Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Beweren dat er wat schort aan het federale archief- en museumbeleid is natuurlijk een understatement. Het is al jaren een publiek geheim dat dat beleid veruit ondermaats is. In de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (KMSK) in Brussel sluiten de zalen met de meesterwerken van de oude meesters, waaronder Rubens, Bruegel en Rembrandt, al zeker tot 15 oktober, voor minstens een half jaar dus. Tenzij uw naam Brad Pitt is, dan gaat er blijkbaar toch wel een en ander open, maar dat laat ik voor rekening van het museum zelf. Naar verluidt zouden de KMSK Brussel de zalen willen heropenen waar zich het Fin-de-Siècle Museum bevindt. Dat betekent een verschuiving van de schaarse suppoosten en dus vond de directie er niets beter op dan de andere topstukken uit de collectie ontoegankelijk te maken.
Het museum stelt dat de coronacrisis mee verantwoordelijk is voor het sluiten van de zalen, maar we weten allemaal dat de malaise al begon voor de pandemie uitbrak. Sommige contracten werden niet verlengd en mensen die met pensioen gingen, werden niet of amper vervangen. Daardoor beschikt het museum nu over te weinig bewakingspersoneel.
Sowieso toont het museum maar een fractie van de collectie. Eerder werd de collectie Moderne Kunst al weggehaald om plaats te maken voor het Fin-de-Siècle Museum, een project van de niet geheel onbesproken directeur Michel Draguet. De condities waarin de werken worden getoond en bewaard, botst al jaren op kritiek in binnen- en buitenland, maar niemand voelt zich blijkbaar geroepen om daar ook werkelijk iets aan te doen. De infrastructuur en de gebouwen zijn hopeloos verouderd en beantwoorden al jaren niet meer aan de minimumvoorwaarden waaraan een volwaardig museum dient te beantwoorden. De klap op de vuurpijl was dat de pas gerestaureerde Rembrandtzaal een paar maanden na de heropening weer dicht moest wegens vochtproblemen. Een aantal zalen wachten al jaren op restauratie en de opslag is ondermaats. Kortom, ik denk dat voor iedereen het probleem duidelijk is.
Wat er in de KMSK Brussel aan de hand is, is jammer genoeg symptomatisch voor het federale non-beleid voor de archieven en museale collecties. Het ooit zo prestigieuze Museum Kunst & Geschiedenis in het Jubelpark, dat een van de grootste en interessantste museale collecties van het land beheert, knipte zo drastisch in de openingsuren dat het bijna de facto gesloten is. Ook hier is al jaren sprake van verouderde infrastructuur, vochtproblemen en mismanagement. En dan zwijg ik nog over de ronduit schandalige toestanden in het nabijgelegen Legermuseum, of over het Antwerpse Rijksarchief, dat al jaren in het Oost-Vlaamse Beveren – niet ver van mij vandaan – ligt weg te rotten.
Wat mij vooral in deze malaise stoort, is dat het ook een weerslag heeft op Vlaanderen. Vlaams minister Zuhal Demir, ooit op federaal niveau nog bevoegd voor de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, heeft via Toerisme Vlaanderen mee geïnvesteerd in de opfrissing van de Bruegelzaal als onderdeel van de Oude Meesters. Hier wordt dus Vlaams geld vergooid. Uw collega Demir, minister-president, onderstreept in een verklaring dat we ‘met onze Vlaamse meesters goud in handen hebben’ op toeristisch vlak. In Gent gaat net op dit moment het nieuwe bezoekerscentrum van het Lam Gods open: een extra reden voor de kunstliefhebber om na de barre coronatijden naar Vlaanderen af te zakken. Dat roept allemaal toch wat vragen op, gezien de geschetste problematiek.
Hoe vaak is de heersende malaise binnen de federale musea en archieven al ter sprake gekomen tijdens de zogenaamde interfederale gesprekken rond Cultuur? En als dit al gebeurde, had ik graag vernomen welk standpunt u ter zake hebt ingenomen.
