Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over het stimuleren van groene mobiliteit door laadpaalinfrastructuur
Vraag om uitleg over de komst van laadpalenbedrijf Yeet!
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, begin maart 2021 hebben we in deze commissie een discussie over de laadpalen voor elektrische wagens gevoerd. U hebt toen verklaard dat het uw vaste ambitie is om tegen 2025 30.000 publieke laadequivalenten voor elektrische voertuigen uit te rollen. Samen met de laadpunten die er nu al zijn, zou dit tegemoetkomen aan de 350.000 elektrische personenwagens die volgens de schatting in 2025 in Vlaanderen zullen rondrijden.
U hebt tijdens de discussie gesteld dat de publieke laadpalen vooral voor volledig elektrische wagens en nauwelijks voor hybride wagens worden gebruikt. Die hybride wagens worden vooral thuis of op het werk opgeladen. U hebt er een paar keer naar verwezen dat hybride wagens ongetwijfeld belangrijk zullen zijn om onze doelstelling te halen, maar nu vallen ze uit de boot.
Na deze discussie in de commissie heb ik mails met reacties ontvangen. De hybride wagens worden in de Vlaamse regelgeving anders behandeld. Wie bij Fluvius een aanvraag doet om voor een hybride wagen een laadpaal te krijgen, komt van een kale reis terug, want de aandrijving is niet volledig elektrisch.
Het is een vreemde redenering, maar het is de realiteit. Als we de Vlamingen tegen 2030 elektrisch willen laten rijden, moeten we ons misschien iets positiever opstellen tegenover hybride wagens. De gemeentebesturen die in verband met hybride wagens contact met Fluvius opnemen, krijgen de volgende boodschap: “De Vlaamse overheid werkt echter wel aan een vervolgplan dat grotendeels gebaseerd zou zijn op 'paal volgt wagen'. Concrete informatie over de inhoud of voorwaarden van dit vervolgplan hebben we nog niet.”
Minister, bent u zich bewust van dit probleem? Welke oplossing ziet u?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, in 2017 heeft de toenmalige minister van Energie de plaatsing van 2500 nieuwe publieke laadpalen met telkens twee laadpunten aangekondigd. Nadien heeft Fluvius Allego geselecteerd om die palen te realiseren, te beheren, te onderhouden en te exploiteren. Dat was, naast de laadpunten thuis en op de bedrijventerreinen, een belangrijke pijler. Op de website www.paalvolgtwagen.be kan een particulier eenvoudig een laadpaal aanvragen. Hij moet enkel aan drie voorwaarden voldoen. Zijn wagen moet 100 procent elektrisch rijden, hij mag geen eigen oprit of garage hebben en er mag geen publiek toegankelijke laadpaal binnen een straal van 500 meter zijn.
Ik denk niet dat we nog over het draagvlak voor elektrische wagens moeten discussiëren. Dat draagvlak wordt groter, zowel bij bedrijven als bij particulieren, maar toch kiezen sommige gebruikers nog voor een tussenoplossing, namelijk een hybride voertuig. Een van de redenen is vaak dat de gebruiker niet vast wil staan als hij niet in de buurt van een laadpaal is. Wie voor een hybride voertuig kiest, komt echter niet in aanmerking om een publieke laadpaal aan te vragen. Zijn voertuig is uiteraard niet 100 procent elektrisch.
Het huidige plan ‘Paal volgt wagen’ loopt binnenkort af. De Vlaamse overheid werkt aan het vervolgtraject. De Vlaamse Regering komt met het project Clean Power for Transport (CPT), waar deze uitrol een belangrijk onderdeel van zal zijn. In het relanceplan is hiervoor voorzien in 30 miljoen euro. De maatregelen in het plan zijn erop gericht zero-emissievoertuigen te stimuleren en de bestaande drempels tegen 2025 op te heffen. Tegelijkertijd worden voorbereidingen getroffen om op langere termijn, tussen 2030 en 2050, naar een volledige transitie te gaan en tot een zero-emissiemobiliteit te komen.
Minister, hoe zult u de mensen die voor een vergroening van hun vervoersmiddel kiezen, bijkomend ondersteunen? Bent u bereid een initiatief te nemen, zodat de particulieren met een hybride voertuig in aanmerking komen om een aanvraag voor een laadpaal in te dienen? Zo neen, waarom niet? Hoever staat u met het plan om tegen het einde van de legislatuur in Vlaanderen in 30.000 laadpalen meer te voorzien? Welke mogelijkheden zijn er voor de mensen met een zero-emissiewagen die in een stedelijke omgeving in een rijhuis wonen? Is het, bijvoorbeeld, een optie met een gootje in het openbaar domein van thuis uit op te laden, zodat niet bij elke woning een laadpaal moet worden gezet? Het doel van ‘Paal volgt wagen’ was 2500 laadpalen tegen het einde van 2020. Is dat doel gehaald? Kunt u al meer informatie over het vervolg geven?
