Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Voor veel ministers in de Vlaamse Regering was 13 april een dag als een ander. Voor de 29-jarige Kevin uit Lommel was dit echter een dag die hem voor het leven heeft getekend, nadat hij het zoveelste slachtoffer werd van zinloos jongerengeweld. Wat dit alles nog schrijnender maakt, is het gegeven dat deze weerloze jongeman werd aangevallen op het ogenblik dat hij zich belangeloos ten dienste stelde van de gemeenschap en in een buurtparkje vuilnis aan het oprapen was.
Minister, de voorbije maanden vond er een opeenstapeling van feiten plaats. Amper een maand geleden was er nog het debat in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement over het door minderjarigen gepleegd homofoob geweld dat het leven kostte aan David. U reageerde op deze zaak met de melding: “We hebben vorig jaar extra plaatsen gecreëerd in de jeugdinstellingen, juist om zulke types duidelijk te maken dat ze na zulke daden niet wegkomen met een werkstraf. Het is aan de jeugdrechter om die ook te gebruiken.”
Wij stellen ons echter de kritische vraag of dergelijke capaciteitsuitbreidingen op zich wel een afdoend antwoord kunnen bieden op het steeds maar meer toenemend zinloos en bijzonder gewelddadig jongerengeweld in Vlaanderen. Rekening houdend met de huidige frequentie waarmee dit geweld schijnbaar blijft gebeuren, is het immers zeer twijfelachtig of u met uw capaciteitsverhogingen gelijke tred zult kunnen houden met het stijgend aantal daders, minister.
Onze partij waarschuwde er reeds herhaaldelijk voor dat een daadkrachtig overheidsoptreden tegen dergelijke jeugddelinquenten niet alleen mag afhangen van de factor capaciteit in de gemeenschapsinstellingen, maar dat er vanuit de Vlaamse Regering ook andere zeer duidelijke en krachtige signalen nodig zijn dat dergelijke geweldplegingen niet getolereerd worden in onze Vlaamse maatschappij. De Vlaamse Regering heeft immers de morele plicht om er over te waken dat onze samenleving op termijn niet volledig gedomineerd zal worden door een permanente angst bij de bevolking voor dergelijke vormen van geweld.
Op dit ogenblik kan echter alleen maar vastgesteld worden dat er ingevolge het falen om een krachtdadig antwoord te bieden op dergelijk jongerengeweld, steeds meer slachtoffers van dit zinloos jongerengeweld vallen.
Wordt er naar aanleiding van de niet-aflatende stroom van zinloos jongerengeweld in Vlaanderen binnen de Vlaamse Regering overleg gepleegd over de mogelijke domeinoverschrijdende maatregelen die, in combinatie met de opeenvolgende opvangcapaciteitsverhogingen in de gemeenschapsinstellingen, op korte, middellange en lange termijn kunnen worden uitgevaardigd om op duurzame en efficiënte wijze een halt toe te roepen aan het toenemend zinloos jongerengeweld in Vlaanderen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat is het resultaat van dergelijk overleg?
Welke daadkrachtige initiatieven neemt u binnen uw eigen bevoegdheidsdomeinen, inzonderheid op het vlak van Vlaamse Justitie, om, ter aanvulling van de opvangcapaciteitsuitbreidingen, dit zinloos jongerengeweld in Vlaanderen effectief een halt toe te roepen?
Bent u bereid om op zeer korte termijn opdracht te geven tot een studie om het toenemend zinloos jongerengeweld, inzonderheid wat betreft de vormen die dit geweld kan aannemen, de oorzaken, de potentiële daderprofielen en de risicofactoren die aanleiding geven tot deze toename, in kaart te brengen, alsook om vanuit de criminologische en sociologische wetenschappen oplossingen aangereikt te krijgen om dit zinloos jongerengeweld in Vlaanderen effectief een halt toe te roepen?
Ik kijk uit naar uw antwoord, minister.
Minister Demir heeft het woord.
