Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bex heeft het woord.
Dank u wel voorzitter, goedemiddag collega’s, het is tof om eens in een andere commissie dan gewoonlijk te gast te zijn.
Minister, u hebt op 25 maart een omgevingsvergunning toegekend aan BROEKLIN, het vroegere Uplace. Voor alle duidelijkheid: ook voor onze fractie is het heel belangrijk dat er vooruitgang geboekt wordt in de ontwikkeling van het reconversiegebied Vilvoorde-Machelen. Tegelijk mag de ontwikkeling van de BROEKLIN-site de transformatie van het volledige reconversiegebied, dat ook een aantal andere belangrijke zones bevat, niet hypothekeren, en moet de ontwikkeling van het gebied uiteraard ook kaderen in de bredere Vlaamse beleidsdoelstellingen, in het bijzonder op het vlak van mobiliteit, stikstof en handelskernen.
De Vlaamse Regering streeft naar een modal split van 50 procent auto en 50 procent duurzame verplaatsingen in 2030 in de Vlaamse rand. Na het stikstofarrest hebt u een stappenplan aangekondigd om te vermijden dat het stikstofprobleem verder escaleert. De Vlaamse Regering heeft u daarin gesteund – de parlementsfracties van de meerderheid hebben daarover een resolutie ingediend – en wil ook de handelskernen in onze steden, die bijzonder hard lijden onder de coronacrisis, versterken.
Het BROEKLIN-project dat u vergund hebt, blijft zeer sterk gericht op het aantrekken van hoge bezoekers- en werknemersintensiteiten. Met 4500 parkeerplaatsen zal het BROEKLIN-project een van de grootste parkings van Vlaanderen hebben. Dat aantal volstaat om zelfs op een piekmoment parkeerplaats te bieden voor een auto-aandeel van 85 procent. Zoveel parkeerplaatsen zal uiteraard ook leiden tot een groter auto-aandeel in de modal split. Ook mobiliteitsexperten bevestigen dat, zeker aangezien de fiets- en voetgangersinfrastructuur in de omgeving ondermaats is en de doorstroming van de Ringtrambus, die daar speciaal voor is voorzien, en van de gebiedsshuttle op korte en middellange termijn niet gegarandeerd is. Ook het wegennet is niet uitgerust voor die bijkomende verkeersstromen en de impact van dat extra verkeer op de luchtkwaliteit zal hoog zijn.
U hebt ook een aantal voorwaarden opgelegd. Op het vlak van mobiliteit zijn dat de shuttledienst, het bedrijfsvervoersplan, een evenementenvervoersplan en een thuisbezorgingsplan. Er komt ook een monitoring van de luchtkwaliteit. Als blijkt dat de jaargrenswaarde voor stikstof overschreden wordt en het project bijdraagt aan de overschrijding van de norm, moet het aantal parkeerplaatsen worden verlaagd van 4500 naar 3480. Het is onduidelijk in welke mate de eenzijdige verbintenis van de nv Uplace om enkel maatwinkels in te richten, ook als voorwaarde in de vergunning is opgenomen.
Minister, wat is de impact van de vergunning op de ambities van de Vlaamse Regering om een modale verdeling van 50/50 te bereiken in de vervoersregio van de Vlaamse Rand?
Waarom hebt u niet meteen een beperking van het aantal parkeerplaatsen opgelegd? Dat had perfect gekund. Dat het extra tijdelijke parkeergebouw van ongeveer 1000 plaatsen niet mocht worden gebouwd, had u als voorwaarde kunnen opnemen.
Hoe kan de afbouw van vergunde parkeerplaatsen worden afgedwongen? Dat is toch een bijzondere techniek van vergunnen, zeggen dat iets mag worden gebouwd, maar dat het weg moet wanneer bepaalde voorwaarden niet zouden worden gehaald.
Minister, hoe zult u monitoren dat de jaargrenswaarde voor stikstof niet wordt overschreden? Hoe gaat u uitsluiten dat het project bijdraagt aan de overschrijding van de norm? U zegt dat, als u zeker bent dat het er niet toe bijdraagt, de parkeerplaatsen dan kunnen blijven, maar hoe bepaalt u zoiets?
