Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, in april 2020 deden er zich feiten voor van manifeste homohaat in een erkende Turkse Diyanetmoskee in Houthalen. De imam, maar ook de Yesil Camiimoskee zelf deelden berichten op sociale media waarin gezegd werd dat homoseksualiteit in de islam verboden is, dat homoseksualiteit ziekte en verval met zich meebrengt en dat homoseksualiteit een van de grootste bedreigingen voor de maatschappij is. De feiten werden zeer laat door de bevoegde diensten ter kennis gegeven, waarna u uiteindelijk op 28 januari 2021 de procedure tot intrekking van de erkenning startte. Op 2 februari heb ik u hierover voor een eerste keer ondervraagd. U erkende toen dat het ging om, ik citeer: “een flagrante schending van het non-discriminatiebeginsel en van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)”, hetgeen, beaamde u, een overtreding van de erkenningsvoorwaarde is. U zei dat u van plan was “om in het dossier van de erkenningen heel consequent op te treden”. Hoewel dat niet nodig was, maakte u gebruik van de adviesprocedure en vroeg u aan de betrokken instanties om binnen de zestig dagen advies te geven. De gemeente Houthalen-Helchteren gaf een nietszeggend advies. Tot overmaat van ramp gaf diezelfde gemeenteraad zopas nog extra subsidies aan de in opspraak geraakte moskee, zonder uw uitspraak of beslissing over de eventuele intrekking van de erkenning af te wachten.
Het gaat dus over extra moskeesubsidies die in de gemeenteraad van Houthalen goedgekeurd werden door Vooruit, Groen, CD&V en zowaar de N-VA – onbegrijpelijk wat mij betreft. Enkel het Vlaams Belang stemde trouwens tegen. De gemeente Zonhoven, waar uw partij Open Vld een absolute meerderheid heeft, negeerde uw verzoek en gaf helemaal geen advies. Het provinciebestuur van Limburg, dat uit dezelfde partijen bestaat als de Vlaamse Regering weigert zelfs na uw aandringen om een advies te geven. In Limburg zegt men dus eenvoudigweg: Somers kan de boom in. De bevoegde gedeputeerde, Bert Lambrechts van de N-VA, ontkent dus dat er een verplichting zou zijn om een advies af te leveren. De N-VA en Limburg vinden dus dat de provincie die moskee wel mag financieren. Ze kreeg al meer dan een half miljoen euro subsidie van de Limburgse belastingbetaler, maar men mag daar geen mening hebben over de wenselijkheid van een eventuele intrekking na schending van de erkenningsvoorwaarden. Dat vind ik totaal onbegrijpelijk.
Ook uw partijgenoot, de heer Van Quickenborne, federaal minister van Justitie, aan wie u gevraagd had om advies te geven binnen de 60 dagen, deed dat niet. Toen hij daarover ondervraagd werd door een van mijn partijcollega’s in de Kamer, verwees hij naar allerlei bureaucratische problemen. Kortom, minister, u vangt dus overal bot met uw verzoek tot adviezen. Die adviesprocedure loopt eigenlijk helemaal mank. In februari zei u nochtans ook in deze commissie dat u zou optreden wanneer de 60 dagen voorbij zouden zijn. Minister, vandaag zijn we niet 60, maar 96 dagen na de opstart van de procedure en u hebt nog altijd geen beslissing genomen. Toen ik u eind maart in de plenaire vergadering opnieuw ondervroeg, benadrukte u ook dat u een beslissing zou nemen die, ik citeer: ”in de lijn ligt met mijn overtuiging dat homofobie en homohaat geen plaats hebben in onze samenleving.”
Minister, daarom heb ik intussen, ruim na het verstrijken van de wettelijke adviestermijnen, toch een aantal pertinente vragen.
Welke beslissing neemt u nu in verband met de intrekking van de erkenning van de Yesil Camiimoskee en op basis van welke argumenten?
Hoe beoordeelt u de weigering van de gemeente Zonhoven en de provincie Limburg om een advies af te leveren ondanks uw uitdrukkelijk, en in het geval de provincie zelfs herhaaldelijk verzoek? Welke maatregelen neemt u desgevallend naar aanleiding hiervan?
Hebt u intussen advies ontvangen van de federale minister van Justitie, die ook verantwoordelijk is voor de Staatsveiligheid?
Welke politieke conclusies trekt u uit deze wel zeer moeizaam verlopen procedure?
