Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de projectoproep voor nationale parken en landschapsparken
Vraag om uitleg over de zoektocht naar nationale parken en landschapsparken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Op 19 april kondigde u als minister van Omgeving samen met de minister van Onroerend Erfgoed een oproep aan voor kandidaat-nationale parken en kandidaat-landschapsparken. Deze parken worden gebundeld onder de term ‘Vlaamse parken’. Beide waren voorzien in het regeerakkoord.
De ministers spreken de ambitie uit om een aantal parken op te richten met internationale uitstraling. De nationale parken Vlaanderen zouden op langere termijn een natuurkern van minstens 10.000 hectare bevatten. Bij de landschapsparken zou de klemtoon liggen op landschapskwaliteit en verschillende functies van het gebied.
De ambitie is om tot een integrale aanpak te komen voor natuurbehoud en -beheer. Deze ambitie houdt ook in dat men aan de slag gaat met alle betrokkenen in het gebied om tot een gedragen visie te komen. In het verleden heb ik uw aandacht reeds gevraagd voor de betrokkenheid en erkenning van alle partners van het platteland in deze trajecten. De parken zouden immers een versterkend en verbindend verhaal moeten kunnen zijn.
In de voorbereidende trajecten werd meermaals de vrees geuit dat er verdeeldheid werd gezaaid of al aanwezig was op het terrein. Er was bezorgdheid en onduidelijkheid rond de kaders hierover. Vanuit diverse actoren is het belang onderstreept om te komen tot een transparant, juridisch duidelijk afgebakend kader. Nochtans zijn er na de oproep en het vrijgeven van de conceptnota nog heel wat onduidelijkheden over de aanduiding van deze parken, over de beoordeling, over de juridische gevolgen voor grondeigenaars die in een park opgenomen worden, de gevolgen voor het verlenen van omgevingsvergunningen enzovoort. Ik heb daar al naar verwezen bij de actuele vraag ter zake.
Zo blijven onder andere economische sectoren, lokale en provinciale besturen en terreinpartners op hun honger zitten omdat zij net bekommerd zijn om de concrete impact van de aanduiding van deze parken. Op dit moment is het voor hen gissen wat de gevolgen zijn op korte en langere termijn.
Minister, de parken op zich hebben misschien niet onmiddellijk een impact, maar er zijn heel duidelijk een aantal doelstellingen vooropgesteld. Daar moet aan worden voldaan. Daar wordt vervolgens eventueel met de bekende juridische instrumenten gevolg aan gegeven. Het is ‘een’ start van ‘een’ traject van ‘een’ proces waarmee een aantal doelstellingen moeten worden bereikt. Het is belangrijk dat we heel transparant zijn in de communicatie over de doelstellingen en de gevolgen die daaraan gekoppeld worden, al dan niet nu, eventueel in de toekomst, voor de lokale besturen en eventueel voor Vlaanderen. Het is heel belangrijk dat we daar duidelijkheid over geven.
Ik heb er in de actuele vraag naar verwezen, het is belangrijk om partners rond de tafel te krijgen, en om samen naar die visie te werken. Ik dacht dat dat vooral de bedoeling was van uw projectoproep. Minister, welke partners zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van dit initiatief? Welke Vlaamse terreinactoren – sociaal-economische sectoren en/of verenigingen – hebben input gehad bij het opstellen van de criteria?
Welke decretale basis ligt ten grondslag aan deze Vlaamse parken?
Wat zijn de gevolgen en rechtsgevolgen voor percelen die gelegen zijn in dit Vlaams park? Welke impact heeft dit op het vlak van ruimtelijke ordening, economische activiteit enzovoort?
Wat is bijvoorbeeld het gevolg voor een perceel, eens het zich bevindt in een zone voor natuurontwikkeling? Moeten grondeigenaars of uitvoerders van activiteiten en economische activiteiten zich aanpassen of zelfs verdwijnen in deze zone? Heeft de aanduiding van deze zone een gevolg voor de vergunningsverlening? Is hier het voorzorgsprincipe inzake natuur van tel? Geldt dit voorzorgsprincipe voor de natuurdoelen en -waarden die opgesteld worden bij de aanduiding van landschapsparken? Ze moeten ergens in een visie een plaats krijgen om als landschapspark in aanmerking te kunnen komen.
Geldt een aanduiding als zone voor natuurontwikkeling als een beleidsmatig gewenste ontwikkeling, zoals aangehaald in artikel 4.3.1, paragraaf 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO)? Indien ja, op welke manier wordt dit gevalideerd en bekendgemaakt door de gemeenteraad of het college van burgemeester en schepenen?
Hoe verzekert u dat alle betrokken partijen deel uitmaken van de gebiedscoalitie? Wat zijn de minimale vereisten in de samenstelling van de gebiedscoalitie? Wat zijn de minimale eisen om deel uit te maken van een gebiedscoalitie?
In de procedure tot benoeming van nationale parken Vlaanderen staat te lezen: “De gebieden waarvan het masterplan en operationeel plan positief beoordeeld worden, kunnen van de Vlaamse minister voor Omgeving een label als Nationaal Park Vlaanderen toegekend krijgen. Een wettelijk kader voor de voorwaarden en mogelijkheden van dit label wordt voorbereid.” Hoe voorziet u dit? Wat wilt u koppelen aan dit label?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Op 19 april lanceerde u een open oproep voor nationale parken en landschapsparken. Vlaanderen heeft de ambitie een handvol nationale parken met internationale uitstraling op te richten, waarbij de klemtoon ligt op natuur en biodiversiteit. Deze gebieden, die op langere termijn een natuurkern van 10.000 hectare groot moeten worden, dienen voldoende robuust te zijn om de uitzonderlijke natuur die ze bevatten op een duurzame manier te beschermen. Bij de landschapsparken ligt de klemtoon op landschapskwaliteit en de verschillende functies van het gebied. In een landschapspark gaan landschapsontwikkeling, recreatie, natuur, erfgoed, landbouw, wonen, bedrijvigheid en toerisme hand in hand.
