Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel om mijn vraag alsnog toe te voegen. Het is nogal een hobbelig parcours geweest om deze vraag gesteld te krijgen: oorspronkelijk ingediend als vraag, dan als interpellatie, en nu opnieuw als vraag.
Laat mij even zeggen dat ik de voorbije legislatuur bijzonder intensief bezig geweest ben met dit dossier – nu heet het het BROEKLIN-project, toen was het het Uplace-project –, en vooral met de strijd daartegen. Ik had bij het begin van deze legislatuur nooit gedacht dat dat spook, dat nog altijd een beetje rondwaarde, toch nog zou opduiken. Maar het ziet er wel naar uit.
Op 25 maart 2021 heeft de Vlaamse Regering een omgevingsvergunning afgeleverd voor het BROEKLIN-project aan het viaduct van Vilvoorde. U weet dat wel, collega’s, dat is wanneer u van het viaduct af rijdt, onderweg naar Zaventem, en waar iedereen bijna op elk moment van de dag in de file staat. Dat project is de opvolger van het afgevoerde Uplace. Het gaat over een grootschalig bouwproject van 153.250 vierkante meter verhuurbare oppervlakte, waarvan maar liefst 55.000 vierkante meter voor kleinhandel. Op die site wordt ook een parking met maar liefst 4500 plaatsen voorzien. De ontwikkeling zal dus veel bijkomend autoverkeer genereren en een aanzienlijke impact hebben op de mobiliteit.
Begin februari kwam in deze commissie Mobiliteit, waar ik vandaag te gast ben – heel fijn, dank u –, al de kritische studie van Oran aan bod, uitgevoerd op vraag van de stad Vilvoorde. Die studie bracht een aantal duidelijke knelpunten naar voren op het vlak van mobiliteit, en concludeerde dat de vooropgestelde modal split van 50/50 die voorzien wordt in dat project, gewoon niet realistisch is, onder meer gelet op het feit dat voor het project een van de grootste parkings van België wordt aangelegd. Alleen die van Wijnegem Shopping is groter dan die 4500 plaatsen.
Minister, in uw antwoord stelde u dat het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) een aantal adviezen heeft verleend in het kader van het project-MER (milieueffectrapport), en finaal oordeelde dat het project tegemoetgekomen is aan de belangrijkste bezwaren die eerder door het departement waren geformuleerd. Ik leid uit uw antwoord af dat u niet van oordeel was dat er een verkeersinfarct zou ontstaan in de omgeving van het nieuwe BROEKLIN-project. Maar helaas, die conclusie druist volledig in tegen de conclusies van de mobiliteitsexperten Dirk Lauwers, Ward Ronse en Kobe Boussauw, professor ruimtelijke planning en mobiliteit van de UGent en de VUB, die zich voordien ook al heel diep hadden gebogen over het Uplace-project.
Ondertussen velde de Raad voor Vergunningsbetwistingen op 25 februari 2021 het zogenaamde stikstofarrest. Daarin oordeelde de Raad dat de geldende stikstofregels in de huidige Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) onwettig zijn. Kort gesteld heeft de rechter geoordeeld dat de huidige stikstofdrempels niet wettig zijn en dat een aanvrager steeds moet bewijzen dat er nergens impact zal zijn van stikstof op beschermde natuur.
De BROEKLIN-plannen zullen veel bijkomend autoverkeer genereren en ongetwijfeld gepaard gaan met een aanzienlijke bijkomende stikstofuitstoot. Die stikstofuitstoot moet nu concreet in rekening worden gebracht, en mag niet tot gevolg hebben dat onze natuurgebieden verder worden belast. Dat werpt een ander licht op de mobiliteitsproblematiek van het BROEKLIN-project en betekent dat die beoordeling veel breder en veel concreter moet gebeuren, althans volgens de inschatting van mijn fractie.
Minister, in welke mate is in de vergunning van 25 maart 2021 rekening gehouden met het advies van MOW?
Wat is volgens u de impact van het stikstofarrest voor het BROEKLIN-project, en meer bepaald het mobiliteitsvraagstuk?
Kon de omgevingsvergunning voor BROEKLIN wel verleend worden op basis van het bestaande project-MER, in het licht van het recente stikstofarrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen?