Mevrouw Ryheul heeft het woord.
Voorzitter, het Nederlands laadpalenbedrijf Yeet! zal ook in Vlaanderen activiteiten ontplooien. Dit relatief nieuwe bedrijf richt zich voornamelijk op de Benelux, Frankrijk en Duitsland. Dit jaar komt vooral Vlaanderen in het vizier van Yeet! De komst van het bedrijf zou het aantal snelladers in Vlaanderen bijna kunnen verdubbelen. Meer dan de helft van de 60 miljoen euro die het bedrijf dit jaar zal investeren, zal in Vlaanderen worden geïnvesteerd. Volgend jaar moet nog eens 100 miljoen euro worden geïnvesteerd. Yeet! is trouwens niet het enige laadpalenbedrijf dat in Vlaanderen investeringsruimte ziet. Ook het snellaadnetwerk van Fastned heeft al twee stations in Vlaanderen. Daarnaast is er het laadpalenbedrijf Allego, dat in Vlaanderen marktleider is. Allego zou wel worstelen met de uitrol van het netwerk.
Heeft de komst van Yeet op de Vlaamse laadpalenmarkt een impact op uw doelstellingen om tegen 2025 30.000 extra publieke laadequivalenten uit te rollen? Verkrijgt Yeet steun van de Vlaamse overheid om haar activiteiten in Vlaanderen te ontplooien? Zo ja, op welke manier en hoeveel middelen verkrijgt ze daarvoor? Sommige spelers zouden zich zorgen maken over de omslachtige procedures om vergunningen te krijgen in Vlaanderen en palen aan te sluiten op het stroomnet. Hebt u hierover klachten ontvangen? Wat zou nog gedaan kunnen worden om de vergunningsprocedures zo vlot mogelijk te laten verlopen?
Hebt u weet van andere laadpalenbedrijven die investeringsmogelijkheden in Vlaanderen zien? Zo ja, welke? Behoort het aantrekken van laadpalenbedrijven om te investeren in Vlaanderen tot uw actieve beleid? Zo ja, op welke manier tracht u nog meer bedrijven aan te trekken?
Minister Peeters heeft het woord.
Laadinfrastructuur is noodzakelijk als wij de transitie naar zero transmissie willen maken. Wij zijn het allen erover eens dat dit zo snel mogelijk gedaan moet worden.
Ik wil even duidelijk stellen dat het vervolgplan van 'Paal volgt wagen', waar collega Fournier naar verwijst, de opvolging is van het huidige 'Paal volgt wagen'-systeem. Dat is afgestemd op de elektrische wagen. Het heeft niets te maken met een nieuw plan voor hybride wagens. Het uitrollen van een systeem 'Paal volgt wagen' specifiek voor volledig elektrische wagens verdient namelijk de voorkeur. De reden is vooral dat we er in Vlaanderen voor gekozen hebben om de uitrol zonder subsidies aan de markt over te laten. Dat wil zeggen dat de rendabiliteit dan heel belangrijk is en dat er een gunstig businessmodel moet zijn voor laadpaalexploitanten. Dat heeft men bij de infrastructuur voor de volledig elektrische wagen en niet bij de hybride wagens. Een laadpaalexploitant zal maar overgaan tot het plaatsen van laadpalen als dat past in een gunstig businessmodel. Een gegarandeerde afname van elektriciteit is van groot belang. Vandaar dat wij volop focussen op de volledig elektrische wagens.
Betekent dit dat de hybride wagens niet kunnen laden aan die laadinfrastructuur? Uiteraard niet. Zij kunnen daar ook laden. Optioneel is dat geen enkel probleem. U weet ook dat wij in het kader van het project Clean Power for Transport meerdere incentives hebben voor de zero-emissiewagens, onder andere het vrijstellen van de belasting op de inverkeerstelling (BIV) en de jaarlijkse verkeersbelasting. Ook die maatregelen gelden niet voor de hybride wagens maar zijn volledig gericht op de volledig elektrische wagen.
Wij hebben in onze conceptnota van 20 november 2020 als doelstelling opgenomen om tegen 2025 30.000 extra publieke laadequivalenten te installeren. Wij houden uiteraard vast aan die doelstelling. De grote lijnen van dat plan kunt u lezen in de conceptnota. Op dit ogenblik werken wij aan de financiering, waarbij wij hopen gebruik te kunnen maken van de Europese relancemiddelen. Daartoe werken wij aan een nieuw Vlaams kader om de rollen her en der te verdelen.
