Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, dit is een onderwerp dat in deze commissie toch al een aantal keer werd behandeld, gezien de evolutie die we ondergaan weliswaar altijd met een paar bijkomende elementen.
Inmiddels houdt het coronavirus onze samenleving, en dus ook onze lokale besturen, al meer dan een jaar in zijn greep. Dat betekent dat in de meeste steden en gemeenten nu al een jaar digitale gemeenteraden worden gehouden. Dat brengt natuurlijk een hele reeks nieuwe uitdagingen met zich mee voor de lokale besturen, maar ze hebben wel al voldoende veerkracht aan de dag gelegd. Dat heeft geleid tot digitale of hybride vergaderingen en gemeenteraden.
Digitaal vergaderen heeft een aantal voordelen, die ertoe zullen leiden dat ook na corona veel vergaderingen digitaal zullen blijven plaatsvinden: mensen moeten geen verplaatsingen doen voor een vergadering, de aanwezigheidsgraad ligt vaak hoger, de discussies zijn soms bondiger – maar soms hangt dat ook af van de voorzitter, wat wij in deze commissie echt wel hebben, mijnheer Van Dijck. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik meen dat wel.
Maar er steken ook een aantal belangrijke problemen de kop op, ten eerste van praktische aard. We hebben het daar in de commissie onder meer over gehad bij de bespreking van de klachten die vorig jaar zijn ingediend door raadsleden bij het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) en de provinciegouverneurs.
Die klachten bleken vaak te gaan over de organisatie van de democratische besluitvorming: de deelname aan de stemming door alle raadsleden, het geheim stemmen, het enkel stemmen door de fractieleider, het spreekrecht. Een aantal gemeenten bevonden zich zelfs na enkele maanden nog altijd in een zogenaamde grijze zone wat betreft het vergaderen van hun gemeenteraad, waarbij ze weliswaar creatief probeerden om te gaan met de situatie, maar daarmee niet altijd vergaderden conform onze democratische regels.
Minister, u stelde toen dat het vooral ging om transitiemoeilijkheden en dat het digitaal en hybride vergaderen ondertussen goed is ingeburgerd. Na een jaar stellen we echter vast dat het probleem toch fundamenteler is: het digitaal vergaderen begint op zijn limieten te botsen. Daarover verschenen ook artikels in diverse media, waarin raadsleden en voorzitters van gemeente- en OCMW-raden getuigden. Zo werd een gemeenteraadsvoorzitter aan het woord gelaten die stelde dat het niet goed gaat met het politieke debat in zijn gemeente. Raadsleden zouden niet meer met elkaar spreken en conflicten opzoeken. Ze zouden niet meer in staat zijn die conflicten uit te klaren en het is ook moeilijker om compromissen te sluiten. Door het ontbreken van fysiek contact dreigt blijkbaar het menselijke weg te vallen. Men werd extra hard voor elkaar en het debat raakte veel sneller verzuurd. De geïnterviewde raadsleden snakken naar fysieke vergaderingen en informele gelegenheden om met elkaar te spreken. Ze stelden dat het menselijk contact onmisbaar is in de politiek.
Ik heb daarover de volgende vragen, minister.
Hoe beoordeelt u deze recente getuigenissen van gemeenteraadsleden? Bent u het ermee eens dat het digitaal vergaderen stilaan op zijn limieten begint te botsen?
Acht u het wenselijk om het digitaal bijeenkomen van gemeente- en OCMW-raden in ‘normale’ tijden – waar we hopelijk snel weer aan toe zijn – toe te laten? Zo ja, wilt u dit aan bepaalde voorwaarden onderwerpen?
Welke tools zult u aan lokale besturen geven om bij digitale vergaderingen de democratische besluitvorming te garanderen? Dat is toch een heel interessant en heel belangrijk punt in dezen. Overweegt u, onder supervisie van het Agentschap Binnenlands Bestuur, een digitaal platform te laten ontwikkelen dat aan alle noden en verwachtingen van onze lokale democratie voldoet? De ervaring heeft namelijk geleerd – ik heb zonet al een aantal voorbeelden aangehaald – dat de rechten van de raadsleden door die nieuwe vorm van vergaderen, op verschillende vlakken noodgedwongen aan banden gelegd wordt. Hoe zal dit voorkomen worden?