Zult u na een volgend incident bij een geloofsgemeenschap of bij een moskee zelf een beslissing nemen in verband met de intrekking van de erkenning, zonder een beroep te doen op adviezen, naar aanleiding van de vaststelling dat de lokale besturen zich onder druk van hun islamitische achterban blijkbaar niet durven uit te spreken over de toch wel enige logische beslissing die kan voortvloeien uit manifeste haatzaaierij door een moskee en de bijbehorende onmiskenbare schending van de erkenningsvoorwaarden, namelijk de intrekking van de erkenning?
Tot slot, minister, welke andere conclusies trekt u uit deze weinig fraaie zaak?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Janssens, voor uw vraagstelling. U hebt dit inderdaad ook al een keer in deze commissie en ook in de plenaire vergadering bevraagd. Wat is de huidige stand van zaken? Ik heb inderdaad op dit moment nog geen eindbeslissing genomen, omdat ik de adviezen van de veiligheidsdiensten nog niet gekregen heb. Ik hecht er belang aan omdat ik vind dat we ons in dit dossier goed moeten laten bijstaan door de veiligheidsdiensten, omdat er toch wel een politionele, justitiële en veiligheidsdimensie in zit. Het is op zich blijkbaar niet zo verwonderlijk dat ik de adviezen nog niet kreeg, omdat de gemiddelde adviestermijn van onze veiligheidsdiensten om een grondige doorlichting door heel wat instanties toe te laten, vier maanden bedraagt. Conform de federale regeling, de omzendbrief van 2017, moeten adviezen opgevraagd worden bij de volgende instanties: de Staatsveiligheid, het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD), de federale politie – de afdeling Terrorisme en de lokale politie –, de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV), de Dienst Vreemdelingenzaken en de Cel voor Financiële Informatieverwerking.
Vervolgens maakt de Staatsveiligheid van al deze adviezen een geïntegreerd adviesrapport op. Ik verwacht dat advies deze maand. Pas dan neem ik als bevoegd minister een gemotiveerde beslissing over de erkenning of de intrekking van de erkenning.
Ik heb ook een brief gericht aan mijn federale collega, de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, om mij de informatie te bezorgen over zijn beslissing om de verblijfsvergunning van de betrokken imam niet meer te verlengen en over de vraag of deze imam ook effectief het Belgisch grondgebied heeft verlaten. Dit is voor mij een relevant gegeven waarmee ik rekening kan houden in mijn eindbeoordeling. U weet dat deze man effectief het grondgebied zou hebben verlaten, wat natuurlijk een element is in dit dossier.
Voor de duidelijkheid, het erkenningsbesluit houdt geen juridische verplichting in voor de provincie om een advies af te leveren. In dit geval heeft de provincie Limburg zich ervan onthouden om een advies te geven omdat ze blijkbaar van mening was dat ze niet bevoegd was om zich uit te spreken over de naleving van de erkenningsvoorwaarden, en dat haar bevoegdheid beperkt is tot de controle van de administratieve en financiële verplichtingen van lokale geloofsgemeenschappen. Dat is de positie die de provincie Limburg inneemt.
Ik ben het niet eens met deze beperkende zienswijze van de provincie op haar toezichtsbevoegdheid. Ik ben van oordeel dat de provincie wel degelijk een ruime algemene toezichtsbevoegdheid heeft. De provincie is niet enkel bevoegd voor het administratief-financiële aspect maar ook voor de andere aspecten zoals de maatschappelijke relevantie van een lokale geloofsgemeenschap.
Zo moet bijvoorbeeld jaarlijks het verslag lokale betrokkenheid worden bezorgd aan de provincie voor de beoordeling van het erkenningscriterium inzake maatschappelijke betrokkenheid, met andere woorden de wijze waarop de erkende geloofsgemeenschap zich inschakelt in de lokale gemeenschap.
Ik heb met een brief van 25 maart 2021 aan de voorzitter van de provincieraad en de deputatie meegedeeld dat ik deze zienswijze van de provincie betreur en dat de provincie wel degelijk een advies kan geven dat verder gaat dan louter het administratief-financiële.
Ik constateer dat de provincie tot op heden na mijn brief geen bijkomend advies heeft geformuleerd. Nogmaals, ze is niet verplicht om dat te doen maar ze kan zich niet verschuilen achter het argument dat ze daar niet bevoegd voor zou zijn. Ze heeft die bevoegdheid wel degelijk en het had de provincie gesierd om mij een advies te bezorgen.
Deze opheffingsprocedure toont nogmaals de noodzaak aan van de oprichting van de Informatie- en screeningsdienst op lokale geloofsgemeenschappen. Deze dienst zal operationeel zijn op 1 september 2021. Deze dienst zal over de nodige bevoegdheden beschikken om zijn controleopdracht effectief te kunnen verrichten, bijvoorbeeld controles en vaststellingen ter plaatse.
