Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Elk kind ontwikkelt zijn leesvaardigheid verschillend: het gemiddelde kind bestaat niet. Volgens de Nederlandse academicus Kees Vernooy, waarover we vanmorgen trouwens ook hebben gehoord, collega’s, hebben scholen nood aan een leesbeleid dat rekening houdt met die verschillen in leesontwikkeling. Leesonderwijs moet immers voor alle leerlingen voldoende kansen creëren voor persoonlijke en educatieve ontwikkeling.
Op donderdag 4 maart hadden we het in de commissie Onderwijs onder andere over het Vlaams Leesoffensief, waarrond nu een actieplan wordt gemaakt. Minister, tijdens die bespreking in de commissie gaf u heel terecht aan dat het vooral belangrijk is om heel pragmatisch en laagdrempelig aan de slag te gaan, om te focussen op een verruiming van het bereik en binnen te breken in de leefwereld van kinderen en jongeren, zodat we hun leesvoer op hun maat kunnen aanbieden.
We moeten dus inderdaad op zoek gaan naar zo veel mogelijk manieren om kinderen aan het lezen te zetten en hen ook graag te doen lezen. Voor kinderen met een leesbeperking is de uitdaging om te leren lezen en hen graag te laten lezen nog veel groter. 3 tot 5 procent van de Nederlandse scholieren zou dyslexie hebben, zo wordt gesteld door de wetenschappers Wentink en Verhoeven. Dan hebben we het nog niet over dyspraxie, dysfasie, ADD, ADHD en leerlingen die slechtziend zijn. Dat wil zeggen dat er in zowat elke klas van twintig leerlingen zeker één leerling zit die ernstige moeilijkheden heeft met lezen.
Minister, u zult het ongetwijfeld met mij eens zijn als ik zeg dat ook die kinderen extra ondersteuning verdienen bij het leren lezen. Hoe stimuleert u scholen om een inclusief leesbeleid uit te werken? Welke gespecialiseerde partners betrekt u daarbij of zult u daarbij betrekken? Zult u erop toezien dat er specifiek aandacht wordt besteed aan acties rond inclusief lezen bij de uitwerking van het actieplan Vlaams Leesoffensief? Zo ja, in welke zin?
Minister Weyts heeft het woord.
Met het Vlaams Leesoffensief (LOF) wil ik iedereen bereiken, maar ik vraag specifieke aandacht voor wie moeilijker of niet graag leest. Eigenlijk leggen we de lat dus echt wel vrij hoog, en zijn we ambitieus. Het Leesoffensief staat in zijn totaliteit voor een aanpak waarin we proberen iedereen mee te krijgen. Het zal zich ook richten tot een brede waaier aan doelgroepen, zowel binnen als buiten de school: van kleuters over leerlingen tot studenten, van ouders en grootouders over straathoekwerkers tot het jeugdwerk, van werknemers tot werkgevers, langs nieuwkomers en straathoekwerkers, het jeugdwerk, de kinderopvang, de lerarenopleidingen en -navormingen, de laaggeletterde volwassenen en ga zo maar even door.
We focussen dus op een breed maatschappelijk spectrum. We willen alle lezers en vooral niet-lezers op de best mogelijke wijze bij hun leestraject assisteren en warm maken voor lezen. Het Leesoffensief heeft de opdracht om structurele en duurzame oplossingen en adviezen te formuleren voor de diverse domeinen. Daartoe werkt men aan een operationeel plan, waar mogelijk ook gelinkt aan concrete projecten die de realisatie van die doelstellingen dichterbij kunnen brengen. Die aanpak moet vermijden dat er louter een veelheid ontstaat van losse projecten zonder al te veel samenhang, bijvoorbeeld op het vlak van onderwijs, zonder de nodige aandacht voor lees- en leerlijnen.
Voor de uitwerking van die concrete projecten zullen we vanzelfsprekend ook samenwerken met organisaties die bewezen expertise hebben op bijvoorbeeld het terrein van leesmoeilijkheden en -drempels. De extra expertise uit het LOF kan anderzijds dienen om huidige initiatieven te bevruchten en te inspireren. Dat is de wisselwerking. Ik verwijs dan naar de projecten Beste Boekenjuf/Boekenmeester, Poëziesterren, of naar het traject ‘Lezen op school’ en de prioritaire navorming, die in het huidige en het komende schooljaar focussen op begrijpend lezen.
Ik ben ervan overtuigd dat het belangrijk is dat we op alle fronten met het Leesoffensief aan de slag gaan. Dat offensief kan ervoor zorgen dat we één kader, één strijdplan hebben waarbinnen alle leesprojecten op hun terrein die strijd kunnen aangaan. U kunt eropaan dat we daarbij specifieke aandacht zullen hebben voor jongeren die een hogere leesdrempel ervaren. Ik ben mij altijd bewust van een mogelijk mattheuseffect, waarbij we diegenen die eigenlijk al over de drempel zijn, nog meer gaan stimuleren om te lezen. Dat is mooi meegenomen, maar het is vooral de ambitie om ervoor te zorgen dat we nieuwe groepen bereiken, dat we die er maximaal van kunnen overtuigen om een boek open te slaan en hen daarbij ondersteunen.