Collega Blancquaert, ik denk dat u in uw naam moet spreken. Ik zal in mijn naam spreken. 13 april was geen dag als een ander. Voor alle duidelijkheid, ik vind het even verschrikkelijk wat daar is gebeurd en wij zullen ook alles op alles zetten om naar oplossingen te zoeken voor het geweld dat in onze samenleving aanwezig is, zeker als het van bij de minderjarigen komt.
U weet dat het Jeugddelinquentiedecreet in 2019 is gewijzigd. De vorige regering heeft dat aangepast. Het biedt meer mogelijkheden voor openbaar ministerie en rechtbank dan het vorige decreet om kort op de bal te spelen en duidelijke signalen te geven. Maar het is natuurlijk aan de rechterlijke macht om daar gebruik van te maken. Ik kan mij helaas niet in de plaats stellen van een rechter. Dat gaat niet. We hebben scheiding der machten. Het zou raar zijn, mocht dat wel zo zijn. Wij moeten ervoor zorgen dat er voldoende mogelijkheden zijn, vandaar dat we de uitbreiding van de capaciteit in de gemeenschapsinstellingen hebben gedaan, zodat daar veel meer plaatsen zijn. Vorig jaar alleen al was er een uitbreiding in Everberg naar tachtig plaatsen. Dat is een verdubbeling. Er is ook een scheiding tussen jongeren die een jeugddelict plegen en jongeren die in een complexe en kwetsbare situatie zitten. Er staan in het nieuwe decreet heel wat maatregelen, en het is aan de rechter om daar gebruik van te maken.
U zegt dat er een stijgend aantal gevallen van daderschap is. Ik vind het belangrijk dat we de cijfers altijd opvragen. Ik vind elke vorm van geweld verschrikkelijk. Die aantallen moeten naar beneden. In de ideale situatie zouden we geen enkele vorm van geweld hebben in onze samenleving, maar helaas is niet alles ideaal. Anders zouden we in de ideale wereld wonen.
Ik heb dat eens nagevraagd, omdat het altijd interessant is om te weten wat u allemaal zegt en verkondigt in de publieke opinie en ook naar mensen. Uit de jaarcijfers van 2020 van het openbaar ministerie, specifiek de jeugdparketten, blijkt dat het aantal geregistreerde feiten inzake geweld met 21 procent is gedaald ten aanzien van 2019. Het is altijd goed dat dat daalt, maar dat is natuurlijk niet voldoende. Elk daderschap is er een te veel. Maar zeggen dat de cijfers stijgen, klopt ook niet. Ik vind het wel belangrijk dat we juist communiceren en zeker geen onwaarheden verspreiden. Juist is juist. En niet juist is niet juist.
Wil dat zeggen dat we al op de goede weg zijn? Neen, er is nog heel wat werk inzake jeugdpreventie. Dat valt onder de collega’s Beke en Dalle. U moet aan hen vragen wat men daar doet. Wat mijn bevoegdheidsdomeinen betreft, heb ik niet stilgezeten. Ik heb bij het begin van de legislatuur onmiddellijk de capaciteitsuitbreiding in de gemeenschapsinstellingen kunnen doen, samen met de collega. Het is natuurlijk wel belangrijk dat er voldoende plaats is.
Maar daarnaast heb ik intussen nog twee zaken gedaan. Wil dat zeggen dat dat het einde is? Neen, ik plan nog een aantal andere zaken, nadat ik het goed geobjectiveerd en bekeken heb, samen met de sector. Wat hebben we al gedaan? Ten eerste is er de jongerenopvolgingskamer, bij de correctionele rechtbank in Antwerpen. Ik denk dat dat heel belangrijk is. We gaan daar beginnen. En als het project positief geëvalueerd wordt, gaan we kijken om dat uit te breiden. Dat gaat over jongeren die geweld plegen en die we niet met rust laten. Vandaag de dag is het helaas zo – maar dat valt onder de federale bevoegdheid Justitie – dat het veel te lang duurt voordat zo iemand voor de rechter komt. Zo creëer je een vorm van straffeloosheid, en dat mag natuurlijk niet. Daarom hebben we beslist om vanuit Vlaanderen een jongerenopvolgingskamer op te richten, om te voorkomen dat jongeren in een vroeg stadium met rust worden gelaten.
