Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Voorzitter, dank u voor de extra time!
Ik heb nog een vraag. Het zal jullie niet verwonderen dat ze gaat over het weefsel, ik zou bijna zeggen het erfgoed van ons cultuurbeleid: de lokale cultuuractoren.
Op 30 maart vond er een digitale editie van Forum Futuur plaats. Die werd georganiseerd door cult!, de belangenorganisatie van de Vlaamse gemeenschaps- en cultuurcentra.
We weten allemaal – en ik wil hier niet eindeloos op terugkomen want het is onomkeerbaar – dat de vroegere interactieve wisselwerking tussen Vlaanderen en de lokale cultuuractoren door de uitholling van het decreet helemaal weg is. We hebben het nieuwe steunpunt OP/TIL kunnen oprichten op de ruïnes en op de middelen van de bovenbouw van de lokale cultuursector. Ik denk aan LOCUS en de middelen die vroeger naar de Vereniging Vlaamse Cultuur- en gemeenschapscentra (VVC) en de bibliotheekverenigingen gingen. Dat weten we ook allemaal.
Ik kom de laatste weken opvallend veel mensen tegen uit de sector – en dat is geen kleine sector, met meer dan 8 miljoen gebruikers op jaarbasis en 140 gemeenschaps- en cultuurcentra – die zich helemaal verweesd, alleen gelaten en door niemand gesteund voelen. Niet alleen die directies van die huizen zeggen dat, maar ook veel schepenen beginnen te vragen waar de band met Vlaanderen nu is. Zeker in coronacrisis zijn we al op een aantal conflicten gestoten die een betere band tussen Vlaanderen en het lokale cultuurbeleid zou moeten beslechten.
Ik heb daarover een aantal vragen, minister-president. Kent u het initiatief van Forum Futuur? Erkent u daarbij de behoefte van die sector om zich te herpositioneren in het landschap en opnieuw meer aansluiting te krijgen met het Vlaamse cultuurbeleid?
Bent u ervan op de hoogte dat er vroeger voor die sector samen met andere actoren, zoals de bibliotheken, steunpunten waren waarvoor tientallen mensen werkten en dat die sector nu helemaal op zichzelf is aangewezen? Er is nog één belangenorganisatie waarvoor nog één persoon voltijds en één iemand halftijds werken, overigens uitstekende mensen. OP/TIL zou daarvoor nog een opdracht kunnen uitvoeren, maar daar zijn noch middelen noch een directe opdracht voor gegeven.
Dat is dan ook mijn vraag in dezen. In de commissievergadering van 28 januari hadden we het daar ook over naar aanleiding van de bottleneck die er zal komen als de sector opnieuw opengaat. U hebt toen bevestigd dat er gesprekken lopen tussen het kabinet en OP/TIL over de mogelijke uitbreiding van zijn takenpakket als steunpunt, ook naar cultuur- en gemeenschapscentra toe. Tegen eind februari zouden de gesprekken zijn afgerond. Wat is nu concreet de uitkomst van dat onderzoek?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Pelckmans, voor de organisaties van Forum Futuur vroeg en kreeg cult! Netwerk Cultuurhuizen via de culturele activiteitenpremie een subsidie van 14.000 euro. Ja, ik ken het initiatief dus wel degelijk. Als minister van Cultuur erken ik uiteraard het belang van de lokale cultuurinstellingen en hun cruciale rol in het cultuurbeleid in het algemeen, en in het lokale en bovenlokale cultuurbeleid in het bijzonder. Het lokale cultuurbeleid behoort sinds 2016 integraal tot de lokale bevoegdheden, waarvoor de nodige middelen via het Gemeentefonds ter beschikking worden gesteld van die lokale overheden. Vanuit dat gegeven volg ik het lokale cultuurbeleid met veel interesse, maar evenwel met enige gezonde afstand vanuit respect voor de lokale autonomie. De behoefte tot herpositionering van de sector in het huidige evoluerende landschap is mij niet onbekend. cult! is als belangenbehartiger van de cultuurhuizen in Vlaanderen de organisatie bij uitstek om die problematiek op te nemen. Dat er een behoefte is om aansluiting te krijgen bij het Vlaamse cultuurbeleid, is wel duidelijk. Dat de Vlaamse overheid een rol moet opnemen in iets waar middelen voor naar het Gemeentefonds werden gestuurd, is een andere zaak.