Tegen 15 september worden kandidaturen ingewacht. Tegen 2023 zouden de nationale parken en de landschapsparken erkend moeten zijn. Er is een ondersteuning van 100.000 euro per kandidaat voorzien om de kandidatuur verder uit te werken richting erkenning.
Minister, de startpositie van een nationaal park is 5000 hectare, met de bedoeling om op termijn te evolueren naar een gebied van 10.000 hectare. De focus ligt dus op natuurontwikkeling. Hoeveel gebieden komen in aanmerking voor deze erkenning op basis van de vooropgestelde criteria? U sprak over drie nationale parken. Is er een analyse gebeurd in Vlaanderen om op basis van die criteria te bepalen hoeveel parken er in theorie kunnen komen? Wat is de regionale spreiding van deze gebieden?
Welke garanties zijn in het traject ingebouwd om te garanderen dat het gebied ook zal uitgroeien tot 10.000 hectare? Ik begreep uit de webinar van Natuur en Bos trouwens ook dat die oppervlakte van 10.000 hectare ook voor de landschapsparken vooropgesteld wordt.
Welke garanties zijn opgenomen dat er in het landschapspark ook effectief aan natuurontwikkeling en uitbreiding wordt gedaan? Nu lezen we dat het echt gaat om multifunctionele gebieden, maar waar zit de focus op natuurontwikkeling en -uitbreiding? Wie zal hiervoor instaan? Over welke minimumoppervlakte natuur spreken we dan?
Hoe zit het met de decretale verankering – dat sluit eigenlijk een beetje aan op de vraag van collega Rombouts – van het traject tot erkenning en de erkenning zelf? Welke stappen zullen hiertoe genomen worden?
Hoeveel budget en ondersteuning is er voorzien voor het ganse traject van de opstart van deze oproep, de erkenningsprocedure en de uitvoering van de inrichting en het beheer van zowel de nationale parken als de landschapsparken? Ik begrijp dat er budget en personeel is voorzien voor de begeleiding van kandidatuur tot indiening, maar wat met het traject daarna en vooral ook met het beheer van de gebieden? Hoe ziet u dat? Welke langetermijngaranties zullen worden ingebouwd?
Het hele traject wordt gejureerd door een onafhankelijke jury. Hoe wordt die jury samengesteld? Hoe wordt de onafhankelijkheid gegarandeerd? Is de samenstelling van de jury gekend? Hoe is het verdere beslissingsproces uitgetekend?
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Vlaanderen gaat tot 21 september 2021 op zoek naar kandidaten voor drie extra nationale parken en drie nieuwe landschapsparken. Het startschot voor deze zoektocht hebt u enkele weken geleden gegeven en u klonk alvast strijdvaardig – en ik kan dat alleen maar onderschrijven – door te stellen dat Vlaanderen niet te klein is voor meer natuur en dat we ook gewoon meer ruimte moeten maken voor natuur.
Deze ambitie ligt in lijn met het Vlaams Regeerakkoord, waarin staat dat Vlaanderen via een beleidskader de internationale gekende merken ‘nationaal park’ en ‘landschapspark’ op een eenduidige en kwaliteitsvolle manier wil invullen. De aankondiging werd weliswaar nog niet door de Vlaamse Regering gevalideerd, maar we hebben het er wel al in de plenaire over gehad. Omdat daar echter altijd strikt wordt toegekeken op spreektijden – net zoals hier, voorzitter – waren er toch nog een een aantal vragen onbeantwoord, dus ik herhaal er een paar.
Welke volgende stappen zijn er nog in dit traject? Wanneer zal de volledige Vlaamse Regering hier dan bij betrokken worden? Wanneer wordt dit op regeringsniveau gevalideerd?
Kunt u de impact duiden van de extra beschermende maatregelen die aan die parken worden gegeven? Wat is in deze context ook de impact op de bestemmingen en vergunningen? Als men bijvoorbeeld militaire domeinen opneemt in een Vlaams nationaal park, wat doe je dan concreet met de bestemming ervan? Wordt alles opgenomen in een speciale beschermingszone (SBZ)? Maakt dat dan het gebied groter, waardoor bijvoorbeeld meer bedrijven getroffen worden door de passende beoordeling stikstof? Dat is me niet helemaal duidelijk.
Collega Rombouts heeft al gepeild naar het overleg met de betrokken actoren. Ik sluit me daarbij aan.
Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) zal de kandidaten beoordelen, maar heeft tevens ook heel wat gronden in eigen beheer of eigendom. Zal het agentschap ook kunnen deelnemen aan die erkenning? Hoe gebeurt de beoordeling in dat geval? Want het ANB kan natuurlijk niet zijn eigen dossier beoordelen.
Wat zijn de financiële implicaties van dit traject? Hoeveel werd hiervoor reeds gebudgetteerd?
Momenteel werd niet aangegeven hoe ver verschillende natuurkernen uit elkaar moeten liggen. Is dat bewust? Zoekt u bijvoorbeeld naar een aaneenschakeling van natuurgebieden? Of is daar een andere verklaring voor?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, dit initiatief ligt geheel in lijn met het Vlaamse regeerakkoord.
De beleidskaders voor de oproep ‘Nationale Parken Vlaanderen en Landschapsparken’ zijn voorbereid door mijn administratie, met inbreng van diverse Vlaamse entiteiten: het Agentschap voor Natuur en Bos, de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), het Departement Omgeving, Toerisme Vlaanderen, het Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE), het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), het departement Landbouw en Sport Vlaanderen.
