Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister-president, sta mij toe u in de eerste plaats te feliciteren met uw verjaardag. Ik heb gezien dat u gisteren jarig was. Mijn allerbeste wensen.
Minister-president, de opeenvolging van coronagolven heeft voor een digitale versnelling gezorgd. Uit de nieuwste Digimeter, de jaarlijkse bevraging van onderzoekscentrum imec over het mediagebruik in Vlaanderen, blijkt dat 99 procent van de Vlamingen minstens één toestel heeft om verbinding te maken met het internet. We betaalden volgens onderzoeksbureau imec minder met cash, kochten massaal abonnementen voor streamingdiensten en onze schermtijd schoot met bijna veertig minuten per dag de hoogte in. Maar tegelijkertijd werd de digitale kloof toch groter. Bijna een op de vijf Vlamingen heeft problemen om mee te surfen op de digitale versnelling, doordat ze niet over voldoende toestellen of vaardigheden beschikken om online te gaan.
De eerste groep die aangeeft over onvoldoende toestellen te beschikken om online goed te functioneren, is een veeleer kleine groep van 5 procent van de ondervraagden. Het gaat om gezinnen die het niet breed hebben en daardoor niet de mogelijkheid hebben om mee te surfen op de digitaliseringsgolf. Een tweede groep geeft aan dat ze gesukkeld hebben met digitale toepassingen. Het gaat daarbij niet enkel om ouderen die zich niet erg thuis voelen in de digitale wereld. Ook heel wat jongeren geven aan dat ze niet over de juiste digitale vaardigheden beschikken om probleemloos les te volgen of huiswerk te maken. Het aantal digitaal gelosten loopt dus op, en dat is een eyeopener.
Ondertussen geeft een derde grote groep, van zowat 45 procent van de Vlamingen, aan dat het allemaal wat te snel gaat. Aan de ene kant hebben die mensen gemerkt hoe handig onlinetoepassingen kunnen zijn, aan de andere kant worstelen ze met een aantal nadelen die de digitalisering met zich meebrengt. Als de Vlaamse Regering te snel en te fors zou pushen op innovatie en digitale transformatie, dreigen niet minder dan zes op de tien mensen mogelijk af te haken, waarschuwt imec. Die mensen staan dus positief tegenover technologie, maar worstelen er tegelijkertijd mee. Een deel voelt zich te afhankelijk van tot verslaafd aan zijn smartphone en sociale media. Bij de jongeren is dat zomaar even zes op de tien. Ook vreest een deel de gevolgen van desinformatie en phishing en is er bezorgdheid over privacy en dataveiligheid. En dus dreigen velen af te haken.
Technologie en digitale transformatie zijn een speerpunt in de Septemberverklaring en de relanceplannen van de Vlaamse Regering. En dat is inderdaad nodig, als we in Vlaanderen economisch relevant willen blijven. Toch heb ik een aantal vragen voor u, minister-president.
Hoever staat u met het Vlaamse datanutsbedrijf dat men in de steigers heeft staan? Hoe wil men dat datanutsbedrijf inzetten tegen de drempel rond persoonlijke gegevens? Zult u, zoals specialisten aangeven, inzetten op het gebruik van digitale datakluizen, zoals Solid? En hoe wilt u het beleid inzake technologie en digitale transformatie bijsturen, om te vermijden dat een grote groep van Vlamingen alsnog zou afhaken?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Verheyden, eerst en vooral wil ik u bedanken voor de verjaardagswensen. Maar ik ben stilletjes aan op een leeftijd dat ‘innige deelneming’ meer op zijn plaats is gekomen dan gelukwensen.
Dan kom ik bij uw vraag over de digitale geletterdheid en de datanutsbedrijven. Het agentschap Digitaal Vlaanderen kreeg van mij de opdracht om de nodige voorbereidingen te treffen voor de oprichting van het datanutsbedrijf. Daartoe werd binnen het agentschap een multidisciplinair projectteam aangesteld. Dat projectteam werkt in afwachting van de oprichting aan de inhoudelijke en technische uitwerking van het toekomstige aanbod van het datanutsbedrijf. Via een overheidsopdracht werd bovendien een opdracht in de markt gezet voor de ondersteuning van de oprichting met betrekking tot het financieel-economische spoor. Ook voor wat betreft juridische aspecten werd via een overheidsopdracht de nodige expertise aangetrokken.
Het is de ambitie dat de Vlaamse Regering een definitieve beslissing neemt over het oprichtingsdecreet van het Vlaamse datanutsbedrijf ten laatste tegen het einde van 2021.
