Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dat er hoge nood is aan bijkomende laagdrempelige initiatieven rond mentaal welzijn is geen nieuws. De voorbije jaren werden een aantal zeer waardevolle proefprojecten opgezet om hieraan tegemoet te komen.
Specifiek gericht naar jongeren en voortbouwend op de proefprojecten in Genk, Tienen, Mechelen, Gent en Oostende, komen er binnenkort – het waren er 11, maar het zijn er natuurlijk 26 als ik het goed begrepen heb – nieuwe OverKophuizen bij in Vlaanderen en in Brussel. Het zijn laagdrempelige, toegankelijke plaatsen waar jongeren terechtkunnen om te babbelen over kleine of grote zorgen. Tegen begin april moesten kandidaten om ook een OverKophuis op poten te zetten, intekenen op de projectoproep. De beslissing zou nakende zijn op het moment van de indiening van de vraag. Ik heb begrepen uit uw communicatie dat u intussen daar een beslissing over genomen hebt.
Specifiek gericht naar ouderen zijn er de zes proefprojecten in het kader van de eerstelijnspsychologische functie (ELPF) waarover we het in de commissievergadering van 9 februari al hadden. Toen was ik iets te vroeg met mijn vraag naar evaluatie. Pas in maart zouden de registratiegegevens bekend zijn en zou er een evaluatiemoment georganiseerd worden, dat dan meteen de aanzet kon betekenen voor een continuering en verdere uitrol van de ELPF.
Willen we komen tot een duurzaam weefsel van laagdrempelige, gekende en bereikbare hulpverlening op maat van elkeen, dan moeten we zorgen voor een structurele verankering van deze initiatieven. Belangrijk hierbij is een goede samenwerking tussen de verschillende actoren op het terrein, expertisedeling en flexibiliteit om in te spelen op nieuwe of verschuivende noden.
Proefprojecten zijn pas ten volle nuttig wanneer ze leiden tot inzichten, wanneer kennis en ervaringen worden gedeeld, wanneer ze een stevig fundament leggen om een structurele werking op uit te bouwen.
Ondertussen lanceerde ook minister Somers een projectoproep, specifiek gericht naar lokale besturen, om te werken aan geestelijke gezondheid. Uiteraard beschikken de lokale besturen over de beste voelsprieten om in hun concrete context problemen te detecteren, maar ik maak me een beetje zorgen omdat we een veelheid aan specifieke projectoproepen zien die eventueel een coherent beleid in de weg zouden kunnen staan.
Minister, in hoeverre werden en worden de ervaringen uit de proefprojecten zoals de OverKophuizen en de ELPF meegenomen in de voortzetting, uitbreiding en verankering van deze projecten? Welke bijsturingen gebeurden er ondertussen in de lopende projecten? Hoe zorgde de opgedane praktijkervaring voor een verfijning van de nieuwe oproepen en een toekomstige optimalisering van de structurele aanpak?
In welke mate konden de geïnteresseerde kandidaten voor de nieuwe OverKophuizen bogen op de ervaringen van de vijf bestaande huizen bij het uitwerken van hun project? Hoe zal de informatie- en ervaringsdeling verlopen met de bijkomende huizen eens die operationeel zijn?
Is de werking van de ELPF-projecten ondertussen voldoende geëvalueerd om gefundeerd voort te kunnen werken? Zullen deze projecten een vervolg, uitbreiding of structurele verankering krijgen?
Hoe past de projectoproep van minister Somers in het globale plaatje van geestelijke gezondheid? Hoe wordt er in dit concrete geval, maar ook meer in het algemeen vermeden dat al deze zaken naast elkaar dreigen te werken?
Minister Beke heeft het woord.
Er zijn meerdere gesprekken geweest met de bestaande OverKophuizen bij de uitwerking van de nieuwe oproep en de opmaak van het regelgevend kader. De bestaande OverKophuizen worden ook nauw betrokken bij het verdere ondersteuningstraject en het lerend netwerk dat voorzien is in de verdere uitrol van OverKop in Vlaanderen. In de loop van 2021 starten bijkomend maar liefst 25 OverKophuizen op in 16 verschillende werkingsgebieden. De bestaande OverKophuizen zijn als het ware stichtende leden van dit lerend netwerk. De oproep was gebaseerd op de goede praktijken van deze 5 en het is evident dat de anderen bij hen terechtkonden en -kunnen voor informatie- en ervaringsdeling.
Voor de start van de pilootprojecten ELPF voor ouderen was er in Vlaanderen al expertise opgebouwd met de pilootprojecten ELPF voor de leeftijdsdoelgroep volwassenen. Daarnaast vormde de nieuwe oproep de ideale gelegenheid om de zorgraden, die in opstart waren, de mogelijkheid te geven om zich te versterken en de uitdaging van dit nieuwe netwerk aan te gaan.
Door de uitbreiding van de terugbetaling van eerstelijnspsychologen vanuit de federale overheid voor de leeftijdsdoelgroepen kinderen en jongeren en ouderen sinds het voorjaar van 2020, is er samen met de Vlaamse pilootprojecten voor ouderen bekeken op welke manier er kon worden gezorgd voor een goede samenwerking en afstemming.
