Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, ik weet dat ik de rebel in u natuurlijk wat extra trigger met een vraag met zo’n titel. (Opmerkingen van de voorzitter)
In de aanloop naar het Overlegcomité van 14 april konden we een aantal opvallende zaken waarnemen, namelijk dat een aantal burgemeesters en een gouverneur, eerst ten zuiden van de taalgrens maar later ook aan Vlaamse zijde, aankondigden zich niet langer te zullen houden aan bepaalde coronamaatregelen mochten deze worden aangehouden. Het ging vooral over de eerder aangekondigde heropening van de horeca op 1 mei. Die moest er wat hen betreft sowieso komen. Enkele kustburgemeesters, maar evengoed burgemeesters van kleinere gemeentes in het midden van West-Vlaanderen, verklaarden dat ze de uitbaters niets in de weg zouden leggen wanneer zij zouden beslissen om hun zaak of hun terras te openen, ook al besliste het Overlegcomité om de opening van de horeca een week achteruit te schuiven, en dan nog enkel voor de terrassen.
Collega’s die mij al langer volgen, en ik hoop ook burgemeesters die deze commissie al een tijd volgen, weten dat we in deze commissie allemaal de overtuiging delen dat burgemeesters bij uitstek diegenen zijn die het voorbije jaar in de frontlinie hebben gestaan om de algemene coronamaatregelen lokaal te vertalen en te implementeren – soms iets verfijnder en dwingender, maar nooit lakser. Dat valt immers buiten hun bevoegdheid. Er kunnen lokaal strengere maatregelen opgelegd worden, maar geen soepeler maatregelen. De handhaving van regelgeving daarentegen valt volop binnen hun takenpakket, hierbij uiteraard ondersteund door hun lokale politiekorps.
Uiteraard wordt de soep nooit zo heet gegeten als ze wordt opgediend. Tot op heden is er in de feiten nog geen sprake van burgemeesterlijke ongehoorzaamheid.
We hebben ook na het Overlegcomité uitspraken gehoord van burgemeesters, maar tegelijk ook wel verstandige uitspraken van horeca-uitbaters die niet dezelfde noodzaak voelden als hun burgemeester. Maar toch, minister, zijn dergelijke uitlatingen bijzonder nefast voor het draagvlak van de coronamaatregelen, omdat ze uitgaan van iemand met een bepaalde autoriteit en een gezag in zijn gemeente. Daarenboven is in hoofde van een burgemeester aangekondigde rebellie ook al een stuk een vorm van rebellie. Uiteraard heeft iedereen het recht op vrije meningsuiting, maar dat is iets anders dan als burgemeester in de praktijk maatregelen niet meer naleven.
Eerder gaven diverse burgemeesters ook al aan dat ze het steeds moeilijker hebben om de maatregelen verkocht te krijgen aan de bevolking. Ik spreek zelf regelmatig met burgemeesters, en ik heb daar alle begrip voor. Burgemeesters verdienen onze steun niet enkel bij het verpakken van de boodschap maar ook om ervoor te zorgen dat die boodschap redelijk, draaglijk en proportioneel is en dus ook uitlegbaar. Het is vooral belangrijk dat de genomen beslissingen uniform worden uitgevoerd en dat er geen opbod ontstaat tussen toffe en strenge burgemeesters, tussen gemeenten die strikt tussen de lijntjes blijven en gemeenten waar de kantjes ervan af worden gelopen. Je zult maar de burgemeester zijn die de maatregelen wel wil naleven maar die in de buurgemeente zit van de gemeente waar de maatregelen niet worden nageleefd. Het laatste waarmee we onze burgemeesters moeten opzadelen, is dat ze dagelijks, in het echte leven en online, moeten verantwoorden waarom de regels bij hen wel gelden en in de buurgemeente niet.
Minister, hoe reageert u op de aangekondigde rebellie van enkele burgemeesters? Sprak u hen hierop aan? Welke boodschap gaf u hun eventueel mee?
Hoe zult u voorkomen dat er een opbod ontstaat tussen gemeenten die de algemene regels op een andere wijze implementeren of handhaven?
