Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Het antwoord wordt gegeven door minister Beke.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, zoals u weet, kan de jeugdrechter bevelen om een minderjarige delictpleger in bewaring te plaatsen van een gesloten gemeenschapsinstelling. Sommige jongeren ondernemen echter ook een ontsnappingspoging om hun vrijheid te herwinnen.
Een ontsnapping kan onder verschillende omstandigheden plaatsvinden. Zo kan er een poging ondernomen worden bij de verplaatsing naar een jeugdrechtbank, tijdens een buitenactiviteit of tijdens het verblijf in de gemeenschapsinstelling zelf. Uit de opgevraagde cijfers bleek dat het aantal ontvluchtingen of ‘weglopers’ per campus het afgelopen jaar significant is toegenomen. In 2020 waren er 117 ‘weglopers’, terwijl er in 2019 ‘slechts’ 88 weglopers werden geregistreerd. Dit is toch een opmerkelijke stijging. Daarbij dienen kritische vragen te worden gesteld. De oorzaak van deze stijging moet dan ook absoluut onderzocht en aangepakt worden om de veiligheid van onze samenleving te garanderen.
Ook wat betreft het aantal ontvluchtingen per campus zijn er duidelijke verschillen waar te nemen. In De Grubbe vinden er amper ontvluchtingen plaats, namelijk slechts 1 in 2020. In De Markt vonden daarentegen maar liefst niet minder dan 34 ontvluchtingen plaats. Dit komt neer op 1 ontvluchting om de ongeveer 11 dagen.
Minister, u gaf in uw antwoord op mijn eerdere vraag nummer 496 van 16 maart 2021 aan dat het aanbieden van ontwikkelings- en ontplooiingskansen aan deze jeudgdelinquenten onlosmakelijk deel uitmaakt van hun re-integratietraject. Onze fractie deelt uw mening dat re-integratie voor deze jongeren superbelangrijk is, maar het aanbieden van dergelijke kansen mag voor deze jongeren onder geen beding een vrijgeleide worden om op een eenvoudige manier het door een jeugdrechter opgelegde gemeenschapsinstellingsregime te ontvluchten.
Minister, hoe evalueert u de evolutie van deze cijfers? Welke oorzaken liggen aan de grondslag van deze stijging?
Is er voordien al actie ondernomen om het aantal ontvluchtingen tegen te gaan? Zo ja, welke? Zo neen, hoe komt het dat hier nog geen initiatieven voor zijn ondernomen terwijl dit toch om verontrustende cijfers gaat?
Zal er een aanpassing van de veiligheidsprocedures komen om dergelijke ontvluchtingen tegen te gaan?
Zult u initiatieven nemen om ervoor te zorgen dat de kans op ontvluchting tot een absoluut minimum gereduceerd wordt?
Hoe verklaart u de verschillen tussen de campussen?
Minister Beke heeft het woord.
Soms is de vraag stellen, ze al voor een stukje beantwoorden. In uw vraag wijst u inderdaad naar de verschillen tussen de gemeenschapsinstellingen, bijvoorbeeld tussen de campussen De Grubbe te Everberg en De Markt te Mol. Zoals u weet, is de werking van onze gemeenschapsinstellingen in transitie richting 1 september 2022. We moeten deze cijfers dan ook vooral bekijken in het perspectief van deze transitie.
Tot 1 september 2022 zijn de oude bepalingen uit de wet op de jeugdbescherming nog van toepassing. Dit betekent dat er dus nog sprake is van ‘open afdelingen’ en ‘gesloten afdelingen’. Dit is een belangrijk element in de duiding van de cijfers en de verklaringen van de verschillen, want het spreekt voor zich dat er in die open afdelingen een ander regime is en dat er ook jongeren verblijven die niet verdacht worden van het plegen van een jeugddelict of een jeugddelict gepleegd hebben.
In die open afdelingen worden nog altijd jongeren regulier opgevangen vanuit een verontrustende situatie op basis van het decreet Integrale Jeugdhulp.
Bij de rapportering van de cijfers wordt het onderscheid ook geduid door de nuance dat er natuurlijk ook een verschil is tussen het ontsnappen uit een gesloten afdeling en het niet nakomen van bijvoorbeeld de afspraken tijdens een extramurale activiteit of in een lopend traject naar meer re-integratie vanuit een open afdeling.
Wat de evolutie betreft, zien we ook schommelingen. Zo merken we, als we 2020 afzetten tegenover 2018, dat er ook meer nuance in zit. Ook in een context waar bijvoorbeeld het aantal plaatsen in de gemeenschapsinstellingen de laatste jaren steeg en met de vaststelling dat er in 2020 meer opnames wegens jeugddelicten waren.
Laat nu net zowel het onderscheid tussen de open en de gesloten afdelingen en de reguliere opnames van jongeren in een verontrustende situatie binnen de nieuwe werking, vanaf 1 september 2022, zoals opgenomen in het decreet op het jeugddelinquentierecht, in volle evolutie zitten.