Dat was net binnen de vijf minuten, mijnheer De Loor.
Minister, zoals de heer De Loor aanhaalde, is het niet de eerste keer dat dit onderwerp besproken wordt. Gelet op het feit dat dit probleem blijft duren, vond ik het wel nodig en nuttig om dit opnieuw op de agenda te zetten.
Minister Somers heeft het woord.
Ik heb begrip voor uw beslissing, voorzitter.
Mijnheer De Loor, vorige week ben in de omgeving van Zottegem gaan fietsen ter voorbereiding van deze vraag om uitleg. Ik heb vastgesteld dat daar op de Grote Markt een iconisch standbeeld staat van Lamoraal van Egmont, ook een oppositieleider. U weet wat er met die man gebeurd is. Als ik u was, zou ik er dus toch voor waken om binnen de tijd te blijven, ook in de toekomst. Alle gekheid op een stokje, het was de eerste keer dat ik heel bewust uw stad bezocht. Dat was voor mij een interessante ervaring.
Wat uw vraag betreft: ik denk dat elk politiek debat belangrijk is, en zeker het lokale politieke debat. U zult van mij wel geloven dat ik dat meen. Een lokaal politiek debat is ook een groepsactiviteit, met niet alleen het formele kader maar ook de informele overlegmomenten: het kunnen napraten, het in de wandelgangen proberen te zoeken naar overeenkomsten.
Het is evident dat dat een aantal dimensies van het politieke gebeuren zijn die – laten we daarover maar eerlijk zijn – door de epidemiologische situatie waar we nu al heel lang in zitten, wat onder druk komen te staan. Ik denk niet dat er een fundamenteel probleem is wanneer men een keer, of twee keer, op afstand met elkaar moet praten en vergaderen. Maar als men natuurlijk systematisch elkaar niet meer ziet, ontstaat er een gebrek aan menselijke chemie die noodzakelijk is om op een constructieve of dynamische manier met elkaar te kunnen werken.
We zitten vandaag nog in die epidemiologische situatie. Daarom maakt het deel uit van de autonomie van bestuur om in de huidige context de wijze van vergaderen vast te leggen, met respect natuurlijk voor alle regels en het kader waarbinnen we spijtig genoeg nog moeten werken. Lokale besturen moeten daarbij uiteraard de democratische regels, opgenomen in het decreet over het lokale bestuur, naleven.
Daarnaast moet er ook worden gewaakt over de kwaliteit van de beraadslagingen. Het is immers van het grootste belang dat elk raadslid in optimale omstandigheden kan deelnemen aan het politieke debat. In de richtlijnen op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur zijn er een aantal praktische tips opgenomen om het digitaal vergaderen te faciliteren. Er is bijvoorbeeld een opsomming van tools die kunnen worden gebruikt om het digitaal stemmen te faciliteren, en van praktische richtlijnen voor wie een digitale of hybride vergadering wenst te organiseren. Ik blijf ervan overtuigd dat heel veel besturen dat op een goede manier hebben gedaan, dat daar een heel leerproces aan te pas is gekomen, maar ook dat er grenzen zijn waar men op botst. Daar hebt u een punt. U verwijst naar een artikel dat ik ook met veel aandacht heb gelezen. Ik vind ook dat we die getuigenissen ter harte moeten nemen. Het feit dat we dit het voorbije jaar systematisch en permanent hebben moeten doen, legt een hypotheek op een aantal dimensies van het lokale, politieke en democratische gebeuren.
Welke conclusie trek ik hier nu uit? Dat we het kind niet met het badwater mogen weggooien. Het blijft mijn voornemen en dat van de Vlaamse Regering om digitale en hybride vergaderingen decretaal te verankeren, zodat ook na de coronacrisis van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.