Op verschillende momenten in de voorbereiding van de oproep ‘Nationale Parken Vlaanderen en Landschapsparken’ is er overleg geweest met diverse actoren, zowel door de administratie als door mijn kabinet. Er heeft overleg plaatsgevonden met het Vlaams Overleg Regionale Landschappen, Natuurpunt, de provincies en de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP), Landelijk Vlaanderen en leden van de Gewestelijke Overleginstantie (GOI). Tijdens de voorbereiding van de oproep heeft er op 7 oktober 2020 een forum voor geïnteresseerden plaatsgevonden. Hierbij werden de eerste ideeën gepresenteerd en konden vragen en suggesties ingebracht worden. Hieraan namen ook vertegenwoordigers deel van Landelijk Vlaanderen, Boerenbond, Natuurpunt, regionale landschappen, toeristische organisaties, provincies en gemeenten. Het lanceren van deze oproep is een start van een nieuw traject. Bij de uitwerking van het regelgevend kader zal ik uiteraard verder in overleg gaan met mijn collega’s.
Op dit moment zijn er twee oproepen gelanceerd. Die zijn een uitvoering van het Vlaamse regeerakkoord. Die oproepen zijn een voorbereiding voor de toekenning van de labels ‘Nationale Park Vlaanderen’ en ‘Landschapspark’ aan geselecteerde gebieden medio 2023. De doelstellingen rond natuurbeheer, natuurbescherming en landschapszorg van de Vlaamse Parken, in uitvoering van het regeerakkoord, vinden een ruime decretale basis in het Natuurdecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. Er is op dit moment nog geen decretale basis voor de titels van ‘Nationale Parken Vlaanderen’ en ‘Landschapsparken’ zelf. We zitten immers in de startfase van een transparante en open procedure om tot selectie te komen van de parken. Daarbij dient vermeld te worden dat er geen bijkomende regelgeving zal worden opgelegd aan de uiteindelijke Vlaamse parken. Alles wordt binnen de bestaande Vlaamse regelgeving georganiseerd. Voor de financiering van de planfase wordt het decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2022 gebruikt als rechtsgrond.
Dan zijn er nog wat vragen over rechtsgevolgen en de impact.
Het erkennen van een gebied als Vlaams park heeft geen onmiddellijke gevolgen voor de eigenaars of gebruikers van percelen gelegen binnen de Vlaamse parken. Er zijn geen verplichtingen die doorwerken in de vergunningverlening verbonden aan het label ‘Landschapspark’ of ‘Nationaal Park Vlaanderen’. De masterplannen voor de nationale parken zijn geen juridisch verordenende beleidsplannen en vormen dus ook geen basis voor het vergunningenbeleid.
We gaan voor de realisatie van de parken uit van het creëren van kansen voor natuur en landschap door het overtuigen tot medewerking aan het realiseren van de ambities.
Er wordt wél verwacht dat de gebiedscoalitie en het projectbureau het masterplan realiseren volgens de vooropgestelde timing. De operationele plannen worden periodiek geëvalueerd, ondermaatse prestaties hebben mogelijk een gevolg op korte termijn op de financiering van het projectbureau en, op lange termijn, op de erkenning.
De zorgplicht zoals beschreven in artikelen 14 en 16 van het Natuurdecreet is wat sommige milieujuristen een horizontale maatregel noemen – dat weten jullie allemaal – en daar verandert de ligging in een Vlaams park niets aan.
De intentie om in bepaalde zones naar natuurontwikkeling te streven, is een ambitie waar de partijen die het masterplan opstellen en goedkeuren zich toe engageren. Indien een lokaal bestuur zo’n masterplan valideert via een college- of gemeenteraadsbesluit, kan ze de opties voor het nationaal park voor zichzelf beschouwen als een beleidsmatig gewenste ontwikkeling en haar beleidsinitiatieven daar ook op afstemmen. Vanuit Vlaanderen leggen we dit alvast niet op. De autonomie van een lokaal bestuur is daarin voor mij evident. Hoewel een aanduiding als ‘zone voor natuurontwikkeling’ in een masterplan voor een nationaal park aldus een beleidsmatig gewenste ontwikkeling kan zijn die een vergunningverlenend bestuur onderschreven heeft, vormt dit gegeven op zich geen basis om in te gaan tegen de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen die worden uitgetekend in een ruimtelijk structuur- en/of beleidsplan. Indien een ‘zone voor natuurontwikkeling’ niet samenvalt met een gebied waarvoor in de bestaande structuur-, ruimtelijke beleids- of uitvoeringsplannen of andere besluiten reeds een natuurontwikkeling vooropgesteld werd, zullen de bevoegde instanties deze plannen of besluiten via de geëigende besluitvormingsprocedures moeten aanpassen en vaststellen.
Als een vergunningsaanvraag wordt beoordeeld, worden volgens artikel 4.3.1, paragraaf 1 van de VCRO vijf zaken getoetst: de overeenstemming met de stedenbouwkundige voorschriften; de toets aan de goede ruimtelijke ordening; eisen rond bescheiden woonaanbod; eisen van het decreet Integraal Waterbeleid; de voorlopig vastgestelde rooilijnplannen.
Beleidsmatig gewenste ontwikkelingen (BGO's) spelen enkel een rol wat de toetsing aan de goede ruimtelijke ordening betreft. De toetsing aan de stedenbouwkundige voorschriften primeert. De verhouding tussen de zogenaamde legaliteitstoets, de voorschriften dus, en de opportuniteitstoets – goede ruimtelijke ordening – moet dus ook worden gerespecteerd. De beleidsmatig gewenste ontwikkelingen maken het niet mogelijk om aanvragen te vergunnen in strijd met stedenbouwkundige voorschriften van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP). De beleidsmatig gewenste ontwikkelingen maken het niet mogelijk om aanvragen te weigeren die in overeenstemming zijn met stedenbouwkundige voorschriften van, bijvoorbeeld, een gedetailleerd RUP. De gedetailleerde voorschriften worden immers geacht de goede ruimtelijke ordening weer te geven. De beleidsmatig gewenste ontwikkelingen die op schrift zijn gesteld, kunnen niet het karakter noch de doorwerking hebben van stedenbouwkundige voorschriften uit verordenende instrumenten, dus de RUP of stedenbouwkundige verordening. Ze kunnen geen afbreuk doen aan geldende voorschriften, noch die voorschriften wijzigen.
Dan de vraag van collega Rombouts: ‘hoe verzekert de minister dat alle betrokken partijen deel uitmaken van de gebiedscoalitie?’