Of ik op de hoogte ben van het opheffen van het steunpunt LOCUS? In 2015 fuseerde Bibnet met LOCUS en werd hun werking gebundeld in de nieuwe organisatie Cultuurconnect. De werking van Cultuurconnect is gericht op de digitale innovatie binnen het lokaal cultuurbeleid en ondersteunt digitalisering in kunst en cultuur. Cultuurconnect ondersteunt ook specifiek Vlaamse gemeenten bij de digitale uitdagingen van hun cultuurbeleid, met de klemtoon op openbare bibliotheken en cultuur- en gemeenschapscentra. Zoals hier geschetst, is het dus niet zo dat de werking van LOCUS werd opgeheven voor de oprichting van OP/TIL.
Naast LOCUS bestond ook de Vereniging Vlaamse Cultuur- en gemeenschapscentra vzw (VVC), de netwerkorganisatie en belangenbehartiger voor cultuurhuizen in Vlaanderen en Brussel, die recent werd hervormd tot cult!. Deze organisatie fungeert als belangenbehartiger voor de aangesloten leden en ontving inderdaad tot en met 2018 subsidies van de Vlaamse overheid. Cult! heeft als belangenbehartiger de taken van LOCUS niet overgenomen. Cult! promoot, steunt, verdedigt en verbindt de cultuurhuizen in hun diversiteit en dynamiek en zoekt, in een veranderende maatschappelijke context, samen met leden en partners naar gerichte oplossingen voor collectieve uitdagingen. Cult! informeert, adviseert, stimuleert en inspireert dus cultuurhuizen. Vanuit die positie is Cult!, zoals ik eerder al aangaf, de speler bij uitstek om de hoger geschetste herpositionering in het landschap te begeleiden.
OP/TIL, steunpunt voor bovenlokale cultuur, is een centrum van expertise en heeft als doel individuen, organisaties en besturen te ondersteunen bij hun praktijkontwikkeling, subsidieaanvragen en beleidsvisie rond bovenlokale cultuur. Zijn decretale opdrachten betreffen enerzijds praktijkondersteuning voor het lokale of bovenlokale veld en anderzijds beleidsondersteuning en onderzoek. Ook OP/TIL levert dus een bijdrage aan een continue ontwikkeling van en correcte beeldvorming over het lokale en bovenlokale culturele veld. Het doet dat op basis van permanente evaluatie en, waar nodig, bijkomend onderzoek. Zo werkt OP/TIL momenteel bijvoorbeeld aan een voorstudie over de kenmerken van bovenlokale organisaties.
Ten slotte wil ik er nog op wijzen dat ik begin dit jaar het afsprakenkader ‘onderzoek’ tussen mijn administratie en de steunpunten Socius, FARO, Kunstenpunt, Circuscentrum en OP/TIL heb goedgekeurd. Hierin worden de samenwerking en taakverdeling rond beleidsrelevant cultuuronderzoek vastgelegd. Daarbij neemt de administratie de coördinatie op en staat zij in voor het beheer, de verwerking en uitwisseling van de data die ze zelf vanuit haar decretale opdrachten verzamelt. De steunpunten staan in voor het verzamelen, verwerken en uitwisselen van beleidsrelevante data uit andere bestaande databronnen die niet door het departement worden beheerd en voor de opmaak van landschapstekeningen.
Midden maart gaf ik mijn administratie de opdracht een addendum bij de beheersovereenkomst tussen OP/TIL en de Vlaamse Gemeenschap op te stellen. Daarin wordt een bijkomende opdracht aan OP/TIL gegeven. Die spitst zich toe op drie extra taakstellingen, namelijk omtrent het bovenlokale bibliotheekbeleid, omtrent de dienstverlening aan gemeentelijke culture diensten, instellingen en directe afgeleiden en omtrent het regiovormingsverhaal binnen het bovenlokale culturele veld. Onder gemeentelijke culturele diensten en instellingen verstaan we dus ook de cultuur- en gemeenschapscentra. Voor deze bijkomende taakstelling zal jaarlijks 200.000 euro extra aan OP/TIL worden toegekend. De onderhandelingen voor de opmaak en inhoud van het addendum lopen momenteel. Wel moet duidelijk zijn dat het in geen geval onze bedoeling is om OP/TIL een identieke dienstverlening als LOCUS te laten verlenen. De organisatie zal haar eigen accenten leggen en benadert, vanuit haar specifieke opdracht, ook het lokale cultuurbeleid steeds vanuit een bovenlokale en transversale blik.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Het was bij mij ook al doorgedrongen dat OP/TIL wat extra opdrachten kreeg, maar die blijven natuurlijk heel generiek. De sector blijft hoe dan ook met lege handen achter en wordt door niemand ondersteund. Alleen al om zich heruit te vinden – hoe belangrijk is het wel niet om dat na covid te doen –, hebben ze meer steun nodig dan alles wat u tot hiertoe heb gezegd.
