Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de brug tussen de gerechtelijke jeugdhulp en de volwassenenhulp
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Kinderen en jongeren die bij de jeugdrechter komen, hebben meestal al een heel parcours binnen de vrijwillige jeugdhulp achter de rug. Blijft een progressie uit, dan kan gerechtelijk verplichte jeugdhulpverlening door een jeugdrechter worden opgelegd. Die bepaalt welke hulpverlening aangewezen is en hoelang die zal duren. De jeugdrechter wordt daarin bijgestaan door de sociale dienst jeugdrechtbank, die concrete voorstellen doet en ervoor zorgt dat de opgelegde maatregelen kunnen worden uitgevoerd.
Uit casussen en getuigenissen van consulenten blijkt vaak dat de gerechtelijk opgelegde jeugdhulp tekortschiet doordat de nodige instrumenten ontbreken om ook hulp te bieden aan de ouders, ouders die geen hulp kunnen of willen krijgen en die in sommige gevallen vaak meer baat hebben bij al dan niet verplichte hulpverlening dan hun kinderen.
Zo zijn er kinderen die in een onveilige en conflictrijke thuissituatie opgroeien, waarbij de ouders door zware multiproblematieken zoals verslavingen en psychiatrische stoornissen geteisterd worden. Dat zijn dan situaties waarbij het overduidelijk is dat de globale thuissituatie veel meer gebaat is bij – al dan niet opgelegde – hulpverlening aan de ouders dan de kinderen voor een zoveelste maal in een voorziening te plaatsen of aan contextbegeleiding te doen.
Het is niet zo dat jeugdrechters en consulenten van de jeugdrechtbank zich daar niet van bewust zijn, integendeel. Zo wordt er aangeklaagd dat het pakket aan maatregelen waarover de rechtbank beschikt, veeleer te beperkt is. De gerechtelijke maatregelen zijn enkel van toepassing op het kind en de opvoedende rol van de ouders. Die focus is te beperkt om een sterke ondersteuning te realiseren. Een verontrustende opvoedingssituatie is vaak zeer complex. De opvoedingsproblemen gaan meestal gepaard met armoede, gezondheidsproblemen of psychische problemen van ouders. Het gaat dan om problemen waarvoor de jeugdhulp ontoereikend is en waardoor de perceptie leeft dat men niet meer doet dan brandjes blussen in plaats van gezinnen structureel te versterken en vooruit te helpen.
Vanzelfsprekend kan deze gerechtelijke jeugdhulp geflankeerd worden door interventies vanuit de hulpverlening aan volwassenen. Toch blijkt uit getuigenissen dat dit in de praktijk vaak mank loopt. Deze hulpverlening botst op wachtlijsten en is slechts in uitzonderlijke gevallen afdwingbaar, bijvoorbeeld bij strafbare feiten of gedwongen opnames. Bovendien zouden deze interventies te weinig het resultaat zijn van een brede en gecoördineerde aanpak. Ondanks integrale jeugdhulp is er bij verontrustende gezinssituaties geen sluitend systeem dat een dergelijke integrale aanpak garandeert.
Ik heb hierover een aantal vragen aan u, minister.
Erkent u het probleem dat de maatregelen die een jeugdrechtbank kan opleggen zich te veel beperken tot de kinderen en de opvoedende rol van de ouders?
Hoe staat u tegenover een meer verplicht opgelegde hulpverlening voor volwassenen, in het bijzonder in het kader van een gezinscontext met kinderen?
Op welke wettelijke of decretale beperkingen stoot men om die verplichte volwassenenhulpverlening mogelijk te maken?
Hoe evalueert u de samenwerking tussen de actoren binnen de respectievelijk vrijwillige alsook gerechtelijk opgelegde jeugd- en volwassenhulpverlening? Is deze samenwerking structureel van aard?
Is een nog meer structurele samenwerking zowel mogelijk als wenselijk? Zo ja, welke stappen zult u hiervoor ondernemen?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, helaas heeft niet elk kind de mogelijkheid om op te groeien in een gezonde gezinssituatie. Het klimaat waarin een kind opgroeit, is enorm belangrijk voor de ontwikkeling van het kind, zowel op affectief, moreel, intellectueel als sociaal vlak.