Erkent u dat burgemeesters een voorbeeldfunctie hebben die belangrijk is voor het onderbouwen van een draagvlak voor de coronamaatregelen? Valt het opbouwen van gedragenheid van regelgeving volgens u onder de basisopdrachten van een burgemeester?
Hoe reageert u op burgemeesters die aangeven dat zij het niet meer uitgelegd en verkocht krijgen aan hun bevolking? Hoe wilt u hen bij deze uitdaging versterken en ondersteunen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, ik begrijp uw vraag. Ik zal niet zeggen dat ik het met elk woord en met elke letter van uw analyse volledig eens ben, maar ik kan me toch heel sterk vinden in uw benadering.
We leven vandaag al een jaar in die verschrikkelijke coronacrisis. We zijn dat allemaal heel erg beu. En we zijn het niet alleen beu, voor sommige mensen is het een dramatische periode. Omdat ze geïsoleerd geraken, vereenzamen, een ongelooflijke behoefte hebben aan menselijk contact. En voor andere mensen is het een dramatische periode omdat ze daarbovenop economisch zwaar worden geraakt. De horecasector ziet verschrikkelijk af. Men mag dat niet onderschatten. Toch moeten we proberen goed te blijven begrijpen dat wat zich vandaag in de ziekenhuizen afspeelt, dramatisch is. Onlangs vertelde iemand die al heel veel jaren in de politiek zit dat wanneer er zich een nationale ramp voordoet waarbij veertig mensen sterven, we daar jaren nadien nog over praten. Dat gebeurt vandaag nog elke dag. Elke dag, dag na dag, sterven er veertig mensen. In normale tijden is dat een ramp waarvoor we een monument oprichten en waarover we jaren nadien nog praten. Onze ziekenhuizen liggen vol. Van de getuigenissen van mensen die op de corona-afdelingen werken, word je stil. Dat is heel confronterend, heel pijnlijk. Na de ramp die gisteren in Brussel gebeurde, had men amper voldoende plaatsen om die mensen op te vangen. Er worden vandaag levensnoodzakelijke ingrepen uitgesteld omdat we te weinig capaciteit hebben. De cijfers dalen gelukkig, maar heel traag. Het vaccineren gaat vooruit. Dat gebeurt rapper dan een maand geleden, we hebben mooie vooruitzichten. Daarnet heeft minister Beke in de commissie nog eens bevestigd dat 11 juli nog altijd een datum blijft waarover we hoopvol kunnen zijn. We zitten vandaag op het moeilijkste moment, het kantelmoment.
Veel van onze senioren zijn gevaccineerd, gelukkig maar: dat verandert de mentale instelling van de mensen. De mensen zullen daardoor wat soepeler willen zijn. De kleinkinderen hebben nu het gevoel dat hun grootouders veilig zijn. En ze denken dat ze zelf minder risico lopen. Je komt dus in een moeilijk moment. Op zo’n moment is er nood aan eenheid van commando. Dat is heel belangrijk. Burgemeesters zitten daar in een ongelooflijk moeilijke situatie. Er zijn er hier een paar aanwezig. Ze zitten tussen hamer en aambeeld. Ze krijgen het niet altijd meer eenvoudig verkocht en uitgelegd. Elke maatregel is vatbaar voor kritiek. Dat is evident en ook logisch. Maar er is altijd een palet van maatregelen die je moet nemen om de toestand beheersbaar en onder controle te houden. Bij het beslissen moet er op voorhand worden gediscussieerd. Maar als er beslist is, is het de taak van iedereen die verantwoordelijkheid draagt in zo’n crisis om die beslissingen mee te dragen.
Als een burgemeester zegt dat een maatregel onverstandig is, fout of contraproductief, en zegt dat te kunnen staven met studies en dossiers, legitimeert hij, of hij het wil of niet, elke burger die voor zichzelf beslist welke maatregelen hij onrechtvaardig of onwettig of onjuist vindt. En zo opent hij de deur voor dissidentie. Hij legitimeert dissidentie. Hij ondergraaft de nu al – laten we eerlijk zijn – moeilijkere en wankelere adhesie van de mensen aan de regels die we hebben. Dat is het gevaar. En zelfs indien een burgemeester een verstandige analyse maakt – en veel burgemeesters zijn verstandige mensen en maken zelfs verstandige analyses – en uitmaakt dat in zijn gemeente, in zijn context de zaken die zij waarnemen tot andere beslissingen zouden leiden indien zij het alleen voor het zeggen zouden hebben, dan zeg je tot alle burgers: ‘U mag op uw beurt uw analyse maken vanuit uw perspectief en context, en ook andere beslissingen nemen.’ Dat is het risico.