Hoeveel heeft de Vlaamse overheid in de laatste vijf jaar geïnvesteerd in onder federale bevoegdheid opererende museale instellingen, archieven of tentoonstellingen? Graag een opsomming daarvan, over de verschillende beleidsdomeinen heen, mocht dat het geval zijn.
En vooral: welke initiatieven plant u om de geschetste problematiek aan te pakken? We weten dat het initiatief niet onmiddellijk van de federale overheid zal komen, we wachten er al zo lang op. Maar de deelstaten zijn bevoegd voor Cultuur, de deelstaten doen beter. Wat gaat u doen, minister-president, om dit aan te pakken?
Minister-president Jambon heeft het woord.
– Karin Brouwers treedt als voorzitter op.
Mijnheer Brusselmans, zoals mijn collega-minister Demir betreur ik ten zeerste dat de collectie Oude Meesters in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België tijdelijk gesloten is. De collectie is belangrijk en heeft internationale aantrekkingskracht.
Het beheer en de financiering van de federale wetenschappelijke instellingen is tot op heden niet aan bod gekomen tijdens de interministeriële conferenties Cultuur. Zoals u weet, ben ik niet de voogdijminister van deze instellingen en valt het beheer van deze instellingen onder de exclusieve bevoegdheid – dat is een stuk culturele restbevoegdheid – van de federale overheid. Ik doe dan ook geen uitspraken over hoe de federale collega’s hun instellingen organiseren en vormgeven, en respecteer de geldende bevoegdheidsverdeling in dezen. Zoals u weet, zijn de gemeenschappen geen structurele partners in het beheer of het beleid. Vanuit de gemeenschappen streven wij wel meer samenwerking na, bijvoorbeeld projectmatig. Ook op het vlak van collectiemobiliteit is bijvoorbeeld meer samenwerking echt aangewezen.
Vanuit het Departement Cultuur, Jeugd en Media werden er geen subsidies toegekend ter ondersteuning van projecten van federale wetenschappelijke museale instellingen. Er is wel, zoals u weet, de samenwerking met BOZAR, als een van de drie culturele federale instellingen.
Welke initiatieven plan ik? Zoals ik net zei, valt deze problematiek niet onder mijn bevoegdheid. Wel ben ik bereid hierover het gesprek aan te gaan met de federale voogdijminister Wilmès. Ik wil bekijken wat de Vlaamse Gemeenschap kan betekenen op het vlak van museale samenwerking, bijvoorbeeld met betrekking tot de ontsluiting van de waardevolle collecties. Ten tweede ben ik ook bereid de ruimere problematiek mee te nemen naar de volgende interministeriële conferentie Cultuur, om hierover met de andere gemeenschappen van gedachten te wisselen.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Minister-president, dank u voor uw antwoord. Het is niet omdat het niet uw bevoegdheid is dat u het niet ter sprake kunt brengen op het overleg, temeer omdat er wel degelijk Vlaams geld naar de instellingen vloeit. Maar ik hoor dat u daar een opening laat om het toch mee te nemen. Daar ben ik tevreden over.
