Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
In de hele zorgsector zijn er de komende jaren nog duizenden bijkomende werknemers nodig om een antwoord te kunnen bieden op de zorgvragen. Dat weten we allemaal, daar hebben we het hier vaak over. In de beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding wordt ingezet op werkbaar werk in de zorgsector, onder andere door de bestendiging van het actieplan 4 ‘Werk maken van werk in de zorg’.
Belangrijk is om, naast een positieve beeldvorming, werken binnen de zorgsector aantrekkelijker te maken, met een goede verloning en loopbaanperspectieven. Zowel federaal als Vlaams is intussen structureel in extra middelen voorzien en zorgen nieuwe sociale akkoorden voor een betere verloning. In het Vlaams regeerakkoord is ook de ambitie opgenomen om te voorzien in een forfaitaire onkostenvergoeding voor laatstejaarsstudenten bachelor in de verpleegkunde, gefinancierd door de betrokken werkgevers. Zowel voor studenten als voor de zijinstromers die de stage combineren met hun gezinsleven, is dat immers een financieel zware periode. Die opleiding duurt immers vier jaar, terwijl andere professionele bachelors maar drie jaar duren.
In juli 2020 werd via het nooddecreet onderwijs een onkostenvergoeding van 1000 euro voor de laatstejaarsstudenten Verpleegkunde goedgekeurd, met onder meer middelen vanuit het Europees Sociaal Fonds. Dat was echter een eenmalige regeling.
In antwoord op mijn schriftelijke vraag van 4 maart 2021 bevestigt de minister dat er gesprekken over een forfaitaire onkostenvergoeding voor laatstejaarsstudenten bachelor in de verpleegkunde lopende zijn met de werkgevers en dat samen met de federale overheid wordt gewerkt aan een statuut Verpleegkundige in Opleiding (VIO). Gezien de aandacht die het beheersen van de coronacrisis vraagt, zal het statuut echter nog niet uitgewerkt zijn tegen het einde van dit academiejaar. Wel wordt gezocht naar een oplossing om de studenten die in februari afstudeerden en zij die deze zomer zullen afstuderen, ook een vergoeding te geven.
Minister, welke knelpunten zijn er nog met betrekking tot de uitwerking van het statuut Verpleegkundige in Opleiding en het toekennen van een forfaitaire onkostenvergoeding voor laatstejaarsstudenten bachelor in de verpleegkunde?
Indien de uitwerking van het VIO-statuut niet afgerond geraakt tegen het einde van dit academiejaar, op welke manier zal er dan een oplossing worden gegeven aan de problematiek en zullen studenten Verpleegkunde, zowel de groep die is afgestudeerd in februari als de groep die deze zomer afstudeert, kunnen rekenen op die forfaitaire vergoeding?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, u vraagt twee zaken. Ik zal in deze vraag kort ingaan op het VIO-statuut en kom terug op de onkostenvergoeding in mijn antwoord op uw tweede vraag.
Omdat studenten Verpleegkunde zowel stage lopen in Vlaamse als federale gezondheidszorg- en welzijnsvoorzieningen, knopen we momenteel gesprekken aan met het federale niveau en de andere deelstaten om te kijken of we tot gezamenlijke krijtlijnen voor het VIO-statuut kunnen komen. We zien die gesprekken alvast met veel vertrouwen tegemoet, maar we willen er niet op vooruit lopen.
Eenmaal conceptueel geland, zullen er ongetwijfeld nog tal van uitdagingen zijn om de vertaling naar de praktijk goed te kunnen maken. Zo zal het statuut bijvoorbeeld moeten worden ingepast in de financieringsmechanismen en de normenkaders van de verschillende sectoren.
Wat het VIO-statuut betreft, is voor ons vooral het engagement en de vertaling daarvan op lange termijn belangrijk. Los van de datum waarop het statuut conceptueel wordt afgeklopt, en of dat nog mogelijk is dit academiejaar, zal de operationalisering ervan sowieso nog de nodige tijd vragen.
In het licht van dat engagement zullen we in de loop van de maand aan de regering vragen om net als vorig jaar nog een eenmalige inspanning te doen om deze studenten, net zoals vorig jaar, ook een bonus te geven.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Wat het VIO-statuut betreft, verwijst u naar gesprekken die er gaande zijn met zowel het federale niveau als de andere deelstaten. Dat is belangrijk. Het is veel te vroeg om daar verder op in te gaan, als ik uw antwoord hoor. Dat zal hier te gepasten tijde zeker nog wel terugkomen.