De Vlaamse Regering heeft op 12 februari 2021 daartoe een tweede keer haar principiële goedkeuring verleend aan een ontwerp van decreet tot wijziging van onder andere het decreet over het lokaal bestuur. Het uitgangspunt daarbij is dat de gemeenteraad in principe fysiek vergadert, maar dat de lokale besturen zelf kunnen bepalen of en wanneer ze hybride of digitaal vergaderen toelaten. De regel is dus: fysiek, maar er is een uitzondering mogelijk: digitaal. In dat ontwerp van decreet is daarom voorzien dat de gemeenteraad in het huishoudelijk reglement de voorwaarden en de uitzonderlijke omstandigheden moet opnemen waaronder digitaal en hybride kan worden vergaderd. Volgens mij is er daar ook een kwalitatief verschil tussen de gemeenteraad en commissievergaderingen. In commissievergaderingen gaat het vaak over delen van informatie. De groep is ook kleiner. Het is vaak het uitwisselen van ideeën. Het is niet het echt harde politieke debat of de definitieve besluitvorming. Daar kan er meer ruimte zijn voor het digitale. In de gemeenteraad zelf is de regel: fysiek. Maar uitzonderlijk, in een bepaalde context, bij bepaalde uitzonderingen in het huishoudelijk reglement, moet de gemeenteraad digitaal kunnen vergaderen.
Het ontwerp van besluit is een eerste keer principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 12 februari 2021. Wat waren de voorwaarden om digitaal of hybride te kunnen vergaderen? Ieder lid heeft afzonderlijk digitaal toegang tot de beraadslaging en de stemming. De leden zijn zichtbaar en hoorbaar herkenbaar op een wijze waardoor hun identiteit kan worden vastgesteld. De voorzitter is in staat om de orde te handhaven. Daarvoor moet je een goede voorzitter hebben. Bij een niet-geheime stemming maakt ieder lid dat aan de vergadering deelneemt, zijn stem uitdrukkelijk kenbaar. De voorzitter controleert de authenticiteit van de uitgebrachte stem en maakt de uitslag onmiddellijk bekend. Bij een geheime stemming wordt de stemming op zodanige digitale wijze georganiseerd dat de voorzitter de authenticiteit van de uitgebrachte stem kan controleren, waarbij een geheime stem niet herleid kan worden tot het lid dat de stem heeft uitgebracht. De voorzitter maakt de uitslag onmiddellijk bekend. Het moet dus een geheime stemming blijven, ook voor die voorzitter.
Welke tools zal ik nu in die context van de uitzondering ontwikkelen? Op dit moment is er een actieve markt die heel veel tools aanreikt. Ik vind het dus niet de taak van de overheid om, naast alles wat op de markt aanwezig is, zelf met publieke middelen actief op die markt te worden en aan productontwikkeling te doen, bijna competitief met wat de markt beter en innoverender kan en waarbij er elke twee of drie maanden nieuwe applicaties ontstaan. Ik denk niet dat dat de taak van de overheid is. Ik vind dat geen kerntaak.
Ik zal geen centraal digitaal platform laten ontwikkelen, temeer omdat ABB vandaag al heel sterk zijn coachende rol naar de lokale besturen opneemt. Lokale besturen kunnen op de markt applicaties vinden – en we begeleiden hen daar ook naartoe – die behoorlijk werken en beantwoorden aan de lokale noden en behoeften.
Mijnheer De Loor, dit is een genuanceerd antwoord, waarbij we niet uitsluiten dat gemeenteraadzittingen in de toekomst digitaal zullen zijn, maar waarbij fysieke gemeenteraadszittingen de normaliteit zouden moeten zijn om het politieke debat in al zijn dimensies goed te laten verlopen.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik ben het er in grote lijnen mee eens, zeker ook met het uitgangspunt dat gemeenteraden in principe fysiek moeten vergaderen. De euvels die we een paar weken geleden konden vernemen via getuigenissen in de media, zullen weggewerkt worden zodra dit weer fysiek kan gebeuren. Vooruit is er absoluut van overtuigd dat in uitzonderlijke tijden, zoals momenteel met de coronacrisis, gemeenteraadsleden en OCMW-raadsleden hun rol moeten kunnen blijven spelen, ongeacht of ze tot meerderheid of oppositie behoren, en dat niet enkel fractieleiders het woord mogen nemen of het stemgedrag mogen bepalen. Dat holt de rechten en de controlefunctie van het raadslid uit, terwijl dit voor 100 procent gevrijwaard moet worden.