De Vlaamse projecten kennen meer flexibiliteit en hebben de mogelijkheid om in een groepsaanbod te voorzien en om ook ouderen te kunnen ontmoeten die in een woonzorgcentrum verblijven. Dit zorgt voor een aanvulling op de modaliteiten in het federale project.
Bij de uitwerking van het protocolakkoord zal uiteraard opnieuw bekeken moeten worden wat de impact hiervan is en wat de toekomst is voor de Vlaamse pilootprojecten. Voor de opvolging en bijsturing van het project is er een stuurgroep samengesteld met een vertegenwoordiging van de projectpartners, de psychologen die werkzaam zijn in de projecten en het agentschap Zorg en Gezondheid.
De evaluatie van het werkjaar 2020 is op dit moment nog niet volledig afgerond, en de projecten zijn gestart aan het laatste projectjaar, dat nog loopt tot 28 februari 2022.
De uitwerking van het protocolakkoord zal een belangrijke factor zijn om te beslissen over de toekomst van deze projecten.
Naast het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) waren ook het agentschap Opgroeien, het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) en het Departement Cultuur, Jeugd en Media (CJM) betrokken bij het opstellen van deze projectoproep.
Bij het uitwerken van deze oproep hebben we er op die manier samen voor kunnen zorgen dat de oproep van minister Somers ook breder gekaderd kon worden en gelinkt aan andere oproepen. We denken bijvoorbeeld aan de oproep tot het versterken van het aanbod van de Huizen van het Kind of de opstart van een OverKophuis in een stad of gemeente.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik vind dat laatste wel heel belangrijk. In die zin zou je ook de vraag kunnen stellen waarom dingen niet al in een eerste fase in elkaar geschoven worden voor er projectoproepen gelanceerd worden. Het lijkt mij inderdaad een goede zaak dat er gelinkt kan worden aan bestaande initiatieven of aan initiatieven die nu opgestart worden, bijvoorbeeld via de oproep richting OverKophuizen, omdat het mij een beetje inefficiënt lijkt en het misschien ook wel het terrein nog meer troebel maakt als er nu nog nieuwe initiatieven ontstaan die zich eventueel zelfs op dezelfde doelgroepen richten als de doelgroepen waar we het hier in de rest van de vraag over hadden. Daar hebt u alvast mijn ondersteuning voor.
Ik had nog één concrete vraag rond de ELPF. U zegt dat de evaluatie nog niet afgerond is. Ik had gehoopt vandaag al iets meer te horen, maar ik begrijp dat dat nog niet gelukt is. Hebt u een timing wanneer die evaluatie afgerond zou zijn en wanneer u een beslissing wenst te nemen over het verlengen na dit werkjaar? Ik denk dat dat toch zeer belangrijk is.
Ik heb nog één klein aandachtspunt. In het traject rond de OverKophuizen lag er een zeer sterke nadruk op samenwerken in een netwerk met alle actoren op het terrein. Ik heb begrepen – ik kan daar zeer weinig concreets over zeggen – dat dat wel wat spanning tussen een aantal grootschalige actoren die op het terrein actief zijn, heeft opgeleverd. Ik weet niet in welke mate u ook zelf actief aangesproken bent rond spanningen op het terrein die er ontstaan rond het eventuele territorium van bepaalde organisaties in deze sector.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik vind de vraag van collega Vaneeckhout een goede vraag, of beter gezegd een belangrijke vraag. De verschillende initiatieven die collega Vaneeckhout heeft opgesomd, tonen aan dat de Vlaamse Regering, wat geestelijke gezondheidszorg betreft, voor alle leeftijden oog heeft en ook initiatieven uitwerkt. Ik deel wel zijn bezorgdheid voor een stuk. Hoe gaan we ervoor zorgen dat we niet te veel naast elkaar gaan werken, niet te veel op eilandjes? Hoe gaan we ervoor zorgen dat de lokale besturen en de eerstelijnszones, die nu vaker dan ooit trekker worden van dergelijke projecten, die spreekwoordelijke boot niet gaan missen?
Er is ook een terechte bezorgdheid op het terrein dat het steeds moeilijker wordt voor kleine besturen – ik kan daar echt van meespreken – om mee te dingen naar die verschillende projectoproepen die onder andere ook de Vlaamse Regering lanceert. Vaak wordt er ook gevraagd dat die kleine steden en gemeenten nog een eigen financiële bijdrage leveren, naast de subsidies die er eventueel dienen aan te komen. Ik zag bij de aankondiging van die nieuwe OverKophuizen ook heel duidelijk dat het vaak gaat over centrumsteden en grotere gemeenten. We zien bij kleinere gemeenten ook wel van die antennes van de OverKophuizen. Het is wel een beetje de vrees waar ikzelf mee zit: hoe gaan we ervoor zorgen dat wij op korte termijn die kleine steden en gemeenten ook meekrijgen? We moeten niet naïef zijn. We weten ook allemaal dat mentale problemen en de oplossing die de Vlaamse Regering naar voren schuift, niet alleen voor de stedelijke context zijn, maar ook voor de kleinere gemeenten. Zelf denk ik dat het die kleinere steden en gemeenten een stukje aan bestuurskracht ontbreekt om keer op keer op een projectoproep in te tekenen en een zeker aanbod te realiseren. We weten dat op termijn fusies hier wel een oplossing voor kunnen zijn, ook de samenwerkingsverbanden die nu bestaan, die eerstelijnszones, maar dat is allemaal op langere termijn. Op korte termijn dringen zich nu ook andere oplossingen op.