Welke eenzijdige verbintenissen van Uplace nv, zoals bijvoorbeeld de keuze voor het concept van maakwinkels, zijn uitdrukkelijk in de vergunning opgenomen als voorwaarden, zodat deze engagementen ook afdwingbaar worden ten aanzien van eventuele rechtsopvolgers van Uplace nv?
Minister Demir heeft het woord.
Het project waarvoor ik de vergunning samen met collega Crevits verleende, is gesteund door een groot deel van de middenveldorganisaties, waaronder de Bond Beter Leefmilieu (BBL) en UNIZO, onder andere omdat het BROEKLIN-project de 50/50-modal split mee helpt bereiken. Hieronder geef ik een aantal voorbeelden van maatregelen die een duurzame mobiliteit ten behoeve komen. Er wordt een shuttlebus voorzien tussen het station van Vilvoorde en de BROEKLIN-site tijdens de openingsuren en voor en na evenementen. Er worden 3000 fietsenstallingen voorzien. De vergunninghouder maakt een thuisbezorgingsplan op en de huurders van de vergunninghouder zijn verplicht deel te nemen aan dit plan. Dit thuisbezorgingsplan bevat emissiereducerende maatregelen, zoals de terbeschikkingstelling van elektrische bestelwagens om thuisbezorging uit te voeren. Daarnaast wordt ook een bedrijfsvervoersplan en een evenementenvervoersplan opgemaakt. De transitieparking mag enkel als piekparking fungeren. Er wordt een gefaseerde afbouw voorzien van 4500 parkeerplaatsen naar 2680 parkeerplaatsen naarmate de 50/50-modal split wordt gerealiseerd. Deze afbouw gebeurt op basis van de rapportages van de mobiliteitsdeskundige en het monitoringscomité mobiliteit.
U vraagt om het aantal parkeerplaatsen te beperken. Ik heb dat bekeken, maar als vergunningverlener kan ik de plannen niet wijzigen. Zoals gezegd is het project dusdanig geconcipieerd dat het de 50/50-modal split mee helpt bereiken. Anderzijds wordt het aantal parkeerplaatsen afgebouwd naarmate de 50/50-modal split wordt gerealiseerd. Ik heb daar maximaal op gelet en ook goed geluisterd naar de verschillende standpunten die betrokken zijn bij dit dossier.
In de vergunning werd wel een bijkomende voorwaarde over de afbouw van het aantal parkeerplaatsen voorzien op basis van de luchtkwaliteit. Als uit de luchtkwaliteitsmonitoring blijkt dat de jaargrenswaarde voor stikstofdioxide wordt overschreden, dan wordt het aantal parkeerplaatsen van 4500 naar 3480 plaatsen verminderd.
Dus dat kon ik wel. Ik kon niet ineens de plannen wijzigen, maar ik kon wel hun voorwaarden in de vergunning laten opnemen. Dat heb ik ook gedaan. Het naleven van deze afbouw moet ook gehandhaafd worden en de nodige maatregelen moeten getroffen worden.
In de voorwaarden van de vergunning wordt ook een monitoringsprogramma Lucht opgelegd. Het is ook goed dat we dat doen. Bovendien bevat de vergunning voor het BROEKLIN-project, zoals gezegd, ook voorwaarden om de wegverkeersemissie systematisch aan te pakken.
In verband met de tweede vraag wees ik al op de verplichte afbouw van het aantal parkeerplaatsen als er een overschrijding is van de grenswaarden.
