Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, deze en mijn vorige vraag zijn eigenlijk nogal fundamentele vragen, die ook een beetje het corpus van een commissiewerking raken. Als we het hebben over de brede heroverweging, dan gaat het natuurlijk over het postcoronatijdperk, hoe we de begroting op orde trekken en hoe we daar opnieuw een goede prioritering krijgen, in volgorde van belangrijkheid.
Minister, het Vlaams relanceplan Vlaamse Veerkracht voorziet in enkele grote werven en hervormingen om de Vlaamse begroting opnieuw op een traject richting een budgettair houdbare positie te brengen. Een belangrijke werf daarbij is de brede heroverweging, waarbij de Vlaamse uitgaven zeer grondig zullen worden doorgelicht op efficiëntie en effectiviteit. Ook zal de kostendekkingsgraad van bepaalde diensten worden onderzocht. Dit is een zeer grootschalige operatie, als je dat heel goed wilt doen. Dat heeft heel veel vlees aan het bot. Daarvoor is binnen het relancebudget 10 miljoen euro vrijgemaakt. De resultaten worden vooropgesteld tegen de zomer van dit jaar.
Uit de mededeling van minister Diependaele aan de Vlaamse Regering, op 4 december 2020, bleek dat voor elk beleidsdomein een projectgroep zou worden opgericht, die een plan van aanpak dient op te maken voor de doorlichting binnen dat domein. Verder werd een overkoepelende stuurgroep voorzien, die de samenhang en consistentie dient te bewaken. Inmiddels dienden de projectgroepen tegen eind januari hun plan van aanpak voor te leggen aan de stuurgroep. Dat is de datering die werd gevolgd.
Dan kom ik bij mijn vragen. Werd voor het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) inmiddels de scope van de doorlichting al afgebakend? Welke grote uitgavenposten zullen worden doorgelicht? Welke prioritering ziet u in het kader van deze heroverweging?
Op basis van welke elementen en afwegingen werden of zullen die uitgaven worden geselecteerd? Welke criteria worden vooropgesteld? Hoe zal de heroverweging binnen het beleidsdomein MOW concreet verlopen? Welk plan van aanpak wordt daarbij vooropgesteld?
De resultaten worden beoogd tegen de zomer van 2021. In het recente begrotingsrapport wees de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) op enkele aandachtspunten, zoals het korte tijdsbestek waarbinnen deze operatie dient te worden uitgevoerd. Zal die timing kunnen worden gehaald, gelet op de wenselijke grondigheid van een dergelijke, toch wel zeer belangrijke oefening?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Keulen, dat hangt inderdaad voor een stuk samen met de vorige vraag over de governancestructuur. Op 4 december heeft de Vlaamse Regering inderdaad haar goedkeuring gehecht aan het plan Vlaamse Brede Heroverweging.
Het doel van dat plan is een doorlichting van tien beleidsdomeinen, alsook van de sociale toeslagen en de kortingen. De bedoeling van de doorlichtingen is om aan de hand van een aantal voor de beleidsdomeinen gemeenschappelijke onderzoeksvragen tot onderbouwde aanbevelingen te kunnen komen in het kader van een ‘evidence-based policy’.
Elke projectgroep heeft de leiding en de verantwoordelijkheid over het schrijven van de doorlichting van zijn beleidsdomein. Het betreft dus een administratieve oefening zonder enige politieke inmenging of voorafnames. De administraties doen daar volledig hun werk. De resultaten van deze doorlichting dienen als input voor de begrotingsopmaak 2022 en volgende jaren. Dan zal er ook duidelijkheid komen over welke uitgavenposten door de betrokken projectgroep werden weerhouden en waarom. De subsidies zullen transparant worden meegedeeld als ze zijn opgeleverd.
Het gaat over tien beleidsdomeinen. Als ik heel specifiek kijk naar het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken, kan ik u meegeven dat de scope van de doorlichting werd afgebakend. Het betreft in grote lijnen thema’s die daarstraks ook al in de vorige vraag voor een stuk aan bod kwamen en waarvoor we vorig jaar al aan de Inspectie van Financiën (IF) een opdracht gegeven hebben toen er nog geen sprake was van de Vlaamse Brede Heroverweging. Het gaat over volgende thema’s: een onderzoek naar bepaalde administratieve procedures en efficiëntiewinsten; de doelmatigheid van de subsidies binnen het beleidsdomein – het is de bedoeling om alle subsidies binnen het beleidsdomein mee in scope te nemen –; de bevoegdheidsverdelingen onderling tussen de diverse entiteiten; een onderzoek naar de structuur van bepaalde entiteiten; de kostendekkingsgraad en de efficiëntie van de retributies die worden gehanteerd. Dus, voor deze specifieke elementen voor het verkeersveiligheidsveld hebben we al een soortgelijke oefening gemaakt, wat daar ook verder in mee opgenomen kan worden.