Diende er geen nieuwe beoordeling te gebeuren van de mobiliteitseffecten van het project? Zo ja, waarom is dat dan niet gebeurd?
De mobiliteitsimpact van het BROEKLIN-project werd door de studie van Oran negatief beoordeeld. Onder meer de vooropgestelde modal split bleek totaal onrealistisch. Bent u van oordeel dat het vergunde project wel degelijk de vooropgestelde 50/50 kan halen? Zo ja, hoe dan?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor uw vragen, mevrouw Segers, en uiteraard ook welkom in deze commissie. Ik hoop dat ik u niet ga moeten teleurstellen, want u zegt dat het al een lijdensweg was om deze vraag hier ingediend te krijgen. Waarom zeg ik dat ik hoop u niet te moeten teleurstellen? Er zijn een aantal vragen die specifiek bij de bevoegdheid van minister Demir zitten. Daar kom ik straks wel even op terug.
In welke mate werd in de vergunning van 25 maart rekening gehouden met de opmerkingen van het advies van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken? U hebt, denk ik, het verslag van de commissievergadering van 11 februari 2021 erop nagelezen, want u hebt er een paar keer naar verwezen. Daar heb ik al toegelicht in welke mate het Departement Mobiliteit en Openbare Werken betrokken is bij het BROEKLIN-dossier. Er is een eerste advies gegeven in oktober 2020 op het project-MER. In navolging van het advies dat toen geformuleerd is, werd door BROEKLIN het project-MER ingetrokken en aangepast weer ingediend in december 2020. Er werd dan een tweede dossier voorgelegd en daar werden door Uplace de belangrijkste bezwaren en opmerkingen rond mobiliteit ingewilligd.
Verder kan ik u meegeven dat onze administratie ook betrokken werd bij de Gewestelijke Omgevingsvergunningscommissie (GOVC), waar ze haar randvoorwaarden voor een vergunning nog expliciet mondeling kon toelichten.
Binnen de vergunning werden inderdaad een heel aantal voorwaarden en/of lasten opgelegd die specifiek betrekking hebben op mobiliteit. Zonder hierbij limitatief te willen zijn – de vergunning is openbaar en consulteerbaar voor iedereen –, som ik hier de belangrijkste op. Ten eerste, inleggen van een shuttledienst tussen het station Vilvoorde en de BROEKLIN-site. Ten tweede, nemen en uitvoeren van mobiliteitsmanagementmaatregelen, waaronder een bedrijfsvervoersplan, evenementenvervoersplan, thuisbezorgplan en het aanstellen van een mobiliteitscoördinator. Ten derde, het effectief betalend maken van het parkeren en dus geen gratis validatie. Ten vierde, de transitieparking is louter een piekparking. Ten vijfde, het inleggen van een monitoringscomité dat de uitgevoerde monitoring in het kader van mobiliteit en kleinhandel bespreekt.
U had een vraag over de impact van het stikstofarrest voor het BROEKLIN-project en over de omgevingsvergunning. Voor deze vragen moet ik u verwijzen naar de minister bevoegd voor de omgeving, mevrouw Demir. Bij haar zult u de juiste antwoorden bekomen.
In de commissie van 11 februari 2021 hebben we het al uitgebreid gehad over de studie van Oran. We houden alleszins vast aan de ambitie om te gaan naar een modal shift van 50/50. Gelet op alle randvoorwaarden die gesteld zijn in de omgevingsvergunning en de investeringen die gepland zijn in de omgeving, gaan we ervan uit dat de modal shift wel degelijk haalbaar is. Dat blijft alleszins de ambitie.
Ik denk niet dat ik vandaag alle investeringen opnieuw moet opsommen. U vindt ze in het verslag van de commissie van 11 februari 2022. Men is alleszins van oordeel dat er wordt voldaan aan alle verzuchtingen die MOW heeft geuit en dat dit de modal shift niet in het gedrang brengt.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik moet bekennen dat uw antwoord me niet echt heeft gerustgesteld. Het BROEKLIN-project is eigenlijk wat eerst ‘Uplace light’ werd genoemd. De bezwaren en de vrees ten aanzien van het BROEKLIN-project blijven nog altijd overeind.