Ik stel ook vast dat er een herziening nodig is van de federale procedure voor het opvragen van adviezen bij veiligheidsdiensten, want ik ben het met u eens dat dit een redelijk lange procedure is. De huidige adviesprocedure is te complex aangezien bij tal van instanties adviezen worden ingewonnen. Ik zal binnenkort hierover met mijn federale collega van Justitie die in het federale parlement heeft gewezen op deze te bureaucratische aanpak, samenzitten om te bekijken hoe deze adviesprocedure kan worden vereenvoudigd in het licht van de toekomstige samenwerking tussen de Vlaamse Informatie- en screeningsdienst en de Staatsveiligheid.
Mijnheer Janssens, u zegt dat de lokale besturen onder druk worden gezet door hun islamitische achterban om geen advies te leveren. Ik laat die analyse voor uw rekening. Vanuit mijn ervaring als burgemeester kan ik u verzekeren dat lokale besturen autonoom werken en zich echt niet onder druk laten zetten door wie dan ook. Ik blijf dus het advies van lokale besturen in een dergelijk dossier heel belangrijk vinden, naast de andere adviezen die mij worden bezorgd.
De Informatie- en screeningsdienst zal binnenkort een cruciale rol spelen. Bij soortgelijke incidenten kan ik deze dienst onmiddellijk ter plaatste de nodige vaststellingen laten doen, personen ondervragen en instanties consulteren. Op die manier wordt mijn informatiepositie versterkt om snel, sneller dan vandaag, beslissingen te nemen. Maar zolang de screeningsdienst niet operationeel is moet ik mij baseren op informatie die mij wordt aangebracht via adviezen van onder andere de gemeenten, de Staatsveiligheid en de veiligheidsdiensten en binnen het huidige decretale kader dat we hopelijk nog voor de zomer in het parlement kunnen wijzigen.
Ik kan natuurlijk geen conclusies trekken over het dossier zelf aangezien ik nog geen eindbeslissing heb genomen. Ik heb u gezegd dat ik tegen eind deze maand het advies van de veiligheidsdiensten verwacht en dat ik dan mijn beslissing neem.
Mijn kabinet heeft inmiddels naar aanleiding van deze zaak ook vragen ontvangen van de kabinetten van de bevoegde gedeputeerden voor erediensten van Antwerpen, West- en Oost-Vlaanderen over de rol van het provinciebestuur bij vaststellingen van inbreuken op de erkenningsvoorwaarden. Ik stel vast dat hierover onduidelijkheid bestaat. Ook stel ik vast dat provincies niet altijd adviezen verlenen bij opheffingsprocedures zoals destijds bij de moskeeën van Beringen en van Leuven.
In het licht van deze zaak over de Houthalense moskee zal ik ten aanzien van de financierende overheden – provincies en gemeenten – vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe erkenningsdecreet een omzendbrief opstellen met verduidelijking over hun rol bij het toezicht op de naleving van erkenningscriteria door lokale geloofsgemeenschappen.
Minister, ik wil er even op wijzen dat er straks ook nog een vraag komt over de screeningsdiensten op zich. Op het moment dat de vraag werd ingediend, had ik niet voldoende argumenten om ze samen te voegen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt natuurlijk heel wat antwoorden gegeven maar de belangrijkste vraag hebt u onbeantwoord gelaten, namelijk wat nu uiteindelijk de beslissing zal zijn, 96 dagen na de opstart van de procedure inzake de eventuele intrekking van die erkenning. Dit doet heel sterk uitschijnen dat van uitstel afstel zal komen.
U gaat ook over een aantal belangrijke feiten heen. Het gaat hier over uitspraken van een imam, een man met een voorbeeldfunctie binnen de islamitische gemeenschap, een man die ooit het recht heeft gekregen om in ons land te komen werken en die dan dergelijke manifest homofobe uitspraken doet waarvan de moskee trouwens op de hoogte was of moest zijn aangezien ze publiek werden gedeeld op sociale media van de imam en op de Facebookpagina van de moskee zelf. En toch houdt dat moskeebestuur die imam willens en wetens in dienst en wordt vervolgens de moskee door alle politieke overheden, zowel de lokale, provinciale als nu tot nader order ook door de Vlaamse overheid, eigenlijk helemaal met rust gelaten.