Ik zal er één element uit halen dat heel nefast is en uiteindelijk lijnrecht tegenover uw eigen beleid staat. Wat we heel veel tegengekomen in de sector, is dat – godzijdank – heel veel lokale besturen investeren in infrastructuur. Hoe doen ze dat? De gemakkelijkste weg in België om dit te doen is via een autonoom gemeentebedrijf (AGB), want dan kunnen ze de btw aftrekken. Dat is een eenvoudig verhaal, voor wat het waard is.
Wat is het gevolg van een en ander? Dat het ene na het andere cultuur- of gemeenschapscentrum of de een na de andere bibliotheek verdwijnt in de aansturing van een AGB als bestuursorgaan, waarbij je zondigt tegen ongeveer alle kenmerken van goed bestuur. Een AGB heeft volgens het Gemeentedecreet een schepen of een politicus als voorzitter. Dat is iets waar we in het kader van goed bestuur toch heel voorzichtig mee moeten omspringen.
De bestuurskracht van zo'n AGB is veel beperkter, omdat het zoveel andere zaken die in een andere omgeving functioneren, moet meenemen. We zitten daar dus steeds meer met een probleem, waarbij de bestuurskracht van die huizen ook zorgwekkend is. Ik geef dit mee als voorbeeld. Met alle respect, vroeger was ook de VVSG nog actief in deze discussie, maar die zie of hoor ik totaal niet meer.
Minister-president, ik roep u op om daar nog eens goed over na te denken. Neem dat mee. Eigenlijk moet er niet zoveel gebeuren. Ik pleit niet voor de weg van vroeger. Ik pleit voor meer aandacht voor die sector, want die is nu aan het versnipperen, en u weet niet welk erfgoed u op dit moment aan het wegkieperen bent.
Minister-president, ik wil graag uw reactie horen op de AGB’s.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik wil hier even een kleine nuance aanbrengen. De middelen van LOCUS zijn indertijd wel naar Cultuurconnect gegaan en niet naar OP/TIL. We moeten toch duidelijk zeggen hoe de zaken in elkaar zitten.
Iets anders is dat hét cultuurhuis ook niet bestaat. Waar er intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zijn, kunnen ze daar met hun vragen terecht. Er zullen allicht leemtes zijn. Minister-president, we willen u vragen om de gesprekken af te ronden met OP/TIL, zodat de nieuwe taakstelling duidelijk wordt. Dat is naar aanleiding van een vraag van collega Van de Wauwer, die vandaag niet aanwezig kan zijn. We dringen erop aan om daar verder mee te gaan. Dank u wel.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Mijnheer Pelckmans, ik wil even aansluiten bij uw vraag, omdat ik uw visie volledig deel. Minister-president, ik vrees dat het niet meer dan oormerken is van de middelen voor cultuur wat nu gebeurt en dat schepenen en verantwoordelijken voor cultuur in de gemeenten zich heel geïsoleerd voelen. In grote steden valt dat allemaal mee, maar in kleine gemeenten dreigt de cultuursector het kneusje te worden dat in een hoekje wordt gezet.
Vandaag kregen we in onze mailbox te zien welke 24 bovenlokale projecten uiteindelijk zijn geselecteerd. Daar zitten zeker hoopgevende zaken in, zoals bijvoorbeeld Het klein verzet. Dat is een manier van hoe er bovenlokaal kan en moet worden samengewerkt. Anderzijds zie ik in die projecten toch ook zaken zoals bijvoorbeeld het Festival van Vlaanderen, en dat zijn dan de grote projecten die op die manier een graantje proberen mee te pikken van de middelen voor bovenlokale cultuur.