De insteek van mijn vraag was vanzelfsprekend – ik denk dat het duidelijk was uit de inleiding – de zekerheid dat de laatstejaars bachelor verpleegkunde nu ook zullen kunnen rekenen op die onkostenvergoeding, net zoals vorig jaar en zoals die in de toekomst ook structureel wordt bepaald. Voor dit jaar kan er geen leemte zijn, want ook die studenten hebben zich heel hard ingezet tijdens dat vierde jaar. Zult u dezelfde onkostenvergoeding als die van vorig jaar voorstellen aan de Vlaamse Regering?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, het is een belangrijk dossier. Het klopt dat vorig academiejaar minister Weyts en minister Crevits, voor een deel met middelen vanuit het Europees Sociaal Fonds en voor een deel vanuit Onderwijs, die vergoeding betaald hebben. Dat is toen op die manier geregeld, met de afspraak dat binnen Welzijn en Volksgezondheid het statuut zou worden uitgewerkt en gefinaliseerd. Ik heb er begrip voor dat corona een aantal zaken heeft vertraagd, maar ik reken erop, minister, dat u, al dan niet in afspraak met uw federale collega, er in elk geval voor zorgt dat die vergoeding er is. Dat zijn de beleidsdomeinen van waaruit ze ter beschikking gesteld moeten worden. Het statuut van verpleegkundige in opleiding moet samen met de werkgevers worden uitgewerkt in die gedeelde verantwoordelijkheid. Daarom doe ik de oproep om dat op dat niveau af te werken of de middelen ter beschikking te stellen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord, minister. De vraag van collega Schryvers is heel terecht en inderdaad niet nieuw. Als we de bacheloropleiding verpleegkundige aantrekkelijk willen maken, moeten we een structureel antwoord hebben. Ik begrijp dat dat niet van de ene op de andere dag geregeld is, zeker niet in deze tijdsperiode. Maar u stelt: afhankelijk van of het dit jaar nog kan worden gerealiseerd en afhankelijk van de tijd die er nodig is om het in te voeren. Ik zou toch graag in deze vraag om uitleg een iets duidelijker antwoord over de timing hebben. Wanneer verwacht u dat het VIO-statuut gerealiseerd zal worden en wanneer kan het worden geïmplementeerd? Uiteraard hebt u niet alles in de hand, maar het zou toch goed en handig zijn als u een beetje zicht op de timing kunt geven.
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, het zou inderdaad goed zijn dat de belofte uit het verleden wordt ingewilligd op korte termijn. Het dossier loopt al meer dan een jaar. De regering heeft, terecht, de mond vol over de nood die er is aan extra verpleegkundigen. We zullen er inderdaad nog een grote nood aan hebben. Als de vraag wordt gesteld naar extra handen aan het bed, dan wordt er telkens naar verwezen dat die mensen er gewoon niet zijn. We hebben een gedeelde verantwoordelijkheid om er alles aan te doen om die opleiding zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Ook dit jaar hebben de studenten zaken tijdens hun stage gedaan die veel verder gaan dan wat je van studenten tijdens een stage verwacht.
Het is logisch dat die eenmalige inspanning wordt herhaald. Het zou echter niet de bedoeling mogen zijn dat je twee keer een eenmalige inspanning moet doen. Het is belangrijk dat er een structurele oplossing voor komt.
Ik sluit me aan bij de vragen van de collega’s. Hoe zal die eenmalige inspanning eruitzien? Is dat dezelfde als vorig jaar? Wat is de timing om tot een definitieve oplossing te komen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, het is nog iets te vroeg om over het statuut van verpleegkundige in opleiding te spreken, maar we voorzien wel een bonus voor de studenten die afstuderen in februari, in juli en in september. Die bedraagt inderdaad 1.000 euro. Die vergoeding zal er zijn.
De werkgevers zijn ook positief ingesteld om dat statuut mee uit te werken. Het statuut is natuurlijk bedoeld als een structureel antwoord. Dat hebben we op dit ogenblik nog niet. Er wordt hard aan gewerkt, maar het is belangrijk om ook de houding van de andere deelstaten op dat vlak te kennen. Dat vraagt soms wat tijd. Ik hoop dat het concept in de loop van de komende maanden afgerond kan worden, zodat het verder kan worden ontwikkeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, het is heel belangrijk dat u bevestigt dat de laatstejaarsstudenten die afstuderen in februari, in juni of in september ook kunnen rekenen op die 1.000 euro onkostenvergoeding. Voor de verdere uitwerking wens ik u veel succes in de besprekingen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.