Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Op 8 mei 2019, bijna exact twee jaar geleden, lanceerden toenmalig minister-president Bourgeois en Nederlands staatssecretaris Knops een gezamenlijk traject voor de aanpak van juridische grensknelpunten. Gezien het eerste punt op onze agenda vandaag is dit misschien ook een relevante toevoeging.
Er werd een werkgroep in het leven geroepen onder leiding van gouverneur Cathy Berx aan Vlaamse zijde, en van de vicepresident van de Nederlandse Raad van State Piet Hein Donner aan Nederlandse zijde. Er werd werk gemaakt van een onderzoeksrapport met als titel Grensoverschrijdende samenwerking bij infrastructurele projecten 2.0, en dat rapport werd toegepast op concrete dossiers zoals bijvoorbeeld de fusiehaven North Sea Port. Deze haven heeft immers te maken met infrastructuurwerken aan beide zijden van de grens, en een samenwerking kan nieuwe impulsen geven om het grensoverschrijdend havengebied verder te ontwikkelen.
In het rapport worden zowel de beleidsplanning als de procedures van Nederland en onze Vlaamse regio naast elkaar geplaatst in de hoop dat dit kan bijdragen tot een verbeterde en efficiëntere samenwerking bij het verkennen en oplossen van grote grensoverschrijdende infrastructurele vraagstukken. Het rapport geeft aan dat de verschillen die er vandaag zijn op het vlak van omgevingsrechtelijke afstemming, plannings- en vergunningsprocedures en geschillenbeslechting, op zich niet belemmerend hoeven te zijn. Waar verschillen in regels wel een obstakel kunnen zijn, kunnen die met het juridische instrumentarium van de Benelux worden opgelost.
Het rapport concludeert dat duidelijkheid en betrokkenheid over het doel, de financiering, de te volgen procedures en het tijdspad, belangrijke voorwaarden voor succes zijn als men praat over grensoverschrijdende infrastructuurprojecten. Het rapport verwacht ook dat er in de toekomst alleen maar meer behoefte zal zijn aan dat soort projecten, en zelfs aan trans-Europese oefeningen.
Minister, ik verneem graag van u in welke fase de grensoverschrijdende samenwerking zich momenteel bevindt, die twee jaar geleden werd opgericht. Wordt hieraan verder gewerkt, wordt hier een vervolgtraject aan gebreid?
Hoe evalueert en beoordeelt u die samenwerking? Bestaat dat enkel met Nederland, of zijn er initiatieven met andere buurlanden of buurregio’s zoals Wallonië, Noord-Frankrijk, Duitsland, of misschien zelfs Brussel?
Welke aanbevelingen neemt u mee uit het rapport Berx-Donner in het kader van verdere beleidsplannen in Vlaanderen zelf? Wordt er bijvoorbeeld in het kader van de nakende hervorming van de milieueffectrapportage (MER), waarover we het hier ook al een paar keer hebben gehad, gekeken naar de Nederlandse procedure, om te zien welke zaken we wel en zeker niet kunnen overnemen?
Minister Demir heeft het woord.
Het grensoverschrijdend Nederlands-Vlaams ambtelijk netwerk bestaat sinds 2018 en behandelt heel wat thema’s. Bestuurlijk wordt dit overleg opgehangen aan de tweejaarlijkse Vlaams-Nederlandse topontmoetingen. De laatste editie vond plaats in november 2020. Ik heb tijdens deze top ook overleg gehad met de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mevrouw Van Veldhoven, alsook met mijn collega bevoegd voor Natuur, mevrouw Carola Schouten.
De gezamenlijke verklaring van de top is voor een deel gewijd aan het onderzoeksrapport Grensoverschrijdende samenwerking bij infrastructurele projecten. Deze oefening wordt gecoördineerd door de minister-president. We zijn hierbij overeengekomen om de aanbevelingen verder te bestuderen. Gouverneur Bercx begeleidt dit traject.
