Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, dit is een vraag om uitleg over de opleidingscontracten voor artsen-specialisten in opleiding. Die contracten zijn al enige tijd aan vernieuwing toe. De artsen-specialisten in opleiding werken soms in moeilijke omstandigheden. We hebben daarover al regelmatig verhalen mogen zien en horen die de wenkbrauwen doen fronsen. Er is niet altijd controle aanwezig. Ze werken vaak meer dan zestig uur per week. De wachtdiensten worden niet altijd uitbetaald. Er wordt niet altijd voorzien in tijd om de nodige opdrachten voor hun opleiding uit te voeren. Hierdoor ligt op bepaalde momenten in bepaalde ziekenhuizen een ongezonde werkdruk op bepaalde artsen-specialisten in opleiding. Dit gaat gepaard met mogelijke fysieke en mentale gezondheidsproblemen.
Ik voeg hier nog aan toe dat we van de mensen in de gezondheidszorg verwachten dat ze belangrijke beslissingen nemen. Die mensen kennen de stiel an sich nog niet, want ze volgen de opleiding. We kunnen ons vragen stellen als die mensen onder een dergelijk grote werkdruk staan. We zouden kunnen stellen dat ze leren te werken zoals in het echte leven.
Maar we moeten ons toch ook vragen stellen bij de kwaliteit van de opleiding en ook de kwaliteit van het geleverde werk. Het is per slot van rekening wel nog altijd met mensen dat er gewerkt wordt.
De moeilijke werkomstandigheden ontstaan omdat er geen echt wettelijk kader is dat gevolgd moet worden. Er bestaan regels voor de tewerkstelling van artsen-specialisten in opleiding, maar deze zijn duidelijk niet voldoende, ze laten nog heel veel vrijheid. De gemeenschappen zijn bevoegd voor de erkenning en opleiding van de artsen. De visa en erkenningscriteria zijn federaal gebleven.
Enige tijd geleden werd een paritaire commissie voor artsen en ziekenhuizen opgericht waar zowel artsen als ziekenhuizen in participeren. Zij proberen in deze commissie te onderhandelen en tot een compromis te komen over een uniform contract voor onze artsen-specialisten in opleiding. Na meer dan een jaar onderhandelen is er nog geen compromis gevonden.
Recent kwamen de ziekenhuizen toch met een voorstel voor een uniforme opleidingsovereenkomst. Uit het voorstel komen onder meer volgende elementen naar voren. Er is geen recht op een gegarandeerd maandloon wanneer de arts-specialist in opleiding ziek valt. Er zijn geen bijkomende vergoedingen voor nacht- en weekendwachten wanneer deze binnen de 48 tot 60-uren werkweek vallen, dus eigenlijk in de overuren. Er zijn slechts 20 verlofdagen en 5 wetenschappelijke dagen waarop alle wetenschapsactiviteiten moeten gebeuren. Er is geen controlesysteem op de arbeidsuren en/of -omstandigheden. Vooral dat laatste vind ik speciaal, collega’s. We blijven natuurlijk debatteren over hoeveel, waar, wanneer en hoe. Dan komt heel vaak het antwoord: we weten dat eigenlijk niet exact. Zonder een of andere manier van meting gaan we er natuurlijk nooit uit geraken.
Minister, hoe kan het zijn dat er in de 21ste eeuw nog altijd geen duidelijk wettelijk kader is voor de tewerkstelling van artsen-specialisten in opleiding, en dat we bijgevolg ook geen zicht hebben op mogelijke uitwassen en hoe we daarmee kunnen omgaan?
Bent u op de hoogte van de werkzaamheden van die commissie waar ik net naar verwees?
Is dat al besproken op de interministeriële conferentie (IMC)? Wat voor onze gemeenschap geldt, geldt immers ook voor de andere gemeenschappen in dit land. Als dat nog niet besproken is, hebt u dat daar al aangebracht?
Hebt u inspraak in het overleg van die commissie? Ik stel u hier natuurlijk die vragen en die commissie zal dan dat kader opstellen.
