Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ik heb een vraag over zonevreemde bijgebouwen. Minister, dit is opnieuw een uitzondering in onze decreetgeving. Ik weet niet helemaal zeker of ik er nog door durf te gaan, maar ik ga het toch proberen.
Voor het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van zonevreemde woningen bestaat in Vlaanderen vandaag een vrij duidelijk decreetgevend kader. Men kan dat vergunnen op voorwaarde dat het gaat om een hoofdzakelijk vergunde constructie, een zonevreemde niet-verkrotte constructie die binnen de goede ruimtelijke ordening past. En dan mag de huidige woongelegenheid niet vermeerderd worden. Bij het herbouwen of uitbreiden moet het bouwvolume beperkt blijven tot ten hoogste 1.000 kubieke meter.
Het wordt iets problematischer wanneer het betrekking heeft op bijgebouwen die men wenst te saneren of herbouwen. Want gezien de zonevreemdheid zijn er slechts beperkte mogelijkheden voor de sanering. Nochtans dienen we bij iedere stap het ruimtelijk rendement te verbeteren, denk ik. En dat zouden we als overheid zoveel mogelijk moeten stimuleren. Dat is zeker zo indien men er in bepaalde specifieke cases voor opteert om de bijgebouwen beter en meervoudig te clusteren, met een aanzienlijke vermindering van de verhardingsgraad tot gevolg. Eventueel zou men zelfs kunnen denken aan een correctiefactor, zodat het saneren van de bijgebouwen een bepaald percentage reductie van de totale verharding met zich mee zou brengen. Het lijkt mij alleszins verstandig om daar als overheid over na te denken.
Minister, hoe bekijkt u de problematiek inzake de bijgebouwen van zonevreemde woningen?
Bent u bereid om te bekijken welke aanpassingen mogelijk zijn aan de regelgeving om op een flexibelere manier om te gaan met voorstellen die het ruimtelijk rendement stimuleren?
Denkt u aan andere voorstellen om de ontharding voor zonevreemde bijgebouwen te stimuleren vanuit de overheid?
Minister Demir heeft het woord.
Ik dank u voor de interessante vraag en de suggestie – ik kom daar straks nog op terug.
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) voorziet in het onderdeel over de zonevreemde basisrechten dat zonevreemde bijgebouwen verbouwd en herbouwd kunnen worden binnen het bestaande bouwvolume, dus zonder toename van het volume. Dit moet in principe op dezelfde plaats, maar in bepaalde gevallen – uiteraard, zo is onze wet – kan men ook een bijgebouw afbreken en heropbouwen op een andere plaats. Dit betekent dus dat verspreid staande gebouwen afgebroken kunnen worden en herbouwd worden op een gewijzigde plaats. Zo kan een betere terreinbezetting gerealiseerd worden, en soms is dat ook wel nodig. De verschillende bijgebouwen kunnen zo gegroepeerd worden. Dat is dus interessant in functie van het verhogen van het ruimtelijk rendement.
Wat niet mogelijk is, is het zuiver wiskundig samentellen en samenvoegen van al deze kleinere bijgebouwen tot één groot volume. De rechtspraak bevestigt dit ook uitdrukkelijk. Maar er zijn dus ruime mogelijkheden voor het verbouwen en herbouwen van bestaande bijgebouwen voorzien in de VCRO. Met de middelen van de Blue Deal voorzie ik bijvoorbeeld in een nieuw subsidieprogramma waarbij ontharding gestimuleerd zal worden in functie van de realisatie van groen-blauwe dooradering en een klimaatadaptieve inrichting van de bebouwde omgeving.
Op zich vind ik het een interessante piste om te kijken op welke manier we eventueel een onthardingsplicht of correctiefactor kunnen koppelen aan de zonevreemde basisrechten. Dit is een systeem dat ook al in Nederland bestaat, als ik mij niet vergis. Daar kan men een zonevreemd gebouw bijvoorbeeld herbouwen, maar dan moet men tegelijkertijd een ander gebouw of een deel ervan afbreken. Ik wil dat systeem zeker eens bekijken. Dit zou inderdaad de verrommeling kunnen tegengaan, bijdragen tot de ontharding en leiden tot meer ruimtelijke kwaliteit. Daar kom ik nog op terug.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik dank u. Ik kan alleen maar blij zijn dat u de suggestie ter harte neemt en dat u dat wilt bekijken. Ik kijk heel hard uit naar uw bevindingen daarover.
Het is inderdaad heel nuttig. Het komt inderdaad uit Nederland, we moeten het warm water niet altijd zelf uitvinden. Het is een interessante manier om bij die zonevreemde woningen, zeker met die bijgebouwen, die ‘verrommeling’, zoals u zegt, wat te structureren, te herorganiseren, en de ontharding tot een feit te maken. Dank u wel dat u hierop wilt ingaan.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, ik wil graag even tussenkomen bij deze vraagstelling, aangezien het over de zonevreemde functies gaat, waarvan we weten dat ze voornamelijk in het buitengebied voorkomen. Onze eerste zorg moet zijn op welke manier we het ruimtelijke beleid, het maximaal compact gebruik van die ruimte, maar ook het zone-eigen gebruik maximaal kunnen ombuigen. Er zijn inderdaad zonevreemde functies, maar in eerste instantie is het de bedoeling om de zone-eigen functies maximaal mogelijk te maken. In die zin, minister, wil ik u twee bijkomende vragen stellen. In welke mate kan er eens worden bekeken hoe we, met die zonevreemde functies die worden toegelaten, de doelstellingen van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen kunnen behouden of realiseren? Moeten die misschien eens kritisch worden bekeken?
Twee, ik verwijs naar de vraag die de collega stelde bij de vraag om uitleg over de tuinaanlegbedrijven, maar die misschien beter hier thuishoort. Op welke manier wordt er effectief een openruimtebeleid gevoerd waarbij de zone-eigen functies maximaal worden gestimuleerd en positief worden begeleid? Er is onder andere een onderzoek vanuit het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) dat duidelijk aangeeft dat de sites die er vandaag in de open ruimte zijn, verschillend kunnen worden gewaardeerd, maar dat het belangrijk is dat de sites die een waarde hebben voor het agrarisch gebruik of hergebruik, prioritair naar agrarisch gebruik kunnen gaan en dat er daarvoor een positief-stimulerend beleid wordt uitgebouwd. Minister, dat is mijn tweede vraag: bent u ook bereid om daarvoor een positief-stimulerend beleid uit te bouwen? Eventueel gesteund op de studie, maar ik denk dat er in dat kader ook heel wat andere studies en onderzoeken lopende zijn, die daar extra inspiratie kunnen bieden. Zult u daar effectief werk van maken?
Minister Demir heeft het woord.
Mevrouw Rombouts, ik kan verwijzen naar het regeerakkoord en de strategische visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Daarin staat letterlijk dat we zullen bekijken hoe we de leeggekomen hoeves maximaal voor nieuwe landbouwactiviteiten kunnen voorbehouden en dat we daarvoor de mogelijkheden voor zonevreemde functiewijzigingen zullen beperken. Ik hoor daar bij iedereen een akkoord over. Ik stel dan ook voor dat we dit snel op de agenda kunnen zetten.
Ik moet die studie nog eens bekijken.
Ik denk dat ik op alle vragen heb geantwoord.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ik kijk ernaar uit om dit heel snel op de agenda te zien verschijnen, voorzitter.
De vraag om uitleg is afgehandeld.