Ik kom tot uw tweede vraag. Het datanutsbedrijf is een belangrijk instrument in het vermijden van een steeds groter wordende digitale kloof, en heeft ook de ambitie om de digitale transformatie inclusief te maken. De coronapandemie en resultaten van deze laatste Digimeter, waar u naar verwijst, zijn een eyeopener en leren ons de digitale kloof beter te begrijpen. Er is nog steeds een digitale kloof van de eerste orde, namelijk onvoldoende schermen, connectiviteit en toegang. De Digimeter leert dat dat voor circa 5 procent van de Vlamingen nog steeds een probleem is, en bij de gezinnen met een lagere socio-economische status ook een zware last op het beschikbare budget. Dat blijft een uitdaging, en ook daar zijn we als Vlaamse overheid niet blind voor. Ik kom daar straks nog even op terug als het over uw vierde vraag gaat.
De Digimeter leert vooral dat Vlaanderen een digitale versnelling doormaakte, maar dat die versnelling niet betekent dat het digitale gaspedaal nu volledig mag worden ingeduwd. De onderzoekers van imec geven ook aan dat de transformatie naar een data-economie de te volgen weg is, en dat Vlaanderen daar goede beleidslijnen in uitzet, onder andere met het beleidsprogramma Artificiële Intelligentie en het datanutsbedrijf, maar waarschuwen er tegelijkertijd voor dat de overheid het initiatief niet te snel volledig aan de markt mag overlaten, want dan riskeren we het tempo te volgen van wat technologisch mogelijk is, en zo een deel van de Vlamingen te verliezen. Als je het tempo aanhoudt van wat technologisch mogelijk is, dan kan het wel zijn dat je vooroploopt, maar dat, als je achter je kijkt, niemand mee is. Dat is interessant voor de happy few, maar werkt de digitalisering natuurlijk niet in de hand.
We hebben het dan inderdaad over die 45 procent van de Vlamingen voor wie het nu al wat te snel gaat, en die met een aantal technologieparadoxen worstelen. Het zijn mensen die we kunnen typeren als ‘willen, maar nog niet volledig kunnen’. Ze willen mee op die digitale trein naar de technologie van morgen, maar worstelen nog wat met het gebruik van de technologie van vandaag. En de voornaamste worsteling is een dataparadox: enerzijds houden we van het gebruiksgemak dat datadiensten zoals sociale netwerken ons bieden en beseffen we door corona beter de waarde van onze data, zeker op gezondheidsvlak, maar anderzijds hebben we alsmaar meer schrik voor wat de grote techbedrijven zoals Facebook met onze persoonlijke data doen, namelijk: data gebruiken op een manier die niet steeds wenselijk is.
Net als bij andere paradoxen – de afhankelijkheidsparadox, de privacyparadox enzovoort – is de rode draad volgens de onderzoekers van imec dat de burger zoekende is naar meer controle over technologie en over die paradoxen. Met het datanutsbedrijf willen we de dataparadox de wereld uit helpen in Vlaanderen door de burger de controle te bieden over zijn data waar hij naar op zoek is. Die controle zal hem ook het noodzakelijke vertrouwen geven in de technologie van morgen. Het aanbieden door het datanutsbedrijf van persoonlijke digitale datakluizen speelt hierbij een cruciale rol.
Ik geef enkele bijkomende cijfers ter onderbouwing. 67 procent of twee derde van de Vlamingen stoort zich aan het gebrek aan transparantie van bedrijven over welke data ze over hen verzamelen. 46 procent, ongeveer de helft, stoort er zich aan dat oude persoonsgegevens ongecontroleerd blijven circuleren. 55 procent is bezorgd dat hun persoonlijke gegevens niet veilig worden bewaard door de websites en apps die ze gebruiken. Acht op de tien Vlamingen wensen een overzicht van wie welke persoonlijke gegevens van hen heeft, een percentage dat ook constant blijft over leeftijden. Stellen dat jongeren meer met een soort van privacyfatalisme zouden kampen, klopt niet, althans volgens die studie.
68 procent zou graag ook meer controle krijgen over die persoonlijke gegevens, en een toenemend aantal Vlamingen – 29 procent, een stijging van 3 procent – is ervan overtuigd dat ze enkel data willen delen indien er daar iets tegenover staat waar zij mee een zeg in hebben. Zes op de tien Vlamingen vertrouwen lokale overheden met hun data, en zouden ook proactief meer gerichte digitale informatie willen ontvangen, aangepast aan levensgebeurtenissen en -fases. In die relatie met de overheid stoort een op de drie Vlamingen er zich aan meerdere keren dezelfde informatie te moeten doorgeven aan de overheid.