Het tweede risico is dat we mensen in problemen brengen en dat we problemen creëren. Wel, er zal opgetreden worden. De federale minister van Binnenlandse Zaken heeft naar alle politiediensten en alle burgemeesters een omzendbrief gestuurd die stelt dat zij samen met het parket alle politiediensten instrueert om op te treden tegen diegenen die overtredingen maken, en dat daarop zal worden gecontroleerd. Dat betekent dat de horeca-uitbaters die gehoor geven aan de oproep van deze of gene burgemeester om in te stappen in een gedoogbeleid, een boete riskeren. Bovendien leggen zij druk op diegenen die wel de regels willen volgen, op die horeca-uitbaters die wel binnen het kader willen blijven en die wel solidair willen zijn met de beslissingen die worden genomen. Als hun buren hun terrassen openen en zij niet, dan lijden zij potentieel nog meer schade. Er ontstaat dus een soort van druk op mensen om buiten het wettelijke kader te treden. Dat is een hoogst ongezonde situatie.
Sommigen zijn van nature wat dissident, en sommigen heb ik jaren goed gekend. Ze leven op bij weerstand en hebben graag het judogevecht dat moet worden gevoerd. Maar het is in deze context echt gevaarlijk en onverstandig. Ik kan alleen maar oproepen om dat niet te doen, om vol te houden. We zijn ook een symbolenstrijd aan het voeren. Het gaat over één week verschil. Ik kan alleen maar de burgers oproepen om vol te houden, met in het achterhoofd wat zich vandaag in onze ziekenhuizen afspeelt.
Zelfs indien het argument dat de eigen maatregel zal voorkomen dat er meer mensen besmet zullen raken, juist zou zijn, moedigt dat te veel mensen aan om ook een eigen afweging te maken, die dan weer anders is. Al die individuele afwegingen samen zorgen ervoor dat we in de epidemiologische crisis blijven zitten.
Ik kan alleen maar oproepen om de regels te volgen en om de voorbeeldfunctie correct in te vullen. Ik kan begrijpen dat de burgemeester inderdaad soms de tolk moet zijn van het ongenoegen en de vertaler van het feit dat het draagvlak misschien onder druk staat. Maar tegelijkertijd moet hij altijd het signaal geven dat hij – ook al vindt hij het moeilijk en al is hij het er niet mee eens – de regels volgt, dat hij ze respecteert en daardoor geen mensen in problemen brengt, ook niet de mensen die in de horeca werken, want die dreigen het eerste slachtoffer te zijn en lopen het risico om beboet te worden. Anderen die de regels willen volgen, komen onder druk te staan om al dan niet mee te stappen in de dissidentie. Dat is ook niet gezond in een samenleving als de onze. Dat is wat ik daarover kan zeggen, mijnheer Vaneeckhout.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dat was een duidelijk antwoord. Ik ben het nagenoeg over alles met u eens. Eerst en vooral is de huidige coronasituatie nog altijd heel ernstig, en dat moeten we ook blijven beklemtonen, ondanks de frustraties en het gebrek aan motivatie om nog een aantal zaken te moeten doen. Dat maakt dat we als beleidsmakers allemaal mee verantwoordelijk zijn om moeilijke keuzes te maken. Dat is met heel veel empathie voor heel wat sectoren, en bij uitstek de horeca, die al meer dan een jaar enorm afzien. Sommige keuzes moeten noodgedwongen worden gemaakt en we kunnen niet alles tegelijk heropenen of heropstarten op een min of meer normale manier. Dat wil ook zeggen dat iedereen zijn verantwoordelijkheid moet nemen.
