Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de vernieuwde opleidingsinstrumenten die nog te weinig bekend zijn bij de Vlaamse werknemers
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, met de overheveling van de bevoegdheid werd een VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) gesloten voor een vernieuwd opleidingsinstrumentarium, namelijk het Vlaams opleidingsverlof (VOV), de opleidingscheques en het Vlaams opleidingskrediet. Dat moet drempels afbouwen en de werknemers aanmoedigen om hun competenties blijvend te versterken en steeds te blijven leren. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) neemt de instrumenten ook onder de loep. Ik zoom eventjes in op een aantal conclusies.
De administratieve vereenvoudiging van het VOV werd doorgevoerd en de terugbetaling werd ook versneld. Men vraagt echter aandacht voor de oplopende kosten voor de werkgevers. Ik citeer: “(...) daarom vraagt de SERV het terugbetaalde forfait te koppelen aan de indexering van het referteloon. Er moet ook een oplossing komen voor de situatie waarin de werkgever de loonkost niet terugbetaald krijgt wanneer de werknemer niet voldoet aan de voorwaarden van het VOV.”
Het aantal aanvragen voor opleidingscheques nam in het schooljaar 2019-2020 af. De SERV vraagt om het gebruik te stimuleren en te verruimen, zodat alle werknemers ervan gebruik kunnen maken. Het gebruik van het opleidingskrediet moet worden gestimuleerd. De opleidingsdatabank wordt als zeer positief ervaren.
De SERV geeft aan dat deze hervormingen een goede basis zijn en formuleert een aantal aanbevelingen voor een beter flankerend beleid, zoals een ruimere bekendmaking en sensibilisering, alsook het verbreden van het draagvlak voor lerende netwerken en het benoemen van de risico’s van competentieveroudering. Dat zijn voor de SERV belangrijke elementen voor een opleidings- en loopbaanoffensief om van het levenslang en levensbreed leren een succes te maken. Daarom roepen alle sociale partners ertoe op om de leer- en loopbaanrekening uit het VESOC-akkoord ‘Alle hens aan dek’ snel uit te rollen.
Minister, wat is uw standpunt over de aanbevelingen van de SERV? Op welke manier worden die meegenomen bij de huidige initiatieven om de leercultuur in Vlaanderen te versterken? Wat zult u doen om het instrumentarium voor opleidingen beter bekend te maken en de Vlamingen te stimuleren om toch te blijven leren? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de geplande leer- en loopbaanrekening? Op welke manier wordt daarbij overleg gepleegd en afgestemd met de Federale Regering?
‘Opleiding, opleiding, opleiding’, dat is het mantra van deze regering, denk ik. Dat kwam ook naar boven in het VESOC-akkoord ‘Alle hens aan dek’, dat de opleidingsdeelname van de Vlamingen wil verhogen. Zoals u allemaal weet, zitten we daar met een ernstig werkpunt. De SERV heeft een evaluatie gemaakt van het beleid tot op vandaag. Er zijn een aantal hindernissen om niet deel te nemen aan een opleiding, zoals de tijdsduur of de kostprijs. De Vlaamse instrumenten willen daarop inspelen. Via het VOV, de opleidingscheques en het Vlaams opleidingskrediet wil de Vlaamse Regering daar antwoorden op bieden. De SERV ziet deze opleidingsinstrumenten als “een mooi pakket instrumenten om werknemers aan te zetten hun competenties te versterken en zo hun positie en kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren”. De SERV geeft de regering dus een pluim voor haar werk en evalueert de instrumenten zelf als positief.
Toch is er nog ruimte voor verbetering, volgens de SERV. Zo zou de ondersteuning nog te weinig bekend zijn bij de Vlaamse werknemers en werkenden. De SERV vraagt ook om meer draagvlak te creëren voor lerend werken en te wijzen op de risico’s van competentieveroudering. Specifiek voor het VOV vragen de sociale partners het verlof beter bekend te maken en te onderzoeken wat werknemers tegenhoudt om van dat opleidingsverlof gebruik te maken. Bij de opleidingscheques zien we dat het aantal unieke klanten en het bedrag aan aangekochte cheques jaar na jaar daalt. In het Jaar van de Opleiding en met het oog op de relance zou dat inderdaad beter moeten. In de Relancesolutie hadden we er al toe opgeroepen om ook de hooggeschoolde werknemers toegang te geven tot opleidingscheques voor online opleidingen. De sociale partners vragen dan ook om die beperking op te heffen voor alle werknemers, zodat ook hoogopgeleiden opnieuw op een bepaalde manier kunnen gebruikmaken van die opleidingscheques.