Wat de datakluizen betreft, zet ik in lijn met het relanceplan van de Vlaamse Regering in op digitale datakluizen. We maken hiervoor gebruik van de Solid-technologie (Social Linked Data), zoals u aangaf in uw vraag, een technologie die ‘by the way’ ontwikkeld werd door Sir Tim Berners-Lee, de uitvinder van het World Wide Web. Binnen het Solid-ecosysteem krijgen burgers en bedrijven opnieuw controle over hun data en zitten zij aan de controleknoppen van wat er met hun data gebeurt en met wie ze deze data willen delen. Omdat data dan niet meer vast zit in silo’s, zal er meer data beschikbaar zijn en dus meer innovatie mogelijk zijn, wat een essentiële hefboom is voor het ontstaan van een Vlaamse data-economie. Dat zal ook leiden tot een meer gepersonaliseerde en dus een betere dienstverlening vanuit de overheid en private bedrijven.
Vanuit het datanutsbedrijf proberen we ‘leading by example’ te zijn en zetten we in op een volwaardig aanbod inzake persoonlijke datakluizen. We genieten momenteel al het vertrouwen van een toenemend aantal private actoren om dit aanbod van persoonlijke datakluizen in te zetten in hun eigen datastrategie. Hiermee wens ik Vlaanderen als ‘leading region’ te positioneren inzake de paradigmashift, die erin bestaat om de burger opnieuw controle te geven over zijn/haar eigen data.
Hoe gaan we de mensen mee krijgen in dit verhaal? Binnen het relanceplan Vlaamse Veerkracht van de Vlaamse Regering besteden we nu al de nodige aandacht aan de toenemende digitalisering van onze samenleving. We houden daarbij rekening met de digitale competenties van alle Vlamingen, in het bijzonder de meest kwetsbaren, door een digitale overheidsdienstverlening aan te bieden die voor iedereen toegankelijk, bruikbaar en inclusief is. Het agentschap Informatie Vlaanderen biedt daartoe centrale oplossingen aan, zoals het webplatform en Mijn Burgerprofiel, die door alle Vlaamse overheidsinstanties en ook de lokale overheden – ondertussen zijn het er al meer dan honderd – kunnen worden gebruikt om op laagdrempelige en gebruiksvriendelijke wijze digitale diensten aan te kunnen bieden.
Daarnaast worden er ook specifieke initiatieven genomen ter verhoging van de digitale vaardigheid en digitale talenten, zowel binnen het beleidsdomein van minister Crevits en binnen het beleidsdomein van minister Somers als binnen het beleidsdomein van minister Weyts. Zo voorziet minister Crevits onder andere het programma Digibanken, ten bedrage van 50 miljoen euro en als onderdeel van het Vlaamse relanceplan, dat voor kwetsbare groepen en kansengroepen een ambitieus programma omvat om komaf te maken met digitaal analfabetisme. Minister Somers zal acties ondernemen ten bedrage van 50 miljoen euro binnen het initiatief ‘Iedereen digitaal’, als onderdeel van het Vlaamse relanceplan. Deze acties zijn onderdeel van een digitaal inclusiebeleid dat allesomvattend is en simultaan inzet op toegang, vaardigheden en ondersteuning, allemaal op maat van de verschillende digitaal kwetsbare doelgroepen. Tenslotte heeft minister Weyts in zijn beleidsdomein al meer dan 58 miljoen euro geïnvesteerd in digitale inclusie en geletterdheid. In het kader van het Vlaamse relanceplan voorzien we ook hier nog bijkomende investeringen.
Tot daar mijn uitgebreide antwoord op een interessante vraag.
De heer Verheyden heeft het woord.
Dank u voor uw uitvoerig antwoord, minister.
Het is duidelijk dat Vlaanderen er zoveel mogelijk op inzet om die digitale kloof zoveel mogelijk binnen de perken te houden of te verkleinen. Maar ik denk toch dat er nog een aantal zaken zijn waarop men moet inspelen. Het is zo dat het aanbod van internetdiensten in Vlaanderen nog vrij hoog is. U hebt het daarstraks gehad over bepaalde kansengroepen, voor wie die prijs serieus doorweegt op het budget, wat de kans dat mensen meestappen in de digitalisering, natuurlijk vermindert. Ik denk dus dat daar een rol is weggelegd voor de overheid, om met de operatoren, de aanbieders van de digitale diensten, te gaan praten en te bekijken in hoeverre we die prijzen kunnen doen zakken of toegankelijk kunnen maken voor de kansengroepen.
Wat de digitale veiligheid betreft, denk ik dat de Vlaming zich het voorbije jaar bewust is geworden van de gevaren die in de digitalisering schuilen. We hebben recent nog programma’s gezien over phishing. Het is ook een topic in de media, dus de mensen worden zich daar bewuster van. In die zin is het goed dat we inzetten op die Solid-technologie.