In het verhaal van die publieke laadpalen is het belangrijk dat men weet waar men het beste die infrastructuur plaatst. Ook dat is een veel gehoorde vraag van de mogelijke exploitanten. Daarom zijn we bezig aan de opmaak van potentieelkaarten, waarvoor de opdracht intussen is gegund. Daarbij worden de lokale noden en mogelijkheden voor laadinfrastructuur gedetailleerd in kaart gebracht. Zo kunnen gegadigde investeerders weten waar er voldoende potentieel is. Voor het behalen van onze doelstelling rekenen wij dus ook op de investeringen van innovatieve bedrijven. Iedereen die dit mee wil realiseren, is welkom. Ik kan zeggen dat sinds wij die ambitie voor 30.000 laadpaalequivalenten in onze conceptnota geuit hebben, wij al onmiddellijk heel wat reacties gekregen hebben van exploitanten die willen investeren en daar een goed model in zien.
Er zijn al talrijke spelers actief op de markt in Vlaanderen. Begin 2021 werden de publieke laadpunten in Vlaanderen geëxploiteerd door 13 verschillende bedrijven. Als we de semipublieke meetellen, gaat het zelfs over 24 verschillende bedrijven. Wij hebben daarenboven al heel wat andere geïnteresseerde investeerders over de vloer gehad. En weldra zullen de oproepen gelanceerd worden door het departement MOW. Naast Yeet, het bedrijf dat collega Ryheul aanhaalt, zijn er ook nog andere spelers die aangeven in de toekomst onze markt te willen betreden.
Eind 2020 waren er 4262 publieke laadpunten in Vlaanderen. Meer cijfers en informatie daarover is terug te vinden in het CPT-rapport 2020. Van die 4262 publieke laadpunten waren er 111 snellaadpunten, en dat is uiteraard de toekomst. Wil men in alle vertrouwen een elektrische wagen aankopen, dan moet er om de 25 kilometer op onze verkeersassen snellaadinfrastructuur beschikbaar zijn, zoals wij hebben aangegeven in onze conceptnota.
De potentieelkaarten zijn zeker belangrijk voor mensen in grote steden en in appartementen bijvoorbeeld, die niet over een eigen oprit beschikken om er een eigen laadinstallatie te plaatsen. Die potentieelkaarten gaan duidelijk aangeven welke ruimten lokale besturen voorzien voor bijvoorbeeld laadeilanden. In elk geval moet er ook laadinfrastructuur komen in de centrumsteden. De potentieelkaarten zijn dus belangrijk om te zien waar men de laadinfrastructuur kan installeren, waar de vraag groot is. Wij horen klachten over de doorlooptijd en de administratieve last voor de plaatsing van laadpalen. Het gaat daarbij niet zozeer om de vergunningen maar om de akkoorden met alle betrokken partners.
Wat dat betreft, geeft die locatiebepaling met potentieelkaarten veel meer handvatten aan de potentiële investeerders om er met gebundelde knowhow voor te kunnen zorgen dat ze weten waar een goede locatie is om publieke laadinfrastructuur te plaatsen. Ik denk dat er op die manier een win-winsituatie is en er veel meer spelers op de markt zijn om die doelstellingen te halen.
Ik hoop dat ik daarmee alle vragen heb beantwoord, maar ik hoor het graag als er bijkomende vragen zijn.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreide antwoord, zoals we dat gewend zijn. Iedereen is ervan overtuigd dat we moeten gaan voor 100 procent elektrische wagens. Ik denk dat niemand daar nog aan twijfelt. Maar de hybride wagens zijn momenteel heel belangrijk in de vergroening van het wagenpark. Velen kiezen nog voor een hybride wagen omdat er niet genoeg laadpalen zijn. Het risico bestaat dan ook dat, als er geen laadpaal dichtbij is, men overschakelt op benzine of diesel en dat kan zeker niet de bedoeling zijn. Ik stel de vraag naar aanleiding van een e-mail die ik heb gekregen. Daarin stond dat die persoon normaal gezien oplaadt bij de werkgever. Dat wordt soms heel gemakkelijk gezegd, maar dat is voor de werkgever niet altijd evident. Die moet een parking hebben en ook voorzieningen om die laadpalen te kunnen installeren. Anderzijds lijkt het een gemakkelijke en goede oplossing voor de werknemers dat ze hun wagen bij hun werkgever kunnen opladen.