Maar goed, misschien moet ik tot de kern van mijn betoog komen. Een van uw voorgangers als minister-president stelde ooit: ‘Wat we zelf doen, doen we beter.’ Deze vaak herhaalde zin wordt niet altijd in een even positieve context gebruikt. Maar goed, het is er eentje dat blijft spoken en dat nog altijd de filosofie moet zijn van deze Vlaamse Regering. Ik stel dus eigenlijk een soort van retorische vraag aan u, namelijk of u bereid bent om dat te doen wat geen enkele cultuurminister voor u durfde te doen, maar dat in feite een logisch gevolg is van de hele federale logica. Men stelt dat het cultuurbeleid grotendeels wordt gedragen door en gestoeld is op de cultuurgemeenschappen. Voor sommigen klinkt dat wellicht als vloeken in de kerk. Maar splits toch gewoon die federale museale instellingen, en zorg ervoor dat de restbevoegdheid ook naar Vlaanderen komt. Een halve eeuw geleden hebben wij bijvoorbeeld nog de oudste universiteit in ons land gesplitst. Ik zie niet in waarom dat vandaag niet mogelijk zou kunnen zijn met deze musea. Doorbreek dus deze malaise. Geef Vlaanderen waar het recht op heeft. Vandaar mijn tweede vraag, minister-president: bent u bereid om op dat volgende overleg de eventuele splitsing van de federale museale instellingen op tafel te leggen?
De heer Pelckmans heeft het woord.
Dit onderdeel interesseert me heel erg. Ik dank enerzijds collega Brusselmans voor de vraag, anderzijds zijn de manier en de toon van zowel de vraag als het antwoord tegelijkertijd ook het probleem. We zijn allemaal heel fier op die instellingen. We kennen ze ook allemaal. Maar het is zoals bij de oude suikertantes: iedereen wil er wat van, maar niemand is ervoor verantwoordelijk als ze ziek zijn.
We moeten hier eens even onze klakken afzetten. We moeten dat bekijken vanuit een puur cultureel perspectief.
We weten allemaal dat hier grondige hervormingen nodig zijn. Laat ons niet naar elkaar kijken. Ik denk dat zowat elke partij hier al een minister of staatssecretaris op versleten heeft, waarbij men nooit tot een goed eindresultaat is gekomen.
Mijnheer Brusselmans, het hele voorstel om België te splitsen, u weet hoe irreëel en hoe ver weg en mythisch dat is. Laat ons het dan hier ter plekke aanpassen. Wat u wel goed gesuggereerd hebt, en ik roep daar de minister-president op – we hebben nu eens echt een minister-president die ook minister van Cultuur is – om eens puur vanuit cultuurperspectief een voorstel te doen aan de interministeriële conferentie. Als je allemaal iets wilt van iemand, dan moet je allemaal samen verantwoordelijkheid nemen. Doe een voorstel om samen een masterplan te maken, een masterplan voor de federale wetenschappelijke instellingen waarin je én het management, én de infrastructuur, én de wetenschappelijke onderbouw grondig aanpakt, en waar je daar samen middelen in steekt. Wie het dan uiteindelijk zal financieren, dat moet dat masterplan maar uitmaken. Maar dit is van zo’n groot belang, van zo’n enorme opportuniteit voor de uitstraling, niet alleen van België, maar ook van Vlaanderen en Wallonië en alle gewesten, dat we hier eens anders over moeten denken dan altijd opnieuw dat spelletje dat we spelen om dat in de politieke context van staatshervormingen te steken. Ik vraag bij dezen aan de minister-president: is die bereidheid er, om die ‘klak’ af te zetten en om een andere hoed op te zetten als culturo, en in dezen de vlucht vooruit te nemen en dat voorstel te formuleren?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik kan mij vooral aansluiten met wat collega Pelckmans heeft gezegd. Reeds voor de zesde staatshervorming zijn de federale culturele musea restbevoegdheid – de minister-president zegt het heel correct – en dat betekent dat ze eigenlijk al vele decennia stiefmoederlijk behandeld zijn. Dat leidt allemaal tot ‘stilleven met emmer en dweil’ – ik heb daar ooit een opiniestuk over geschreven – omdat in meerdere zalen het water effectief binnensijpelt langs de lekkende daken. De toestand van de gebouwen in de meeste federale musea staat in schril contrast tot de rijkdom van de collecties.
Ik wil mij engageren, ik heb het ook al aan de federale minister gevraagd – die toch ook iemand op Cultuur heeft, op zijn vicekabinet – om samen met de andere collega’s in de Federale Regering een masterplan te maken om te kijken wat er kan gebeuren. En ‘masterplan’ is ook het woord dat ik toen gebruikt heb.