U verwijst voor mijn vragen met betrekking tot stikstof naar minister Demir. U schuift de hete aardappel door, maar mijn vraag was eerst daar ingediend, maar werd afgewezen. Dit wijst erop dat het probleem met dit project veelvoudig is en niet alleen Mobiliteit aanbelangt.
Ik ga dan ook zeker en vast die vragen opnieuw indienen in alle andere commissies. We denken nog altijd dat ook dit project, zoals de oorspronkelijke plannen van Uplace, slecht is voor de gezondheid, namelijk de problematiek van fijn stof en stikstof, en voor de mobiliteit, want het gaat de file op de meest filegevoelige plek van dit land, namelijk dat stukje van de Brusselse Ring, nog altijd vergroten. Verder zal het een probleem zijn voor de handelskernen van Vilvoorde, Mechelen en Leuven. Die impact is gigantisch.
Ik wil even ingaan op uw antwoorden over de impact op de mobiliteit. Ik zie op dat vlak twee grote problemen. De vooropgestelde modal split is 50/50 tegen 2030 en voor nu wordt er uitgegaan van een modal split van 67/33, maar ik wil erop wijzen dat er naar Wijnegem - Shop Eat Enjoy nog altijd 85 procent van de mensen met de auto komt. Voor het Woluwe Shopping Center is dat maar 66 procent, maar dat is gelegen aan een metrolijn met een frequentie van 4 minuten. Er is een tramlijn en er zijn buslijnen. Dat is momenteel nog niet het geval op de BROEKLIN-site. Integendeel, er zal nog veel moeten gebeuren, ook zeker met betrekking tot het Buda-NMBS-stationnetje. Er wordt momenteel uitgegaan van een compleet onrealistische modal split. We mogen niet vergeten dat de regio rond Vilvoorde vandaag – ik had het daarnet nog over het Pajottenland – ook een vervoerwoestijn is. Ook de bereikbaarheid van de BROEKLIN-site vanuit Brussel is heel beperkt. We kijken allemaal uit naar de Ringtrambus, maar de vraag is hoe hoogwaardig die zal zijn.
Collega, ik moet u vragen om stilaan af te sluiten.
Ten tweede is het aantal van 4500 plaatsen bijzonder groot. De vraag is opnieuw, minister, welke maatregelen en investeringen u plant om naast de onmiddellijke connectie met het station naar Vilvoorde ook de ruimere omgeving te ontsluiten via het openbaar vervoer, via het Brabantnet. Zal dat volstaan? En wat gebeurt er met het Buda-station?
De heer Bex heeft het woord.
Eerst en vooral mijn felicitaties aan collega Segers, die er wel in geslaagd is om haar interpellatie deze week te kunnen stellen in de vorm van een vraag om uitleg. Ik wilde minister Demir interpelleren, maar dat zal voor na de paasvakantie zijn. Er waren twee ministers aanwezig en die hebben hun handtekening gezet onder die omgevingsvergunning, minister Demir en minister Crevits. U hebt zich daar blijkbaar niet mee gemoeid. U zit hier nu de beslissing van de Vlaamse Regering te verdedigen.
Ik heb u al met een vraag van een aantal weken geleden gewaarschuwd voor de problematiek op het vlak van de mobiliteit en het feit dat u daar blijkbaar niet mee aan tafel zat toen er over de vergunning werd beslist, wijst erop dat er ofwel geen mobiliteitsproblemen zijn ofwel dat u beschaamd bent over de impact op de mobiliteit. Ik vrees dat het tweede de waarheid is.
Collega’s, voor alle duidelijkheid – en collega De Coninck zal er dadelijk ongetwijfeld ook op wijzen –, die regio in de Kanaalzone, dat reconversiegebied, heeft ontwikkeling nodig. Maar dat moet gebeuren op een manier die in overeenstemming is met de beleidsdoelstellingen van de Vlaamse Regering en op een manier waarbij een project niet de andere projecten die even goed nodig zijn, kan hypothekeren.