Daarom heb ik ook deze concrete vraag, minister. Hoe wilt u ervoor zorgen dat in toekomstige oproepen ook rekening gehouden wordt met die kleinere steden en gemeenten, zeker als blijkt dat de geestelijkegezondheidsproblemen geen stedelijke grenzen kennen en van alle leeftijden zijn?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Het is heel belangrijk om jongeren en ouderen niet aan hun lot over te laten en hen te ondersteunen waar mogelijk. Er moet ingezet worden op het verhogen van het mentaal welzijn. Daarover zijn we het allemaal eens. De lokale besturen kunnen hierin een heel belangrijke bijdrage leveren want zij kennen het werkveld, de organisaties die actief zijn in het verbeteren van het mentaal welzijn en hun burgers. Ze zijn ook de ideale partners van de Vlaamse overheid om mee te werken aan het verbeteren van het mentaal welzijn van alle burgers.
De projectoproep van minister Somers is een goed initiatief, maar, minister, op welke manier worden de lokale besturen gecoacht en hoe worden de ondernomen acties gemonitord? Hoe zult u ervoor zorgen dat er zowel op laagdrempelige als op gespecialiseerde hulpverlening wordt ingezet? Welke initiatieven neemt u om de samenwerking tussen die verschillende soorten hulp te bevorderen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, de oproep van minister Somers was coronagerelateerd. OverKop zit in ons relanceplan. We hebben, zoals ik ook in mijn antwoord heb gezegd, bijzonder goed kunnen afstemmen.
Voor mij is het wel duidelijk dat we prioriteit moeten geven aan de uitwerking van het protocolakkoord en meteen de evaluatie moeten bekijken van de globale looptijd van die projecten, en ook de toekomst ervan, na het aflopen van de huidige projectovereenkomst. Dat is voor na 28 februari 2022.
Collega Vaneeckhout, er waren in sommige werkingsgebieden voor OverKop verschillende aanvragen. Dat leverde effectief wat concurrentie op. We zien in de praktijk dat, eenmaal een beslissing is genomen, de partners toch wel degelijk willen samenwerken. Dat is een goede zaak.
Collega Verheyen, wat is nu een kleine stad of een grote gemeente? We hebben met OverKop alleszins kunnen zien dat die kleinere gemeenten en steden sterke samenwerkingsverbanden kunnen aangaan en initiatieven kunnen nemen, in coördinatie, samenwerking en ook cofinanciering, en dat zij ook kunnen faciliteren rond bijvoorbeeld infrastructuur en andere zaken. Ik denk dat dit alleen maar de samenwerking verder ten goede kan komen tussen steden en gemeenten, groot of klein.
Collega Wouters, het is nogal duidelijk: onze projecten hebben samenwerking als een van de belangrijkste uitgangspunten. Dat is een belangrijke voorwaarde om hierin succes te kunnen genereren.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Wij steunen in principe en zelfs met veel enthousiasme de initiatieven en de projecten die gelanceerd werden. Dat is zeker niet de zaak. Voor ons is het de grote uitdaging om ze structureel te verankeren en ervoor te zorgen dat niet binnen een of anderhalf jaar het debat opnieuw begint of we nu nog op onze toekomst kunnen rekenen of niet. Als er een aantal zaken hun deugd hebben bewezen en als de Vlaamse Regering er daarom in investeert, lijkt het mij ook logisch om hun op iets langere termijn zekerheid te geven en misschien met iets langere erkenningsperiodes te werken.
Minister, ik ben het helemaal met u eens: het is een goede zaak dat die partners elkaar na de eventuele concurrentiestrijd terugvinden, maar het heeft op het terrein wel een aantal moeilijke debatten opgeleverd. Er ontstaat onnodige concurrentie tussen partnerorganisaties. Het zou helpen als de Vlaamse Regering in projectoproepen veel gerichter zou omschrijven wie zich voor een bepaald project kandidaat kan stellen. Dat zou voor een stuk een antwoord kunnen zijn op de vraag van collega Verheyen, zodat er veel meer richting wordt gegeven. Naar wie kijken we uit? Moet het lokale bestuur het initiatief moet nemen? Op welke manier vullen we dat dan in? Of moet het in een partnerschap zijn? En wie is daar dan de centrale partner in? Nu zie je heel veel organisaties die hun eigen toekomst willen verzekeren door op zoek te gaan naar extra middelen in een tijd dat er helaas voor alles – en dat is geen verwijt – soms geld tekort is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.