Toch blijven, jammer genoeg, een aantal gemeentebesturen nog altijd in de grijze zone zitten. Ik heb ongeveer twee maanden geleden het voorbeeld gegeven van de gemeenteraad in Zottegem, waar er een geheime stemming op de agenda stond. Er werd gezegd dat dit niet geheim kon gebeuren omdat daar geen mogelijkheden voor bestonden. Ik viel bijna achterover en we hebben die stemming dan ook laten uitstellen. Dat is dus nog altijd de gangbare praktijk.
Minister, ik heb nog een aantal bijkomende vragen. Hebt u zicht op het aantal formele klachten dat is geuit sinds het begin van de coronacrisis? Kunt u daar conclusies uit trekken? Moet er nog rekening worden gehouden met bepaalde zaken om dit vlot te laten verlopen?
En dan heb ik nog een bedenking ...
Mijnheer De Loor, uw tijd is om.
Ik zal die dan in mijn slotrepliek toevoegen, voorzitter.
Prima.
De heer Van Miert heeft het woord.
We hebben hier al herhaaldelijk over gedebatteerd. Mijnheer De Loor, u zegt dat we op onze limieten botsen. Lokale politici ervaren in hun werk dezelfde nadelen van het covidregime als de rest van de samenleving. Ook in ons dagdagelijks doen en laten hebben wij de buik vol van het leven in coronatijden en de maatregelen die ons opgelegd worden. Dat vertaalt zich ook in onze lokale politieke werkzaamheden.
Maar wij blijven als fractie van hetzelfde oordeel als de minister: dat het vooral ligt in die decretale verankering, de basis die we daar nodig hebben en die ons wordt aangereikt vanuit Vlaanderen en die we dan verder kunnen vertalen naar de huishoudelijke reglementen om lokaal onze gemeenteraden en onze commissie op een fatsoenlijke manier werkbaar te houden. Maar het gaan ontwikkelen van digitale platformen begrijp ik niet goed. Er zijn mogelijkheden zat. Als je als openbaar bestuur een beetje gewrongen zit en als het gaat om die digitale platformen en applicaties, kun je gemakkelijk te rade gaan bij organen als de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) om je te laten bijstaan. Ik ga akkoord met de minister om te zorgen voor een legistieke onderbouw. Wat die applicaties betreft, zorgt de vrije markt voor heel wat alternatieven.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik volg collega Van Miert. We delen de bezorgdheden van collega De Loor. Dat hebben we ook al in andere commissies gedaan. We zien elkaar nu ook al een heel jaar op dat schermpje, en ondanks die goede voorzitter is dat toch niet helemaal hetzelfde. En dat zal op het lokale niveau niet anders zijn.
Ik heb ook een vraag, minister, over het bestuurlijke toezicht en de klachten daarover. Collega De Loor, ik ben persoonlijk van mening dat een overheid in software moet voorzien, ook Vlaanderen, als er een opgelegd decretaal kader is. Als je een opgelegde decretale taak bepaalt, dan moet je als overheid in faciliterende software voorzien, op voorwaarde dat er op de markt niets anders is dat betaalbaar is. In dit geval – ik spreek me niet in de algemeenheid uit over andere gevallen – is die er, maar misschien ziet u nog andere problemen in de bestaande softwarepakketten.
Minister, ik heb een vraag over het voorstel van besluit met de voorwaarden over het digitaal vergaderen of de hybride vergadering bij lokale besturen. Een van de opmerkingen die de VVSG maakte, was dat de digitale vergaderingen bij de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS’en), de autonome gemeentebedrijven (AGB’s), de welzijns- of OCMW-verenigingen niet geregeld zijn. Kunt u uw beleidsintenties meegeven? Denkt u dat er meer lokale autonomie nodig is of ziet u dat ook nog in een regelgevend jasje te gieten?