De Vlaamse Regering haalt haar beleidsdoelstellingen niet op het vlak van het ondersteunen van kleinhandel in de steden, niet op het vlak van stikstof, niet op het vlak van mobiliteit. Collega Segers heeft dat al uitgebreid toegelicht. Maar eigenlijk vind ik dat het bij de Vlaamse Regering in dit dossier cynisme troef is. Ik geef drie voorbeelden. Wat betreft stikstof weten we dat er strengere normen nodig zijn. De Vlaamse Regering zegt in deze vergunning dat ze het toestaat, maar als de stikstofuitstoot zodanig de pan uit vliegt, dat het echt schandelijk is, dan moeten er minder parkeerplaatsen worden voorzien en moeten er duizend parkeerplaatsen worden geschrapt.
In de beslissing zelf anticipeert men dus eigenlijk al op het feit dat men een dramatische beslissing neemt. Dat vind ik werkelijk van een ongehoord cynisme!
Verder is er een discussiepunt op het vlak van de mobiliteit. Men vraagt de ontwikkelaar om busjes in te leggen, die min of meer lopen op het traject van de eigen Ringtrambus. Eigenlijk zou die Ringtrambus zeer performant moeten zijn, maar men heeft hoge twijfels of die wel efficiënt zal rijden. Want, voordat hij aan het station van Vilvoorde aankomt, zal hij waarschijnlijk zo hard in de file staan dat de frequentie van zeven minuten niet gegarandeerd kan zijn en zeer onbetrouwbaar zal zijn. Daarom zal men op datzelfde traject een shuttledienst inrichten. Wat is dat voor een cynisch mobiliteitsbeleid!
Collega, kunt u afronden?
Zeker, voorzitter, maar ik vind dat we dit dossier toch ten gronde mogen bespreken. Ik probeer snel te gaan, maar ik probeer ook een aantal bemerkingen te maken. Het zou niet sterk zijn voor de uitstraling van het parlement als wij de discussie daarover pas over een maand of drie weken zouden laten gebeuren. Ik zeg dus nog een paar zinnen, als u het mij toestaat.
4500 parkeerplaatsen, dat was het derde cynische element in de beslissing. We weten dat dat voor 18.000 bewegingen per dag kan zorgen. Eigenlijk is er een volledige rijstrook nodig om de aan- en afvoer van die wagens te kunnen garanderen. En eigenlijk, minister, met alle mobiliteitsmaatregelen die u in de regio wilt nemen, blijft u daar dweilen met de kraan open.
Tot slot wil ik de kleine opmerking maken dat stikstof wel degelijk uw bevoegdheid is. Als het stikstofarrest één ding duidelijk heeft gemaakt, dan is het dat de stikstofproblematiek een verantwoordelijkheid en problematiek is voor de volledige Vlaamse Regering. Als we er niet in slagen om die onder controle te krijgen, dan staan we binnenkort letterlijk en figuurlijk allemáál stil en dan kunnen er geen vergunningen meer worden toegekend.
Voorzitter, dank u wel om mij toe te staan mijn redenering af te maken.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik probeer het kort te houden. Ik had ook een vraag willen indienen. Maar aangezien de vraag om uitleg van collega Segers nu geagendeerd stond, kan ik slechts aansluiten bij deze vraag.
Maar u hebt die vraag eigenlijk beantwoord, minister, want het was dezelfde: bent u van oordeel dat al die maatregelen, zoals ze nu voorliggen, zullen bijdragen tot die modal shift? U hebt bevestigd dat de ambitieuze doelstellingen van die modal shift in de Vlaamse Rand overeind blijven. U hebt inderdaad al die voorwaarden – of toch een aantal ervan – nog eens opgesomd.
Dat mis ik toch wel bij de twee andere collega’s. Het is heel gemakkelijk om een groot project af te schieten. Ik verwijs ook naar de opinie van Alexander D’Hooghe in De Standaard vandaag. Hij schrijft daar een interessante passage over. Het is veel moeilijker om iets te maken van dat project. De voorwaarden die hier worden opgelegd door de Vlaamse overheid zijn nu toch niet min. U noemt die cynisch, collega Bex; ik zou die echt wel verregaand noemen. De minister heeft ze al aangehaald: die shuttlebus, het jaarlijks actieplan, het bedrijfsvervoersplan, het evenementenvervoersplan, de parkeerplaatsen die samenhangen met metingen van de luchtkwaliteit enzovoort. Dat vind ik toch vrij vooruitstrevend.