Ik zal twee voorbeelden geven. U weet dat ik een heel koele minnaar van de avondklok ben en dat ook heel publiek aankaart, maar dat is nog iets anders dan in mijn eigen gemeente, waar ik in de meerderheid zit, te proberen om de burgemeester of het college te laten beslissen om de avondklok in Anzegem niet meer toe te passen. Dat is een fundamenteel andere stap die je zet als politicus. Een ander goed voorbeeld is collega Tommelein, die straks ook nog het woord vraagt. Hij heeft in de voorbije weken ook een duidelijk pleidooi gehouden – en dat is legitiem en verdedigbaar – om de terrassen te openen, maar hij heeft wel de verantwoordelijkheidszin om na een de beslissing van het Overlegcomité te zeggen dat hij die beslissing betreurt, maar dat hij de maatregelen wel zal naleven zoals ze beslist zijn. Dat is de dubbele rol die mandatarissen allerhande hebben, maar zeker burgemeesters, om de spreekbuis van het ongenoegen te zijn en van mee het democratische debat te voeren – dat moet zeker in crisistijd bij uitstek kunnen –, maar op het einde van de rit de democratische besluitvorming te volgen. Daarom heb ik nog twee korte aanvullende vragen. Ten eerste, gelet op die vaststelling en het feit dat het in de eerste fase een niet alleenstaand feit was, bent u van plan om nog een initiatief te nemen voor de burgemeesters om nog een keer met hen in gesprek te gaan, hen een hart onder de riem te steken en te kijken wat ze nog extra nodig kunnen hebben in de komende tijd om hun inwoners te motiveren enzovoort?
Ten tweede, specifiek over deze casus: vorig najaar zou de avondklok in Willebroek voor iets anders gehanteerd worden. Toen hebt u rechtstreeks contact opgenomen met uw collega die u kende in een andere rol. Ik weet ook dat u ook collega Dedecker kent uit een verder verleden. Ik weet niet hoe jullie relatie vandaag is, maar het lijkt me logisch dat u als toezichthoudend minister op de lokale besturen misschien toch even contact opneemt voor 1 mei om te kijken wat de exacte situatie zal zijn. U kunt dat niet alleen overlaten aan de federale overheid, want u bent met het Agentschap Binnenlands Bestuur mee verantwoordelijk voor het toezicht houden op collega Dedecker.
Mijnheer Vaneeckhout, u bent bijna de regie aan het schrijven voor een nieuwe film Mission Impossible.
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega’s, elke burgemeester ziet het aan de cijfers van de dagverslagen van de politiezone wat er speelt bij de bevolking. Het minste vonkje is genoeg om binnen het gezin of binnen een buurt de meest domme discussies te doen oplaaien tot grotere discussies. We zien dat. Dus er moet wat druk van de ketel, maar we kunnen niet ontkennen dat, zeker in onze regio, de ziekenhuizen er niet goed aan toe zijn. We merken besmettingshaarden in onze bedrijven. Je kunt moeilijk stellen dat er ruimte is om veel toe te laten of te versoepelen. Dan gaan we dat jaar waarin we al heel veel opgeofferd hebben, een beetje tenietdoen. Ik hoed me daarvoor. Dat is één zaak.
Maar we zien wel dat de paaspauze niet geholpen heeft. Mensen zijn elkaar duidelijk binnen gaan opzoeken vanwege het mindere weer in die periode, en dat ligt aan de basis van die cijfers. We zullen moeten wachten op de vaccinaties. Dat is het enige perspectief dat we hebben. Ik heb zelf gepleit, collega’s, – en ik denk dat ik daar een punt had – voor een gecontroleerde horeca, zowel binnen als buiten. Dat blijft mijn mening. Moet je die mening gaan opleggen en rebelleren? Dat denk ik niet. Daarin volg ik de heer Vaneeckhout en de minister. Onze samenleving heeft nu meer dan ooit structuur en eenheid van bevel nodig. Ook al zijn we het misschien niet eens en denken we dat het hier en daar beter kan, toch is die eenheid van bevel wel degelijk nodig. Ik voelde me bijvoorbeeld niet goed bij de verbale boksmatch tussen iemand die als viroloog enig gezag heeft en een lokale beleidsmaker. Je kunt de visie van de ene of de andere steunen, maar ik vond dat gênant. Dat zijn dingen die de bevolking vooral niet nodig heeft, ongeacht of je de mening van de ene of de andere deelt. De eenheid van bevel is belangrijk. Laten we deze tijd nog uitzitten en ervoor zorgen dat we vaccins hebben. Ik denk dat we dat moeten doen.