Het advies over dat Leesoffensief wordt momenteel voorbereid. Ik verwacht eind volgende maand of begin juni een rapportering daaromtrent. Ik ga daar natuurlijk niet op vooruitlopen, maar ik zet met de minister-president alvast een expliciete stap in de richting van samenwerking, duurzaamheid en professionalisering op alle leesvlakken en voor alle doelgroepen. Net als u kijk ik dus uit naar dat advies.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik had van u niet anders verwacht dan dat u er alles aan zou doen om iedereen te besmetten met dat leesvirus. U gaf al een aantal initiatieven aan maar ik zou u willen vragen om samen met de minister-president ook aandacht te hebben voor een initiatief dat niet zozeer binnen de onderwijscontext wordt genoemd maar waar ik wel heel sterk in geloof. Ik heb het dan over de Luisterpuntbibliotheek. Dat is een Vlaamse openbare bibliotheek voor personen met een leesbeperking, dus voor iedereen die moeilijk of geen gedrukte boeken kan lezen. Daarvoor bestaan dan Daisy-luisterboeken of brailleboeken. Maar zeker die Daisy-luisterboeken zijn gericht op mensen die een leesstoornis hebben.
Uit een gesprek dat ik daarover heb gehad, blijkt dat die Daisy-boeken ook interessant kunnen zijn voor kinderen en volwassenen die het Nederlands nog niet echt machtig zijn. Op die manier zullen ze het Nederlands misschien sneller leren maar slaan zij ook aan het lezen.
Ik pleit ervoor om dit open te trekken en om die expertise te gebruiken bij de promotie van het lezen in het Nederlands.
Tot slot kijk ik uit naar het advies waaraan momenteel wordt gewerkt in verband met het Vlaams leesoffensief.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ook onze fractie kijkt enorm uit naar het advies over het Vlaams leesoffensief en de verdere werkzaamheden in dat kader.
Het is duidelijk dat het hier gaat om een zeer omvangrijk en geïntegreerd initiatief om iedereen aan het lezen te krijgen met specifieke aandacht voor wie een hogere leesdrempel ervaart.
We hebben het hier al vaker gehad over het belang van leesvaardigheid. Een sterke leesvaardigheid bij kinderen is een absolute basis. Zonder goed te kunnen lezen kan van kwalitatief leren weinig sprake zijn. Leesvaardigheid komt immers terug in elk vak.
Gelet op dit belang is het essentieel dat elke leerling wordt meegetrokken in de inspanningen om de leesvaardigheid bij onze scholieren op te krikken.
Minister, een van de initiatieven die u al hebt genomen om het tij op het vlak van begrijpend lezen te keren, is het toespitsen van de prioritaire nascholingsmiddelen in de schooljaren 2020-2021 en 2021-2022 op het thema begrijpend lezen voor de leerkrachten in het basisonderwijs. U hebt er zelf heel kort naar verwezen. Kunt u toelichten in welke mate er binnen de prioritaire nascholing wordt ingezet op het inclusief leesbeleid?
In het kader van het inclusief leesbeleid zag ik begin deze week een interessant nieuwsbericht. Afgelopen weekend was u aanwezig bij de aftrap van een nieuwe editie van Leeshelden in de bibliotheek van Sint-Pieters-Leeuw. Leeshelden is vier jaar geleden opgestart in Sint-Pieters-Leeuw als project om jonge kinderen bij wie het lezen minder vlot gaat te helpen om de leesvaardigheid te verbeteren. Het zijn de zorgleerkrachten op school die aangeven welke kinderen voor het traject in aanmerking komen. Zij worden vervolgens uitgenodigd om gedurende tien weken elke zondagvoormiddag in de bibliotheek te komen lezen, maar ook om te spelen, te fantaseren, te knutselen enzovoort.
Sinds de projectoproep Lezen op school van vorig jaar kan het project rekenen op Vlaamse subsidies en is het project Leeshelden uitgebreid naar zes andere bibliotheken in de regio.
Minister, ik denk dat het Leeshelden-initiatief in het kader van het inclusief leesbeleid een heel positief project is. Ziet u dit project als een best practice voor scholen hoe een inclusief leesbeleid er zou kunnen uitzien? Zijn er op termijn plannen om Leeshelden Vlaanderenbreed uit te rollen en zo ja, wanneer?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Om goed te kunnen lezen is het natuurlijk belangrijk dat de effectieve lestijd die in de klas aan lezen wordt gespendeerd, wordt verhoogd. Uit de Onderwijsspiegel 2020 bleek dat in 44 procent van de basisscholen er niet voldoende tijd wordt gespendeerd aan effectieve leestijd. Een derde van de basisscholen heeft een eenzijdig of verouderd leesaanbod. Meestal lezen leerlingen pas als er tijd over is. Te veel leerkrachten voeren ook slaafs uit wat er in het onderwijspakket aan bod komt. Zij voeren taken uit zonder na te denken. Dat blijkt allemaal uit die Onderwijsspiegel.