Op basis van welke elementen en afwegingen werden of zullen die uitgaven worden geselecteerd? Welke criteria worden gebruikt? Eigenlijk staan de specifieke invalshoeken of criteria helemaal uitgeschreven in de mededeling aan de Vlaamse Regering van 4 december 2020. Het gaat dan onder meer om het in beeld brengen van de ontwikkelingen op lange termijn bij ongewijzigd beleid; de toetsing van de ontwikkelingen aan de huidige overheidsdoelstellingen; het in kaart brengen hoe het huidige beleid bijdraagt aan welbepaalde geïnventariseerde knelpunten; of de elementen die men naar voren schuift daar effectief een antwoord op zijn; hoe bepaalde beleidsopties blootgelegd kunnen worden. Kortom, er zijn een heel aantal specifieke invalshoeken om te checken of dit echt beleidsondersteunend is, en of deze welbepaalde subsidie, structuur of procesaanpak doelmatig en efficiënt is.
In verband met uw derde vraag, over hoe het specifiek voor het Departement MOW verloopt: er werd een projectgroep binnen dit departement opgericht en van elke verschillende entiteit werd er iemand afgevaardigd. Zij hebben in kaart gebracht voor welke onderwerpen zij hun eigen analyses en externe analyses uit het verleden voor handen hebben. Aanvullend zullen zij zelf ook een aantal extra onderzoeken doen om tot een globaal plan te komen.
De bedoeling is dat tegen de zomer, zoals inderdaad de vraagsteller al zei, een brede heroverweging op tafel kan worden gelegd. Er is de bedenking van de SERV of het allemaal haalbaar is, maar vorige week heeft de regering nog bevestigd om de timing aan te houden. Daarna kunnen een aantal concrete doelstellingen worden uitgewerkt. Eventueel kan zo mogelijk worden overgegaan tot diepgaander onderzoek. Die kunnen dan zo nodig opgenomen worden in toekomstige spending reviews. Dat is het opzet en het doel. Er is al heel wat werk verzet. Het zit ook in het relanceplan Vlaamse Veerkracht. Tegen de zomer hopen wij daarover meer informatie te kunnen verschaffen aan de commissie.
De heer Keulen heeft het woord.
Dit onderwerp is heel interessant, voorzitter, voor een opvolging. Dit is zeer fundamenteel, de Amerikaanse spreuk indachtig: never waste a good crisis. De Vlaamse autonomie is heel voorzichtig begonnen met cultuurautonomie in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Er is gaandeweg van alles bijgekomen. Ondertussen zijn wij goed voor ruim 40 miljard euro. Het is een soort huis waar altijd maar koterijen zijn bijgekomen die elk op hun beurt wel heel belangrijke diensten en vormen van dienstverlening huisvesten. Maar wat efficiëntie en effectiviteit betreft kan men er vragen bij stellen, bij het verhaal van de procedures, van de doelmatigheid van de subsidies, van de efficiëntie en de effectiviteitsrendementen.
Het zou ook goed zijn daarbij het zero-based budgeting te hanteren. Mijn suggestie is vanaf nul te herbeginnen met structuren uit te denken die onze doelstellingen, die zeker maatschappelijk te verantwoorden zijn, mogelijks efficiënter organiseren. In de politiek valt er nooit iets weg, er komt altijd maar iets bij. Dan vind ik zelfs een zekere tijdsdruk belangrijk. Als je daar een eeuwigheid voor neemt, doe je niks. Dat eindigt dan meestal in nog meer chaos want dan zijn er nog altijd wel mensen die vinden dat er nog dingen bij kunnen. Die tijdsdruk is een hefboom om op een zeker moment een soort van doorstart te maken en een aantal dingen in een nieuwe vorm te gieten. Sterft, gij oude vormen en gedachten. Nu is collega Robeyns heel blij dat ik de Internationale heb geciteerd. Maar soms zijn dingen universeel toepasbaar, ook als het gaat over weerbarstige structuren. Pak dat grondig aan, en onder tijdsdruk zodat er reëel iets gebeurt.
De heer Bex heeft het woord.
