Verslag vergadering Commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Voorzitter, ik zou het graag hebben over de opvolger van het eerste Vlaamse actieplan ter bestrijding van gewelddadige radicalisering. Een tijdje geleden hebben we het eerste actieplan in deze commissie geëvalueerd. Die evaluatie was overwegend positief en toen is aangekondigd dat een tweede, op deze evaluatie gebaseerd, actieplan zou volgen.
We laten deze thematiek terecht niet los, want we hebben in deze commissie van de Veiligheid van de Staat en van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) gehoord dat de dreiging die van het islamitisch radicalisme en andere vormen van extremisme uitgaat, misschien minder acuut is, maar toch zeker meer dan latent aanwezig blijft.
Minister, u hebt toen verklaard dat, uiteraard rekening houdend met de nieuwe inzichten die we ondertussen hebben opgedaan, verder zou worden gebouwd op de fundamenten die tijdens de vorige legislatuur zijn gelegd. Ik meen te hebben begrepen dat de vakministers tegen uiterlijk september 2020 concrete acties moesten voorleggen om in het licht van de doelstellingen te kunnen voortwerken. Sindsdien heb ik hierover geen nieuws gehoord en ik ben dan ook benieuwd naar de stand van zaken.
Ik wil graag weten of alle vakministers die acties voor hun beleidsdomeinen effectief in kaart hebben gebracht. Op welke manier worden die kennis en die beleidsvoorstellen in het tweede actieplan geïntegreerd?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het nieuwe actieplan? Ik zou vooral graag de timing kennen.
Hoe ziet u, tot slot, de verdere ontwikkeling van het Vlaams Platform Radicalisering in het licht van de formulering van het nieuwe actieplan?
Minister Somers heeft het woord.
Voorzitter, ik werk met minister Demir aan het ontwerp van decreet aangaande lokale integrale veiligheidscellen inzake radicalisme, extremisme en terrorisme (LIVC R’s), dat straks op de agenda staat. Ik werk ook heel goed samen met minister Demir aan de uitbouw van een nieuw Vlaams actieplan ter bestrijding van gewelddadig radicalisme.
Hebben alle vakministers concrete, doelmatige acties voor hun beleidsdomeinen in kaart gebracht? Wat de voorbereidingen betreft, heeft elke betrokken vakminister voor zijn beleidsdomeinen initiatieven geformuleerd. Dit is gebeurd op basis van de doelstellingen die de Vlaamse Regering reeds eerder heeft goedgekeurd. We hebben die doelstellingen op 17 juli 2020 goedgekeurd. De input van de verschillende ministers is in beginsel volledig geïntegreerd, maar is, waar nodig, natuurlijk verder gestroomlijnd. Sommige ministers hadden natuurlijk parallelle voorstellen. Die input is gestroomlijnd en met het Vlaams Platform Radicalisering besproken om na te gaan waar er raakvlakken en samenwerkingsmogelijkheden zijn. Niet alle ministers hebben input geleverd. Dat is ook niet de bedoeling. Sommige ministers zijn inhoudelijk niet of slechts heel zijdelings betrokken bij deze radicaliseringsthematiek. We willen ook geen telefoonboeken vol ellenlange oplijstingen van maatregelen maken, want dan wordt alles vlak en verzuipt het geheel.
Verder komen heel wat initiatieven en maatregelen in het reguliere beleid tegemoet aan de strijd tegen de radicalisering. We hebben opnieuw beoogd om al die maatregelen die van ver of van dichtbij een verschil kunnen maken in de strijd tegen radicalisering, polarisering en extremisme in het actieplan op te nemen.
Het actieplan is nu al een lijvig document met een vijftigtal acties. We hebben dit dus zoveel mogelijk pertinent en ‘to the point’ gehouden.
Wat hebben we de voorbije maanden allemaal gedaan? Een aantal zaken waren prioritair en moesten dus eerst gebeuren. Op het ontwerp en de besprekingen over het LIVC-decreet (lokale integrale veiligheidscel) hoef ik nu niet verder in te gaan, want het staat straks op de agenda. Zowel de financiering van de VVSG als de projectoproep lokale besturen moesten ook tijdig worden geregeld, zodanig dat er continuïteit was in de financiering van onze lokale besturen. We hebben ook het Wij/Zij-netwerk ondersteund, gezien het toenemende belang van de preventie van de vormen van polarisatie die een voedingsbodem creëren voor haat en geweld, zowel online als offline. Deze zaken werden allemaal eerst uitgewerkt en werden nu dus ook allemaal geïntegreerd in het ontwerp van actieplan. Bovendien wilden we ook het onderzoek en de aanbevelingen van het Vlaams Vredesinstituut analyseren en, waar aangewezen, ook meenemen in het actieplan. Die studie is gepubliceerd in november 2020.