Tot slot, in het regeerakkoord 2019-2024 van de Vlaamse Regering en in uw beleidsnota Werk en Sociale Economie uit u de ambitie om naar een leer- en loopbaanrekening te gaan. De OESO definieert dit als volgt: “(...) een rekening waarbij de rechten op opleiding opgespaard kunnen worden overheen de tijd. Het budget is virtueel en wordt enkel omgezet in financiële middelen wanneer het ingezet wordt voor opleiding. De rechten zijn aan de persoon gebonden en overdraagbaar in de tijd.” Ik vond dat een heel mooie definitie. Dat is dus iets waar we werk van willen en moeten maken.
Minister, hoe wilt u bijdragen aan het creëren van meer draagvlak voor lerend werken? Ben u bereid om gehoor te geven aan de vraag van de sociale partners om te onderzoeken wat werknemers precies tegenhoudt om gebruik te maken van het VOV? Zijn er gesprekken met andere gewesten, meer specifiek met het Brusselse Gewest, om hun hervorming van het betaald educatief verlof af te stemmen op het Vlaamse systeem? Dat zou in dezen misschien de eenduidigheid ten goede kunnen komen.
Zult u acties ondernemen om meer promotie te maken voor opleidingscheques voor kort- en middengeschoolde werknemers en 55-plussers? Zult u die ook openstellen voor andere werknemers, die op dit moment uitgesloten zijn van opleidingscheques? Via welke instrumenten zult u ervoor zorgen dat het VESOC-akkoord versneld kan worden uitgerold, met als doel meer mensen opleiding en vorming te bieden in hun loopbaan? Welke instrumenten wilt u heel specifiek inzetten om de doelgroep van kortgeschoolden en 55-plussers in de toekomst beter te bereiken? Hoever staat u met de ontwikkeling van die leer- en loopbaanrekening? Is daarover reeds overleg gepleegd met de federale overheid? Ook daar zijn er immers gelijkaardige intenties. Zo ja, wat is de uitkomst daarvan?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik heb de SERV uitdrukkelijk bedankt voor het advies – u kunt mijn bedankingsbrief inkijken, mocht u dat wensen – omdat ik de positieve appreciatie van de hervormde opleidingsincentives zie als het resultaat van een goede samenwerking met de SERV in dit dossier. De hervormde opleidingsincentives zijn pas op 1 september 2019 officieel van start gegaan. Dat we ons anderhalf jaar later over de verdere uitrol kunnen buigen, is te danken aan de gezamenlijke inspanningen van mijn administratie, zowel het departement als VDAB, en de goede opvolging door de sociale partners.
Ik begrijp dat vooral de verdere bekendmaking van de opleidingsincentives een groot aandachtspunt is. Dat gaat over het opleidingskrediet, de cheques, het verlof. Een aantal initiatieven zijn intussen al opgestart, met het oog op de lancering vanaf volgend schooljaar. Samen met de sociale partners zijn we in het VESOC-akkoord ‘Alle hens aan dek’ overeengekomen om een tijdelijk initiatief op te zetten, met gemeenschappelijk initiatiefrecht, voor het VOV. Daarmee hebben de werkgevers een instrument in handen om werknemers die we moeilijk kunnen bereiken, aan te moedigen tot opleidingsdeelname. Daarnaast werkt het departement aan een nog betere ontsluiting van de bestaande opleidingsincentives, via een wizard die deze zomer wordt gelanceerd. De burger zal door middel van het beantwoorden van een aantal vragen naar de opleidingsincentives worden geleid die passen bij zijn of haar opleidingsvraag, of naar een overzicht van alle opleidingsincentives waarvan hij of zij kan gebruikmaken.