OP/TIL zelf doet zeker uitstekend werk, maar moet zich nog zetten.
Collega Pelckmans, als u deze assemblee verlaat, zal ik zeker en vast blijven opvolgen hoe de aandacht voor cultuur en de expertise op het lokale niveau verder evolueren. Ik deel uw ongerustheid.
De heer Meremans heeft het woord.
Ongerustheid is er overal, niet alleen lokaal, ook nationaal. En dat is ook logisch. We zitten volop in de coronacrisis.
Ik heb een aantal jaren geleden een debat gehad in het cultureel centrum van Neder-over-Heembeek. De heer Caron was daar ook bij. Het ging over de Vereniging Vlaamse Cultuur- en gemeenschapscentra (VVC), die vond dat er geen bemoeienis mocht zijn van het lokale niveau. Het mag ook niet die richting uit gaan. Soms heb ik het gevoel dat we opnieuw aansluiting moeten krijgen bij het nationale niveau. Het nationale niveau zegt: ‘Dat en dat en dat moet allemaal in uw plan staan. En lokaal, vooral: moei u niet!’ Dat vind ik dan ook niet goed. Het mag niet het ene zijn en dan het andere. Het lokale niveau moet daar nog steeds zeggenschap over hebben. Dat lijkt mij ook logisch. Nogmaals, en we hebben het er in het verleden al diverse malen over gehad: in het verleden vroegen de lokale besturen steeds om meer autonomie en minder regelgeving en minder – zoals sommigen het toen noemden – een ‘keizer-kostergedrag’.
Er zijn natuurlijk ook nog andere elementen waardoor culturele centra of gemeenschapscentra zichzelf verder kunnen bekwamen en die band kunnen behouden. Dat zijn de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, waar ik heel sterk in geloof. Daar ontstaat een vorm van expertise, van samenwerking. De uitwisseling tussen die intergemeentelijke samenwerkingsverbanden kan natuurlijk heel wat soelaas brengen.
We zullen inderdaad afwachten wat die bijgevoegde opdracht zal geven bij OP/TIL. Mijnheer Pelckmans, ik ben het er wel mee eens dat we dat zullen moeten monitoren, dat we dat in de gaten zullen moeten houden. Maar ik deel niet echt het gevoel dat het hier allemaal fout loopt. Daar ben ik het niet 100 procent mee eens. Ik ben ervan overtuigd dat het een zoektocht is, maar er is verantwoordelijkheid gegeven aan de lokale besturen. Die hebben dat opgenomen. Het is belangrijk dat ze daar samen in een groter, regionaal geheel aan kunnen blijven werken.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Collega’s, we voeren dit debat voor de zoveelste keer, maar goed.
De inkanteling of, laat ons zeggen, de opheffing van LOCUS is eigenlijk al gebeurd onder toenmalig minister Schauvliege, niet de vorige minister van Cultuur, maar die er nog eens voor. Ik heb begrepen dat daar toen een bepaalde reden voor was. Om dan te zeggen dat alles vroeger zoveel beter was … Er was een reden waarom LOCUS op een bepaald moment ophield te bestaan. Men was aan het evolueren naar veel meer bovenlokale samenwerkingen, omdat men op lokaal vlak aan het evolueren was naar meer professionalisering en digitalisering. Daarom heeft toenmalig minister Schauvliege die keuze gemaakt. Ik vind het een foute redenering die soms wordt gemaakt, dat het vroeger veel beter was en dat het vandaag kommer en kwel is. Dat vind ik ook niet.
Collega’s, wij moeten samen op zoek gaan naar een ideale situatie en het ideale landschap waarin de lokale cultuurwerking zich bevindt. Dan lijkt mij het soelaas inderdaad te liggen in het hele intergemeentelijke verhaal. We moeten dat samen zien met de regiovorming die minister Somers aan het uitvoeren is. We moeten daarin evolueren. Daarbij moeten we absoluut rekening houden met de lokale vragen die er zijn. Ik ben het absoluut met u eens dat dit zich in een grote stad niet voordoet. Ik kan ervan getuigen dat er een nood is aan ondersteuning bij kleinere steden en gemeenten. Maar daarom is het in mijn ogen niet de oplossing dat we vanuit Vlaanderen opnieuw als een keizer-koster alles in handen nemen, want dat was het ook niet. Anders zou toenmalig minister Schauvliege dat niet hebben veranderd. Dus ligt voor mij de middenweg in de bovenlokale samenwerkingsverbanden. Daar ligt het hele idee van het decreet Bovenlokale Cultuurwerking. Dat decreet is in evaluatie. We moeten het hele verhaal ‘as a whole’, samen, bekijken: de op til staande afslanking van de provincies, het decreet en die evaluatie.