Integendeel, ik wil ze bij hun nekvel pakken, voor de rechter brengen en laten bestraffen. Dat hoort erbij. In die zin denk ik dat dit een zeer belangrijk initiatief is. We hebben dat samen met het parket opgezet, we gaan het nu evalueren, en als het goed geëvalueerd wordt, breiden we het uit naar heel Vlaanderen. Want dat signaal is heel belangrijk: van bij het begin, van bij het eerste feit dat je pleegt, kom je voor de rechter en moet je je verantwoorden. Zo krijgt niemand het gevoel dat ze zich hier alles kunnen permitteren.
Daarnaast is er – en dat is bevoegdheidsdomeinoverschrijdend, met de lokale besturen en hulpverleningszones – KetenOndersteuning Minderjarige Plegers Antwerpen Stad Plus (Kompas+). Kompas+ betreft de ketenaanpak van zeer complexe casussen van gewelddadige jongeren. Deze ketenaanpak is een samenwerking tussen politie, hulpverlening, parket en het lokaal bestuur.
We zijn dit vorig jaar gestart. Ook daar zit een wetenschappelijke component in. Als ook dit goed zit, gaan we kijken of we dit verder moeten uitrollen naar de rest van Vlaanderen.
Het jeugddelinquentierecht is nog maar pas gewijzigd, maar het staat het parlement natuurlijk vrij om over het thema binnen de commissie Justitie een hoorzitting te organiseren met iedereen die erbij betrokken is – politie, parket, jeugdrechtbanken enzoverder –, om na te gaan of de verstrengingen in het jeugddelinquentierecht voldoen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord. Ik ben alvast blij dat u het interessant vindt wat ik zoal te vertellen heb in deze commissie.
Nu, wat betreft dergelijke cijfers, weet u zelf ook goed genoeg dat niet alle cijfers worden aangegeven. Ik krijg dat alleszins meermaals als antwoord op mijn schriftelijke vragen. Dergelijke cijfers van het openbaar ministerie geven geen volledig beeld, ook omdat zij kampen met een enorm capaciteitsprobleem. De rechterlijke macht moet roeien met de middelen die hij heeft, maar als u, als Vlaams minister van Justitie, hen laat verzuipen door hun de riemen af te nemen en ze weg te gooien, dan is daar niemand bij gebaat.
Er is inderdaad nog heel wat werk aan de winkel, minister, maar u moet mij alleszins niet doorverwijzen naar uw collega’s, ministers Beke en Dalle. U moet vanuit uw functie aan tafel gaan zitten om met een degelijk plan op de proppen te komen. Dan zou ik u hier niet elke week opnieuw hoeven te zitten te ondervragen over de zaken waarover u helemaal niet mee bent.
Als we kijken naar het onderzoek ‘Monitoring en evaluatie van het decreet jeugddelinquentierecht’, wat zeer dicht aanleunt bij mijn vraag, minister, dan zou dit volgens het antwoord op schriftelijke vraag 622 afgerond moeten zijn in maart-april 2021. We zijn eind april 2021, dus vandaar mijn tweede bijkomende vraag: kunt u een stand van zaken geven over dit onderzoek? Indien het onderzoek nog niet gepubliceerd zou zijn, hebt u dan al weet van de belangrijkste bevindingen hieromtrent?
De heer Parys heeft het woord.
Collega Blancquaert, ik ben eerlijk gezegd een beetje verbaasd over uw laatste tussenkomst. U begrijpt heel goed dat Vlaanderen bevoegd is geworden voor het jeugddelinquentierecht en daar ook direct een volledig andere focus in heeft gelegd dan het geval is geweest op het federale niveau, toen dat niveau daar nog verantwoordelijk voor was. Wij hebben met de vorige Vlaamse Regering in het Vlaams Parlement het decreet Jeugddelinquentierecht geschreven, weg van het beschermingsmodel en geënt op het verantwoordelijkheidsmodel. We geven daarmee aan de jeugdrechter een veel breder scala aan mogelijkheden om op te treden en we geven het parket meer instrumenten om vroeg in het proces te kunnen optreden en jongens en meisjes ervan te weerhouden veelplegers te worden. De minister voegt daar nog een aantal initiatieven aan toe, zoals de jeugdkamer – een heel belangrijk initiatief – of Kompas+, om in heel complexe casussen van geweldplegers op te treden met iedereen die rond zo’n jongere enige betrokkenheid en dus verantwoordelijkheid draagt.