Ik heb een aanvulling bij de vraag van collega Keulen. In algemene zin is het absoluut goed en zelfs noodzakelijk om alles wat een overheid doet regelmatig tegen het licht te houden en te kijken waar het efficiënter kan. Ik heb in deze commissie ook al vragen gesteld bij evaluaties van subsidies. Voegen bepaalde subsidies nog wel iets toe? Beantwoorden bepaalde investeringen aan wat wij ervan verwachten? In dat opzicht ben ik mee in de opmerkingen van collega Keulen en u, minister. Waarvoor ik wel wil waarschuwen, is dat deze oefening geen besparingsoefening mag worden. Minister, als u bijvoorbeeld uw budgetten voor fietspaden besteed wilt hebben in deze legislatuur, moeten wij kijken om de middelen beter te besteden maar ook om in bepaalde processen meer mensen en middelen in te zetten om de doelstellingen te behalen.
Ik zou zeker willen waarschuwen voor een verlies van interne expertise binnen administraties, waarbij men dan uiteindelijk moet te rade gaan bij vaak dure consultants die de problemen niet altijd efficiënter kunnen oplossen dan een goed draaiende administratie. Ja, college Keulen, ik ga er absoluut mee akkoord dat wij al die processen tegen het licht moeten houden. Maar wanneer de overheid, of bijvoorbeeld De Lijn niet voldoende middelen heeft om bepaalde dingen efficiënt aan te pakken, dan is de oplossing niet altijd om dat nog meer te verminderen maar om een tandje bij te steken. Dat kan dan wellicht ook met middelen die men elders kan besparen. Ik ga akkoord met de oefening maar laat ons die bekijken met een open blik.
Eventuele planningen voor gedachtewisselingen kunnen wij straks in de regeling der werkzaamheden bespreken. Minister Peeters heeft het woord.
Beide collega’s maken terechte bedenkingen. Om u gerust te stellen, mijnheer Bex: het is zeker geen loutere besparingsoefening en zeker geen besparing op het personeel. Voor het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken heb ik daarnet enkele voorbeelden gegeven. U verwijst naar de fietsinfrastructuur. Wel, voor mij is het belangrijk dat wij heel wat efficiëntiewinsten kunnen boeken in tal van administratieve procedures, in het vergunningenbeleid en dergelijke. Soms kan een infrastructuurproject zoals een fietspad niet gerealiseerd worden omdat er te veel tussenstappen zijn. Meer dan eens hebben wij te maken met tegenstrijdige adviezen van diverse adviesverlenende instanties. Zelfs binnen mijn eigen administratie zijn de verschillende entiteiten onderling niet altijd eensluidend in hun adviezen. Overal zijn er wel wat efficiëntiewinsten te boeken. Die grote oefening willen wij maken. Het is zeker geen personeelsbesparing.
De Lijn komt altijd even aan bod. Maar wat de Lijn betreft hebben wij al een grondige oefening gemaakt, onder meer met de benchmark waar toch veel uit af te leiden valt. Ik heb het daarnet nog gehad over het verkeersveiligheidsveld, waar wij door de talrijke structuren door de bomen het bos niet meer zien. Wij waren dus zelf al aan een aantal kleinere oefeningen bezig voordat de Vlaamse Regering in het kader van het relanceplan opteerde voor een brede heroverweging. Wij moeten eens alles in vraag durven te stellen, zoals mijnheer Keulen het verklaarde, of het nu gaat over subsidies, administratieve processen, bepaalde adviesverleningen enzovoort. Ik wil daar mijn volledige medewerking aan verlenen.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik heb nog een heel korte slotopmerking. De basisdoelstellingen moeten zijn: effectiviteit en efficiëntie. Effectiviteit in de maatschappelijke output. Om collega Bex gerust te stellen, benadruk ik dat het niet alleen maar een begrotingsoperatie is. Met efficiëntie bedoel ik het financiële. Een euro kun je maar een keer uitgeven. Maar ik denk dan ook aan de procedures. Gisteren had ik nog een vergadering op het gemeentehuis, over fietspaden en veilige wegen. De collega-burgemeesters herkennen dat. Dan zitten daar een aantal Vlaamse administraties samen en die leven ‘in splendid isolation’. Zij weten van elkaars doen en laten over dezelfde dossiers meestal niets. De schotten zijn betonnen muren. Als je dat opmerkt, wordt je dat niet in dank afgenomen in de Vlaamse administratie. Die analyse is al twintig jaar gemaakt. Maar niemand wil te veel met de anderen rekening houden, uit schrik de veilige posities te moeten verlaten. Als je wat gezag hebt en bijvoorbeeld in deze commissie zit, dan helpt dat en kun je doorpraten. Maar iets forceren kan niet met ieder dossier. Voor de efficiëntie en de effectiviteit moeten de schotten tussen de diensten doorbroken worden. Die silomentaliteit moet doorbroken worden om meer Vlamingen vertrouwen te geven in de politiek en meer diensten te kunnen leveren aan de burgers.
De vraag om uitleg is afgehandeld.