Hoe zult u proberen om het overleg tussen beide groepen mee op een goed spoor te zetten? Ik wil er daarbij absoluut rekening mee houden dat we momenteel nog altijd in coronatijden zijn.
Welke stappen gaat u ondernemen om toch in een duidelijk wettelijk kader te voorzien? Dit is toch een vraag die ikzelf, maar ook collega’s in het verleden al regelmatig naar voren gebracht hebben.
Minister Beke heeft het woord.
Het installeren van een wettelijk kader voor de artsen-specialisten in opleiding is een federale bevoegdheid, waar wij dus geen bevoegdheden in hebben.
De Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen is een adviesorgaan van de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu. Ik beschik op dit ogenblik niet over de informatie aangaande de werkzaamheden van deze commissie.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik denk toch dat ik u moet tegenspreken. De criteria worden misschien wel federaal vastgelegd, maar Vlaanderen is bevoegd in de erkenning en de opleiding van de artsen. De opleiding! We spreken hier over artsen-specialisten in opleiding. Sta mij toch toe dat ik hier een beetje van mijn stoel val dat u eigenlijk zegt dat u hier geen rol in te spelen hebt. De gemeenschap is immers wel degelijk bevoegd voor de opleiding. En het stuk waar ik het hier over heb, gaat over de stage, de opleiding, waar er wel degelijk malversaties zijn, waar we vragen stellen rond een kader.
Sta mij dus toe, minister, dat ik het heel raar vind dat u zegt dat dat in een commissie zit op het federale niveau en dat u daar eigenlijk niets in te zeggen hebt. Ik hoop toch, minister en collega’s, dat u mijn vragen en verontwaardiging deelt over werkweken van soms tachtig uur en meer, en over het feit dat er geen recuperatietijd is. De werkgever is hier ook de stagebegeleider. Minister, met die stagebegeleider zitten we terug bij uw bevoegdheid. Daar zit een moeilijkheid in.
Voorzitter en collega’s, ik zou bij wijze van spreken mijn vragen kunnen herhalen maar daar hebt u al op geantwoord, minister. Ik vind het raar. Ik ga dan maar het volgende herhalen: als u niet bevoegd zou zijn, quod non want we zijn wel degelijk bevoegd voor die stage, bent u dan bereid om aan de alarmbel te hangen omwille van de kwaliteit van de zorg die zich in onze ziekenhuizen manifesteert en waar artsen in opleiding een deel van uitmaken? De opleiding en de stage zijn wel degelijk onze verantwoordelijkheid, uw verantwoordelijkheid. De kwaliteit komt onder druk te staan wanneer mensen zoveel uren presteren en zo weinig tijd hebben om dat te verwerken.
Dan heb ik nog een bijkomende vraag. Misschien is het een sentiment, maar het is ook een beleidsvraag: vindt u het oké dat er zoveel uren zijn, dat die onduidelijkheid er is, dat er geen gegarandeerd maandloon is en dat er geen controlesysteem is voor de arbeidsduur en de arbeidsomstandigheden? Want die arbeidsduur bestaat natuurlijk uit de stage-uren die onder de opleiding vallen. U zou dat minstens bij uw federale collega moeten aankaarten. Daarover had u het daarnet niet.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik kan hier spreken vanuit mijn eigen ervaring. Ik ben zelf assistent in opleiding geweest. Ik heb inderdaad gezien hoe onmenselijk men vaak werkt. Tachtig uren is vaak nog weinig. Vaak zijn het veel meer uren, boven de honderd zelfs, waar je dan inderdaad een schamele vergoeding voor krijgt. Je bent zeer veel van wacht en ontvangt daar geen extra’s voor, laat staan dat je na 24 uur wacht te hebben gelopen naar huis kunt gaan. Maar dat laatste is gelukkig al veranderd. In mijn tijd was dat niet het geval.
Ik vind het heel jammer dat er blijkbaar nog niet veel is veranderd aan de opleiding. Ik vind het heel goed dat de assistenten aan de alarmbel trekken. Maar dat is vooral een federale bevoegdheid. Dat valt onder de ziekenhuizen. Het is de Nationale Paritaire Commissie die dit moet bekijken. Natuurlijk, de opleidingen en de erkenningen zitten wel op het Vlaamse niveau. Misschien moet dat eens worden nagevraagd op de interministeriële conferentie.