Kinderen en jongeren die zich in een verontrustende opvoedingssituatie bevinden, belanden dan ook vaak in de jeugdhulp. Dit kan gaan om vrijwillige jeugdhulp als er sprake is van instemming. Als de situatie echter te ernstig is en als het gaat om een hulpvraag met een ingrijpende ondersteuningsnood en er geen vrijwilligheid is, dan kan het dossier doorgegeven worden aan het parket. Vaak heeft het kind dan al een heel traject afgelegd binnen de grenzen van de vrijwillige jeugdhulp. De gerechtelijke jeugdhulp kan dan maatregelen opleggen voor het kind. Hierbij zijn er dertien mogelijke maatregelen die opgelegd kunnen worden. Enkele voorbeelden hiervan zijn het plaatsen in een pleeggezin, contextgerichte werking en kamertraining. Deze maatregelen zijn vaak van bepaalde duur, wat wil zeggen dat ze ooit eindigen.
Een bezorgdheid van het werkveld is dat het opleggen van deze maatregelen vaak niet de oorzaak van het probleem en van de verontrusting aanpakt. Dit zou er dus voor zorgen dat het probleem zich opnieuw voordoet wanneer de maatregel eindigt. Zo zijn het in sommige situaties de ouders zelf die hulp nodig hebben. Situaties van verontrusting hebben een integrale aanpak nodig, waarin ingezet wordt op alle aspecten van het probleem. Momenteel zijn er wel initiatieven die een meer gecoördineerde aanpak willen bereiken, waaronder de Family Justice Centers en één gezin - één plan. Het is echter maar de vraag of deze initiatieven al de problemen kunnen wegwerken. Volwassenenhulp die dient als aanvulling op de maatregelen die de jeugdhulp oplegt, is en blijft een aandachtspunt.
Minister, ik heb hierover de volgende vragen.
Welke signalen uit het werkveld ontvangt u hierover?
Hoe kunt u verzekeren dat de reeds geplande initiatieven ervoor kunnen zorgen dat een integrale aanpak in de jeugdhulp mogelijk wordt bij alle casussen, dus ook bij de gerechtelijke dossiers?
Hoe gaat u werk maken van een betere samenwerking tussen de jeugd- en volwassenenhulp zodat ook ouders geholpen kunnen worden indien zij mee bijdragen tot de oorzaak van verontrusting? Welke samenwerkingen moeten hiervoor opgezet of uitgebreid worden?
Het initiatief één gezin - één plan richt zich op de uitbreiding van de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening. Neemt u initiatieven om de gerechtelijke jeugdhulpverlening te optimaliseren zodat er beter afgestemd kan worden op de individuele noden per casus?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, uw vragen zijn belangrijk, omdat ze precies aangeven dat een louter kindgerichte benadering in vele gevallen geen duurzame oplossing biedt in verschillende verontrustende opvoedingssituaties.
De consensus daarover groeit, en we ontvangen die signalen ook, maar niet enkel vanuit de sociale diensten jeugdrechtbank. Ouders worden bijvoorbeeld geconfronteerd met kwetsbaarheden als armoede of een psychologische problematiek, die van invloed is op de ouder-kindrelatie en dus meespeelt in de vastgestelde verontrustende opvoedingssituatie.
Dit vraagt in de eerste plaats een integrale, netwerkgerichte en oplossingsgerichte aanpak van verontrustende situaties. In se speelt het zelfs geen rol of de hulpverlening dan vrijwillig of gedwongen is.
Vanuit de jeugdrechtbank kan er in strikte zin geen hulp worden opgelegd die zich louter en alleen beperkt tot een ouder. Maar de rechter kan aan ouders wel voorwaarden opleggen. Volgen de ouders/volwassenen deze voorwaarden niet, dan kan de jeugdrechter beslissen tot een andere, meer ingrijpende maatregel.
In zeer verontrustende en uitzonderlijke situaties waar het gedrag van de ouder ernstige schade berokkent aan de minderjarige, kan daarnaast op niveau van de jeugdrechtbank wel worden overgegaan tot een contactverbod of een gedeeltelijke ontzetting uit het ouderlijk gezag. Wanneer er sprake is van een ernstige psychiatrische problematiek en men een gevaar vormt voor zichzelf en/of voor anderen, kan de vrederechter daarnaast ook overgaan tot een gedwongen opname in een psychiatrische setting.