Wat uw vierde vraag betreft, werden naar aanleiding van het onderzoek van de omgevingsvergunningsaanvraag de door de aanvrager toegevoegde eenzijdige verbintenissen onderzocht en zoveel mogelijk ook als voorwaarden en lasten opgelegd in de vergunning. Ik geef een aantal voorbeelden:
Er is een monitoringscomité opgericht dat toeziet op de naleving van het maakwinkelconcept en de complementariteit met de nabijgelegen handelskernen. Vandaar dat Vilvoorde, Leuven, Machelen en ook de provincie samen met de middenstandorganisaties van dat comité deel uitmaken. Want het is natuurlijk niet de bedoeling om niét aan het concept van maakwinkel te voldoen. Dat is essentieel. Vandaar het monitoringscomité dat we daar hebben opgezet.
Jaarlijks wordt de verkeersgeneratie, parkeerbehoefte en -duur gemonitord in functie van het bereiken van de modal shift. Deze resultaten worden ook voorgelegd aan het comité. Het monitoringsprogramma Lucht is voorzien voor de meting van de luchtkwaliteit. De afbouw van de parking als de modal split bereikt is, een bedrijfsvervoersplan, enzovoort.
Hierbij moet opgemerkt worden dat deze vergunningsvoorwaarden dienen te voldoen aan de bepalingen van het Omgevingsdecreet. Dat wil zeggen: voldoende precies en redelijk in verhouding tot het vergunde project, en te verwezenlijken door toedoen van de aanvrager, bouwheer, gebruiker of exploitant.
Ten slotte heeft de omgevingsvergunning een zakelijk karakter. Dit betekent dat ook de eventuele rechtsopvolgers van de nv Uplace zich zullen dienen te houden aan de voorwaarden van deze omgevingsvergunning. Voor het wijzigen van de voorwaarden van de vergunning zal bijgevolg een omgevingsvergunningsaanvraag ingediend moeten worden en beoordeeld door de vergunningverlenende overheid. De eenzijdige verbintenissen volgen als bijzaak ook steeds de hoofdzaak, zijnde de omgevingsvergunning. Daarom verbinden de eenzijdige verbintenissen ook de toekomstige vergunninghouder.
De heer Bex heeft het woord.
Ik wil u danken voor uw antwoord, minister. Ik wil ook zeggen dat ik vind dat u in dezen niet voor een gemakkelijke beslissing stond. We zien echt wel in dat er in die regio vooruitgang geboekt moet worden. Het kan niet dat dergelijke terreinen braak blijven liggen, dat het een ‘wasteland’ blijft.
Tegelijk vind ik toch ook dat de Vlaamse Regering, door de beslissing te nemen, vrij cynisch gehandeld heeft. Zeker wat betreft de mobiliteitsvoorwaarden: zeggen dat je ervan uitgaat dat je streeft naar een 50/50-modal split, maar tegelijkertijd een parking vergunnen die overduidelijk gericht is op een modal split die veel hoger ligt, dat vind ik minstens zeer goedgelovig, als u denkt dat op die manier op termijn in dat gebied – zeker op de site zelf – naar een modal split van 50/50 zal gegaan worden. Want ik zeg het nog eens: zelfs bij het maximaal aantal bezoekers dat verwacht wordt, kan 85 procent van die bezoekers met de auto komen, en dan vinden ze nog allemaal plaats op de parking die u daar vergund hebt.
Ook op het vlak van stikstof is het toch bijzonder dat wordt gezegd: ‘Kijk, we gaan het vergunnen en als we zien dat die normen, die jaargrenswaarde toch worden overschreden, dan gaan we terugschroeven.’ Dan zal men wel doen wat men initieel bij de toekenning van die vergunning blijkbaar niet kan doen, namelijk het aantal parkeerplaatsen naar beneden halen.