We hebben dit actieplan ondertussen intern afgerond. Het wordt deze week besproken met alle collega’s van de Vlaamse Regering. Eind april, ten laatste begin mei zal het actieplan dan ook voorgelegd worden aan de Vlaamse Regering, zoals trouwens ook al meerdere keren gezegd in deze commissie: ik heb dat ook al aangekondigd op 9 en 23 maart 2021.
Het is evident dat het Vlaams Platform Radicalisering een plaats krijgt in het actieplan, zoals het ook in het vorige actieplan een plaats had. Het Vlaams Platform Radicalisering verricht goed werk. Wij gaan dan ook die werking voortzetten zoals ze is: de uitbouw van kennis en expertise; informatie-uitwisseling en afstemming met alle vertegenwoordigers; onderzoeken van mogelijkheden tot samenwerking; mogelijke beleidsaanbevelingen. Het Vlaams Platform Radicalisering was ook betrokken bij de voorbereiding van dit actieplan en zal ook instaan voor de uitvoering en opvolging ervan. Bijkomend zal het platform ook een tussentijdse evaluatie van het actieplan opstellen.
Met betrekking tot de voorbereiding van de projectoproep lokale besturen kan ik zeggen dat de projectoproepen onder de bevoegdheid van de respectieve ministers vallen, in dit geval van mijzelf. De projectoproep lokale besturen is door mijn administratie voorbereid. In het kader van de opmaak van het actieplan waren de leden van het platform op de hoogte dat de projectoproep in voorbereiding was. Er is ruimte gegeven om hun aandachtspunten mee te geven aan mijn administratie.
Tot daar de stand van zaken. Ik concludeer: eind april, begin mei komt het actieplan bij de regering en zal het ook kunnen worden besproken in deze commissie.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, het is fijn om te horen dat alle vakministers hieraan hun medewerking hebben verleend. Ik kijk zeker uit naar de finale tekst. Ik vermoed dat de voorzitter hier de bespreking van het plan zal agenderen, nadat het op de ministerraad is geweest. Dat zal vermoedelijk in de loop van de maand mei gebeuren. Ik hoop echt zelf nog die bespreking te kunnen meemaken. Het wordt hier allemaal redelijk krap.
Ik heb in mijn initiële vraag natuurlijk de noodzaak van dat plan onderstreept. U bevestigt dat ook, begrijp ik uit uw antwoord. Dat is goed. Ik wil u enkel nog op het hart drukken dat we ervoor moeten zorgen dat we elke vorm van gewelddadige radicalisering hiermee moeten proberen te bestrijden. Elk woord in die zin is belangrijk: elke vorm van ideologisch of religieus geïnspireerde radicalisering. Daar bestaat soms twijfel over, maar voor mij is het heel belangrijk dat we al die aspecten belichten en benadrukken, en dat de nadruk vooral blijft liggen op het gewelddadige aspect. Ik zie dat er vaak een focus wordt gelegd, niet alleen op gewelddadigheid maar ook op polarisering, enzovoort. Dat is ook een nobel streven. Ik ben daar ook voorstander van. Maar voor mij moet de focus op de gewelddadige radicalisering blijven liggen. Ik hoop dat dat het geval zal zijn, maar dat zullen we dan in mei bespreken.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Met dat laatste van mevrouw Sminate ben ik het natuurlijk eens: de focus moet op gewelddadige radicalisering liggen. Maar waar ik het niet mee eens ben – en daar moet u allen eens grondig over nadenken –, is dat er wordt gezegd dat alle vormen van radicalisering moeten worden bestreden of aangepakt. Alle vormen van religieuze of ideologische radicalisering. Dat is natuurlijk klinkklare nonsens.
Dat gaat uit van de domme waanidee dat alle religies of alle ideologieën evenzeer slecht zijn of het potentieel in zich dragen om te leiden tot slecht of gewelddadig gedrag. Dat is natuurlijk niet zo. Ik zal een voorbeeld geven. Het jaïnisme is een zeer kleine wereldlijke religie die hier bij ons nauwelijks voorkomt, maar wel bijvoorbeeld in Azië. Wel, een radicaliserende aanhanger van het jaïnisme zal geen enkel gewelddadig gedrag vertonen, omdat er in dat systeem geen greintje aanknopingspunt is om zich gewelddadig of slecht te gedragen.