Minister-president, wanneer ergens tegen het einde van dit jaar alle elementen daar liggen, moeten we bekijken of we goed bezig zijn op het vlak van de bovenlokale samenwerking.
Ik hoop dat we op die manier, voor eens en voor altijd, wel een klein beetje die discussie kunnen beslechten. In plaats van altijd achteruit te kijken, kijken we met heel veel graagte vooruit.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, het debat is hier wel al een aantal keren gevoerd. Ik denk inderdaad, mevrouw D’Hose, dat als al die elementen samenkomen, we daar nieuwe conclusies uit moeten trekken.
Mevrouw Segers, het zou mij interesseren om wat meer feitelijke gegevens te krijgen over wat u zegt, namelijk dat in de kleinere gemeentes de schepen van Cultuur en de culturele sector het kneusje zouden zijn. Mijn waarnemingen zijn gebaseerd op casuïstiek. Ik heb daar dus geen studie van gemaakt, maar ik zie toch kleine landelijke gemeentes waar het cultuurbeleid groeit en bloeit, en waar de schepen van Cultuur meer dan zijn of haar job doet om het rechtmatige deel van die middelen uit het Gemeentefonds naar het cultuurbeleid te krijgen. En dat is wat het is: het gaat om lokale autonomie. De lokale besturen kunnen natuurlijk het best aanvoelen wat daar in de lokale gemeenschap noodzakelijk is. Het zou mij dus interesseren indien u daarover meer studiemateriaal hebt – dus niet louter gebaseerd op casuïstiek – wanneer u zegt dat in kleinere gemeenten de schepen en het cultuurbeleid het kneusje zijn. Ik heb een andere mening.
Mevrouw Brouwers, die gesprekken met OP/TIL gaan inderdaad verder, dat heb ik tijdens mijn antwoord gezegd. We proberen daar zo snel mogelijk tot een conclusie te komen.
Dan kom ik tot de tussenkomst van heer Pelckmans. Wat de AGB’s betreft, denk ik dat uw analyse deels juist is. Het is juist dat veel van die infrastructuurwerken naar een AGB gaan om de btw te recupereren. Maar een AGB is toch ook aangestuurd door diezelfde lokale democratie? Ik zie daar niet veel uitholling van democratische zaken in. Ik denk niet dat in een AGB andere opties genomen worden dan hetgeen de gemeenteraad of het college zou ondersteunen. Ik denk dat dat redelijk goed dichtgetimmerd is.
Voorzitter, ik zou nog even het woord willen nemen om de heer Pelckmans te danken voor zijn werkzaamheden hier in de commissie. We waren het vaak oneens, maar niet altijd, gelukkig. Tenminste van mijn kant is er een enorm respect voor de kennis en de inzichten die u hebt over het culturele landschap, en voor wat u zelf in het culturele landschap gepresteerd hebt voor u in deze commissie terechtkwam. Ik zeg dat niet zomaar, en ik hoef dat ook niet te doen, maar dit komt echt uit het hart. Ik ken uw opvolger niet in de commissie, dus ik kan er geen oordeel over vellen. Maar wat uw verdwijnen uit deze commissie Cultuur betreft, denk ik dat de opvolger uit het goede hout gesneden zal moeten zijn om op hetzelfde niveau te staan, laat het mij zo zeggen.
Ik hoop dat wij nog in dialoog kunnen blijven gaan, zij het dan niet via de commissie maar gewoon zo. Je hoeft het niet met iemand eens te zijn om toch veel waardering te hebben voor en veel inspiratie te halen uit die meningen. Voorzitter, ik wilde toch wat van mijn tijd gebruiken om die boodschap aan de heer Pelckmans over te brengen.
