Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik hoop dat ik nu iets minder aan het goochelen ben.
Minister, ik had een schriftelijke vraag gesteld met betrekking tot foodtrucks. Ik zal het kort proberen uit te leggen. Er is wat verwarring onder de uitbaters van foodtrucks, en dat zijn er ondertussen toch al heel wat in Vlaanderen, over de vraag of ze al dan niet recht hebben op de hinderpremie. Ik zal eventjes een stukje voorlezen uit mijn vraag, om er zeker van te zijn dat ik vooral geen fouten maak, want soms verwart dit me zelf.
Het is zo dat foodtrucks onder het systeem van de hinderpremie vallen, maar enkel indien ze op de Vlaamse openbare markten of kermissen stonden die werden gesloten tijdens de eerste lockdown, dus in maart vorig jaar. We spreken hier over het eerste systeem van hinderpremies. Foodtrucks die daarentegen op privéfeesten of evenementen, zoals sportevenementen en zo, stonden, vallen onder de compensatiepremie als ze een omzetdaling van minstens 60 procent konden aantonen.
U bevestigde mij in antwoord op een schriftelijke vraag dat foodtruckondernemers die geen leurkaart hebben en die niet op Vlaamse markten of kermissen stonden, die verplicht werden te sluiten, niet in aanmerking komen voor de coronahinderpremie en hun hinderpremiesteun desgevallend zullen moeten terugbetalen. Zij kunnen wel een compensatiepremie aanvragen, die evenwel minder gunstig is dan de hinderpremie.
Dat is, kort geschetst, de situatie. Bij heel wat foodtruckondernemers is er onrust en zelfs ongenoegen. Als ze op een event stonden dat niet kon doorgaan, had dat wel hetzelfde effect als voor de foodtrucks op openbare markten. Waarom wordt er een verschil gemaakt tussen de twee? In beide gevallen konden de foodtrucks niet opereren en hadden ze dus ook geen inkomsten. Net zoals in een gewone winkel waren er geen activiteiten.
Op basis van welke elementen kunt u dat verschil uitleggen? Welke redenering wordt daar gehanteerd?
Is een redelijke oplossing voor de foodtrucks die een hinderpremie moeten terugbetalen? Als er geen oplossing bestaat, is dat ook een aanvaardbaar antwoord, maar duidelijkheid is voor de foodtruckondernemers belangrijk.
In uw schriftelijk antwoord gaf u aan dat foodtrucks takeaway mogen organiseren. Het was onduidelijk of de omzet uit deze activiteiten meetelt voor de bepaling van het omzetverlies. Voor de gewone horeca was dat niet het geval. Blijft de omzet van de takeaway buiten beschouwing of wordt die meegeteld?
Minister Crevits heeft het woord.
Uw vraag heeft ook ons grote kopzorgen bezorgd. De problematiek dateert grotendeels van de coronahinderpremie als vergoeding voor verplicht gesloten fysieke locaties waar consumenten samenkomen. De problematiek van de cateringbedrijven en daarmee samenhangend de foodtrucks is mij goed bekend. Uw beschrijving is accuraat. Ik zal in mijn antwoord uw concrete vragen beantwoorden.
Voedingsbedrijven en -winkels die behoren tot de essentiële sectoren mochten hun werkzaamheden verderzetten. Supermarkten, slagers, ook delicatessenzaken mochten openblijven, maar ook het frietkot op het dorpsplein.
De coronavirusmaatregelen waren er onder meer op gericht om locaties die niet essentieel zijn en waar vele mensen tegelijk samenkomen, gesloten te houden. Wat betreft de horeca ging het daarbij onder meer om feestzalen, gelagzalen en eetruimtes van hotels. Dit neemt echter niet weg dat maaltijden nog steeds konden worden aangeboden, doch enkel via een takeawayformule.
De coronahinderpremie is specifiek gericht geweest op ondernemingen die verplicht een, voor het publiek toegankelijke, locatie moesten sluiten door de coronavirusmaatregelen. Naast winkels, showrooms en dergelijke kwamen daarom ook de hierboven vermelde feestzalen, gelagzalen en eetruimtes van hotels in aanmerking voor de hinderpremie. Om verwarring te vermijden, daar takeawayactiviteiten toegestaan waren, werden de gelagzalen expliciet opgenomen als verplicht gesloten locatie die recht geeft op de coronahinderpremie.