Collega Segers, u vergelijkt het altijd met een shoppingcenter. Maar ik vraag mij af of u het programma van het BROEKLIN-project eigenlijk wel goed kent. Want een kwart van de oppervlakte is natuurgebied, een derde zijn maakwinkels en voor de rest is het massamaatwerk, een nieuwe vorm van industrie. Zo beschrijft Alexander D’Hooghe het toch: BROEKLIN als een nieuwe stadsindustriehub.
Collega’s, mijn vraag was dus al beantwoord. Ik sluit af.
Mevrouw Segers, u hebt vandaag al een aantal keren het woord ‘woestijn’ in de mond genomen. Maar zoals de site van BROEKLIN er nu bij ligt … dat is een échte woestijn. Het is verwilderd en braakliggend. Ik ben eigenlijk blij dat er een innovatief project op wordt gerealiseerd. Ik ben blij dat de overheid die vergunning verleent, met dergelijke voorwaarden.
Ik wil het graag opnemen voor onze ambtenaren van Mobiliteit en Openbare Werken.
Kunt u afsluiten, alstublieft?
Want hier wordt gedaan alsof zij geen deskundig advies kunnen geven. Dat vind ik toch wat verregaand. Ik sluit af, voorzitter.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter, en zeker ook mevrouw De Coninck om hier toch het een en ander al duidelijk te stellen.
Mijnheer Bex, ik richt me vooral tot u, want u neemt woorden in de mond zoals ‘een cynisch mobiliteitsbeleid’. U stelt zich de vraag waarom ik de omgevingsvergunning niet getekend heb, alsof ik dat niet gedurfd zou hebben. U trekt het allemaal een klein beetje op flessen en u maakt het allemaal een beetje belachelijk.
U weet dat het hier over een Brownfieldconvenant gaat. Dat is de reden waarom minister Crevits het heeft getekend. U weet dat het over een omgevingsvergunning gaat. Dat is de reden waarom minister Demir deze heeft ondertekend. U weet ook dat ik daarstraks al heel duidelijk heb gezegd dat het Departement Mobiliteit en Openbare Werken in oktober 2020 een ongunstig advies heeft gegeven. MOW heeft vervolgens in januari 2021 een nieuw advies gegeven. Het departement was ook aanwezig op de omgevingsvergunningscommissie. Graag een klein beetje eerlijkheid. Trek dit zeker niet allemaal op flessen, want eerlijkheid duurt het langst. Ik denk dat u wat dat betreft anders het een en ander zou moeten verduidelijken.
Mevrouw De Coninck heeft het ook al gezegd. Willen jullie de site zoals ze er vandaag bijligt, zo houden? Dat is een brownfield dat er al decennia zo bijligt. Ik denk dat het goed is dat er finaal eens iets zal komen. Het is inderdaad een volledig gedownsized verhaal in vergelijking met wat er vroeger voorlag. Er zijn heel wat mobiliteitsaspecten waar ons departement specifiek om heeft gevraagd. Die worden effectief opgenomen in de omgevingsvergunning. Men kan dat allemaal onbelangrijk vinden. Men kan het inleggen van een shuttle of een bus, geëxploiteerd door de private eigenaar, ook onbelangrijk vinden. Mijnheer Bex, ik vind dat wel heel belangrijk en ik heb wel veel vertrouwen in alle investeringen die wij ter plaatse doen. Er zijn de investeringen rond de R0 en de hele herinrichting van de Woluwelaan, met een volledige make-over waarin we heel wat investeren. Er is ook het hele verhaal van de fietsinfrastructuur waar we aan werken. Er is de Ringtrambus, die uiterlijk tegen 2024 een tweerichtingenbedding heeft. U gelooft er allemaal niet in. Wel, ik geloof wel in al die toekomstplannen inzake een modal shift, inzake meer collectief vervoer, inzake meer fietsinfrastructuur. We hebben drie fietssnelwegen: fietssnelweg 23, 214 en 215. Kortom: er wordt enorm geïnvesteerd. Heel de regio zal minder congestiegevoelig worden door te investeren in tal van mobiliteitsprojecten, en dat doen wij. Dat doet men niet door gewoon een eenzijdige belastingtaks vanuit Brussel op te leggen. Wij mogen hier in ons departement terecht trots zijn op wat er hier allemaal gerealiseerd wordt.