Ik hoop alvast dat men eindelijk, na zovele jaren, de assistenten in opleiding erkenning zal geven, en ook menselijkheid.
De heer De Reuse heeft het woord.
Collega Daniels vraagt terecht om een duidelijk wettelijk kader, maar zijn vragen zijn niet nieuw. Naast de vraag om een duidelijk wettelijk kader moet er een kader zijn dat resulteert in een volwaardig sociaal statuut met werkbare arbeidsomstandigheden voor de artsen en specialisten in opleiding.
De coronacrisis zorgde ervoor dat alle zorgverleners, ook de artsen en specialisten in opleiding, alle zeilen hebben bijgezet om de crisis het hoofd te bieden. De covidcrisis heeft er ook voor gezorgd dat de arbeidsomstandigheden en het opleidingsklimaat die in sommige ziekenhuizen al problematisch waren nog meer aan de oppervlakte zijn gekomen, in zoverre dat men zegt dat 20 procent van deze toch zeer hoog opgeleide groep overweegt te stoppen. Wij zijn het er allemaal over eens dat het zover niet mag komen.
Ik wil ondertussen even aanstippen dat onze collega’s in de Kamer hierover een resolutie hebben ingediend met acht speerpunten, om deze zorgverleners te geven waar ze recht op hebben. Dat zal trouwens ook alle patiënten in Vlaanderen ten goede komen.
Minister, er is dringend nood aan verder overleg tussen de ziekenhuizen en de artsen. Maar ook de politiek moet hier haar verantwoordelijkheid nemen, op elk niveau en elk vanuit zijn bevoegdheid. Hier gaat het om de bevoegdheid voor de opleidingen. Wij kunnen allen deze oproep mee onderschrijven, zodat hier snel een mooie en goede oplossing uit de bus komt.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, deze problematiek is al vele jaren bekend. Collega Saeys verwees naar een aantal jaren geleden, toen zij in dezelfde situatie zat. Ik zal niet vaak iets uit mijn eigen ervaring delen, maar ik kan ook getuigen dat het momenteel nog zo is want mijn eigen zoon zit nu al enkele jaren in dat traject, ook in volle covidcrisis. Hij klaagt er niet over, maar ik zie gewoon wat er moet worden gepresteerd en wat er soms wordt gevraagd. Je vraagt je dan toch af welke impact dat heeft op het welzijn en het uithoudingsvermogen van die jonge mensen zelf, maar ook: wat met de veiligheid van de patiënten als men na uren na elkaar werken mensen met soms heel zware aandoeningen voor zich krijgt en daar dan nog over moet beslissen? Ik wil absoluut de oproep vanuit de vereniging ten volle onderschrijven.
Ik denk ook – en dat kwam al naar voren – dat er zeer veel verschil is tussen de ziekenhuizen en zelfs binnen eenzelfde ziekenhuis tussen de verschillende afdelingen. Men mag niet alles over dezelfde kam scheren, maar in globo wordt er veel te gevraagd en ontbreekt er een statuut. Dat kunnen we allemaal onderschrijven. Ik was trouwens ook zwaar gechoqueerd door sommige benaderingen in de pers, waar men zei dat men maar eventjes moest doorbijten want binnen enkele jaren zou men dan goed verdienen. Alsof al die jonge mensen alleen maar daar mee bezig zijn. Dat zijn mensen die heel geëngageerd zijn om in de zorg te werken. Zij hebben daartoe al een heel aantal jaren opleiding achter de rug. Zij willen het beste van zichzelf geven. Bovendien noem ik vijf of zes jaar ‘eventjes doorbijten’ ook niet meer ‘eventjes’.
