, maar ook niet op het vlak van de tewerkstelling en de groei. Dat maakt het des te opmerkelijker dat de Vlaamse Regering een onvoorstelbaar groot deel van de middelen – eigenlijk bedoeld om nieuwe jobs in nieuwe sectoren te creëren, want dat is de bedoeling van dat hele ETS- systeem – blijft doorsluizen naar een aantal dinosaurussen en eigenlijk besteedt aan een gigantische lock-in van een aantal dinosaurussen die eigenlijk op geen enkele moment aantonen dat ze in staat zijn om te evolueren naar de toekomst en dus binnen tien of twintig jaar nog jobs kunnen garanderen. Dat moet toch de bedoeling zijn van het beleid, om vooruit te kijken?
Minister, ik wil u enkele concrete vragen stellen. De vragen van de collega’s waren duidelijk genoeg, maar ik wil er toch nog een ding aan toevoegen. Op Europees niveau wordt vandaag gedacht aan het zogenaamde ‘carbon border adjustment mechanism’, waarbij we de concurrentiepositie van onze bedrijven beschermen door de import van minder efficiënt geproduceerde producten, waaronder staal, aan de Europese grenzen tegen te houden of te belasten. Mag ik veronderstellen dat de Vlaamse Regering, wanneer ze deze sectoren toch wil beschermen, het liefst met zo weinig mogelijk Vlaams belastinggeld, dat doet door op Europees niveau voluit achter dat carbon border adjustment mechanism te staan? Het zou leuk zijn om deze Vlaamse Regering eens te zien participeren aan een duurzaam initiatief vanuit de Europese Commissie en het Europees Parlement in plaats van op de rem te staan. Zult u die kans grijpen of zult u ze missen?
Minister Demir heeft het woord.
Mijnheer Van Rooy, u ontkent natuurlijk het feit dat de aarde opwarmt. Ik denk dat iedereen daar nu toch van overtuigd is. U kunt met uw hoofd schudden en doen wat u wilt.
Ik ontken dat helemaal niet. Stop met telkens die onzin te herhalen.
Collega Van Rooy, u kunt dadelijk reageren.
U spreekt over klimaatgedoe en over broeikassen, maar dat die broeikasgassen naar beneden moeten, is toch een vaststaand feit. Dat iedereen inspanningen moet leveren, is ook een vaststaand feit. (Opmerkingen van Sam Van Rooy)
Mag ik een beetje beleefdheid vragen, mijnheer Van Rooy, of zult u zo onbeschoft blijven doen?
Als u telkens dezelfde woorden in mijn mond legt, minister Demir, dan ziet u dat aan mijn reactie. U luistert nooit naar wat ik zeg, u herhaalt telkens die leugens alsof ik niet zou geloven in de opwarming van de aarde. Maar gaat u gerust verder.
Collega van Rooy, u kunt zo dadelijk reageren.
Ik zal het straks voor de tiende keer uitleggen.
U krijgt zo dadelijk, na de minister, het woord.
Oké, dan zijn wij heel blij. Alle collega’s uit de commissie hebben kunnen vaststellen dat ook collega Van Rooy overtuigd is dat iedereen zijn bijdrage zal moeten leveren om die broeikasgassen naar beneden te halen. Wij proberen dat hier in Vlaanderen ook te doen. De industrie zal daar ook mee voor moeten zorgen. Ze hebben aangetoond dat ze de voorbije jaren grote stappen vooruit hebben gezet. Ik zal er samen met hen voor zorgen dat ze dat ook de volgende jaren blijven doen, onder meer door aangescherpte energiebeleidsovereenkomsten. Maar de sector is ook wel bereid om daar verder resultaten in te boeken. We zullen dat nu vastleggen in die nieuwe aangescherpte EBO’s en in de mini-EBO’s.
Collega D’Haese, de kost voor bedrijven is niet alleen afhankelijk van de elektriciteitsproductie in België. Dit moet ik misschien even verduidelijken. Dit wordt bepaald door de elektriciteitsmarkt, waar er ook veel links zijn met onze buurlanden. Het is dus niet omdat er in België veel kernenergie is, dat de kost van fossiele centrales niet wordt doorgerekend.
Wat de EBO’s betreft, begrijp ik uw kritiek. Vandaar mijn antwoord dat we voorbereidingen treffen om daar verscherpte engagementen in aan te gaan. Voor mijn part mogen die veel verdergaan. Onder meer uit haar marketing blijkt dat industrie die omslag wil maken. Welnu, dan zal het boter bij de vis zijn bij de EBO’s.
Collega Tobback, wij staan in contact met de Europese Commissie en kijken uit naar haar voorstel. Dat kan inderdaad een deel van de oplossing zijn, maar de vraag zal ook zijn of dit in lijn zal zijn met de WTO-regels (World Trade Organization) enzovoort. Maar ik sta daar zeker niet negatief tegenover.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Voorzitter, ik zal nog een laatste poging doen om deze kleuterklas duidelijk te maken wat mijn standpunt is. Ik kan gewoon verwijzen naar mijn eerste zin uit een tussenkomst die ik ongeveer een jaar geleden heb gedaan in de plenaire vergadering. Minister Demir, u was daar ook aanwezig. Die eerste zin luidde: “Het klimaat verandert al zolang de aarde bestaat.”