Het advies van de SERV bevat ook maatregelspecifieke aanbevelingen, waarnaar wordt verwezen in de diverse vragen. Ook die aanbevelingen neem ik ter harte. Mijn administratie bekijkt momenteel, in samenspraak met de Vlaamse opleidingscommissie, waarin ook diezelfde sociale partners zetelen en inspraak hebben, hoe we hier verder opvolging aan kunnen geven. Sommige SERV-voorstellen vragen verder onderzoek, bijvoorbeeld naar de budgettaire impact, of vragen een klantenbevraging van werkgevers, opleidingsverstrekkers en/of de burgers zelf. Een eerste bespreking van de aanpak heeft plaatsgevonden op 20 april. Een vervolg is ingepland voor begin juni 2021. Opnieuw getuigt dat van een goede samenwerking tussen sociale partners en de administratie. Ook tussen de administratie van het Brusselse Gewest en het departement is er een goede informatie-uitwisseling, zowel naar aanleiding van de hervorming van het betaald educatief verlof als naar aanleiding van de hervormingsplannen. De achterliggende motivatie voor de Vlaamse aanpak is toegelicht. Het is nu aan de sociale partners om hierin hun rol te spelen, en ook richting te geven aan de Brusselse plannen.
Wat de leer-en loopbaanrekening betreft, zitten we nog in de fase van de conceptontwikkeling. Dat wisten jullie, denk ik, want er zijn hierover al heel wat vragen gesteld. Vorig jaar is heeft het departement onderzoek gedaan naar leerdrempels en leermotivatie. Ook zijn de buitenlandse voorbeelden bestudeerd. Er is nu een VIONA-onderzoek (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) bezig, dat de input zou zijn voor de visienota waarmee ik dan wil landen. Het onderzoek moet de bestaande incentives en de financiering voor opleiding in kaart brengen en concrete scenario’s uitwerken voor de realisatie van de leer- en loopbaanrekening.
Ondertussen zitten we echter niet stil. Er wordt nu al stapsgewijs toegewerkt naar het beter ontsluiten van die opleidingsincentives. Er is ook al afstemming geweest met de federale overheid, met de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (WASO), omdat we natuurlijk met hen in dialoog moeten gaan om uiteindelijk geen twee instrumenten te krijgen. Dat zou verloren energie zijn.
Dan waren er de vragen over het draagvlak. De plannen in verband met lerend werken en het versterken van de leercultuur zijn in december van vorig jaar met de partners in het VESOC-akkoord ‘Alle hens aan dek’ gegoten, om zo tot een groot opleidings- en loopbaanoffensief te komen. Daarover is er ook al een uitgebreide gedachtewisseling geweest. Ook onder het speerpunt van de digitale transformatie zitten er maatregelen om digitale talenten en vaardigheden te versterken. Dat weten jullie.
Mijn administratie is vandaag ook bezig met de uitvoering van al die maatregelen. Daarnaast is ook het Partnerschap Levenslang Leren aan de slag met betrekking tot de uitdagingen die worden beschreven in de visienota ‘De lerende samenleving’. Tot slot is het ook voor mij een blijvend aandachtspunt dat we bepaalde doelgroepen niet vlot bereiken. Momenteel loopt een OESO-studie naar mogelijke segmentering rond leerintentie. We zullen hard moeten werken rond die doelgroepen.
Hoe dan ook, blijft het verhaal van levenslang leren, zoals de SERV terecht stelt in zijn advies, er een van gedeelde verantwoordelijkheid van werknemers, werkgevers, zelfstandige ondernemers, bedrijven, sectoren, sociale partners, opleidings-en onderwijsverstrekkers én de overheid.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw lange toelichting en voor uw uitgebreid antwoord. We weten dat wijn beter wordt naarmate we hem laten rusten in de kelder. Competenties daarentegen moeten permanent bijgeschaafd worden. Competenties versterken moet een uitdaging blijven. We moeten ze steeds blijven ontwikkelen.
De analyse van de SERV is voor mij een pluim voor de Vlaamse Regering. De SERV geeft aan dat de basis goed zit en dat er gewoon werkpunten zijn om het instrumentarium bekend te maken en de werkgevers te overtuigen om een opleiding te volgen. Ik onthoud ook dat de fundamenten op dit moment stevig zijn. Dat is de beste basis om verder op te bouwen.
2021 werd uitgeroepen tot het Jaar van de Opleiding. Voor mij is dit een goed tijdstip om de Vlaming goed wakker te schudden. Laten we niet alleen kijken naar 2021, maar ook naar de komende jaren. We gaan moeten blijven investeren in onze competenties. Dat moet een evidentie worden. Dat is de beste manier om de mensen een soort glazen bol voor te houden en aan te tonen dat die competenties bijgeschaafd moeten blijven worden.