Momenteel is voor het verplicht opleggen van volwassenenhulp geen wettelijk kader voorzien buiten de federale wet inzake de gedwongen opname van personen met een psychiatrische problematiek die een gevaar voor zichzelf of voor anderen vormen. Dit vraagt dus verder onderzoek in afstemming met het federale niveau na verder maatschappelijk inhoudelijk debat ter zake. Echter, via de voorwaarden kan een jeugdrechter wel degelijk ook aan de ouders bepaalde engagementen vragen en daar ook gevolgen aan koppelen.
Wat de samenwerking tussen jeugd- en volwassenenhulp betreft, zijn twee invalshoeken belangrijk. Allereerst is er het voortschrijdend inzicht, zowel in de jeugd- als in de volwassenenhulp dat de beide in vele verontrustende opvoedingssituaties onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, en dat we in onze benadering van deze situaties onze focus ook en veel sterker op de ouders moeten leggen.
Een van de belangrijkste uitgangspunten van de filosofie Signs of Safety die we hierin hanteren is daarom: ga het proces aan met ouders en netwerk om het beter te maken voor de kinderen. De focus ligt daarbij op gedragsverandering bij de ouders. Volwassenen moeten kunnen tonen dat ze tegemoetkomen aan de noden en verwachtingen van bijvoorbeeld de rechtbank, en dit wordt in de praktijk getoetst. We willen hen daarbij sterk ondersteunen, maar de verantwoordelijkheid voor effectieve verandering ligt uiteindelijk wel bij de ouders zelf.
Zo’n benadering vraagt inderdaad een sterke brug tussen volwassenenhulp en jeugdhulp en wederzijdse toegang tot elkaars expertise. Deze samenwerking is groeiende, onder meer ook door verschillende beleidsinitiatieven die de afgelopen jaren zijn genomen. Ik noem er enkele. De Kindreflex wordt momenteel uitgerold binnen de volwassenenhulp teneinde detectie en aanpak van verontrustende opvoedingssituaties te vergroten.
Het samenwerkingsverband één gezin – één plan staat voor een integrale benadering van een verontrustende situatie. Het is daarbij ook de expliciete opdracht van deze samenwerkingsverbanden bruggen te slaan met volwassenenhulp door samenwerking aan te gaan met lokale besturen, het OCMW en andere partners binnen het desbetreffende gebied in functie van deze integrale zorg en ondersteuning.
Ik verwees al naar Signs of Safety, dat zijn verdere uitrol krijgt binnen de diensten van Opgroeien en als proefproject bij de voorzieningen jeugdhulp. Zorggarantie jonge kinderen zet in op afstemming tussen en samenwerking met volwassenenhulp in situaties van dreigende uithuisplaatsing.
De inzet op Family Justice Centers en de Ketenaanpak gaat gepaard met een grotere afstemming tussen verschillende partners – justitieel, volwassenenhulp en jeugdhulp, lokaal bestuur/OCMW – inzake intrafamiliaal geweld.
Deze initiatieven zijn zowel toegankelijk vanuit de vrijwillige jeugdhulp als vanuit het gerechtelijke. We blijven beleidsmatig sterk de nadruk leggen op deze integrale aanpak en brug. Het vormt voor mij alvast een belangrijke rode draad doorheen de verschillende beleidsinitiatieven die ik in de toekomst nog wil nemen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik ben jarenlang werkzaam geweest in de crisisjeugdhulp. Ik ken deze problematiek dus maar al te goed, ook de bezorgdheden en de nodige frustraties. Meer dan eens viel de vraag: waar is de verantwoordelijkheid van de ouders, moeten we daar niet op wijzen? Er werd ook regelmatig – heel cynisch, maar toch tekenend voor de situatie – gezegd dat er voorzieningen bestaan voor jongeren, maar dat er misschien ook voorzieningen moeten komen voor sommige ouders. Dit geeft echt wel aan hoe diep dit zit, ook binnen de jeugdhulp.
Binnen de jeugdhulp wordt er niet alleen rond kinderen gewerkt, er wordt ook naar de context gekeken, er wordt met de ouders gewerkt. Uiteindelijk, als het erop aankomt, gaat het over de begeleiding van de kinderen en worden de kinderen uit huis geplaatst. Ouders die problemen hebben, willen dat vaak niet zien of beseffen niet dat ze problemen hebben en weigeren hulp. Daar wordt het dan bij gelaten. Terwijl jongeren, die vaak het slachtoffer zijn van hun ouders die door een of andere problematiek niet zo goed voor hun kinderen zorgen, dan wel uit huis worden geplaatst. Dat is een grote frustratie binnen de jeugdhulp.