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, collega De Loor, voor de toch wel belangrijke vraag. In deze coronatijden is er weinig discussie over het feit dat we digitaal gemeenteraden organiseren. We kunnen niet anders. Collega Van Miert heeft er ook al naar verwezen. Ik denk ook wel dat de meeste gemeenten ondertussen een modus vivendi hebben gevonden en dat het wel werkt. We hebben in onze gemeente al enkele jaren een digitaal agenda- en stemsysteem. Dus, mijnheer De Loor, ik geloof dat er voldoende zaken op de markt zijn zodat gemeenten die dat willen, zich daarvan kunnen voorzien voor digitale vergaderingen.
Ik wil vooral naar de toekomst kijken en ik begrijp dat de Vlaamse Regering dat decretaal wil verankeren voor de toekomst. Ik wil daar zelfs in meegaan, maar niet zonder mijn bekommernis – ik heb ze ook al in het verleden geuit, maar ik blijf ze geven – dat we toch moeten opletten dat het niet kan worden misbruikt. We moeten altijd attent zijn voor mogelijke misbruiken. Een lokale meerderheid zou het systeem kunnen misbruiken om een lokale minderheid en oppositie de mond te snoeren of het moeilijker te maken. Laten we eerlijk zijn: een digitale gemeenteraad is anders dan een fysieke, daar hoef ik jullie niet van te overtuigen. Mocht je daar misbruik van maken, kun je moeilijke zware dossiers waar je heel veel heisa over verwacht, op die manier een beetje ontmantelen. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn.
Ik wil echt benadrukken dat zeker het digitaal maken van gemeenteraden in de toekomst in uitzonderlijke omstandigheden moet zijn, dat er voldoende garanties worden ingebouwd dat het niet misbruikt kan worden en dat we geen dictatuur van de meerderheid krijgen. Ik vraag aan de minister dat hij erover wil waken dat die garanties zeker overeind blijven voor de oppositie, waarvoor de gemeenteraad een belangrijk instrument is. Dat is een beetje de plenaire vergadering van het lokale bestuur. Bij mijn weten hebben we met het Vlaams Parlement nooit digitaal plenair vergaderd. Dat zal wellicht een reden hebben. Die reden geldt ook lokaal.
Ik wil me aansluiten bij deze vraag. Ik denk dat de driehonderd gemeenten in Vlaanderen hun modus operandi wel hebben gevonden. Mijnheer De Loor, links en rechts zullen er inderdaad misschien nog wel opmerkingen zijn, maar men moet dan ook bekijken of daar geen drogredenen worden gebruikt.
Mijnheer Ongena, de heer De Loor heeft daarnet gezegd dat we moeten zorgen dat er maximale participatie mogelijk is. Maar wanneer wij morgen niet bij ‘the lucky few’ zijn, dan zitten wij daar ook maar naar een schermpje te kijken en kunnen wij als parlementsleden ook niet tussenkomen. Ik denk dat onze gemeenteraadsleden er wat dat betreft beter van af zijn dan wij als parlementsleden die niet in de plenaire vergadering zitten. Maar nogmaals, dat is geen verwijt aan wie dan ook. Er is ook geen gemeenteraad van 124 leden. Ik denk dat Antwerpen de grootste heeft. Als ik me goed herinner, zijn het er daar 55.
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil alle collega’s danken voor hun tussenkomsten. Ik voel toch wel een breed draagvlak voor de benadering die ik heb geschetst namens de Vlaamse Regering. Het is evident dat er hier en daar een nuance en een terechte bedenking wordt geformuleerd.
De manier waarop we nu naar dat digitaal vergaderen kijken, is volgens mij, zoals de heer Van Miert en een aantal andere collega's terecht zeggen, ingegeven door de specifieke context waarin we nu zitten. We zitten nu al een jaar lang in een soort van permanente lockdown en we zijn dat, als ik het zo platvloers mag zeggen, eigenlijk kotsbeu. Wij verlangen terug naar menselijk contact. We willen mensen opnieuw fysiek ontmoeten, samen plezier maken en discussiëren, ruzie maken desnoods, van gedachten wisselen. We hunkeren daar allemaal naar, en dat maakt natuurlijk dat we elke digitale vergadering bijna emotioneel ervaren als een gemiste kans tot een normaal menselijk contact. Daardoor zijn we dat beu en beginnen sommigen onder ons daar nogal negatief mee om te gaan en dat in een negatiever daglicht dan nodig te plaatsen.