De minister is bevoegd voor het legistieke, en op dat vlak is er volgens mij niet zo gek veel dat we kunnen veranderen of doen. Het is nu aan de jeugdrechters en het parket om op een juiste manier op te treden. Goed, als de minister kan overleggen met de jeugdrechters en parketten om te kijken waar er eventueel verbeteringen kunnen zijn, dan is dat altijd een goede zaak. Maar als een individuele magistraat of een individuele rechter een afweging maakt die gebaseerd is op het jeugddelinquentierecht, dat op zijn beurt gebaseerd is op het verantwoordelijkheidsmodel, dan is dat binnen zijn appreciatiebevoegdheid. Het is dan nogal gek dat u hier de minister komt bevragen over de appreciatiebevoegdheid die elke individuele parketmagistraat of jeugdrechter hanteert in een casus waar wij nooit alle informatie over hebben of kennen.
Ik vind eerlijk gezegd dat we met die jeugdkamer weer een belangrijke stap vooruit zetten. Ik hoop dat dat een positief project wordt dat we ook over de rest van Vlaanderen kunnen verspreiden, als daarmee goede resultaten geboekt worden. Ik vind ook dat we moeten kijken of we initiatieven zoals Kompas+ ook naar andere arrondissementen kunnen uitrollen, om preventief op te treden, zeer snel, en kort op de bal te spelen. Wat dat betreft, denk ik dat het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering doen wat moet.
De capaciteit die vandaag voorhanden is in de gemeenschapsinstellingen, daar was tijdens de vorige legislatuur om de haverklap een probleem mee, omdat jongeren en kinderen niet geplaatst konden worden. Hier wordt continu extra capaciteit gecreëerd. En u weet ook, als u een beetje de filosofie van het jeugddelinquentierecht kent, dat alle gemeenschapsinstellingen binnenkort worden voorbehouden voor jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, en dus niet langer een thuis zullen zijn voor jongeren die in een problematische opvoedingssituatie of in een verontrustende opvoedingssituatie verkeren. Dus ook daardoor wordt extra capaciteit gecreëerd in de privévoorzieningen die half gesloten zijn.
Wat u deze Vlaamse Regering en deze minister dus alleszins niet kunt verwijten, is een gebrek aan daadkracht.
Ik had wel nog een vraag, minister. U hebt aangegeven dat er een overleg heeft plaatsgevonden met de andere ministers met preventiebevoegdheden. Wat zijn de vervolgstappen die we na dat overleg mogen verwachten? Waarover kunnen we u binnen afzienbare tijd bevragen?
Minister Demir heeft het woord.
Mevrouw Blancquaert, de stuurgroep van het onderzoek over de nulmeting van het jeugddelinquentierecht heeft het rapport afgewerkt, maar wij moeten dat nog ontvangen, dus dat is de stand van zaken.
Voor het overige kan ik zeggen dat we veel samenzitten met de jeugdparketten. Ik vind het heel vreemd dat u zegt dat ik de riemen van de jeugdrechters afneem. Ik versta niet wat u bedoelt. U moet mij misschien eens zeggen welke riemen ik afneem. Doelt u op middelen of budgetten? Dan moet u mij ook zeggen welke middelen ik heb afgenomen. Ik ben daar benieuwd naar, want ik vind dit heel bizar. Het idee van de jongerenopvolgingskamer die we in de correctionele rechtbank van Antwerpen hebben opgericht, was een idee dat vanuit de parketten kwam. Die zeiden dat het belangrijk was om zo’n opvolgingskamer te hebben om zodoende jongeren in een heel vroeg stadium voor de rechter te kunnen brengen. We zijn daarop ingegaan, we hebben daar middelen voor vrijgemaakt en we gaan dat nu bekijken, en als dat positief geëvalueerd wordt, dan gaan we dat uitbreiden naar de rest van Vlaanderen.