Een coalitie van een kandidaat bestaat uit verschillende soorten partners: één, een coördinerende partner die de coalitie organiseert, coördineert en als aanspreekpunt fungeert tijdens de planfase; twee, kernpartners die zich engageren om een landschapspark of nationaal park op te richten en actief bij te dragen tot de opmaak en realisatie van het masterplan en operationele plan; drie, ondersteunende partners die de kandidatuur ondersteunen en aan de opmaak van het masterplan en operationeel plan willen bijdragen.
De kiem van de coalitie moet in elk geval aanwezig zijn bij de kandidaatstelling, en de belangrijkste partners moeten hun engagement geven via een engagementsverklaring bij de conceptnota. De definitieve samenstelling van de gebiedscoalitie moet bepaald zijn tegen het moment van oprichting van het park en wordt beschreven in het masterplan. Bovendien kan een coalitie ook nog groeien en evolueren nadat het landschapspark of nationaal park Vlaanderen opgericht is.
De governance van het park zal beoordeeld worden op basis van het masterplan voor volgende zaken: één, de samenstelling gebiedscoalitie; twee, de overlegstructuur; drie, organisatie projectbureau; vier, financieel plan; vijf, participatief karakter.
Collega Schauvliege vroeg of er een lijst is van wie of wat er in aanmerking komt. Er is geen lijst van gebieden beschikbaar die theoretisch in aanmerking komen op basis van de vermelde criteria. Dit heeft ook weinig meerwaarde gezien de formule van een open oproep. Het zijn namelijk de gebiedscoalities zelf die aan de slag gaan met de criteria om die aan de conceptnota te toetsen. Het is daarbij ook denkbaar dat verscheidene gebiedscoalities zich verenigen om tot grotere of meer samenhangende werkingsgebieden te komen.
Wat betreft de regionale spreiding kan ik verwijzen naar het derde criterium met betrekking tot de unieke belevingswaarde. In dit criterium dient de unique selling proposition (USP) van de kandidaat te worden voorgesteld: “een Nationaal Park onderscheidt zich van de andere parken (…) door zijn eigenheid en uniciteit op het niveau van de natuurwaarden (…), de landschapswaarden en de erfgoedwaarden.” De idee hierachter is dat de set aan nationale parken samen de Vlaamse natuur in al zijn verscheidenheid etaleren.
Dan was er nog een vraag van collega Schauvliege. Welke garanties zijn opgenomen om ook effectief aan natuurontwikkeling te doen? Voor een kandidaat-landschapspark moet in de conceptnota aangetoond worden dat in het gebied minstens 15 procent natuur is. Als natuur wordt beschouwd speciale beschermingszones en gebieden met groene of geelgroene bestemming op het gewestplan of gelijkaardig plan. In het oproepreglement Landschapsparken zijn de doelstellingen expliciet opgenomen. Daaruit blijkt duidelijk dat ook natuurontwikkeling hiertoe behoort.
Van de lokale coalitie wordt verwacht dat ze deze doelstellingen vertalen in een ambitieus masterplan voor hun gebieden. In een operationeel plan kunnen ze dan aangeven hoe ze deze doelstellingen concreet gaan realiseren, met welke middelen en met welke instrumenten.
Er waren vragen van collega Coenegrachts en collega Schauvliege over het budget en het traject. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de planfase die aanvangt in het voorjaar 2022 en loopt voor een periode van twaalf maanden, en de operationele fase na erkenning. Voor de planfase is een bedrag gebudgetteerd van 1.4 miljoen euro ter ondersteuning van de opmaak van de masterplannen en de operationele plannen. Daarnaast worden de kandidaten intensief begeleid voor de opmaak van deze plannen.
Voor de operationele fase wordt vanaf 2023 een budget uitgetrokken van 3.9 miljoen euro voor de financiering van de governance van de vier nationale parken en de drie landschapsparken. De financiering omvat de middelen voor personeel, werking en een jaarlijkse provisie voor investeringen.
Collega Schauvliege had het over de jury. De jury voor de landschapsparken en nationale parken wordt samengesteld uit een combinatie van vertegenwoordigers van de administratie en externe experten. Aangezien de leden van de jury nog niet werden bevestigd, kunnen we de namen nog niet vrijgegeven. Maar voor de nationale parken is de samenstelling als volgt: een onafhankelijk voorzitter, vier vertegenwoordigers van de overheid – Natuur en Bos, Toerisme Vlaanderen, Departement Omgeving, Onroerend Erfgoed –, vier inhoudelijke experten rond de thema’s natuur, omgeving en duurzaam toerisme, en twee buitenlandse experten.
Ook voor de landschapsparken wordt een analoge jury samengesteld, met een voorzitter, vijf leden van de subsidiërende entiteiten – de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), Toerisme Vlaanderen, het Departement Omgeving, Onroerend Erfgoed en Agentschap Natuur en Bos –, vier onafhankelijke experten rond de thema’s landschap, economische innovatie en governance en participatie, en ten slotte twee buitenlandse experten. Het secretariaat wordt voor de nationale parken verzekerd door Natuur en Bos, en voor de Landschapsparken door VLM. De secretaris maakt geen deel uit van de jury.
Voor wat betreft de nationale parken zullen de Vlaamse overheidsadministraties zich beperken tot advies. Het finale oordeel gebeurt door de externe juryleden en de voorzitter.