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister, ik heb goed geluisterd en ik kom uiteraard ook tot de conclusie dat we de rangen moeten sluiten. Ik ben er me van bewust dat versoepelen – dat weet ik nog uit de eerste golf – altijd veel moeilijker is dan strenge zaken invoeren, want dat is duidelijk. Alles sluiten voor een bepaalde tijd en mensen die zich niet mogen verplaatsen, zijn voor een burgemeester de gemakkelijkste manieren om mee om te gaan. Het is altijd heel moeilijk dat als er op een bepaald moment versoepelingen verwacht worden, die niet helemaal de in de richting gaan zoals men had verwacht. Dan krijg je een aantal collega’s … Het is niet alleen mijn collega van naast de deur, mijnheer Vaneeckhout, maar het zijn ook gouverneurs en burgemeesters van grote steden die een opbod hebben gedaan en daardoor de beleidsmakers en andere burgemeesters in de problemen brengen.
Ik begrijp mijn collega’s die gevraagd hebben om in de buitenlucht een aantal versoepelingen in te voeren. Ik heb daar ook geen geheim van gemaakt. Ik dank de heer Vaneeckhout dat dat mag. Ik maak er geen geheim van dat ik denk dat in de buitenlucht een aantal zaken zouden moeten kunnen versoepelen en dat het openen van terrassen in bepaalde gedeelten van het land aangewezen zou zijn. Vandaag kruipen bezoekers samen op bankjes, op het strand, op de dijk, in parken. We zien een aantal problemen. Het is heel moeilijk om te handhaven. De politie zit op haar tandvlees. Mensen worden nu al een jaar aan een stuk verwacht. Zoals de minister ook zei: het gaat om een combinatie. Enerzijds is er op dit moment een heel goede vaccinatiecampagne bezig. Ik ben een gelukkige burgemeester. Ik heb gezien dat op dit moment van alle centrumsteden, collega Van Miert, de bevolking boven de 65 jaar het best gevaccineerd is in Oostende, maar dat kan ook niet anders want er zijn heel veel 65-plussers aan de kust. Dat is een grote uitdaging, maar ik ben blij dat het lukt. We hebben vandaag 70 procent van de 65-plussers al gevaccineerd. De anderen volgen. Ik hoop dat iedereen zo snel mogelijk volgt. Als heel Vlaanderen 70 procent behaald heeft, dan zijn we er bijna uit. Dat zeggen ze toch.
Ik pleit zeker niet voor ongehoorzaamheid, maar ik denk dat men toch begrip moet tonen voor een aantal situaties. Ik heb gisteren gezien dat een rechtbank in Kortrijk mensen vrijspreekt die geen mondmasker droegen. Het is dan ook moeilijk voor burgemeesters om burgemeestersbesluiten te maken en strengere regels in te voeren, om dan te zien dat ze niet worden gecontroleerd en gehandhaafd en als puntje bij paaltje komt, zelfs niet eens worden bestraft. Dat is geen gemakkelijke situatie. Maar ik blijf op dat vlak aan de zijde van de minister staan, die heel duidelijk zegt dat de burger op een bepaald moment eenheid van commando en leiding vraagt. Ik hoop dat wij binnen een aantal weken effectief de terrassen kunnen openen en dat een aantal tegenstrijdigheden in de versoepelingen weggewerkt zijn, bijvoorbeeld dat men wel naar Pairi Daiza mag maar niet naar Plopsaland. Dat zijn zaken die moeilijk te begrijpen zijn voor de mensen. Maar laat ons zeggen: nog een klein beetje en we zijn eruit. Hoop doet leven. ‘Optimism is a moral duty.’
Ik heb opnieuw moed gekregen dankzij collega Tommelein.
Minister Somers heeft het woord.