Een van die aanbevelingen was de organisatie van een colloquium over grensoverschrijdende infrastructuurprojecten. Zo is er de afspraak om dat na de zomer te organiseren, in de hoop dat het dan fysiek kan. Dat gebeurt dan in samenwerking met de onderzoekers, de bestuurlijke werkgroep en de betrokken overheden. De hoop is dat er tegen dan een nieuwe Nederlandse regering is.
Volgens mijn informatie bestaan er echter geen structurele initiatieven voor overleg rond ruimtelijke ordening met de andere buurlanden zoals dit bestaat met onze noorderburen. Wel is er binnen het kader van de Benelux ad-hocoverleg mogelijk binnen de Bijzondere Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, waar de administraties van Nederland, Luxemburg, Vlaanderen, Brussel en Wallonië zitting hebben. Dit wil echter niet zeggen dat er momenteel geen samenwerking is met andere buurlanden. Zo zijn er verschillende gezamenlijke projecten die kaderen in Europese subsidieprogramma’s, die natuurlijk ook een link hebben met infrastructuur of ruimtelijke ordening.
Ik neem uw derde en vierde vraag even samen. De eerste aanbeveling waarvoor ik bijzondere aandacht heb, is het inbouwen van een voorbescherming in een eerder stadium van een complex project. Uit het rapport Berx-Donner kwam naar voren dat het voorkeursbesluit een relatief laattijdige juridische voorbescherming biedt aan initiatiefnemers die het decreet complexe projecten willen toepassen. Dit is een van de elementen waarvoor we bekijken of dit ook iets positief kan zijn voor onze complexe projecten. Daarnaast verdient het ook aanbeveling om de doorlooptijd van administratieve en gerechtelijke procedures blijvend te evalueren.
De aanbevelingen inzake de toepassing van complexe projecten op grensoverschrijdende dossiers worden meegenomen in het evaluatierapport, dat eerstdaags wordt afgerond. Ook in de aanpak van de processen inzake grensoverschrijdende milieueffectrapportage worden de aanbevelingen meegenomen. Hiervoor zal in het kader van de hervorming van de milieueffectrapportage in Vlaanderen zeker gekeken worden naar de Nederlandse praktijk, en de eerste evaluatie van de Nederlandse Omgevingswet.
Ik hoop hier ook elementen te kunnen uithalen om de samenwerking tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië inzake projecten met een grensoverschrijdende impact naar mens en milieu te verbeteren. Niettegenstaande het akkoord van 4 juli 1994 betreffende samenwerking inzake grensoverschrijdende milieueffecten van projecten, is de samenwerking voor verbetering vatbaar. Ik heb daar in een eerder antwoord al naar verwezen. Sommige projecten worden net op de taalgrens geplaatst, zoals bijvoorbeeld een windturbinepark in de buurt van Tongeren en Riemst, waarbij de negatieve effecten naar mens en milieu zich vooral bij de buren manifesteren. Heel vaak wordt er zelfs geen informatie bezorgd aan de inwoners of de Vlaamse gemeenten, noch aan het departement. Dit is nochtans verplicht vanuit de Europese MER-richtlijnen. Dus ook met onze lieve buren in Wallonië zullen we kijken hoe we dat kunnen verbeteren.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik kan als Riemstenaar alleen maar hopen dat de samenwerking met Wallonië snel veel beter wordt, want dat is echt een probleem, alleen al omtrent de uitbreiding van de luchthaven van Bierset en de bijkomende nachtvluchten. Ze hebben zelden met ons afgestemd. Ironisch, dat we kunnen leren van Nederland om te kunnen samenwerken met Brussel en Wallonië. Goed, het maakt niet uit hoe we dat verbeteren, als het maar verbetert.
Ik ben heel blij met uw antwoord, dat de samenwerking opgenomen is en blijft in de Vlaams-Nederlandse topontmoetingen. Ik kijk natuurlijk uit naar het colloquium.
De voorbescherming van complexe projecten en andere lessen die we daaruit trekken, moeten we niet alleen hier onder elkaar vernoemen, maar moeten we ook praktisch omzetten en in onze eigen regelgeving opnemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.