Minister, ik ben wel tevreden met het deel van uw antwoord waarin u zegt ervoor te hebben gezorgd dat die verplichting om daar maakwinkels in te richten, ook juridisch afdwingbaar wordt. In het algemeen blijf ik echter toch wat op mijn honger zitten. Ik heb niet de indruk dat die modal split daar daadwerkelijk zal plaatsvinden, en dat is echt dramatisch voor een omgeving die al zo fel onderhevig is aan verkeerscongestie, zeker op de momenten dat het ook het drukst zal zijn in BROEKLIN. Kunt u verduidelijken waarom u op een bepaald moment wel kunt zeggen dat de parking toe moet, omdat bepaalde stikstofwaarden daar worden overschreden, maar niet kunt zeggen dat die parking dicht moet, omdat bepaalde mobiliteitsnormen worden overschreden? Dat is immers niet wat u hebt gedaan, als ik het goed begrijp.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik wil graag even tussenkomen met betrekking tot dit dossier. Collega Bex, we hebben het debat over dit dossier ook al gevoerd in de commissie Mobiliteit. We verschillen enigszins van mening. Ik vind dat de regering in dit dossier echt daadkracht heeft getoond door dat project op die manier te vergunnen. Ik denk dat het vrij ongezien is dat er dergelijke voorwaarden en verplichtingen worden opgelegd bij een omgevingsvergunning, en die verplichtingen zijn niet min. De minister heeft er zelf al naar verwezen in haar antwoord: er is die shuttlebus, het thuisbezorgplan, metingsplannen voor die luchtkwaliteit, het bedrijfsvervoersplan, het aanstellen van een mobiliteitscoördinator, het afbouwen van de parkeerplaatsen en dergelijke meer. Ik wil er ook nog eens op wijzen dat het advies van de diensten van Mobiliteit en Openbare Werken voorwaardelijk gunstig was. Ik denk dus dat deze vergunning zeer terecht is, en ik ben eigenlijk blij dat er op die woestijn – u had het over een braakliggend stuk, vorige keer hadden we het over een woestijn – eindelijk een innovatief project kan komen, en dit project lijkt eigenlijk in niets op het project dat Uplace was. Dat was veeleer gericht op shopping en beleving. Dit is meer maakindustrie. Het is een totaal ander project, en ik hoop van harte dat dit goed is. Ik verwijs nogmaals naar het opiniestuk dat Alexander D’Hooghe op 1 april in De Standaard schreef. Daarin verwees hij ook naar een soort nieuwe stedelijke ontwikkeling, die dé manier is waarop we ermee moeten omgaan op die plaatsen. Je zit daar immers onder die ring, onder dat viaduct enzovoort, met diverse functies.
Minister, ik wil u eigenlijk een pluim geven, omdat u die vergunning, met dergelijke voorwaarden voor … (onverstaanbaar) … dan toch hebt verstrekt. Ik heb dan ook maar één vraag. De vergunning is eind maart verstrekt. De beroepstermijn loopt nog. Hebt u al weet van ingediende beroepen in dit dossier?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, ik zal niet meteen ingaan op de inhoudelijke zaken van het project an sich, maar wil wel even stilstaan bij de procedure. Minister, we hebben daaromtrent nog een aantal vragen om verduidelijking. Iedereen weet dat we wat stikstof betreft natuurlijk voor een stukje in een impasse zitten, dat heel wat bedrijven en zij die vergunningen moeten aanvragen toch wel met vragen zitten over de manier waarop hun projecten kunnen worden vergund. Minister, is deze vergunning nog verleend volgens het oude PAS-kader (Programmatische Aanpak Stikstof) of is in dezen een specifieke passende beoordeling opgemaakt?
De voorwaarde om te monitoren wordt hier opgelegd. Indien een jaargrenswaarde inzake stikstof zou worden overschreden, zouden er maatregelen moeten worden genomen. Ik wil bij dezen wat verduidelijking vragen. Wat is die jaargrenswaarde precies, en wat moet ik onder een overschrijding in dezen verstaan? Is dat een grenswaarde specifiek voor BROEKLIN, voor dit project, gekoppeld aan deze vergunning en daarvoor opgelegd?
Wat de monitoring betreft, ga ik ervan uit dat het dan om emissiemonitoring gaat, specifiek van dit project. Of gaat het over depositiemonitoring? Dat waren nog enkele vragen om verduidelijking qua procedure.
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, het is een heel moeilijk dossier. Ofwel kun je vergunnen, ofwel kun je het afwijzen. Maar rekening houdend met alle elementen die voorlagen en de bezwaren en dergelijke die zijn ingediend, hebben we verregaande voorwaarden opgelegd.