Mevrouw Segers, ik weet ook dat de stikstofproblematiek ruimer gaat dan landbouw. Dat heb ik zeker ook niet ontkend. Ik nodig u toch uit om er ook nog eens het Luchtbeleidsplan en het Klimaatbeleidsplan op na te slaan, waarin wij voor alles wat met mobiliteit heeft te maken, al heel wat elementen opnemen. We doen al heel wat extra inspanningen. Zo zorgen we dat er inzake stikstof al een enorme drastische verlaging is. We hebben het daarstraks over de laadinfrastructuur en over de emissievrije voertuigen gehad, waarin we volop investeren. We kunnen het over onze modal shift inzake goederentransport hebben, waarin we heel wat investeren. Kortom: voor mobiliteitsprojecten die gerelateerd zijn aan stikstof doen wij heel wat.
U weet ook dat er op dit ogenblik een nieuwe plan-MER-procedure wordt opgemaakt voor het verdere verloop van de PAS. We hopen die binnen een aantal maanden te hebben. Ook daar zet de Vlaamse Regering ten volle op in. Dit is een bevoegdheid van minister Demir, maar het is zeker niet zo dat we die problematiek ontkennen. Absoluut niet.
Anderzijds denk ik dat men op het vlak van investeringen een vertrouwensklimaat mag scheppen voor mensen die willen investeren, die tewerkstellingsprojecten willen realiseren en die al jaar en dag bezig zijn en ervoor zorgen dat er vandaag in die desolate vlakte, die er absoluut niet aantrekkelijk bijligt, hopelijk eindelijk verandering komt.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de antwoorden. Collega’s, dank voor de bijkomende vragen.
Minister, het is jammer dat collega Bex zijn vraag niet heeft kunnen stellen, want ik heb wel het gevoel dat we elkaar en u moeten ondersteunen in onze bezorgdheden omtrent dit project. Als je de ring afrijdt, dan zie je dat dat nu een woestijnvlakte is, en uiteraard moet daar ontwikkeling gebeuren. Daar zijn we het allemaal over eens. Het Uplace-project was echter oorspronkelijk een megalomaan project, en ik ben zeer blij dat we dat hebben kunnen afwenden, want daar waren zeer grote problemen mee. Ik was aanvankelijk zeer blij dat Alexander D’Hooghe, die toch een groot succes heeft geboekt in Antwerpen met de overkapping, werd aangesteld om dat te herdenken. Het is herdacht van een belevingsshoppingcentrum naar maakwinkels en massamaatwerk. Er is zelfs in cultuur voorzien. Dat is allemaal fantastisch, maar de bedenkingen die wij maken, zijn bijzonder terecht.
We zien dat er daar een parking is voor 4500 auto’s. U zegt dat dat alleen voor de piekmomenten is, maar dat zijn wel de piekmomenten waarop de Brusselse ring sowieso ook al vol staat. Die shift naar 50/50 is pas tegen 2030. Met de parking wordt op 85 procent gerekend. Dat baart ons dus zeer, zeer grote zorgen, ten eerste wat het autoverkeer betreft. Maar wat ons vooral zorgen baart, en waarop u echt geen voldoende antwoorden hebt gegeven, is de ruimere ontsluiting op het vlak van openbaar vervoer van dat gebied, van Vlaams-Brabant, van die regio, van Vilvoorde. We zullen zien wat het Brabantnet, de tram dus, zal geven. We zien dat daar inderdaad ook nog in een shuttle wordt voorzien, maar op dat stationnetje van Buda bent u zelfs niet ingegaan, terwijl dat ook een centrale plaats in de plannen qua mobiliteit bekleedt. Momenteel is dat een stationnetje met één lijn, waar er één trein per uur zal zijn. Ik zie mensen echt niet van BROEKLIN naar dat stationnetje stappen om hun pas gekochte televisie te vervoeren. Ik wil u dus oproepen om heel gedetailleerd te bekijken of u vanuit de Vlaamse Regering, met wat er vandaag wordt gepresenteerd, het engagement dat u hebt getekend kunt waarmaken wat de ontsluiting van dat gebied betreft. Ik vrees immers voor het ergste ter zake.
De vraag om uitleg is afgehandeld.