In deze commissie heb ik al meermaals aangegeven dat we vol ongeduld wachten op de resultaten van de initiatieven die nu lopen. We moeten niet vooruitlopen op de feiten, maar ik hoop dat er vernieuwende initiatieven komen, dat er out of the box wordt gedacht om die leercultuur een boost te geven. Alleen zo kunnen we de mensen prikkelen en de leergoesting aanwakkeren.
Ik hoop dat we snel vooruitgang kunnen boeken voor die leer- en loopbaanregeling. Zijn er nog drempels op dit moment waar nog aan gewerkt moet worden? Welke drempels zouden dat zijn?
Er is een uitgebreid opleidingsinstrumentarium. Het is een bijzonder grote uitdaging waar u voor staat om die opleiding en vorming breed te introduceren bij de Vlaamse werknemers.
Ik heb twee bijkomende vragen, ten eerste over de leer- en loopbaanrekening. Er is overleg geweest met de FOD WASO en dat was positief. We hebben hier geen federaal initiatief nodig volgens mij. Wat is uw visie op de rolverdeling tussen Vlaanderen en de federale overheid inzake de leer- en loopbaanrekening? Als de federale overheid dat Vlaamse instrument wil ondersteunen, is dat welkom, maar het is bij uitstek een Vlaamse bevoegdheid. Zult u daarop blijven werken op die manier?
Twee, we hebben het over opleidingen voor werknemers, maar er is ook nog de groeiende groep zelfstandigen. Welke initiatieven zijn er specifiek voor hen voorzien in de komende maanden en jaren?
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me aan bij uw voorlaatste vraag over afstemming tussen het federale en het Vlaamse niveau betreffende de leerrekening. Een goede afstemming is zeer belangrijk. Zijn er al concrete afspraken over wie de lead gaat nemen? Het lijkt voor de hand liggend dat u dat gaat doen, minister. Vlaanderen moet zelf de lead nemen. Dan kunnen we nagaan of we federale instrumenten kunnen opnemen in de Vlaamse loopbaanrekening. Dan is het voor de burger één rugzakje, en zijn het er geen twee of drie of meer, afhankelijk van waar men woont. Zijn daar concrete afspraken rond gemaakt?
Ik hoop, als de Vlaamse leerrekening vorm krijgt, dat ze voldoende ambitieus is. Ik blijf wat bekommerd over dat advies van de SERV, het driestappenplan. Dat zegt alleen maar dat we alles in kaart gaan brengen. Ik denk dat de ambitie verder moet reiken. We moeten in de richting van dat rugzakje gaan. Daarmee kan men op maat zien wat men al gedaan heeft, waar men nog recht op heeft, waar men begeleid in wordt. Dat wordt cruciaal om van die opleiding een succes te maken.
Minister Crevits heeft het woord.
Sowieso, mevrouw Claes, wat we nu doen, is verder onderzoek. Er bestaan heel weinig buitenlandse voorbeelden. Vandaar dat we teammatig alle onderbouw versterken, maar we moeten wel zorgen dat het juist is wat we doen. We willen alles wat we al hebben, beter ontsluiten. We kunnen verder fysiek bepalen hoe de leer- en loopbaanrekening er dan zal uitzien.
Mijnheer Bothuyne, via het ontsluiten van andere wizards zal ook de kmo-portefeuille worden meegenomen. Dat is dus belangrijk. Er is nu al een federaal platform, mycareer.be, dat een overzicht geeft van je loopbaan en je rechten. Dat is op zich geen concurrent voor mijnloopbaan.be, maar het zou ideaal zijn als ze goed op elkaar inspelen, zodat het geen twee totaal verschillende instrumenten zijn. Al liggen de voornaamste incentives op het Vlaamse niveau, ik vind het goed dat alles een beetje aan elkaar geschakeld zou zijn, vandaar die overlegronde. Er is nog veel werk aan de winkel in dit dossier.
Mevrouw Claes heeft het woord.
We moeten dit zeker opvolgen. We kijken alvast uit naar de studies en het verdere verloop.
Ik kan me daar alleen maar bij aansluiten. Wordt vervolgd, collega’s. De uitdaging is groot, het werk ook. Er wordt naarstig aan gewerkt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.