Minister-president, ik richt mij ook tot u, om uw federale collega’s daarin aan te sporen, en om dat in de volgende vergadering op de agenda te zetten, om tot zo’n masterplan te komen.
Als u het mij toestaat, zou ik graag ook zelf nog even tussenkomen op deze op zich interessante vraag. Het lijkt inderdaad een beetje moeilijk om collecties te gaan splitsen. Ik weet niet of collega Brusselmans beseft wat dat voor de collectie van de KU Leuven betekend heeft. Collecties splitsen is echt iets wat je niet doet. Bij boeken gaan dan bij wijze van spreken de oneven nummers naar daar en de even naar daar. Dat soort toestanden willen we toch liever niet meer meemaken. Wat wél zou moeten kunnen gebeuren is dat de gemeenschappen, waar al die expertise zit rond erfgoed – want federaal zit dat er niet meer – op de een of andere manier betrokken kunnen worden, dat er een gezamenlijk beheer zou kunnen komen. Ik denk dat het het best die richting zou uitgaan, niet alleen omdat wij de erfgoedexpertise binnen onze bevoegdheid hebben, maar ook alle belendende percelen: de linken die je kunt leggen met onderwijs, met toerisme enzovoort. Het betrekken van de gemeenschappen, of zelfs een gemeenschappelijk beheer door de gemeenschappen, dat zou een interessante piste kunnen zijn.
Want het is natuurlijk verschrikkelijk wat er allemaal gebeurt, vooral met de gebouwen. Maar een volledige splitsing, ik weet niet of we daarmee de collecties eer aan doen. Ik denk dat we daar zeer voorzichtig mee moeten zijn. Ik ben het wel eens met de vorige spreker dat we het ook vanuit Cultuur moeten bekijken en niet in een ideologisch gekleurde staatshervormingspiste. Ik denk dat de gemeenschappen best wel kunnen samenwerken. Maar dit is een persoonlijke visie die ik even wil meedelen. Ik hoop dat daarover ook gepraat kan worden met het federale niveau, dat men dat dan ten minste doet om de zaak beter te gaan beheren dan op dit moment het geval is.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Eerst en vooral antwoord ik op de vraag van de heer Brusselmans. Wat u voorstelt, is natuurlijk complete sciencefiction. Je kunt natuurlijk in een wereld leven waar je met al de rest geen rekening moet houden. Dan is alles heel eenvoudig en simpel. Om die restbevoegdheden naar Vlaanderen te halen en dus splitsen of eender wat, of het onder gemeenschappelijke voogdij van de gemeenschappen te brengen, dat zijn allemaal interessante pistes, maar daar heb je een aanpassing van de bijzondere wet op de bevoegdheden voor nodig, en dat is een meerderheid in beide taalgroepen. U mag binnen veertien dagen eens polsen of die te vinden is. Maar of die meerderheid er binnen veertien dagen zal zijn? Iets in mij zegt dat dat elementen zijn die in de staatshervormingsronde die men voorbereidt, mee op tafel moeten komen, wat de formule dan ook is: splitsen, gemeenschappelijk beheer, weet ik veel wat. Dat lijkt me nogal wiedes.