Laten we niet vergeten dat we ook ongelooflijk veel hebben geleerd. In het middagjournaal daarnet werd nog gezegd dat de Vlamingen een digitale sprong hebben gemaakt. Ik denk dat we dat ook samen hebben gedaan, ook als politici. Ik ben niet te verlegen om toe te geven dat ik voor het eerst digitaal heb vergaderd tijdens de coronacrisis. Ik had dat voordien nooit gedaan en moest daar even aan wennen, maar ik zie daar nu ook wel de voordelen van in, zoals vele collega's. Ik denk dat we ook in de toekomst, ook op lokaal vlak, af en toe digitaal zullen blijven vergaderen. Wanneer er een commissievergadering is waar informatie moet worden gegeven over een bepaald project, moeten we dan allemaal naar het stadhuis of gemeentehuis komen? Of is het nog altijd mogelijk om dat digitaal te doen? Nogmaals, wanneer er echt moet worden gedebatteerd en gediscussieerd, wanneer compromissen moeten worden gesloten, wanneer men elkaar het vuur aan de schenen moet kunnen leggen of elkaar beter moet leren begrijpen, biedt fysiek vergaderen een context die dat veel meer toelaat en mogelijk maakt. Ik denk dat dit de benadering moet blijven.
Wat de stemming betreft, zei collega De Loor dat iedereen zelf individueel zijn stem moet kunnen uitbrengen. Ik vind ook dat dit principieel moet kunnen. Maar er zijn nogal wat gemeenteraden, zoals mijn eigen stad, waar in principe per fractie wordt gestemd door de fractieleider, tenzij iemand een hoofdelijke stemming vraagt. Die krijgt die hoofdelijke stemming dan altijd. Dit is dus een praktische manier van werken die kan worden geïntroduceerd in een gemeente, waar het principe dat iedereen in staat moet zijn om op elk punt, indien men dat wenst, een hoofdelijke stemming uit te lokken en uit te brengen, onverkort overeind moet blijven.
Er zijn tot nu toe ongeveer 35 klachten geweest. Ik ken ze natuurlijk niet uit het hoofd, maar het gaat onder meer over de mogelijkheid tot het stellen van vragen die werden geweigerd, een gebrek aan openbaarheid, op een zeker moment zelfs de inmenging van het publiek tijdens het debat. Ik probeer me dan in te beelden hoe dat mogelijk is. Ofwel hebben die dat gehackt, ofwel zitten daar mensen rond een gemeenteraadslid die mee commentaar geven: de partner, de ouders, de kinderen, de vrienden.
Er doen zich ook problemen voor met de internettoegang en evenzeer met de mogelijkheid om geheim te stemmen, waarnaar u al verwees, mijnheer De Loor. Wij vangen dat op in ons huishoudelijk reglement. Wij zeggen: een gemeenteraad kan slechts digitaal vergaderen indien er een huishoudelijk reglement is dat beantwoordt aan de minimumvereisten die wij ook decretaal gaan vastleggen. Dat zal onder meer de mogelijkheid om geheim te stemmen omvatten. Is die mogelijkheid er niet, dan kan er niet digitaal vergaderd worden. Dat moet glashelder zijn. Elk gemeenteraadslid moet zichtbaar aanwezig zijn. Als dat niet georganiseerd kan worden, wordt er niet digitaal vergaderd. Het zijn die randvoorwaarden, die minimale kwaliteitsnormen, die we mee willen nemen in het ontwerp van decreet, om op die manier toch zeker te zijn dat dit op een goede manier verloopt.