Dat zijn niet de woorden van iemand die een verandering van het klimaat of een opwarming daarvan ontkent. Neen, ik erken dat. Maar wat ik telkens herhaal – en probeer dat nu eens goed tot u te laten doordringen, luister goed wanneer ik dat zeg – is de vraag hoe bepalend en hoe groot de impact van CO2 is en wat de langetermijnvoorspelling waard is, wat dat betreft. Ik heb gerede wetenschappelijke twijfel om niet zomaar mee te hollen in het fanatieke terugdringen van onze CO2-uitstoot, waar deze vraag om uitleg precies opnieuw over gaat. Want waarom moeten die bedrijven dan plots van die uitstootrechten kopen voor zeer veel geld en wordt er dan een deel teruggestort? Ik heb dat een waanzinnige koehandel genoemd.
Stop met telkens opnieuw die woorden in mijn mond te leggen, minister Demir. Ofwel is dat een politiek spelletje van u, ofwel bent u verstandelijk te beperkt om te begrijpen wat ik bedoel. Ik hoop eerlijk gezegd dat het het eerste is en dat het dus een politiek spelletje is voor u. Zo niet, kan ik echt geen vertrouwen meer hebben in u als minister om ook maar een beetje op een redelijke manier in te gaan op de vragen die wij stellen.
Tot slot wil ik nog zeggen dat u hier als minister zeer slecht uit zult komen. Zo lang u mee blijft hollen in die klimaatreligie – ik zal dat blijven herhalen in deze commissie – zult u daar als minister zeer slecht uitkomen. En dan kunt u nog proberen de media te halen met wat bomen die u zult planten en met het feit dat u een hart hebt voor de natuur. Mensen zullen dat niet blijven pikken, ze zullen u erop afrekenen dat hun elektriciteitsfactuur, onder andere als gevolg van die klimaatwaanzin en dat capaciteitstarief dat er komt, niet significant zal dalen, minister Demir. En u zult daar met uw klimaatreligie de oorzaak van zijn. Laat dat duidelijk gezegd zijn.
De heer D’Haese heeft het woord.
Voorzitter, ik ben het op zeer weinig vlakken eens met minister Demir, maar ik vind het meer dan een stap te ver om de minister mentaal beperkt te noemen. Ik wil dat toch heel even duidelijk stellen. We kunnen elk politiek meningsverschil hebben, maar dat soort van persoonlijke zaken vind ik er heel ver over.
Of politieke spelletjes. U kunt blijkbaar ook niet luisteren, mijnheer D’Haese. U bent in hetzelfde bedje ziek.
Collega Van Rooy, beleefdheid is het minste dat wij…
Beleefdheid is ook luisteren, voorzitter, en niet telkens mijn woorden verdraaien. Dat is ook beleefdheid en dat doet de heer D’Haese, net als minister Demir dat daarnet heeft gedaan. Ik heb gezegd: ofwel speelt u een politiek spelletje, ofwel... Ik heb de keuze gegeven: ofwel het ene, ofwel het andere.
Er zijn regels in deze commissie. U hebt het slotwoord gehad en het is aan eenieder om verder te spreken in de volgorde zoals ik die heb bepaald.
De heer D’Haese heeft het woord.
De heer Van Rooy is vertrokken, hij heeft u niet meer gehoord.
Het maakt niet uit.
Dit is een duidelijk gebrek aan beleefdheid en respect voor verschillende leden van deze commissie.
Minister, ik ga niet af op de marketing van een aantal bedrijven, maar op de resultaten daarvan. Die zijn slecht, daar moeten we eerlijk over zijn. Ik vind het jammer dat u het achterste van uw tong niet laat zien over wat u dan van plan bent met die EBO’s. We zullen wel zien wat het geeft maar ik hoop dat het voor een kentering kan zorgen, niet om mensen of bedrijven te pesten maar net om ervoor te zorgen dat ze hier in de toekomst nog kunnen blijven en mee de motor kunnen zijn van die omslag naar een duurzame economie.
De heer Aerts heeft het woord.
Vorig jaar ging bijna de helft van het Klimaatfonds naar de energiefactuur. In 2021 zou naar schatting 65 procent van dat fonds naar de energiefacturen van energie-intensieve bedrijven gaan.
Die tegenprestaties worden inderdaad in de EBO’s gevraagd maar desondanks blijft de uitstoot de laatste jaren stijgen of is die toch opnieuw beginnen te stijgen. Dat is de samenvatting van het hele verhaal. Dat wijst er nogmaals op, en dat zegt u ook zelf, dat de lat in die EBO’s duidelijk hoger moet liggen en dat we niet meer kunnen mikken op de ‘low hanging fruit’, de te kleine investeringen op korte termijn maar moeten inzetten op investeringen op lange termijn om die industriële transitie te realiseren.
Ik kijk uit naar de toekomst van die EBO’s, want dat is voor een langere periode, en ik hoop dat we daar in de commissie over van gedachten kunnen wisselen
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.