De balans is daar toch wel wat zoek. Een meer integrale en gecoördineerde aanpak tussen volwassenen- en jeugdhulpverlening dringt zich echt wel op. Binnen de vrijwillige hulpverlening, bijvoorbeeld één gezin - één plan, leent zich dat er uitstekend toe, maar het is wel vrijwillig. Ze hebben nog de keuze. Zodra we in de sfeer van de gerechtelijke hulpverlening komen, is de integrale aanpak al minder gegarandeerd.
Minister, ziet u mogelijkheden om die samenwerking structureel te verankeren binnen één gezin - één plan of eventueel binnen een nieuwe structuur? Plant u een overleg met uw collega’s om in de richting van een meer dwingend karakter te gaan van volwassenenhulpverlening, zeker in de context van gezinnen met kinderen?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Verontrustende gezinssituaties geraken vaak niet opgelost. Een optreden van de jeugdrechter is meestal een laatste strohalm, maar die interventie schiet heel vaak te kort, omdat de jeugdrechter geen hulp kan organiseren voor het hele gezinssysteem. Het maatregelenpakket dat de jeugdrechter kan inzetten, is te beperkt.
Voor die kwetsbare ouders is het optreden van de jeugdrechtbank de zoveelste pijnlijke confrontatie, omdat die geen bredere ondersteuning kan bieden. De jongeren blijven met de vraag achter waarom er altijd hulp rond hen wordt geïnstalleerd, terwijl het eigenlijk de ouders zijn die het heel moeilijk hebben en begeleiding nodig hebben. Door die beperkte interventiemogelijkheden kunnen problemen escaleren.
Minister, bent u van mening dat er niet enkel samenwerkingen moeten worden opgezet, maar dat ook een grondige herziening van ons huidige systeem en van de opdeling in jeugd- en volwassenenhulp nodig is? Kan er bij overschakeling naar gerechtelijke jeugdhulp een beperkte feedback worden gevraagd aan gemandateerde voorzieningen en jeugdhulpaanbieders?
Er is een verbod van gegevensoverdracht, behalve voor identificatiegegevens, indien men geïnformeerde en schriftelijke instemming heeft. Acht u die gegevensoverdracht voldoende of kan die het hulptraject belemmeren?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Als men zich zorgen maakt over een kind, is eerst het ondersteuningscentrum aan zet. De consulent probeert in samenspraak met ouders en kind in een vorm van hulp te voorzien. Vaak lukt dat niet, en dan wordt de jeugdrechter gevat. De jeugdrechter kan maatregelen opleggen. Hij zou meer mogelijkheden moeten hebben dan vandaag om maatregelen op te leggen, ook aan ouders. Soms ziet de jeugdrechter geen andere oplossing dan het kind te plaatsen. Dat is een van de cruciale problemen. Zelfs wanneer een jeugdrechter daartoe beslist en dit dringend, belangrijk en noodzakelijk vindt omdat het kind een plek nodig heeft omdat het in onveilige omstandigheden leeft, dan nog is die plek daar vaak niet.
Wat we nu zien in antwoord op dat ontzettende plaatsgebrek en op die grote onveiligheid van kinderen, is dat de kinderen worden aangemeld via gedwongen opname in de psychiatrie. Dan komen zij terecht op een gesloten volwassenenafdeling, zelfs als ze jonger zijn dan 15 jaar – wat wettelijk niet mag –, omdat het de enige plek is die hun op dat moment veiligheid kan bieden. Dat is niet zoals het zou mogen zijn, minister.
Mijn vraag en de vraag van Vooruit is: kunt u alstublieft dringend in overleg gaan met alle noodzakelijke instanties om ervoor te zorgen dat die kinderen waarvan de rechter vindt dat ze dringend een plek nodig hebben, die ook krijgen, een plek in veiligheid en een plek waar zij ook echt thuis kunnen zijn, geen plaats die oneigenlijk wordt gebruikt? Ik heb u al een aantal keer die vraag gesteld, maar het probleem blijft groeien. De verschillende psychiatrische afdelingen en crisisafdelingen melden dat de wildgroei aan gedwongen opnames bij kinderen die in een onveilige thuissituatie verblijven, zeer groot is en dat jeugdrechters niet bij machte zijn om de plaatsing waartoe zij op dat moment beslissen, ook werkelijk in de praktijk te brengen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, u zegt het correct. Dit zijn multipele problematieken en die aanpak moet dus ook contextgevoelig zijn, niet noodzakelijk straffend trouwens, maar wel om die mensen met hun problemen – huisvestingsproblematiek, financiële problemen, psychologische en psychiatrische problemen enzovoort – te helpen en daarmee hun kinderen ook te helpen.