Ik wil af van die waanidee. We moeten een onderscheid maken tussen verschillende religies en verschillende ideologieën. Dan kunnen we vaststellen dat de ene religie of ideologie een gewelddadige radicalisering in zich draagt, en de andere in het geheel niet. De focus ligt op gewelddadige ideologieën zoals de islam, zoals het nationaalsocialisme, zoals het communisme, maar niet op andere systemen die absoluut geen potentieel in zich dragen om te leiden tot slecht of gewelddadig gedrag.
De heer Brouns heeft het woord.
Onze fractie kijkt ook uit naar het actieplan dat we op heel korte termijn in de commissie zullen kunnen bespreken. Volgens ons moet dat voortbouwen op de aanbevelingen in de resolutie van het Vlaams Parlement. Het actieplan ter preventie van gewelddadige radicalisering en polarisering van de vorige Vlaamse Regering gaat uit van het versterken van de bestaande instrumenten. Het handelingsbekwaam maken van alle betrokkenen in die groep wordt groter dankzij het decreet dat we zo dadelijk gaan bespreken. Het spreekt voor zich dat het vandaag een te beperkte groep is die daar op het terrein of in de lokale integrale veiligheidscellen mee bezig kan zijn. Het zijn de zorgen die daarrond leven en die we vandaag allemaal ontvangen en capteren die maken dat we heel sterk moeten inzetten op het bekwaam maken van mensen die daarbij betrokken zijn, om zo snel mogelijk zoveel mogelijk signalen in die richting te capteren. Preventie is cruciaal en daarop is het actieplan gericht.
Voor ons is het ook belangrijk dat dit vergezeld zou moeten zijn van een omgevingsanalyse. Het is een belangrijk aandachtspunt om de analyse te maken van wat de grootste uitdagingen en problemen zijn van radicalisering en polarisering. Er kan worden verwezen naar de problemen van de laatste maanden zoals de toename van het madkhalistisch salafisme en het toenemend rechtsextremisme. Ook op scholen zien we dat. Voor een totale omgevingsanalyse kan en moet er bijzondere aandacht worden gevraagd naar aanleiding van deze vraag om uitleg.
Minister Somers heeft het woord.
Het nieuwe actieplan dat we maken, zal het warm water niet opnieuw uitvinden. We hebben ondertussen toch wat ervaring opgedaan in hoe we moeten omgaan met het voorkomen, want dat is natuurlijk de taak van het Vlaamse beleid. Dat is niet het bestrijden, want daarvoor dient het politioneel en strafrechtelijk instrument en dat zit op het federale niveau. In het voorkomen van gewelddadig radicalisme hebben we toch een stuk ervaring opgebouwd over hoe we daarmee moeten omgaan, ook in onze steden.
Het nieuwe actieplan zal voortbouwen op het goede dat in het vorige actieplan aanwezig was en dat in de commissie goed is geëvalueerd. Tegelijk willen we dat plan ook versterken. Het decreet dat we straks zullen goedkeuren, is een hefboom om efficiënter te kunnen optreden tegen vormen van gewelddadige radicalisering.
We willen natuurlijk ook vernieuwen. Er is altijd een evolutie, de maatschappij is niet statisch, ze evolueert. Ook de risico's en gevaren waarmee onze samenleving wordt geconfronteerd, evolueren. Op basis van een goede omgevingsanalyse moeten we kijken wat de Staatsveiligheid, het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, de ervaringen en de verschillende spelers op het terrein ons zeggen. Wat zijn de nieuwe uitdagingen? We hebben daarover al gepraat in onze commissie.
Het prominent aanwezig zijn van een veiligheidsrisico rond islamitisch fundamentalisme en radicalisering moeten we absoluut heel sterk in het oog blijven houden, maar ook de opkomst van nieuwe vormen van extremisme. Denk aan een sterkere aanwezigheid van rechtsextremisme en linksextremisme en er zijn ook nog een aantal andere vormen.
Ik denk dat die omgevingsanalyse zeer objectief moet worden gemaakt en op basis daarvan moeten we ageren. Het is in die context dat het nieuwe actieplan in zijn eindfase komt om dan naar de Vlaamse Regering te gaan.
Ik denk dat mevrouw Sminate de klemtoon juist heeft gelegd, wanneer ze zegt dat we ons moeten concentreren op alle vormen van gewelddadig radicalisme. Dat is een opmerking waarop ook de heer Van Rooy wat verder heeft gebouwd.
Het is inderdaad belangrijk dat we geen actieplan maken dat elke vorm van radicaliteit wil bestrijden. Radicalisme op zich hoeft niet problematisch te zijn. Mensen kunnen terecht radicale ideeën hebben. Ik zou het overigens betreuren indien we in onze politieke overtuiging niet hier en daar een wat radicaal, in de geest van hervormingsgezind, voorstel zouden hebben.