Wat de relance betreft, zie ik een verhoogde inzet inzake het budget voor digitale vaardigheden, maar ik denk dat ook daar nog een serieus gat dicht te rijden is. In veel gevallen gaat het om praktische aspecten: met toestellen kunnen omgaan, praktisch met de digitalisering omgaan. De kloof op dat gebied is toch nog vrij groot, vooral naar ouderen toe, mensen die moeten internetbankieren en dergelijke meer. Die kloof is te groot, ik hoor dat vaak in mijn omgeving. Mensen voelen zich er onzeker bij en weten niet hoe ermee om te gaan.
Een belangrijk werkpunt zou kunnen zijn dat we via het lokale speelveld, via de gemeenten, die toch dichter bij de burger staan, een aanbod zouden kunnen ontwikkelen, natuurlijk onder aanvoering van Vlaanderen, met de stuwende kracht vanuit Vlaanderen, om de digitaliseringskloof ten aanzien van die sociale groepen te gaan verdichten. Ik denk dat het lokale niveau daar een heel belangrijk gegeven in is. Ik hoop dan ook dat de Vlaamse Regering volop die lokale actoren, de gemeenten, warm zal maken om dat aanbod eventueel ook aan hun burgers aan te bieden.
De heer Muyters heeft het woord.
Ik dank collega Verheyden voor de vraag en de minister-president voor het antwoord.
Ik heb een vraag in verband met Solid. Het is zeer goed dat daarop wordt ingezet. Ik ben daaromtrent ook wat gaan kijken op de website van de Vlaamse overheid. Eén zaak was mij niet 100 procent duidelijk, minister-president. U zei in uw antwoord dat de burgers en de bedrijven daardoor aan de knop zullen zitten. Is het een instrument waar de burger onrechtstreeks mee te maken heeft, als hij bijvoorbeeld in contact treedt met notarissen, bedrijven of overheden? Of zit hij werkelijk ook zelf aan de knop, zoals dat bijvoorbeeld bij eBox het geval is? Ik begrijp uit uw antwoord dat dat laatste het geval is. Hoe verhoudt die Solid-technologie zich dan bijvoorbeeld tot instrumenten als eBox? Kunt u mij daar iets meer opheldering over geven?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Verheyden, de samenwerking met de lokale besturen zit juist in het actieprogramma van collega Somers. Hij is ook minister van Binnenlands Bestuur. Als hij in het digitaliseringsverhaal een rol speelt, is dat eigenlijk op twee vlakken: ‘gemeente zonder gemeentehuis’ – niet te letterlijk nemen –, maar ook de lokale besturen als partners nemen in het dichten van de digitaliseringskloof. Dat zit mee vervat in Vlaamse Veerkracht.
Mijnheer Muyters, de Solidkluizen zullen gebruikt worden, onderliggend aan de verschillende interfaces, websites, apps en dergelijke, die voor meer privacy én voor meer administratieve vereenvoudiging zullen zorgen. Het doel is dat zowel de Vlaamse overheid als de private sector daar gebruik van zal maken en dat zo via publiek-private samenwerkingsprojecten die dubbele doelstelling wordt bereikt. Mensen kunnen voor de data die ze ter beschikking stellen, zelf kijken welke data door wie gebruikt worden en welke data ze voor wie openzetten. Dat is dat kluisgegeven.
Een datanutsbedrijf is dan zo’n beetje de spin in het web, of de ster in het midden. In plaats van dat bedrijven en burgers allemaal met elkaar hun data moeten uitwisselen, kunnen die data uitgewisseld worden via het datanutsbedrijf, als een verkeerswisselaar. Maar daarbij blijft de eigenaar van de data wel op de hoogte van wat met zijn data gebeurt en bepaalt hij ook wat er met zijn data mag gebeuren. Dat is het concept, eenvoudig uitgelegd.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister-president, ik denk dat we het over alle partijgrenzen heen eens zijn dat de digitalisering van levensbelang is voor Vlaanderen, vooral ook economisch. Willen we mee een vooraanstaande rol blijven spelen, dan moeten we mee zijn in die digitalisering. In die zin is het inderdaad goed dat we daarop inzetten.
Ik ben ook tevreden met uw antwoord dat men alle inspanningen wil doen om die doelgroepen, de sociale groepen die het toch wel een pak moeilijker hebben om mee te zijn, op sleeptouw te nemen op hun eigen tempo, zodat we daar in de toekomst alleen maar de vruchten van kunnen plukken.
Ik ben ervan overtuigd dat dit onderwerp nog wel aan bod zal komen in deze legislatuur. De evolutie inzake digitalisering staat niet stil, dus ik ben ervan overtuigd dat we er nog op zullen terugkomen. Ondertussen wens ik u toch alle succes toe met de digitalisering en met de plannen die u hebt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.