Om te komen tot een goed lees- en taalonderwijs is een goed taalbeleid belangrijk. En ook hier heeft de Onderwijsinspectie aangetoond dat dat in veel scholen nogal te wensen overlaat. Men kan daar natuurlijk visieteksten over schrijven maar scholen moeten er ook effectief mee aan de slag gaan. Zo niet, blijven de voornemens dode letter.
Minister, uit een vraag van mijn collega Filip Brusselmans aan minister-president Jambon bleek ook dat de uitleencijfers in onze bibliotheken erop achteruitgaan. Verder blijkt ook dat scholen steeds minder fysiek bibliotheken bezoeken. Dat kan uiteraard ook aan corona liggen maar daarnaast verdwijnen ook veel wijkbibliotheken waardoor het praktisch moeilijker wordt om een bibliotheek te gaan bezoeken.
De fysieke aanwezigheid van boeken is heel belangrijk. Zo blijkt uit onderzoek dat gewoon al de aanwezigheid van boeken in een huis, tegemoetkomt aan de ontwikkeling en leesvaardigheid van opgroeiende kinderen.
Minister, kan eventueel worden nagedacht over campagnes of initiatieven om het bibliotheekbezoek aan te wakkeren – maar dat valt eerder onder de bevoegdheid van de minister-president? Kan er ook voor worden gezorgd dat scholen effectief fysiek naar bibliotheken gaan?
Minister Weyts heeft het woord.
Die Daisy-luisterboeken zijn een interessante invalshoek maar het is afwachten wat het advies ook op dat vlak te bieden heeft.
We steunen diverse nascholingsinitiatieven over begrijpend lezen. Daarbij zijn er ongetwijfeld ook initiatieven over bepaalde problemen zoals dyslexie. Wij hebben die heel specifiek sinds vorig jaar een boost gegeven. Ik combineer daarbij de bevoegdheid van minister van Onderwijs en minister van de Vlaamse Rand.
Als minister van Onderwijs heb ik 58 meerjarenprojecten ondersteund in verband met lezen. Heel specifiek voor de Vlaamse Rand gaat het nog eens over 22 projecten waaronder het project in Sint-Pieters-Leeuw. Daarbij gaan ook vrij jonge kinderen aan de slag om echt te proberen begrijpend te lezen. Dat is een quasi individuele aanpak, met groepjes van vier of vijf kinderen, waarbij een hecht gevoel ontstaat. Dat zijn natuurlijk arbeidsintensieve projecten waar wel wat middelen naartoe gaan. Het is echter belangrijk dat we erin slagen om kinderen de smaak te pakken te doen krijgen. Ik hoop dat we dat ook kunnen realiseren via dat overkoepelend plan.
Wat tot slot het onderwijs betreft, moeten we ook het belang onderschrijven van de basis, namelijk de grammatica. Wanneer men die regels goed onder de knie heeft, dan wordt de drempel om goed en graag te lezen verlaagd. Wat men beter kan, zal men ook liever doen. Laat ons dus zeker de waarde van de basisregels, van de grammaticaregels niet onderschatten.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de extra antwoorden. Het leesvirus verspreiden en kinderen goed leren lezen is een opdracht van het onderwijs maar niet alleen van het onderwijs. Het is dan ook goed dat er een overkoepelend initiatief is. Maar ik herhaal toch graag mijn vraag om de mensen van Luisterpunt daarbij te betrekken. Momenteel is dat nog niet het geval. Ik wil u vragen om hen mee te nemen in de scope.
Verder denk ik dat het ook belangrijk is om er binnen het nascholingsaanbod aandacht voor te blijven hebben om die leesmethodes zo efficiënt mogelijk te maken en om die goed in te zetten in de klas. Ik volg u, minister, dat het begint met het leren lezen. Het leesonderwijs verdient alle aandacht. Daar zitten we op dezelfde lijn. Maar het is natuurlijk zo dat – en dat was de insteek van mijn vraag – als je een beperking hebt of om de een of andere reden de lettertjes soms door elkaar ziet dansen, het wat moeilijker is om dat boek open te slaan en eraan te beginnen. Daarom is mijn vraag om zeker ook in te zetten op die leerlingen en op die volwassenen die leesproblemen hebben, zoals dyslexie, maar ook dyspraxie, dysfasie enzovoort. Dank u wel om daaraan de nodige aandacht te schenken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.