Collega Coenegrachts, dan was er uw vraag of het ANB ook mee kan deelnemen. De opdracht van het ANB is inderdaad tweeledig. Het ANB heeft een belangrijke rol als beheerder van natuur- en bosgebieden en is in veel gebieden ook een actieve partner, en soms ook een initiatiefnemer en trekker. Verscheidene van deze gebieden kunnen een belangrijke rol spelen bij zowel de landschapsparken als de nationale parken. Vanuit deze lokale rol zal het ANB participeren in de gebiedscoalities. Dat lijkt me ook logisch om te komen tot sterke en geïntegreerde visies en om de bestaande samenwerkingsverbanden ook hun rechtmatige kans te geven. Daarnaast is het ANB natuurlijk ook betrokken bij de beleidsvoorbereiding, de jury en de overkoepelende werking met betrekking tot alle parken. Ik anticipeer op deze dubbele rol door voor die gebieden waar het ANB een actieve rol opneemt in de gebiedscoalitie, de inbreng van het ANB in de jury te beperken tot een louter adviserende rol. Dit principe wordt voor de nationale parken overigens veralgemeend: alle betrokken instanties van de Vlaamse overheid hebben er slechts een adviserende rol in de jury. Het is aan de externe juryleden om een finaal oordeel te geven over de rangschikking van de kandidaten op de shortlist.
Er werd opgemerkt dat er momenteel niet wordt aangegeven hoe ver uit elkaar diverse natuurkernen moeten liggen. De afstand tussen twee natuurkernen is inderdaad niet gelimiteerd. De belangrijkste reden hiervoor is dat een kwantitatieve invulling bijzonder arbitrair zou zijn, terwijl de keuze van een perimeter en natuurkernen beter gebeurt op basis van een kwalitatieve analyse op maat van het gebied. De criteria voor nationale parken schrijven voor dat een perimeter van een gebied samenhangend moet zijn: “De grenzen zijn logisch en worden landschapsecologisch onderbouwd (...).” Ze houden “rekening met de ruimtelijke eisen van habitats en soorten evenals natuurlijke processen en fenomenen”. Diverse natuurkernen dienen bovendien te worden verbonden, via de zone voor natuurontwikkeling en/of de zone voor omgevend landschap, zowel vanuit natuuroogpunt als voor de recreant.
Collega’s, dit was zeer omstandig. Er waren ook heel veel vragen. Alle vragen waren ook terecht. Ik hoop dat ik daar adequaat op heb kunnen antwoorden.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Sta me toe dat nog eens grondig na te lezen, zeker wat een aantal juridische verwijzingen en verwijzingen naar decreten betreft.
Ik heb aangegeven dat, als we willen dat dit gedragen plannen worden en dat dit kans op slagen heeft om bruggen te vormen op het terrein, juridische zekerheid en transparantie daarover cruciaal zijn, en dat ook de betrokkenheid bij heel het plan belangrijk is. Ik blijf een beetje op mijn honger zitten wat twee punten betreft. Daarom wil ik daarbij nog even expliciet met u blijven stilstaan.
Als we spreken over de oppervlaktes die zijn opgenomen in de criteria, dan is de kans reëel dat daar ook een aantal landbouwgebieden in zitten. Dat kan iets positiefs zijn, tenminste als er daarover goede afspraken kunnen worden gemaakt, zeker bij landschapsparken. Je zit immers natuurlijk met verschillende doelstellingen van verschillende partners. Het verbaast me dan een beetje te moeten horen dat de landbouwers niet werden opgenoemd bij de actoren. Blijkbaar zijn ze in het begin van het proces eigenlijk niet betrokken geweest. Minister, ik ben er nog meer bezorgd om dat ze in de aanloop van het hele traject mogelijkerwijze ook niet betrokken zouden zijn of moeten zijn, terwijl er wel een gebied van hen in het hele traject wordt betrokken. Ik heb begrepen dat, als iemand 200 hectare heeft in het gebied, dat minstens een belangrijke partner in de gebiedscoalitie is. We weten echter dat agrarisch gebied voornamelijk gaat over allemaal individuele landbouwers die in alle waarschijnlijkheid niet allemaal aan 200 hectare in dat gebied zullen komen.
Met andere woorden, er is geen enkele verplichting of verbintenis dat landbouwers die eventueel actief zijn in het gebied, ook zouden worden betrokken. Minister, indien er dus landbouwgebied betrokken zou zijn in de besprekingen over een landschapspark, en zeker ook over een Vlaams park, hoe zult u garanderen dat alle partners die actief zijn in het gebied, dan ook echt betrokken zijn? Kunt u dat garanderen? Is er ter zake een garantie ingebouwd?
Een andere punt waarbij ik nog even wil stilstaan, betreft de juridische gevolgen. Ik heb heel goed begrepen dat u aangeeft dat het mogelijk wel een gewenste ruimtelijke ontwikkeling is, maar dat dat geen rechtstreekse impact op vergunningen heeft. Het geeft echter natuurlijk wel aan dat er misschien toch wel naar een RUP moet worden gegaan. Over de Vlaamse parken wordt letterlijk aangegeven dat het bedoeling is dat 5000 hectare die niet tot de natuurkern behoort, daadwerkelijk natuurkern gaat worden. Er zullen dus waarschijnlijk ook wel ingrepen moeten zijn op dat vlak. Er zullen ruimtelijke bestemmingen moeten worden gewijzigd.
Bij de landschapsparken worden ook een aantal doelstellingen vooropgesteld, onder andere rond natuur, maar bijvoorbeeld ook dat er daar landbouw van een bepaalde soort aanwezig mag zijn. Eveneens rond onroerend erfgoed, bijvoorbeeld, kunnen er doelstellingen worden vooropgesteld. Als een gemeente zich daartoe engageert – want er wordt een engagement gevraagd van een gemeente, en er worden doelstellingen vooropgesteld in zo’n plan voor een park – in welke mate werken decreten zoals het Natuurdecreet of decreten met betrekking tot onroerend erfgoed of landschappen, dan ook rechtstreeks in op die gebieden? Ik denk dat het belangrijk is dat we daar duidelijkheid over geven. Als we weten dat het de bedoeling is om dat daadwerkelijk naar natuur om te vormen, dan is dat ook heel duidelijk voor hen die mee om de tafel zitten. Als het echter gaat over de landschapsparken, waarbij er doelstellingen worden vooropgesteld, is het voor mij nog niet helemaal helder hoe de decretale verplichtingen daarop dan zouden inwerken. Daar had ik dus graag nog wat meer duidelijkheid over.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw omstandig antwoord, maar hoe meer u antwoordt, hoe ongeruster ik eigenlijk word over heel dit concept. Op zich is het een goed idee om in een aantal grote gebieden natuurontwikkeling te stimuleren, om daar echt op te gaan inwerken en dat zwaar te gaan stimuleren. Ik heb woensdag echter dezelfde vraag aan minister Crevits gesteld, met de vraag wat haar betrokkenheid in dezen is. Ik ben er immers heilig van overtuigd dat dit concept heel mooi is, maar dat het maar kan werken als we ook de landbouw actief mee betrekken, als we hen daarin een rol geven, maar hen daarin ook stimuleren. De minister antwoordde toen dat dat eigenlijk niet haar speelveld is, dat ze voor het hele Vlaamse grondgebied werkt en niet actief zal inzetten op die landschapsparken of nationale parken. Als er zich een opportuniteit voordoet, zal ze daaraan meewerken, maar dat is het, en ze heeft niet in een budget voorzien om dat actief te gaan ondersteunen.