Ik zit heel vaak samen met het hele veld en ik sta open voor elk goed initiatief. Ik zal zelf ook niet stilzitten om initiatieven te nemen. Mevrouw Blancquaert, ik heb van u nog geen enkel voorstel gehoord, dus ik zou het heel fijn vinden als u eens wat voorstellen kunt geven, als u zou kunnen zeggen wat ik nog moet doen. U zegt alleen dat ik de riemen van de jeugdrechters afneem, maar ik begrijp niet wat u daarmee bedoelt. Als het over middelen gaat, dan kan ik u in elk geval zeggen dat dat niet het geval is.
Voor het overige staat er een overleg gepland met verschillende collega’s binnen de Vlaamse Regering, collega Parys, om verder te kijken waar we nog kunnen verstrengen. Nogmaals, alle goede initiatieven, of die van het parket of van elders komen, neem ik heel serieus en probeer ik heel snel om te zetten naar de praktijk. Kijk maar naar de jongerenopvolgingskamer: we hebben die heel snel, samen met iedereen die daarachter zit, in de praktijk gebracht.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Ik had even de indruk dat collega Parys de minister van Justitie was, maar blijkbaar is het toch nog steeds minister Demir.
Minister, ik hoor alleszins heel graag dat u openstaat voor alle goede initiatieven en dat u ook spreekt in naam van uw eigen partij. Vorige maand heb ik nog een voorstel van resolutie ingediend om de aanpak van stalking te gaan bekijken, om de Stalkingswet van 1998 te gaan herbekijken, om de daderbehandelprogramma’s te gaan herbekijken en herevalueren. De enige partij die toen de moeite heeft genomen om tussen te komen, was uw partij, en het waren enkel en alleen non-argumenten. Het was, werkelijk waar, een trieste vertoning, en ze kwam alleen maar van uw partij. Andere partijen hebben niet eens de moeite gedaan om tussen te komen, ook de oppositiepartijen niet. Groen, Vooruit noch de PVDA heeft toen de moeite genomen om tussen te komen; ze hebben gewoon tegengestemd, enkel en alleen omdat het voorstel van resolutie van onze partij kwam. Dus als u zegt dat u wij wat meer moeite moeten doen om op te komen voor de slachtoffers in onze samenleving, dan bent u volledig fout en moet u misschien uw eigen agenda wat meer in de gaten houden of uw eigen partij, zodat zij ten minste meestemt voor dergelijke initiatieven.
Minister, de tijd dringt. Er is reeds een derde van uw legislatuur verstreken, maar ik kan alleen maar vaststellen, samen met de vele slachtoffers, dat u hen nog steeds in de kou laat staan. Vooraleer u opnieuw boos gaat worden en vooraleer u hier opnieuw gaat roepen tegen mij, wil ik u nogmaals meegeven dat u in ons een bondgenoot vindt om de strijd tegen elke vorm van geweld of criminaliteit aan te binden. U bent het echter wel nog steeds die op dit ogenblik achter de beleidsknoppen zit en dus is het aan u om die knoppen zo efficiënt en krachtdadig mogelijk te gebruiken. De oppositie kan u er enkel op wijzen waar uw beleid faalt, en het is momenteel nog steeds een falend beleid. Wij wijzen daarop, wij reiken u de hand, wij willen u helpen. Maar als u en uw partij die hand telkens opnieuw wegslaan … Wij kunnen niets meer doen dan de beleidsvoorstellen indienen. Maar als u ze niet wilt, dan kunnen we niets meer doen. Ik vind het dus een beetje flauw, een beetje uit de hoogte – zoals ik wel van u gewoon ben – van u dat u zegt: ‘U doet niets, u dient onvoldoende of geen initiatieven in.’ Dat u dat zelfs durft te zeggen, dat is volkomen fake news, en daar doen wij niet aan mee. Wij werken wel degelijk verder aan het beleid en reiken u de hand. U vindt in ons een bondgenoot, maar u moet wel onze hand aannemen.
Ik denk dat ook mevrouw Blancquaert haar punt heeft gemaakt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.