Waarvoor dank, minister-president. Ik denk dat wij het allemaal op dezelfde manier aanvoelen. Ik denk dat we het zeker niet altijd eens zijn met elkaar, maar dat respect is er wel. Wat we zeker kunnen zeggen, is dat de heer Pelckmans altijd met hart en ziel de commissie heeft gevolgd. Hij was inhoudelijk heel erg goed op de hoogte van alles wat er gebeurde. Hij zocht niet zozeer de camera’s, op, maar hij heeft wel heel gedegen en grondig werk geleverd. Dat zijn parlementsleden die ertoe doen, denk ik, ook al zijn ze hier maar een korte periode. Het is niet omdat hij een partijgenoot is, maar ook van mijn kant wil ik, als voorzitter met een objectieve bril, mijn appreciatie daarvoor uitdrukken.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Bedankt, allemaal. Ik ga niet terugkomen op de discussie, ik wil daar later nog wel eens op terugkomen. Want ik wil, net als de minister-president, even van mijn tijd gebruikmaken om seffens de coulissen in te stappen.
Minister-president, ik ga even Jan zeggen. We hebben elkaar dikwijls niet verstaan, we zitten ook dikwijls op andere merites te zoeken en te werken, maar dat is altijd hoffelijk gebeurd. Wat ik heel erg aan u heb geapprecieerd, en dat is gisteren ook nog eens in de plenaire vergadering aan bod gekomen, is dat u nooit bent gaan lopen. U hebt altijd uw verantwoordelijkheid genomen. De vele vragen worden hier altijd heel grondig en gedegen beantwoord.
Ik zal mij altijd het beeld herinneren dat we ’s morgens beginnen te vergaderen, dat u ’s middags in de auto zit en dan doorrijdt naar Gent, en intussen maar doorvergadert. U rijdt dan terug van Gent naar de commissie, om daar verder te doen. Ik heb daar heel veel respect, heel grote waardering voor, ondanks onze inhoudelijke meningsverschillen. Ik dank u daar persoonlijk voor.
Ik dank ook de collega’s die hier altijd aanwezig zijn, en die ik natuurlijk ook van vroeger ken. Deze commissie is wel bijzonder, het hangt goed samen. Daar was ik ook voor gewaarschuwd. Tegelijkertijd hecht ik er ook aan om jullie daar allemaal voor te danken.
Ik ben nog niet weg. Ik ga wel de coulissen in, maar ik blijf achter de schermen nog actief. Zoals men zich daaraan kan verwachten, kan ik de vragen om ergens als bestuurslid of wat dan ook toe te treden, niet volgen. Ik moet dat nog eens op een rijtje zetten.
Ik dank ten slotte ook de voorzitter, Elisabeth, om deze commissie goed te leiden. Dat is niet eenvoudig, vanuit de oppositie. Maar dankzij jullie openheid kan dat wel. Samen met Wilfried heeft ze dat uitstekend gedaan. Het is ook Elisabeth die mij hier in de commissie zou opvolgen. We hebben daar een hele batterij achter gestoken binnen Groen, maar dat is een bedrijfsgeheim, daar ga ik nu niets meer over vertellen.
Ik stop met een laatste woord, en ik wil dat laatste woord niet aan de politiek laten. Ik wil het laatste woord laten aan een cultuurwerker, en niet de minste. Het gaat over Ramsey Nasr, u wellicht bekend. Hij is dichter des vaderlands en stadsdichter in Antwerpen. Hij is een ongelooflijk begenadigd acteur, onder andere bij onze fantastische Ivo Vanhove, in een van de grootste toneelgezelschappen van Europa, het Internationaal Theater Amsterdam. Hij heeft pas een boekje uitgegeven, bij De Bezige Bij. Het heet De Fundamenten, en mijn slotwoorden zijn dan ook van hem, voor jullie.
“Cultuur, zorg en onderwijs zijn de fundamenten van onze samenleving, die we echter vroeger als ornamenten waren gaan beschouwen. In coronatijden bleken ze allemaal ineens heel nuttig te zijn.” Hij besluit: “Wat als geen ander de kunsten kan bieden, dat is een houvast, maar het is een houvast om te wankelen.”
Ik zou daar mijn parlementaire carrière mee willen beëindigen. Ik dank jullie allemaal in het diepst van mijn hart.
Bedankt, dat was een speciaal moment in onze commissie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.