Ik denk dat mevrouw Brouwers daar 100 procent gelijk in heeft: de competenties om zoiets te beheren, zitten niet meer op federaal niveau. Er zijn drie collega’s tussengekomen om van mij op dat vlak initiatieven te vragen. Ik heb tijdens mijn antwoord aan de heer Brusselmans al gezegd dat ik dat ter sprake wil brengen. Maar wanneer het federale niveau op dat punt zegt dat ik mij niet te moeien heb, dat het zijn bevoegdheden zijn en ik ervan af moet blijven, dan is de kous af. De partijen van drie collega’s die tussengekomen zijn, maken allemaal deel uit van de Federale Regering. Ik ben bereid om op een constructieve manier met de federale overheid te kijken hoe we dit schandaal – ik denk dat ik het met die term kan benoemen – gezamenlijk kunnen oplossen. Ik ga dat op de volgende interministeriële conferentie ter sprake brengen. Het zal mij benieuwen hoe de reactie van het federale niveau zal zijn. Maar ik steek een hand uit om te kijken hoe we dit gezamenlijk kunnen oplossen.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Collega’s, ik vind het een beetje oneerlijk. Hier wordt erkend dat er een probleem is, hier wordt erkend dat dat probleem niet aangepakt wordt, dat die instellingen verwaarloosd worden door de Federale Regering. Ik zet daar dan een oplossing tegenover: laat ons zeggen dat we het als Vlaanderen zelf doen. Dan zeggen jullie dat dat ideologisch is en dat men het moet bekijken door de culturele bril. Maar ik bekijk het zo. Volgens mij is dat ook de enige oplossing om tot een goed beheer van die archieven, tot een goed beleid van die instellingen enzovoort te komen. Dat is door het over te hevelen naar het Vlaamse niveau. Want anders blijven we gewoon voortkabbelen en zal er niets veranderen en zal dat allemaal maar blijven verloederen, om de reden die jullie zelf aangehaald hebben: het is een restbevoegdheid. Dat gaat echt niet veranderen met deze regering.
Mevrouw Brouwers, u maakt er een beetje een karikatuur van. U zegt: de oneven en de even stukken gaan verdelen. Ik nodig u uit om eens opnieuw een stukje geschiedenis te lezen, wat er tussen 1970 en 1972 gebeurd is aan de universiteit van Leuven. U zult zien dat dat allemaal zo gek nog niet is wat u zojuist zei.
Minister-president, dat u de verdere splitsing van het federale niveau sciencefiction noemt, dat u niet bereid bent om daarover zelfs iets op tafel te leggen: hieruit onthoud ik, dames en heren, dat het bij de N-VA kan verkeren.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik heb niet de gewoonte tussen te komen, maar dit is een persoonlijk feit.
Ik heb niet gezegd dat ik niet wil gaan voor een verdere splitsing van bevoegdheden die nu op het federale niveau zitten. Ik heb alleen gezegd dat, als iemand denkt dat we voor dit ene kleine deeltje in het grote geheel snel-snel, rap-rap dingen kunnen doen zonder dat ze passen in een grotere staatshervorming, ik dat sciencefiction noem.
Mijnheer Brusselmans, ik stel voor dat u in het federale parlement samen met de N-VA dat voorstel indient. We zullen dan zien hoeveel mensen daarin meegaan. Je leeft ook in een politieke realiteit. Oplossingen suggereren waarvan je al op voorhand weet dat ze toch niet tot een oplossing zullen leiden, dat is interessant voor de galerij, maar dat brengt ons geen stap dichter bij de oplossing van een heikele problematiek. Ik ben partner van iedereen die wat dan ook wil splitsen op het federale niveau en het naar de deelstaten wil brengen. Ik ben daar partner van. Maar ik ben tegelijkertijd ook realist: er is op dit moment heel weinig appetijt om aan een tweederdemeerderheid te geraken en aan een meerderheid in beide taalgroepen. Dat is gewoon de realiteit.
Minister-president, een persoonlijk feit is iets voor de plenaire vergadering, niet zozeer voor de commissies.
Het is mij toch gelukt.
Ja, het is u gelukt. Maar we zitten ook in een andere setting. Ik wist niet goed wat ik moest doen. Maar ik neem aan, collega Brusselmans, dat u niet nog eens een wederwoord wenst. Dat is zeer vriendelijk van u. We hebben nog een agenda af te werken.
Minister-president, ik begrijp dat u even de puntjes op de i wilde zetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.