Collega Bex, decretaal kan ik niet zeggen: je krijgt een vergunning, en het is maar met duizend parkeerplaatsen. Anders moeten we het decreet wijzigen, maar blijkbaar werkt het zo niet. We hebben wel zeer verregaande bijkomende voorwaarden opgelegd, waardoor het project mijns inziens ook veel beter wordt. Wij kunnen juridisch de parkeerplaatsen niet schrappen, omdat dat zou neerkomen op een illegale planwijziging door de vergunningverlener. Ik denk dat u mij dat niet vraagt. Eigenlijk vraagt u dat wel, maar ik kan dat niet doen, want als ik dat doe, is het illegaal. Het maximale dat ik kon doen, is het behoud van de parkeerplaatsen koppelen aan het behalen van de NOx-normen, waardoor het project ook sterk gemonitord wordt op luchtverontreiniging.
Er dient ook te worden vastgesteld dat het project slechts een uiterst beperkte bijdrage levert aan de stikstofdeposities in het betrokken habitatrichtlijngebied. De stikstofdeposities in dit gebied worden in hoofdzaak veroorzaakt door andere bronnen. Ik verwijs daarvoor ook naar het project-MER, waar we kunnen zien dat de bijdrage aan de kritische depositiewaarde in het betrokken habitatrichtlijngebied heel minimaal is, namelijk een niet meer of minstens zeer moeilijk meetbare bijdrage. De bijdrage is kleiner dan 0,3 kilogram. Dat is op zich dus goed qua stikstofdepositie.
Daarbij houden we natuurlijk ook rekening met de huidige trend inzake NOx-emissies. Was dat ook maar zo bij ammoniakemissie, natuurlijk. De trend is daar heel duidelijk in dalende lijn. Dat wordt ook doorgezet door allerlei maatschappelijke evoluties, zoals de vergroening van het wagenpark. Bij bedrijfswagens zien we bijvoorbeeld dat men nog een voordeel kan krijgen door in te zetten op elektrische wagens. Er zijn de komende jaren dus heel wat maatschappelijke evoluties. Er is ook het beslist beleid, zoals het luchtbeleidsplan, waarmee de NOx de komende vijftien jaar met 80 procent naar beneden moet gaan. Tot zover het aspect rond NOx en stikstof in dit project, en ik verwijs dus ook naar het project-MER en de minieme bijdrage van 0,3 kilogram.
De heer Bex heeft het woord.
Bedankt, minister. U weet natuurlijk dat ik u zeker niet wil aanzetten tot illegale daden. Integendeel, ik zou u meteen tot de orde roepen en u tegenhouden.
Ik zie zeker ook de positieve aspecten van dit dossier, maar ik zie ook dat er met dit aantal parkeerplaatsen een verkeersinfarct dreigt. De vaststelling die we doen, is dat u een aantal voorwaarden oplegt op het vlak van stikstof. En als die niet gehaald worden, moet het aantal parkeerplaatsen verminderd worden. U hebt dat niet gedaan op het vlak van mobiliteit.
En nu zegt u in de repliek: eigenlijk weten we wel dat op het vlak van stikstof de uitdaging niet zo groot zal zijn. Lees tussen de lijnen: het zal niet zover komen dat het aantal parkeerplaatsen verminderd zal moeten worden. Dat betekent dus dat we daar een site creëren op een plaats die al zo congestiegevoelig is, met de tweede grootste parking van Vlaanderen en dat we die daar nog niet meteen weg gaan krijgen. De ontwikkelaar heeft ook niet meteen incentives om het aantal parkeerplaatsen te verminderen en om de modal shift te gaan halen. Ik voorspel u dat we daar met de Vlaamse overheid op een reeds zeer congestiegevoelige plek nog eens bijkomende files gaan organiseren. Dat had anders en beter gekund en wij blijven dat betreuren en wij zullen ons daar blijven tegen uitspreken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.