Nu hoor ik collega Coenegrachts zeggen dat dit concept wel in het regeerakkoord staat, maar niet langs de Vlaamse Regering is gepasseerd. In welke mate is er dus hierover een akkoord met minister Crevits? Is er nagedacht over een samenwerking, ook binnen die gebieden? Is er bewust of actief beslist dat elk zijn eigen weg zou gaan? Is dit concept aan de Vlaamse Regering voorgelegd, in zijn totaliteit, of gaat het enkel over het principe van de nationale parken en de landschapsparken dat is opgenomen in uw beleidsnota, en is er daar verder geen overleg over geweest? Ik denk immers dat dit concept maar kan slagen als ieder uit zijn silo komt en er actief op het terrein wordt samengewerkt aan die Vlaamse parken en die landschapsparken, want als dat niet gebeurt, dan vrees ik dat het inderdaad niet meer zal zijn dan een groene strik rond een gebied.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, dank u wel voor een zeer uitgebreid antwoord. Onze fractie is zich zeker bewust van de positieve dynamiek die dit plan, deze nationale parken en landschapsparken kunnen teweegbrengen, maar we hebben natuurlijk enkele bezorgdheden met betrekking tot de concrete uitwerking, onder andere als het gaat over de betrokkenheid van de landbouwsector, die per definitie veel grond heeft of bewerkt en ook dicht bij de natuur gelegen is. Daar sluit ik me bij aan.
Ik denk dus dat we ook moeten kijken naar de multifunctionaliteit van bijvoorbeeld die landschapsparken. We moeten immers heel veel functies kunnen combineren in een gebied, ook in een landschapspark, om daar ook de rendabiliteit en de leefbaarheid te waarborgen. Het mag niet zo zijn dat, als men een projectlabel krijgt, het dan enkel nog een gebied is waar activiteiten gebeuren die door de overheid worden gefinancierd. Het moet een soort multifunctioneel gebied zijn.
Als ik het juist hebt begrepen, is het ANB dus de trekker van de projectoproep. Mogen zij zelf ook projecten indienen, en wordt van hen verwacht dat ze dan ook advies geven over die projecten? Ik vraag me af of ze dan niet wat teveel rechter en partij tegelijk zijn, en of er geen andere manier of methode is om de objectiviteit misschien wat beter te waarborgen.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik heb vorige week in de plenaire vergadering mijn ongerustheid uitgedrukt over de mogelijkheid dat die nationale parken niet veel meer zullen blijken te zijn dan bordjes langs de snelweg waarop staat dat men door een nationaal park rijdt, maar die voor de rest niet veel om het lijf zullen hebben. Die bezorgdheid is niet sterk afgenomen na uw antwoord, en vooral niet na de vaststelling dat er blijkbaar vooral in uw eigen coalitie een grote bezorgdheid bestaat over de mogelijkheid dat zo’n nationaal park iets zou kunnen betekenen, dat het iets meer zou kunnen zijn dan een bordje langs de snelweg. Immers, als ik de collega’s Coenegrachts en Rombouts hoor, dan vinden ze, samengevat, dat u bordjes langs de snelweg mag zetten, maar dat u vooral niks mag doen met de grond in dat nationaal park. Op die manier zijn we daar natuurlijk niet veel mee. U zult natuurlijk een verkiezingsfoto kunnen laten maken naast zo’n bord, maar op het terrein zal daar niet veel aan veranderen. Misschien kunt u mij echter overtuigen van het tegendeel, natuurlijk.
Ik heb een heel concrete vraag. Als u praat over natuurversterking en het opmaken van RUP’s, dan praten we over bestemmingswijzigingen. Er is ook in een soort budget voorzien, in het bijzonder dan voor die nationale parken. Kan dat budget in zijn geheel, met inbegrip van middelen die bijvoorbeeld vanuit de sector van het toerisme of andere sectoren komen, bijvoorbeeld voor het financieren van bestemmingswijzigingen worden gebruikt? Ik denk immers dat dat hoe dan ook de enige garantie zal zijn dat ervoor wordt gezorgd dat er met bepaalde gronden iets kan gebeuren dat strookt met de bestemming van nationaal park en met de bestemming recreatie en natuurversterking.
De heer Pieters heeft het woord.
Er zijn al veel zaken gezegd hierover. Ik wil gewoon iets concreets toevoegen. Is er een mogelijkheid dat dat ook grensoverschrijdend kan gebeuren? We hadden het er daarnet al over: Vlaanderen is klein. Grote parken hebben 10.000 hectare. Diverse gebieden bestaan echter grensoverschrijdend. Kunnen zij daar ook op inschrijven, uiteraard onder dezelfde voorwaarden? Ik heb het dan hoofdzakelijk over de grens met Nederland, maar wie weet gaat het ook over het zuiden van het land. In welke mate kan men daarover onderhandelingen voeren?