Dat laatste zal ik als partijgenoot en geestesgenoot natuurlijk niet tegenspreken. We zijn beiden Popperianen: ‘Optimism is a moral duty.’ We mogen ook wel hoopvol zijn. Zoals de vaccinatiecompagnie nu loopt, denk ik dat we een andere zomer tegemoet gaan. Laat ons dat absoluut blijven hopen.
Wat de collega uit Middelkerke betreft, waar de heer Vaneeckhout naar heeft gevraagd, heb ik in algemene termen aan alle collega’s laten weten dat wanneer er een beslissing wordt genomen die in strijd is met de afspraken die zijn gemaakt in het Overlegcomité, ik daar vanuit mijn algemeen bestuurlijk toezicht bestuurlijk tegen zal optreden. Ik heb mijn administratie daar instructies voor gegeven. Dat veronderstelt natuurlijk dat een beslissing wordt genomen die ik dan kan vernietigen. Ook de gouverneur van West-Vlaanderen heeft aangekondigd dat hij federale politie zal opvorderen om de regels te doen naleven. Ik denk alleen dat we collega Dedecker niet mogen onderschatten. U weet wat ik over hem denk en weet. Ik denk dat je daar geen seconde over mag twijfelen. Hij is een verstandig man.
De minister-president heeft ook zelf het initiatief genomen om met zijn geestesgenoot, partijgenoot of toch minstens iemand die mee op de lijst stond, contact op te nemen en daar met hem van gedachten over te wisselen. Ik hoop dat het gezond verstand zegeviert en dat we de rangen gesloten houden voor de moeilijke weken die nog komen. Maar zoals de heer Tommelein zegt, ben ik hoopvol dat dit zal lukken. En zodra we in een hogere vaccinatiegraad zitten, zeker wat onze senioren betreft, en de druk wat afneemt in de ziekenhuizen, zullen we in een andere wereld terechtkomen.
Ik lees hier net op mijn scherm een bericht dat Johnson & Johnson in de goede richting zit. Wanneer we het hebben over extra vaccinaties, dan schijnt er licht, om de beeldspraak aan het eind van de tunnel niet te gebruiken.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw aanvullend concreet antwoord. Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat er een algemeen signaal komt maar ook dat de minister-president zijn contacten gebruikt om dat gesprek nog eens aan te gaan.
Ook wij hebben zicht op de moeilijkheden op het terrein, op het gebrek aan draagvlak voor een aantal zaken. Collega Tommelein heeft gewezen op een aantal incoherenties in het beleid die een aantal zaken moeilijk verdedigbaar maken. Ik worstel daar zelf ook mee, een aantal zaken krijgt men gewoon niet meer uitgelegd. Maar dat is natuurlijk nog iets anders dan het vrije Westen te prediken. Wanneer maatregelen goedgekeurd zijn, dan moeten ze ook worden gehandhaafd. Zo niet, moeten we ze aanpassen.
Ik wil ook nog een laatste kleine suggestie doen. Wanneer we zien welk gezond verstand hier rond de tafel zit en hoe wij erin slagen om wat nuance te brengen en elkaar terug te vinden, zou het misschien een meerwaarde kunnen zijn dat wij in het vervolg de controlemaatregelen vastleggen met een serieuze praktijktoets op het terrein van al deze collega-burgemeesters. Het kan maar een meerwaarde zijn als je dan even cumuleert. Ik ben er wel geen voorstander van, maar op dit moment zou het een kans kunnen bieden voor het vastleggen van maatregelen.
Tot slot wil ik mijn empathie tonen met de horecasector.
Voorzitter, de heer Vaneeckhout is al aan het schuiven in dit dossier.
Ik zal de commissiesecretaris dadelijk de opdracht geven om wat hier is gezegd over te maken aan de Werkgroep Institutionele Zaken.
Collega Vaneeckhout, er zijn inderdaad heel wat branches, onder meer in de horeca, waar mensen het echt moeilijk hebben. We mogen daar niet lacherig over doen, maar ik denk niet dat iemand dat doet. En als we dan eens lachen, dan is dat omdat we met humor de pijn verbijten. Ik denk dat veel mensen dat op dit moment doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.