Daarnaast werd de hinderpremie specifiek toegekend aan ambulante handelaars – denk aan het hamburgerkraam – en foorkramers die geconfronteerd werden met een door de coronavirusmaatregelen gesloten reguliere openbare markt of openbare kermis. Bijgevolg komen cateringbedrijven die beschikken over een gelagzaal in eigen uitbating of zij die geconfronteerd werden met de verplichte sluiting van een reguliere openbare markt of openbare kermis waarop zij normaal aanwezig zijn, in aanmerking voor de coronahinderpremie. Ik hoop dat ik tot hier duidelijk ben.
Maar, de cateringbedrijven of de foodtrucks die niet beschikken over zo’n ruimte of die geen openbare markten of kermissen bedienen, kwamen niet in aanmerking. De grens lag dus op: heb je een gelagzaal, ja of nee? De cateringbedrijven die maaltijden leveren aan feestzalen, aan bedrijven, aan particulieren of aan andere externe locaties, waar deze maaltijden verbruikt worden, hebben in tegenstelling tot bijvoorbeeld een restauranthouder, die verplicht is om zijn verbruiksruimte te sluiten, minder vaste kosten. Aangezien de cateringbedrijven wel degelijk geconfronteerd werden met exploitatiebeperkingen – ik ga dat zeker niet ontkennen – hebben we hen wel toegelaten tot de coronacompensatiepremie, maar die was natuurlijk, collega Vande Reyde, minder aantrekkelijk. Daar ben ik het ook over eens.
Is er een redelijke oplossing? Daarvoor moeten we eens kijken naar de maanden die erop gevolgd zijn. Als na een controle verricht door de inspectiediensten van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) blijkt dat een onderneming onterecht de coronahinderpremie ontving, dan wordt die teruggevorderd. Bij kennisgeving van de beslissing tot terugvordering wordt steeds expliciet vermeld dat de ondernemingen in aanmerking komen voor de coronacompensatiepremie. Indien die aanvraag wordt goedgekeurd, wordt onmiddellijk de totale terugvordering verminderd met de compensatiepremie. Het is dus niet zo dat je eerst alles moet terugbetalen en dan meer steun krijgt.
Daarnaast kunnen alle ondernemingen met zwaar omzetverlies wegens corona al sinds de zomer van 2020 aanvragen indienen voor steun via het Vlaams beschermingsmechanisme. Op 3 mei werd ondertussen het Vlaams beschermingsmechanisme 7 gelanceerd. Bij de toekenning van steun via het Vlaams beschermingsmechanisme is ook altijd schuldvergelijking mogelijk met de terugvordering van de coronahinderpremie.
Daarnaast kunnen ondernemingen ook kiezen om de terugbetaling van de onterecht uitgekeerde hinderpremie uit te voeren via een afbetalingsplan op zes maanden. VLAIO is in dezen trouw aan het wettelijk kader. Sinds het Vlaams beschermingsmechanisme kan er geen verwarring meer zijn voor ondernemers. De enige periode van verwarring is de eerste periode. Bovendien is met de schuldvergelijking en de mogelijkheid voor een afbetalingsplan ook een redelijke benadering ontwikkeld.
Wat betreft uw laatste vraag over takeaway, er is wettelijk voorzien dat ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit behoort tot de sector van cafés en restaurants, de omzetdaling niet hoeven aan te tonen. De omzetdaling wordt met andere woorden vermoed, gelet op de verplichte sluiting van de verbruikszalen. Dat vermoeden is au fond niet van toepassing op ondernemingen die in de referentieperiode reeds een omzet van meer dan 50 procent uit takeaway-activiteiten haalden. Dus, stel dat je een vaste takeawaykraam hebt waar je al je activiteiten uit takeaway haalt, dan heb je eigenlijk je activiteiten gewoon kunnen verderzetten. Het zou een beetje onbillijk zijn om dat dan te doen als meer dan de helft uit takeaway kwam, dus zij moeten de omzetdaling wel doen.
Enkel cateraars en foodtrucks die rechtstreeks gevat zijn door het verbod op het organiseren van feesten en evenementen kunnen zich wel als een gesloten sector beschouwen. Die zijn dus opgenomen in de lijst van verplicht gesloten sectoren. Ik hoop dat je het onderscheid goed begrijpt. Dus wie toeleverancier is van zalen die verplicht gesloten zijn, is ook gesloten, want die kan niets meer doen. Ondernemingen waar takeaway, dus ook rondrijdende foodtrucks, voor de coronacrisis al tot de normale activiteiten behoorden, kunnen dus enkel steun krijgen als een omzetdaling van 60 procent ingevolge de exploitatiebeperkingen aangetoond kan worden.