Dus al die praatjes over consequent verzetten en optreden tegen homohaat zijn allemaal praatjes voor de vaak. Veel woorden zonder daden. En bovendien lijkt u zich ook alweer te verstoppen achter die adviesprocedure die stilaan een schijnprocedure wordt. U zegt dat u die adviezen van de lokale besturen heel belangrijk vindt. Minister, ik weet niet hoe ridicuul dat klinkt in uw oren maar die lokale besturen lachen u gewoon uit. U krijgt helemaal geen adviezen. Waarom zou u ze dan belangrijk vinden wanneer zij aangeven dat ze zich niet eens bevoegd voelen om een advies af te leveren?
Bovendien, en dan verwijs ik naar het erkenningsbesluit van 2005, opgemaakt door een partijgenoot van u, Marino Keulen, waarin staat dat men ook zonder adviesprocedure onmiddellijk kan overgaan tot intrekking van de erkenning wanneer er elementen zijn die strijdig zijn met de Grondwet en met het EVRM.
U hebt in uw brief aan alle instanties die u om advies vraagt, gezegd dat er inderdaad net op die punten strijdigheden met de erkenningsvoorwaarden zijn maar toch hebt u blijkbaar niet de moed om zelf over te gaan tot de intrekking van de erkenning. Minister, ik betreur dat we 96 dagen na het opstarten van uw procedure nog altijd niet verder zijn en nu opnieuw een maand moeten wachten tot u bijkomende adviezen hebt gekregen.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat het geen probleem is dat die twee vragen niet zijn samengevoegd, want de mijne straks gaat over de oprichting zelf van de screeningsdienst en de organisatie en dagelijkse werking. Dat lijkt me een heel andere vraag.
Minister, wat mij opvalt, is dat telkens hetzelfde probleem opduikt, namelijk dat lokale besturen klagen over een gebrek aan informatie om hun rol te kunnen spelen. We hebben dat zelf trouwens ook ervaren op Vlaams niveau.
We hebben hier lang mee geworsteld, maar we hebben er wel degelijk een oplossing voor klaar, namelijk die screeningsdienst, waar ik heel veel van verwacht.
Wat ik wel een beetje jammer vind, is dat men een zondebok zoekt in dit verhaal. Voor mij is het duidelijk: als er inbreuken zijn vastgesteld, dan is het aan de minister om beslissingen te nemen. Hij is degene die hiervoor bevoegd is. We kunnen alleen maar uitkijken naar zijn beslissing.
Minister Somers heeft het woord.
Bedankt voor de bijkomende vragen, collega’s. Het waren natuurlijk vooral beschouwingen en een inhoudelijke reactie, mijnheer Janssens, en niet zozeer bijkomende vragen.
Eerst en vooral: ik neem dit dossier wel degelijk heel ernstig. Wat ik ook heel ernstig neem in zo’n dossier – en ik zal dat ook in de toekomst blijven doen – is om mijn oor te luister te leggen bij en advies te vragen aan degenen van wie ik denk dat ze een inhoudelijke meerwaarde hebben voor de uiteindelijke beoordeling in dit dossier, die bij mij ligt en die mijn verantwoordelijkheid is. En dat zijn de lokale besturen. Dat is de gemeente. Ik begrijp dat de situatie van Zonhoven een andere is dan die van Houthalen. Er zijn ook andere geloofsgemeenschappen die soms grensoverschrijdend werken. Ik geef een voorbeeld: de gemeente Zemst, die bij Mechelen ligt, een advies vragen over een moskee die in Mechelen ligt, maar waarvan ook een aantal gelovigen in Zemst wonen. Ik begrijp dat het voor de gemeente Zemst moeilijker is om daar een zinvol advies over te geven dan voor de stad Mechelen. Ik denk dat dezelfde situatie zich voordoet in Houthalen en Zonhoven. De moskee is gevestigd in Houthalen. Dan is het niet zo evident voor de gemeente Zonhoven om met hetzelfde inzicht te kijken hoe die moskee zich positioneert binnen de gemeenschap. Houthalen heeft daarop een advies gegeven.
Nogmaals, ik vind dat ook de provincie een advies had moeten geven. Zij zijn daarvoor bevoegd. Zij zijn financieel verantwoordelijk, maar ze hebben ook een rol te spelen. Ze hebben ook een maatschappelijke rol. Ze hebben ook een maatschappelijke relatie daarmee. Ik denk dat het de provincie had gesierd. Ik zal dat in een omzendbrief naar aanleiding van het nieuwe decreet duidelijk maken, dat ik eigenlijk ook wel verwacht dat provincies ook die inhoudelijke rol opnemen en zich niet terugplooien op een formele positie. Voor alle duidelijkheid, ik ga me ook niet op een formele positie terugplooien. Ik zal een inhoudelijk onderbouwde beslissing nemen, waarop ik mij ook politiek kan verantwoorden.