U weet ook dat wij er vorig jaar pleitbezorger van zijn geweest om de Kindreflex uit te breiden. U bent daar terecht op ingegaan. Maar wanneer de Kindreflex wordt ingezet, moet er natuurlijk wel meteen hulp, en multidisciplinaire hulp, voorhanden zijn. Dat is momenteel niet zo. We hebben in die zin ook net een voorstel van resolutie opgesteld en ingediend om ervoor te zorgen dat er in contexten van verslavingsproblematiek hulp beschikbaar is voor ouders en aanstaande ouders en er ook in zorgcoördinatie wordt gewerkt.
Minister, bent u bereid om die vrijwillige hulp, die momenteel niet voorhanden is, of niet wanneer die nodig is, wel beschikbaar te maken? Gaat u de wachtlijsten die er zijn, vaak op plekken waar het heel pijnlijk is om op een wachtlijst te staan, niet alleen qua fysieke veiligheid, maar ook emotioneel, aanpakken in het licht van veiligheid van jongeren, maar ook van gezinnen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Verheyen, de visie die ik in mijn antwoord gegeven heb, willen we verder introduceren. Hoe gaan we dat doen? Onder andere door de verdere uitrol van Science of Safety, ook door aandacht te hebben voor de projecten die we uitgerold hebben, onder andere in ‘de ideale wereld’ – die projectoproepen zijn bezig –, en er ook aandacht voor te hebben bij de uitwerking van dit hele verhaal in de toekomstvisie die we samen met Opgroeien aan het maken zijn, zodat ook onze eigen diensten, bijvoorbeeld de consulenten, hier beter op kunnen inspelen.
Collega Wouters, de hulpverleners kunnen in het gedeelde beroepsgeheim de nodige informatie uitwisselen. Daar is een kader voor gecreëerd. Het is wel belangrijk dat dit ook gebeurt en dat ze dat ook effectief doen en daarmee aan de slag gaan.
Collega Van den Bossche, over de situatie van de kinder- en jeugdpsychiatrie hebben we de voorbije weken al verschillende keren samengezeten met de betrokkenen. Daar was ook een vraag over, maar die is uitgesteld naar volgende week, heb ik begrepen. Voorzitter, ik stel voor dat we daar dan volgende week op terugkomen. We zoeken samen naar oplossingen, ook met mijn federale collega, om daar naar een sterk engagement te kunnen gaan.
Collega Groothedde, we zijn ook aan het bekijken wat we kunnen doen in het kader van een integrale aanpak, onder andere in het kader van de eerste duizend dagen, waar we in deze commissie al eens over gesproken hebben. Maar ik denk dat er, naast bijkomend investeren in nieuwe capaciteit, ook gekeken moet worden hoe we bestaande capaciteit in een andere richting kunnen oriënteren.
Ik denk dat dat wel belangrijk is. Het zal voor iedereen toch wel anders werken worden. Want alleen maar met meer gaan we er niet komen, het zal ook voor een stukje anders moeten gebeuren.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Het is een zeer belangrijk thema, in eerste instantie omdat het hier over het welzijn en de toekomst gaat van kinderen die in de gerechtelijke jeugdhulp terechtgekomen zijn wegens multipele problematieken van hun ouders – verslaving, psychiatrische problematiek, ze behandelen de kinderen niet zoals het zou moeten –, maar ook omdat het zeer ingrijpend is voor de kinderen. Dat mogen we ook niet vergeten: het blijft ingrijpend. We moeten het debat echt wel durven te voeren over hoe vrijwillig volwassenhulpverlening nog moet zijn zodra er een jeugdrechter aan te pas is gekomen en de ouders duidelijk met bepaalde problematieken sukkelen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Ik heb niets meer toe te voegen, voorzitter.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.