Toen we de discussie voerden in de commissie van 3 maart, heb ik ook aan u gevraagd of er bepaalde ondersteuningen zijn vanuit de overheid voor die ondernemers voor die laadinfrastructuur. Ik denk niet dat u daar een duidelijk antwoord op hebt gegeven. Daarom nog eens mijn vraag, minister: is het eventueel mogelijk om die bedrijven beter te ondersteunen zodat ze hun werknemers ook beter kunnen ondersteunen bij het opladen van hun elektrische wagen?
Mevrouw Ryheul heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Het gaat om een heel belangrijke evolutie richting die zero-emissiewagens. De komst van het Nederlandse bedrijf en ook van de andere spelers waarover u het had, kan de uitbouw van de laadinfrastructuur versnellen. Dat is ook effectief nodig want we dreigen achterop te hinken. In Nederland beschikte men eind vorig jaar over 69.000 openbare laadpalen tegenover een schamele 4262 in Vlaanderen. Nederlanders hebben met 1675 snellaadpalen ook vijftien keer zoveel snelladers als de 111 waarover Vlaanderen eind vorig jaar beschikte.
Die inhaalbeweging is effectief nodig, als we niet in de problemen willen komen op het moment dat de elektrificatie van het verkeer op gang begint te komen. Daarom wil ik graag even terugkomen op de vergunningsprocedures waar het beleid echt het verschil kan maken. Als we echt onze achterstand willen inhalen, moeten we een klimaat creëren waarin het voor investeerders aantrekkelijker en gemakkelijker wordt. Als we horen dat er nog zorgen zijn over die omslachtige procedures, lijkt me dat niet voldoende. Niet alleen de Vlaamse Regering heeft daarin een verantwoordelijkheid, maar ook de steden en de gemeenten.
Tot slot mogen we ook het grensoverschrijdende aspect niet uit het oog verliezen. Zo is het heel belangrijk voor Vlaanderen als transitland dat de laadpunten conform zijn. Ik heb twee bijkomende vragen, minister. Zijn er daar Europese afspraken over in samenwerking met de constructeurs? Welke stappen kan Vlaanderen op dat vlak nog zetten?
Tegen wanneer kunnen die potentieelkaarten waar u het in de vorige commissies ook al over hebt gehad, afgewerkt zijn?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik wil inpikken op de laatste opmerking van mijn collega van het Vlaams Belang. Voor mij gaat het er niet over hoeveel laadpalen, laadpunten en snelladers we hebben. Het is vooral belangrijk wat de verhouding van laadpunten versus elektrische en hybride wagens is. In Nederland is die totaal anders. Ik heb een schriftelijke vraag gesteld en uit het antwoord heb ik kunnen berekenen dat er in Vlaanderen per laadpunt gemiddeld maar 69 laadbeurten zijn voor een gemiddelde van 15 kilowattuur per oplaadbeurt. In Nederland is het laadpunt goed voor dubbel zoveel laadbeurten en dubbel zoveel kilowattuur per oplaadbeurt. Dat betekent gewoon dat er zoveel meer elektrische en hybride wagens zijn.
Maar, dat is ook mijn vraag waartoe ik wil komen, in oktober 2016 heb ik ook al een vraag gesteld aan toenmalig minister Tommelein. In een rapport van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) stond duidelijk dat, wat betreft de financiering van de laadpalen, de aansluitingskost van de laadpaal ten laste is van de distributienetbeheerder en die rekent het door aan de laadpalenexploitant. Maar er staat ook in het verslag van 28 juni 2016 van de regulator dat men na tien jaar zal kijken of alle kosten effectief doorgerekend kunnen worden. En zo niet, dan gaat men de helft van de kosten die nog overblijven, verrekenen in het elektriciteitstarief. Nu zijn we ondertussen vier jaar verder. Als ik zie hoe weinig kilowatturen en hoe weinig oplaadbeurten er zijn per laadpunt en dat we hier zitten te pleiten voor nog meer laadpunten, dan vrees ik dat we straks komen tot kosten die niet gedekt zijn door de laadpaalexploitant en dat die in de elektriciteitsfactuur terecht zal komen. Mijn vraag aan u, minister, is of u al zicht hebt op de stand van zaken.
De heer Bex heeft het woord.
Het is absoluut belangrijk dat we voorbereid zijn op de elektrificatie die er hoe dan ook aankomt. Ik denk dat u het daarmee eens bent, collega Gryffroy, dat we daarnaartoe gaan. De Federale Regering heeft ook al een aantal maatregelen voor de bedrijfswagens aangekondigd enzovoort. Het is wel degelijk heel belangrijk dat we die doelstelling die u naar voren hebt geschoven, minister, effectief halen. In dat verband wil ik nog een aanvullende vraag stellen. In welke mate en op welke manier monitort u die doelstelling om 30.000 extra laadpalen te installeren tegen 2025 en maakt u daarover cijfers bekend?