Het advies van de veiligheidsdiensten vind ik in dit dossier essentieel. Ik wil goed weten wat de veiligheidsdiensten mij te vertellen hebben. Alleen is die procedure nu te bureaucratisch en duurt die te lang. Dat zijn zes diensten die we moeten raadplegen. Dat is een gedeelde frustratie, heb ik begrepen, met de minister van Justitie. En dus gaan we kijken – dat is ook voor de toekomst belangrijk – hoe de samenwerking tussen de screeningsdienst en de militaire veiligheid en de staatsveiligheid vlotter, efficiënter en sneller kan. Ik denk dat we met de screeningsdienst in een totaal andere omstandigheid komen. Op dat moment kunnen we zelf ter plaatse gaan bekijken wat er gebeurt en gaan we veel sneller zo'n dossier afhandelen.
Dan kom ik bij een volgend belangrijk element in dit dossier. Er zijn feiten gebeurd, die we hebben beschreven, en die niet kunnen. De betrokken imam is het land uit. En er hebben zich sindsdien geen nieuwe feiten voorgedaan. Ik begrijp dat hier een beslissing moet worden genomen. Het is ook belangrijk dat dat niet op de lange baan wordt geschoven en dat we die beslissing binnen gerede tijd nemen. Ik had die ook al liever sneller kunnen nemen op basis van alle adviezen. Maar ik ben ook van plan om die beslissing te nemen. Ik schuif dat niet voor me uit. Ik zal ter zake een onderbouwde beslissing nemen op het moment dat ik die adviezen heb. Men heeft mij nu verzekerd – of toch gezegd – dat deze maand de adviezen vanuit het federale niveau binnenkomen. En dan ben ik ook in staat om daarin een juiste beslissing te nemen.
Ik denk dat we vanaf september in een andere context gaan zitten. Mevrouw Sminate heeft daar ook terecht naar verwezen. Onze informatiepositie zal dan sterker zijn, zodra de Informatie- en screeningsdienst, waar we het straks over gaan hebben, in werking zal zijn.
Mijnheer Janssens, voor u is het voordeel dat u er al een paar keer naar hebt kunnen vragen, maar de beslissing zal alleszins komen. Ik denk dat we op dat moment inhoudelijk het debat met elkaar kunnen voeren, waarbij ik op basis van alle elementen een weloverwogen beslissing ga nemen ten aanzien van de vraag of de erkenning van die moskee al dan niet moet worden ingetrokken. We zullen dan zeker nog de kans hebben om over de grond van de zaak met elkaar van gedachten te wisselen.
De heer Janssens heeft het woord.
Dank u wel, minister. De feiten dateren van april vorig jaar. We zijn nu mei 2021. U zegt dat u het niet op de lange baan wilt schuiven. Ik weet niet wat voor u de lange baan is, maar een beslissing die niet binnen een jaar kan worden genomen, is wat mij betreft wel de zeer lange baan.
Feit is dat voor iedereen die dit dossier volgt, de vaststelling is dat er niet opgetreden wordt tegen inbreuken op de erkenningsregeling. Waarom heb je erkenningsvoorwaarden nodig, als de naleving ervan toch niet beoordeeld of gesanctioneerd wordt? We hebben een minister die bevoegd is en die het volgende zegt, zowel in het parlement als in een brief aan de adviserende instanties. We stellen vast dat er flagrante schendingen zijn van het EVRM en van het non-discriminatiebeginsel. De imam heeft bovendien niet eens een inburgeringsattest. Dat wil dus zeggen dat er inbreuken zijn op drie erkenningscriteria. En toch wordt die moskee een jaar lang helemaal met rust gelaten.
Minister, ofwel voldoe je aan de voorwaarden, ofwel niet. Er is geen tussenweg. Je kunt niet een beetje de erkenningsvoorwaarden naleven. Je doet dat ofwel helemaal, ofwel niet. Goed, de vaststelling is dat een jaar na de feiten waarbij er homofobe uitspraken zijn gedaan, zowel door een imam als door leden van de raad van bestuur van de moskee, er vanuit de minister van Gelijke Kansen, vanuit de minister van Inburgering, vanuit de minister bevoegd voor binnenlands bestuur, eigenlijk geen uitgesproken engagement tegen homohaat wordt opgenomen. Ik kan dat alleen maar ten zeerste betreuren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.