Radicalisme is een probleem wanneer het geweld legitimeert of dreigt te legitimeren. Zo is ook polarisatie op zich geen probleem. Wanneer in een samenleving verschillende meningen botsen met elkaar, dan hoeft dat niet per definitie bestreden te worden. Maar wanneer het toxisch wordt, wanneer men de medeburger als een vijand begint te zien of begint te dehumaniseren, wanneer het gebruik van geweld legitiem dreigt te worden en het debat op een escalerende schaal wordt gevoerd, dan is het wel belangrijk dat er een actieplan is dat gewelddadig radicalisme en met andere woorden geweld wil voorkomen.
Dit is een wat genuanceerde afweging. Dat men daar regelmatig voor waarschuwt, vind ik een heel gezonde zaak. We mogen niet verglijden naar een situatie waarin elke vorm van polariserend debat of radicalisme binnen de scope valt van een actieplan dat dit wil bestrijden. Ik denk dat we dan onze democratie schade toebrengen. Maar tegelijkertijd moeten we in een preventiebeleid aandachtig opvolgen waar radicalisme overgaat in een risico dat leidt tot gewelddadigheid. Daar zit ook een stukje grijze zone. Sommigen zullen misschien te snel willen etiketteren dat bepaalde uitspraken, bepaalde discussies, bepaalde debatten, bepaalde opvattingen een gevaar inhouden voor de samenleving. Anderen zullen dat misschien te laat doen en dan worden we geconfronteerd met geweld, wat we niet wensen. Ik denk dat het daar vooral belangrijk is dat we elke ideologische bijziendheid laten vallen. We mogen niet blind zijn voor vormen van gewelddadig radicalisme die in het verlengde liggen van of zouden kunnen worden gezien als wat wij ideologisch voorstaan of niet voorstaan, waar we sympathie of antipathie voor hebben, wat we prioritair of secundair vinden. Ik denk dat we daar net moeten kunnen vertrouwen op wat Staatsveiligheid en andere veiligheidsdiensten ons aanreiken als potentiële gevaren. Naarmate we dat te ideologisch beginnen in te kleuren, zullen we blind of bijziend zijn en zullen we aan struisvogelpolitiek doen. En dat is iets wat we te allen tijde moeten vermijden.
De rapporten van het OCAD en Staatsveiligheid zijn voor mij de fundamentele basis om te analyseren, te begrijpen waar radicalisme gevaarlijk is en het gaat over gewelddadig radicalisme, en waar radicalisme niet gevaarlijk is of gewoon behoort tot de normaliteit van een democratische samenleving waar mensen verschillende meningen kunnen hebben die kunnen botsen, waar mensen af en toe in een polariserend debat zitten zonder dat zij vijanden worden van elkaar en elkaar met geweld gaan bestrijden. Dat is een nuance die we altijd voor ogen moeten houden. Dat is geen gemakkelijke nuance maar het is wel de nuance die op het terrein het verschil maakt tussen een veilige en een onveilige samenleving.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik ben het vandaag volledig met u eens. Wat u hebt gezegd in uw laatste repliek klopt en het is ook goed dat u heel duidelijk bevestigt dat we met het tweede actieplan het kind met het badwater niet mogen weggooien. Er zijn tijdens de vorige legislatuur heel wat goede initiatieven genomen, maar het is ook logisch dat we sinds 2016 nieuwe inzichten hebben opgedaan. Dat we die zullen verwerken in dat nieuwe plan, is een heel goede zaak.
Collega Van Rooy, ik denk dat u mij inderdaad niet heel goed hebt begrepen. Ik heb gezegd dat we moeten strijden tegen elke vorm van gewelddadig religieus of ideologisch geïnspireerd radicalisme. Dat woord ‘gewelddadig’ is voor mij in deze context heel erg belangrijk.
Een religie mag van mij radicale standpunten innemen. U mag van mij radicale standpunten innemen. Ik doe dat zelf ook af en toe. Daar is helemaal niets mis mee; dat voedt het debat zelfs. Maar zodra dat gewelddadig geïnspireerd is, moeten we optreden, dan moeten we zelfs preventief optreden, zodat geweld vermeden kan worden. Dat moet de insteek van dit tweede actieplan zijn. Ik denk eigenlijk dat we het over de hele lijn wel eens zijn, dat dat het focuspunt moet zijn van ons werk in deze commissie.
Zodra de Vlaamse Regering het actieplan heeft goedgekeurd, zullen we met de betrokken ministers een datum prikken om een gedachtewisseling te organiseren in deze commissie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.