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik wil toch nog eens benadrukken hoe belangrijk het is dat we, wat de ambitie van bijkomende nationale parken en landschapsparken betreft, willen meespelen op internationaal niveau, en dat we de ambitie die in alle duidelijkheid in het Vlaamse regeerakkoord is opgenomen, stap voor stap ten uitvoer brengen. Ik denk dat dat de taak is van een minister. De stappen die de voorbije weken daarrond zijn gezet, zijn noodzakelijk, en tonen tegelijk ook aan dat het deze Vlaamse Regering ernst is met het uitvoeren van dit initiatief.
Collega’s, dat daar nog vragen bij zijn, vind ik evident, en ik denk dat deze commissievergadering een goede gelegenheid was om daar meer tijd voor uit te trekken. De minister heeft in haar omstandig antwoord ook verduidelijking gegeven waar dat nodig was.
Minister, belangrijk voor mij is daarbij ook de verwijzing dat in het decretale kader dat nu bestaat inzake natuurbeheer, natuurbescherming en landschapsbeheer, voldoende gronden worden gevonden om deze structuren, deze nationale parken en landschapsparken in het leven te roepen, om de mogelijkheid te geven om die doelstellingen van natuurbeheer, natuurbescherming en landschapsbeheer effectief te voltooien. Dat er meteen ook zowel voor de begeleiding van het proces als voor nadien budgetten zijn uitgetrokken, geeft toch ook aan, denk ik, dat dit meer is dan een grote groene strik rond een idee, zoals men het noemde, of een bordje langs de snelweg met een bijhorende verkiezingsfoto. Dat daar nog enige gerede of gezonde twijfel bij is, ik neem het jullie niet kwalijk, vooral niet omdat ik vaststel dat op het terrein, en ik denk dat we daar toch naar moeten kijken, zeer veel optimisme, zeer veel ambitie en zeer veel energie aanwezig is om deze oproep positief te beantwoorden, om aan die gebiedscoalitie te werken, om een masterplan klaar te stomen en op dat ogenblik dan ook die aanvraag in te dienen, zodat de jury, zoals de minister die heeft geschetst, zich daarover kan uitspreken en we de verdere uitrol van dit idee kunnen uitvoeren.
Ik heb er dus alle vertrouwen in dat dit proces wordt voortgezet. Het is evident dat er daarover ook de volgende weken en maanden nog moeilijke discussies zullen zijn, dat er gesprekken zullen moeten worden aangegaan om dit verder op te helderen. Dat hoeft echter helemaal geen reden te zijn om te twijfelen aan het welslagen van dit project. Als wij samen die internationale ambitie willen waarmaken, dan is er op dit ogenblik niets dat ons nog moet tegenhouden.
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, dank u wel. Ik hoop dat iedereen nog achter dit project staat. In ieder geval, het staat in het regeerakkoord. Ik blijf verder uitwerking geven aan het regeerakkoord, op alle punten. Dit lijkt me een heel belangrijk punt. Ik denk dat iedereen dat ook wel vraagt. Oké, het is misschien wel moeilijk, maar moeilijk gaat ook. Ik vind al die negativiteit eigenlijk heel raar, temeer omdat ik op het terrein zie dat die negativiteit er niet is. Ik geef alleen al maar aan dat er vijftien aanvragen zijn wat de landschapsparken betreft, en negen voor de nationale parken. Men moet nu natuurlijk het dossier in orde brengen enzovoort, maar op het terrein is er bij de grote meerderheid enorm veel positiviteit. Ik ga met die positiviteit verder aan de slag. Diegenen die meedoen, doen mee. Diegenen die niet willen meedoen, en die blijven zeuren en klagen, die blijven dan maar in de hoek treuren. Ik ben dat eigenlijk – eerlijk gezegd – stilletjesaan wel beu.
Heeft er overleg plaatsgevonden? Uiteraard, met Jan en alleman. Jullie kennen mij: ik overleg heel veel. Ik heb ook heel veel pennenvrienden. Ik schrijf heel veel brieven naar iedereen. Sommigen antwoorden me, anderen niet, maar geen probleem, ik blijf altijd vriendelijk. Er is uiteraard ook overleg geweest binnen de gewestelijke overleginstantie. De landbouwsector zit daar ook in, voor alle duidelijkheid. Het Departement Landbouw en Visserij is ook altijd betrokken. We zullen hen blijven betrekken. Natuurlijk, als de voorzitter van een bepaalde organisatie gaat demonstreren omdat hij dit of dat niet ziet zitten, dan is dat niet voor mijn rekening. Ik doe verder, met iedereen op het terrein die mee wil gaan. Ik zie dat er op het terrein heel veel aanvragen zijn. Ik wil doorgaan met al die mensen. Dit is een opportuniteit. Dit is meer dan een opportuniteit. Dit zal Vlaanderen mooier maken. Dit zal Vlaanderen groener maken. Dit zal ook mee natuurontwikkeling geven. Ja, er zullen misschien hier en daar wel wat moeilijkheden zijn, maar dat is met elk dossier zo. Elk dossier heeft wel een moeilijkheid, maar dat wil toch niet zeggen dat we in een hoek moeten gaan wenen en treuren, zo van ‘dit gaat niet, en dit gaat niet’. Neen, zo zit ik gewoon niet in elkaar.
Voor alle duidelijkheid, landschapsparken hebben net als doel om voor de landbouwers ter plekke een meerwaarde te zijn. Die individuele landbouwers zijn daar ook heel blij mee. Ik heb het dan over de landbouwers zelf. Zij zien dit immers ook als een plus, want het gaat dan ook om het goed promoten van lokale producten, zoals men dat bijvoorbeeld in Frankrijk ook doet. Daar is men ook heel fier daarop. Wij gaan dat ook doen. Diegenen die meewillen, die doen uiteraard mee. Ik zie dat dat er toch heel wat zijn op het terrein.
Een gebiedscoalitie moet aantonen dat ze een representatieve coalitie is. Wat de ruimtelijke engagementen betreft, gaan we ter zake ook enkel werken met bestaande regelgeving. Een lokaal bestuur kan natuurlijk desgewenst een initiatief nemen. Voor de landschapsparken ligt de lat op 15 procent natuur. Er zijn geen bijkomende ruimtelijke eisen of eisen om bestemmingen om te vormen.