Minister Peeters heeft het woord.
Wat betreft de monitoring, hebben we jaarlijks het Clean Power for Transport-rapport en daarin wordt sowieso alles mee in kaart gebracht. Die monitoring zal dus zeker gebeuren.
Mijnheer Gryffroy, uw vraag was me niet helemaal duidelijk, maar moet ik daaruit concluderen dat u eerder geneigd bent om te zeggen: laten we niet investeren in laadpaalinfrastructuur want die elektriciteitsfactuur zal daardoor stijgen? In het kader van alle klimaatbeleidsplannen, alle Clean Power for Transport-plannen en dergelijke die we in het verleden hebben gemaakt, zijn we net vragende partij om die shift te maken van de fossiele brandstoffen naar zero-missievoertuigen. Het zal een en-enverhaal zijn, maar vandaag de dag wordt wat betreft personenwagens vooral nog gekeken naar de elektrische wagens. Iedereen zal met een elektrische wagen willen rijden als hij of zij er alle vertrouwen in kan hebben dat hij of zij niet ergens zal stilvallen op de autosnelweg, maar de garantie heeft dat er voldoende laadinfrastructuur in de buurt is. Daarom hebben we de ambitie om in die infrastructuur van 30.000 laadpalen te voorzien.
De vergelijking met Nederland is een beetje het probleem van de kip en het ei, maar we willen die boost geven. De heer Bex heeft al verwezen naar een aantal plannen van de federale overheid. We moeten echt de kaart van de vergroening van het wagenpark trekken en dan zal er ook meer dan voldoende laadinfrastructuur moeten zijn.
Mevrouw Fournier, u vroeg waar bedrijven op kunnen intekenen. Het gaat dan over semipublieke laadpalen, want het zal niet de bedoeling zijn om ze enkel voor de eigen werknemers te hebben. De call voor de semipublieke laadpaalinfrastructuur, waar bedrijven op kunnen intekenen voor publieke laadpalen op hun privéterrein, zal in mei worden gelanceerd. Recent heeft de Vlaamse Regering de call en het subsidiëren van projecten goedgekeurd. Ik denk dat het nu bij de adviesinstanties zit, maar we hopen er zo snel mogelijk verder mee te kunnen. De call kan dan worden gelanceerd zodat semipublieke laadpalen bij bedrijven zeker kunnen.
Iemand vroeg tegen wanneer de potentieelkaart er zou zijn. Het is de bedoeling om een eerste versie van de potentieelkaart tegen de zomer te hebben. Ik denk dat ik al heb gezegd dat ze zopas zijn gegund. Een eerste schets zouden we dus tegen de zomer moeten hebben, om dan tegen het einde van het jaar de definitieve versie te hebben. Dan kunnen de mogelijke marktspelers en de potentiële investeerders er volop een beroep op doen zodat ze weten waar ze best overgaan tot het plaatsen van laadinfrastructuur.
Het Agentschap Wegen en Verkeer heeft voor de snelladers langs de snelwegen of drukke verkeersassen al een aantal locaties in kaart gebracht. We wachten op de resultaten van BENEFIC, een call die op dit ogenblik nog loopt. De snelladercall zal vermoedelijk half juni worden gelanceerd om er zeker vast te houden aan de doelstelling. Ik weet dat het een ambitieuze doelstelling is, 30.000 laadpaalinfrastructuur tegen 2025. Sommigen noemen het ook niet ambitieus genoeg en vinden dat de lat hoger moet liggen. Laat ons in ieder geval hopen dat we hiermee de transitie kunnen maken en ons steentje kunnen bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelstellingen.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik heb geen bijkomende vragen.
Mevrouw Ryheul heeft het woord.
Minister, in september van vorig jaar was 17 procent van alle nieuw verkochte wagens op de Belgische markt een elektrische of hybride wagen. De versnelde uitbouw van zowel publieke, semipublieke als private laadpunten is noodzakelijk om de omschakeling naar die zero-emissievoertuigen verder mogelijk te maken. Aan de snelheid waarmee de ene autofabrikant na de andere aankondigt om binnen enkele jaren nog uitsluitend elektrische wagens te produceren, heeft ons land tegen 2030 minstens 150.000 publieke laadpunten nodig. We mogen deze boot echt niet missen.
We zullen het beleid blijven opvolgen en hopen vanuit het parlement constructief mee te werken aan de uitdaging waar we voor staan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.