Wat de intergemeentelijke samenwerking betreft, kan men vandaag al digitaal vergaderen, zoals u weet, mijnheer Warnez. Ik denk niet dat we daarvoor extra decretale punten moeten opnemen. Maar intergemeentelijke samenwerkingen kunnen natuurlijk altijd bepalingen opnemen in hun statuut die rekening houden met de geldende democratische principes, zoals het principe van openbaarheid. Men kan dat perfect doen. Men moet trouwens ook aan een aantal randvoorwaarden voldoen om op een wettelijke manier te vergaderen. Maar dat is niet als eerste aan de orde. Dat staat ook niet onmiddellijk op mijn agenda, om daar nog een nieuw ‘reglementair jasje’ – zoals u het zo mooi uitdrukte – voor te creëren. Ik denk dat we dat niet nodig hebben. Ik kan er nog eens goed over nadenken of het nodig is om daarvoor richtlijnen te geven, die verduidelijken wat kan en wat niet kan. Dat kunnen we zeker meenemen.
Tot slot, mijnheer Ongena, het punt dat u maakt, is heel terecht. Ik denk dat bij de benadering die we aanhangen ten aanzien van het vergaderen van gemeenteraden, de belangen waarvoor we het meest oog moeten hebben en waaraan we het meest waarde moeten hechten, die van de oppositie zijn. De oppositie moet namelijk inderdaad het meest waarborgen hebben dat gemeenteraden op een correcte manier verlopen. Ik ben zelf al bijna een leven lang lokaal mandataris, evenals verschillende hier aanwezige parlementsleden. Ik heb dat ook een tijd gedaan in de oppositie. Voor de oppositie is de gemeenteraad inderdaad een bijzonder belangrijk democratisch platform. Dat is uiteraard zo voor elk gemeenteraadslid, maar in de politieke realiteit, in het politieke bestel zoals wij het kennen, is dat bijna het enige platform voor een oppositieraadslid. Een meerderheid heeft andere kanalen om haar besluitvorming te organiseren, verantwoording af te leggen en dergelijke. Dus we moeten dat absoluut bekijken vanuit de rechten van alle gemeenteraadsleden – dat is evident – maar inzonderheid vanuit de bril van een oppositieraadslid. Als we de belangen van de oppositieraadsleden in de gemeenteraad verdedigen, zijn we tegelijkertijd de belangen van alle raadsleden aan het verdedigen, ook die van de meerderheid. Volgens mij is dat een gezonde manier van werken.
Ik hoop dat ik daarmee antwoord heb gegeven op de verschillende vragen van de collega’s. En nu gaan we de laatste bemerking beluisteren van de heer De Loor, die hij zonet niet mocht geven.
Wij kijken daar met belangstelling naar uit.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik denk dat zowel uit uw antwoorden als uit de verschillende tussenkomsten wel blijkt dat een duidelijk en objectief kader echt wel noodzakelijk is voor het organiseren van die digitale gemeenteraden. Die decretale verankering is dus absoluut noodzakelijk. Die is ook voorzien. Zo kunnen raadsleden maximaal hun rol spelen, die democratische rol, die controlerende rol, ongeacht het feit – u hebt er heel terecht naar verwezen – of iemand tot de meerderheid of de oppositie behoort. Ik vind uw uitspraak heel belangrijk: als we de rechten van de oppositieraadsleden maximaal verdedigen, dan doen we dat bij uitbreiding automatisch voor alle raadsleden. Maar ik achtte het toch noodzakelijk om die vraag over dit thema nog te stellen in deze commissie, omdat ik die heel belangrijk vind. De verschillende bekommernissen die geuit worden, of het nu gaat over eigen ervaringen in gemeente- en OCMW-raden, over ervaringen van collega’s of ervaringen die we vernemen via de media, moeten we meenemen om dat decretaal werk zo optimaal mogelijk te kunnen doen.
Ik zal dat dan ook verder blijven opvolgen, want ik vind dit een heel belangrijke materie. Tussen haakjes, minister: het is zeer goed dat u nu langsgeweest bent in Zottegem, maar het is jammer dat u dat drie jaar geleden niet gedaan hebt. Toen hadden we het Egmontjaar. De aanleiding daarvan was dat het 450 jaar geleden was dat Egmont onthoofd is op de Grote Markt in Brussel, samen met Hoorn. ‘By the way’, wij hebben niet één standbeeld van Egmont, maar wij hebben er twee. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.