Collega Schauvliege, het Departement Omgeving is ook volledig bij de voorbereiding betrokken. Ik hoop toch dat ik binnen mijn bevoegdheden mijn regeerakkoord mag uitvoeren. Daarvoor moet ik niet naar de regering gaan, want eigenlijk doe ik niks bijzonders, voor alle duidelijkheid – in uw ogen misschien wel, maar in mijn ogen niet. Ik doe wat van mij wordt gevraagd, binnen mijn bevoegdheden. Ik mag er dan ook op rekenen dat alle collega’s in de Vlaamse Regering zeer enthousiast zijn omdat ik het regeerakkoord uitvoer, waarover ze mee hebben onderhandeld en mee hebben beslist. Daar ga ik van uit. Zo niet, dan moeten ze dat nu misschien zeggen.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik weet niet wie hier in de commissie in een hoekje staat te huilen. Alleszins voel ik mij daar niet toe geroepen. Wat de wil betreft om het regeerakkoord uit te voeren, ga ik ervan uit dat dat alleszins ook niet op mij slaat. Ik heb het ook niet zo begrepen dat andere collega’s dat in twijfel trekken. Integendeel, ik weet zeer goed wat er in het regeerakkoord geformuleerd staat op basis van de onderhandelingen daarover.
Ik denk echter wel dat u het met mij over het volgende eens bent: als u partners rond de tafel wilt, dan moet er klaarheid zijn over gevolgen. Ik zeg niet dat dit in dezen dadelijk de bedoeling of van toepassing is, maar we weten wel dat het meest kwalijke is – en daar worden wel vragen over gesteld – dat we naar sluipende besluitvorming zouden gaan, dat men niet vanaf het begin van een proces duidelijk kan stellen wat de gevolgen zijn, en de doelstellingen die worden vooropgesteld, en op welke manier mensen zich daarin moeten inschrijven. Het is van een andere orde, maar toch vergelijkbaar: ik herinner me nog zeer goed dat, toen de speciale beschermingszones werden afgebakend, er werd gesteld dat dit geen enkel gevolg zou hebben. Ik zou deze mensen die dat op dat moment ook mee hebben gedaan, heel graag eens horen nu we de stikstofdiscussie aan het voeren zijn. Ik denk dat daar een heel andere blik op wordt gegeven. Dat is iets wat we dus wel moeten vermijden. Daarom moet er transparantie zijn over de juridische gevolgen.
Minister, wat het partnerschap betreft, begrijp ik dat u inderdaad op het terrein moet zien wie zin heeft, wie daarin wil meegaan, met wie u dingen kunt doen. Dat is heel terecht, maar er worden grenzen gelegd. We spreken hier immers natuurlijk over ruimtelijke bestemmingen. In dezen is verder niet voorzien in een openbaar onderzoek of dergelijke meer. Er worden natuurlijk mogelijk wel gebieden betrokken waar actoren zoals burgers, bedrijven, verenigingen, toeristische activiteiten toch ook wel een belangrijke partner zouden zijn. Als zij echter niet worden betrokken, dan is het wel raar dat er als het ware boven hun hoofden allerlei andere beslissingen zouden kunnen worden genomen. Ik ga ervan uit dat u dat ook niet wenst. Dat moeten we te allen tijde proberen te vermijden. In die zin verwees u heel duidelijk naar het feit dat er moet worden gemotiveerd: op welke manier is er via de gebiedscoalitie ook een draagvlak in het dossier? Ik hoop inderdaad dat dat ook een heel belangrijke plek heeft in de beoordeling van die gebiedscoalities en in de beoordeling van de plannen. Ik blijf met heel veel interesse dit proces verder volgen, zowel in het parlement als op het terrein.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, we hebben echt nood aan meer natuur in Vlaanderen. Zeker corona heeft dat duidelijk gemaakt. Elk initiatief dat ertoe bijdraagt dat we meer natuur bereiken, zullen we dus altijd steunen. Ik hoop dan ook dat uw uitspraak dat u niets bijzonders doet, een slip of the tongue was, want wij willen net dat u wél iets bijzonders doet. Dat zal immers net nodig zijn om meer natuur te kunnen realiseren. Dat betekent volgens ons ook dat u uit de silo’s moet komen, dat u samenwerkt en effectief gebiedscoalities maakt om meer natuur te kunnen realiseren. Ik wens u dus van harte toe dat u wél iets bijzonders zou doen. Wij zullen alvast zeker op het terrein heel actief meewerken om ervoor te zorgen dat er in Vlaanderen echte natuurparken komen, die de Europese criteria waardig zijn, die bijdragen tot meer natuur, zodat dit meer wordt dan een strik rond een gebied. Dat wens ik u van harte toe.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw enthousiaste engagement voor een correcte uitvoering van het regeerakkoord. Ik reken erop dat uw engagement even rigoureus zal zijn in alle dossiers die we hier nog samen moeten behandelen.
Ik sluit me aan bij collega Schauvliege: dit is wel iets bijzonders, en het is iets dat bijzonder positief is. Ik onderschrijf dat. Ik denk dat u op onze fractie mag rekenen voor de uitvoering hiervan, maar we hebben ook zeer oprechte bedenkingen en bezorgdheden geuit. Dat simpelweg wegzetten als negatievelingen waarnaar u dan niet hoeft te luisteren omdat u enkel focust op de positieve mensen op het terrein, dat lijkt mij een verkeerde aanpak. Als u dat doet, dan zult u immers ook die positievelingen verliezen. Het moet een verankerd verhaal zijn. Er moet een draagvlak zijn in de samenleving. Dat krijgt u enkel als u ook op de bezorgdheden van velen een antwoordt biedt. Ik denk dat we alleen op die manier samen ervoor kunnen zorgen dat dit regeerakkoord en dit deel van het regeerakkoord ook effectief in de praktijk wordt uitgevoerd. Met die werkwijze kunt u absoluut op ons rekenen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.