Maar de kernboodschap is dat we vooral moeten vooruitkijken naar de nieuwe werking van onze gemeenschapsinstellingen en hun maatschappelijke opdracht.
In de gemeenschapsinstellingen wordt voortdurend een alert beleid gevoerd rond veiligheid. Die awareness betekent zowel investeren in de opleiding en de training voor alle personeelsleden, als in nieuwe infrastructuur met ook een zeer belangrijke focus op een geactualiseerd leefklimaat voor de jongeren.
Op het vlak van infrastructuur zetten we verder in op het realiseren van onze masterplannen: door de renovatie, de nieuwbouw en de innovatie zetten we stappen vooruit, met zorg voor een goede balans tussen de veiligheid en een geactualiseerd leefklimaat voor de jongeren. Bovendien hebt u een punt inzake de verschillen tussen de campussen. Dat gaat over uw vijfde vraag, die ik hierbij ook al beantwoord. In De Markt, Ruiselede en Beernem zitten we nog met open campussen, naast de andere gesloten campussen.
Zoals decretaal voorzien verdwijnt het onderscheid tussen ‘gesloten afdeling’ en ‘open afdeling’. We spreken op termijn eenduidig over gesloten oriëntatie en gesloten begeleiding. Op alle campussen zullen de regimes dus voortaan gesloten afdelingen zijn, wat betekent dat we ook meer kunnen inzetten op toegangs- en doorgangscontroles en op bijkomende maatregelen inzake veiligheid, in combinatie met een begeleidend klimaat gericht op de re-integratie. De verwarring tussen open en gesloten en het risico om elk ontvluchten ook te interpreteren als een ontsnapping zullen daarmee ook verdwijnen.
De verklaring over de verschillen tussen de campussen heb ik al gegeven in mijn antwoord op de vorige vragen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. We kunnen de vele initiatieven die worden genomen of zullen worden genomen, ook alleen maar toejuichen. Ik had echter nog een kleine bijkomende vraag. In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag werd gesteld dat de meest jongeren ‘snel’ opnieuw worden opgepakt. Hebt u er een zicht op binnen welke tijd gemiddeld deze jongeren opnieuw worden opgenomen? Spreken we dan over enkele uren of eerder over dagen? Als u niet meteen over dergelijke informatie beschikt, dan begrijp ik dat uiteraard. Dan zal ik daarover zeker een schriftelijke vraag indienen, maar op hoop van zegen stel ik ze nu alvast.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik heb hierover recent ook een schriftelijke vraag gesteld. Naar aanleiding daarvan gaf u enkele beleidspunten mee. Er is het organiseren van protocollen en afspraken, en het installeren van een veiligheidscheck bij infrastructurele aanpassingen. Daar hebt u daarstraks ook naar verwezen. Anderzijds is er het verder vergroten van de betrokkenheid van de jongeren zelf, en ook van heel hun context, bij hun traject, omdat dat dat wegloopgedrag zou doen verminderen. De cijfers die collega Blancquaert aangaf en die u ook opnam in het antwoord, zijn de algemene cijfers per gemeenschapsinstelling. Die ontvluchtingen gebeuren echter niet allemaal vanuit de gemeenschapsinstelling. Dat kan ook zijn tijdens een activiteit buiten de instelling onder toezicht van de begeleiding, bijvoorbeeld tijdens een groepsuitstap, of een familiebezoek. Zijn er cijfers per gemeenschapsinstelling over de vraag of dat rechtstreeks uit de instelling of tijdens een uitstap gebeurde?
Ik noteerde ook dat er geen registratie gebeurt van de pogingen tot ontvluchting. Is daar toch op een of andere manier enig zicht op? Is het anders ook niet aangewezen om die ook te registreren, zodat er ook met het oog daarop mogelijk een beleid kan worden gevoerd?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik heb een korte bijkomende vraag. Dit is natuurlijk een heel bijzonder jaar geweest, ook voor die gemeenschapsinstellingen, en ook voor die jongeren daar. Is er op een of andere manier geregistreerd wat de redenen waren om zo’n ‘ontsnappingspoging’ te doen? Immers, net als de rest van de samenleving, of nog meer, hebben de jongeren in de gemeenschapsinstellingen en in de instellingen in het algemeen zich in heel grote beslotenheid moeten isoleren. We hebben onlangs ook nog een hoorzitting daarover gehad. Daaruit bleek dat de omstandigheden niet altijd optimaal waren, en dat men eigenlijk bovenmatig goed heeft samengewerkt.
Minister Beke heeft het woord.
Het aantal ontvluchtingen uit de verschillende campussen wordt geregistreerd. Als iemand wegloopt, wordt dit aan de politionele diensten en de gerechtelijke diensten geseind. Zij worden hierover meteen geïnformeerd.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer korte tweede antwoord, wat geen antwoord op mijn bijkomende vraag was. Ik veronderstel dat u momenteel niet op de hoogte bent van de gemiddelde tijd die het in beslag neemt als een jongere is ontsnapt. Ik zie u met het hoofd schudden. Dat is geen probleem. Ik zal deze vraag zeker nog eens schriftelijk stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.