Zij hebben inderdaad recht op een fatsoenlijk statuut. Ik stel vast dat dit ook wel vanuit meerdere hoeken wordt onderschreven. Ik hoor dat verschillende ziekenhuizen momenteel aan hun assistenten het signaal geven dat ze gelijk hebben en dat ze hun eisen onderschrijven. Er is hierover heel recent ook een schrijven geweest van alle decanen van de geneeskundefaculteiten in Vlaanderen. Dan vraag ik mij toch af waarom het dan nog uitblijft. Ik vind het dus goed dat we – al is het hoofdzakelijk een federale bevoegdheid – vanuit het Vlaams Parlement dit signaal geven.
Ik heb hierover ook een vraag ingediend voor minister Weyts omdat dit een onderdeel is van de opleiding. Zo kan er toch een stukje Vlaamse betrokkenheid zijn.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, de omstandigheden waarin de artsen-specialisten in opleiding (ASO’s) hun opleiding moeten voltooien en stage lopen en werken binnen de ziekenhuizen is compleet onaanvaardbaar. U hebt gelijk, dit is een federale bevoegdheid. Ik heb ook vernomen dat er op het federale niveau een en ander zou gaan bewegen. Op dat vlak denk en hoop ik dat we binnenkort goed nieuws krijgen.
Minister, een concrete vraag die wel binnen uw bevoegdheid ressorteert en die een verzuchting is van de ASO’s, is wat de stand van zaken is met betrekking tot het bepalen van de subquota, in die zin dat vandaag het aantal stageplekken binnen een bepaalde discipline en de vacatures achteraf binnen die discipline helemaal niet in verhouding staan tot elkaar. Hoe ziet u dat? Hoe denkt u daar iets aan te kunnen doen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Daniels, het is, zoals collega Van den Bossche heeft gezegd, wel degelijk een federale bevoegdheid. De erkenning van arts en arts-specialist wordt vooralsnog geregeld met federale koninklijke besluiten. Ook de werkomstandigheden van de ASO’s zitten daarin. Ook de erkenningscriteria van de stagemeesters worden nog altijd geregeld door een federaal koninklijk besluit.
Collega Van den Bossche, ik heb u goed beluisterd. Uw verontwaardiging is ook onze verontwaardiging. Het is heel goed dat men daar de schouders onder wil zetten.
De Vlaamse betrokkenheid is er via de erkenningscommissies. Dat gebeurt vanaf drie maanden voor het einde van de opleiding. Dan kan men een erkenning aanvragen.
De heer Daniels heeft het woord.
Minister, beste collega’s, ik wil er toch op wijzen dat het stageplan niet op het federale niveau moet worden ingediend, maar wel bij Zorg en Gezondheid, afdeling Informatie en Zorgberoepen, Koning Albert II-laan in Brussel. Daar moet het stageplan naartoe. Na het stageplan is er het stagerapport of het Medbook. Dat moet ook ingediend worden bij Vlaanderen. Minister, ik heb u daarover in het verleden al vragen gesteld. U hebt daar wel degelijk zeggenschap in! Als alles op het federale niveau zou zitten, zou dat niet Vlaams maar federaal moeten worden ingediend. De erkenningscriteria as such zitten op het federale niveau.
Collega’s, als er een ding duidelijk is, dan wel dat er ook hier verwarring is. Laat dat allemaal naar Vlaanderen komen. Dan is het in een keer in orde. Voor diegenen die nog niet overtuigd zijn van confederalisme: hier hebt u een argument meer. De stagevoorwaarden en hoe de stage verloopt: dat staat los van de arbeidsvoorwaarden. Dat blijft een deel van de opleiding. Daar focus ik op. De arbeidsvoorwaarden voor artsen, dat is een federale bevoegdheid. Maar de stagevoorwaarden zitten wel degelijk op het Vlaamse niveau, bij uw agentschap, minister. En dus is mijn oproep heel duidelijk: gebruik alstublieft de bevoegdheid die u hebt om de oproep te steunen van de Vlaamse vereniging voor arts-specialisten in opleiding (VASO) om op het federale niveau druk uit te oefenen met het oog op kwalitatieve opleidingen en dus ook een beter statuut voor die specialisten in opleiding want dit kan toch echt niet langer meer duren. In het belang van de studenten in artsenopleiding en in het belang van de patiënt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.