Er is dus de rubriek ‘gelagzaal’ en de rubriek ‘toeleverancier van gesloten zalen’, maar voor diegenen die dus leefden van takeaway en verder konden blijven werken, is de verplichte sluiting niet van toepassing en we kunnen hen dus niet als gesloten beschouwen.
Collega Vande Reyde, ik heb uw probleem niet helemaal opgelost, maar ik hoop wat helderheid gebracht te hebben in de manier waarop we de redeneringen opgebouwd hebben.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Helderheid is in deze tijden zeker en vast enorm belangrijk.
Bedankt voor uw antwoord. Ik begrijp de redenering en ik benijd u en uw diensten en administratie zeker niet om tussen al die verschillenden dingen een onderscheid te maken. Dat is absoluut niet gemakkelijk. Ik begrijp ook dat er niet direct een oplossing voorhanden is, waarvoor ook opnieuw alle begrip. Ik zeg niet dat dit zomaar op te lossen is. Ik voel spontaan wel een ‘unfairness’ aan. Je hebt ook andere zaken, andere horeca gehad die misschien een heel klein gedeelte van hun zaak hebben moeten sluiten, en dan wel volop gebruik hebben kunnen maken van de verschillende premies in het begin, waarbij ze ook nog die takeaway konden blijven doen. Die andere zaken zijn daar niet voor … – ik zal het woord ‘penaliseren’ niet gebruiken. Die takeaway was daar dus niet doorslaggevend. In dit geval gingen die foodtrucks er eigenlijk van uit dat ze recht hadden op die hinderpremie, dat ze takeaway konden blijven doen – wat uiteraard ook het geval is – maar dat ze alleszins niet anders zouden worden behandeld. En nu blijkt dat wel zo te zijn. Ergens is dat een behandeling die niet echt fair aanvoelt.
Ik begrijp dat u er niet meteen een oplossing voor hebt, en ik heb daar alle begrip voor. Maar misschien kan daar nog verder over nagedacht worden om toch op een bepaalde manier tegemoet te komen. Ik vind het alvast goed dat, sinds de omschakeling naar het Vlaams beschermingsmechanisme, dat allemaal is opgelost. Dat is dus een goede zaak. Maar misschien kan voor die beginperiode, en zeker voor die foodtrucks die er toen echt wel op rekenden en van leefden, nog een oplossing in het vooruitzicht gesteld worden in de komende maanden, wanneer we hopelijk alles achter de rug hebben.
Minister Crevits heeft het woord.
Ja, ik begrijp het, collega Vande Reyde. Maar die foodtrucks bestaan ook niet als een aparte NACE-code (Nomenclature Générale des Activités Économiques dans les Communautés Européennes), dat is een onderdeel van de cateraars. Dat maakt het dus nog ingewikkelder om de grenzen te trekken. Ik zei het al: een kraam dat gebeurlijk op een openbare markt staat, had wel recht op de hinderpremie, omdat men zijn vestigingsplaats niet meer kon uitoefenen. Vandaar zijn er heel veel die wel geholpen zijn. Alleen die die enkel rondrijden, zijn niet geholpen. Ik wil gerust nog eens kijken naar de omvang van het probleem. Maar vanaf het moment dat we een klein beetje draaien aan het radertje, heb je weer een hele … We moeten proberen zo fair mogelijk te zijn. Een festivalterrein is bijvoorbeeld niet hetzelfde als een openbare markt.
Het is dus heel moeilijk. We hebben met de fotografen, met de koetsiers al een paar moeilijke momenten gehad waarbij ik soms ook zelf moest beslissen hoe we het gingen doen. Ik begrijp uw zorg rond die foodtrucks, maar voorlopig hebben we daar dus geen andere oplossing voor dan deze, omdat je het niet zuiver gezet krijgt. Dan heb ik liever een duidelijke ‘neen’ dan een onzuivere ‘ja’ die aanleiding geeft tot nog meer problemen. Je voelt in zo’n situatie dat helderheid heel belangrijk is. Maar ik begrijp uw sentiment, collega Vande Reyde.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Hartelijk dank voor uw antwoorden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.