Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, tijdens de vorige legislatuur is de regelgeving aangepast, waardoor de levenslange huurcontracten naar tijdelijke contracten moesten evolueren. Zo kon meer doorstroming in de sociale huisvesting worden gerealiseerd, want anders zullen er nooit genoeg sociale woningen zijn. Wie vandaag behoeftig is, is dat later misschien niet meer. Bovendien werkt de huidige prijsberekening een huisvestingsval in de hand. Wie meer verdient, moet meer huur betalen. Hetzelfde effect zien we in verband met de huursubsidies. Wie een huursubsidie krijgt en aan de slag gaat, ziet zijn huursubsidie wegvallen. Dat is logisch, maar er zijn natuurlijk neveneffecten. Wie meer verdient en de handen uit de mouwen wil steken, verliest zijn huursubsidie.
Minister, wat voor mij een grote bezorgdheid is, is dat deze systemen voor een rem op de sociale mobiliteit en op de doorstroming zorgen. U weet dat ik recent diverse cijfers heb opgevraagd die mijn stelling bewijzen. Er worden jaarlijks amper 1500 woningen bijgebouwd. Ongeveer 10.000 mensen verlaten hun woning en ongeveer 10.000 mensen krijgen een toewijzing. Het bouwen van sociale woningen is een goede zaak, maar voor de vele wachtenden is dit soms een druppel op een hete plaat. Wat het inkomensprofiel betreft, heb ik ook opgemerkt dat ongeveer 9800 mensen nu een inkomen hebben dat hoger ligt dan in de toelatingsvoorwaarden staat. Dat betekent dat 140.000 van de 150.000 mensen die nu in een sociale woning wonen, onder de inkomensgrens blijven. Voor mij is dat het bewijs dat er weinig sociale mobiliteit is. We kunnen zeggen dat 9800 mensen nu meer verdienen dan ze aanvankelijk mochten verdienen, maar we zien dat slechts 3 tot 4 procent nu 50 procent meer verdient dan in de inkomensvoorwaarde staat.
Hoe evalueert u de tijdelijke huurcontracten? Ik heb gezien dat sinds 2017 nog 13.000 contracten lopen. Hoeveel contracten zijn afgesloten? Hoe zult u de doorstroming bewerkstelligen?
De huurprijsberekening is al eens herzien. Zult u dit nogmaals herzien, zowel in functie van de minimumhuur als van de maximumhuur?
Ik hoor op het advocatenkantoor vaak dat mensen met een huursubsidie een brief krijgen waarin staat dat ze naar een sociale woning mogen gaan. Ondertussen hebben die mensen hun huurwoning ingericht en wonen ze daar graag. Hen maakt het niet uit of ze daar zitten met een huursubsidie of naar een sociale woning verhuizen. We kunnen zeggen dat de huurpremie een tijdelijke oplossing is. Bent u bereid dit aan te passen, zeker nu 150.000 mensen op de wachtlijst voor een sociale woning staan? Als iemand een huurpremie krijgt en onder dezelfde inkomensvoorwaarden valt, is de vraag of hij per se moet verhuizen. Dat is dan dubbel administratief werk. Hij komt in een sociale woning terecht en de huurwoning komt vrij zonder huurpremie. Eigenlijk is dat een beetje absurd. Ik zou de persoon die de huurpremie ontvangt daar laten wonen en de sociale woning geven aan iemand op de wachtlijst die nog nooit een tussenkomst heeft gekregen. Ik vraag u om uw mening daarover, want we horen dit vaak op het terrein en als we zelf het regelgevend kader voor het woonbeleid bekijken.
Bent u ook bereid om de huursubsidie te vervangen door een huurbonus om meer sociale mobiliteit te bewerkstelligen, of tijdelijk de huur te laten bevriezen bij meer inkomsten? Ziet u nog mogelijkheden om het gebrek aan doorstroming te verhelpen en huisvestingsvallen naast de werkloosheidsval in de sociale huisvesting uit de wereld te helpen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Collega’s, goeiemorgen. Mevrouw Van Volcem, dank u wel voor de vraag. Ik ga uw eerste, tweede en vijfde vraag samennemen.
De tijdelijke huurovereenkomsten zijn ingevoerd met het decreet van 14 oktober 2016. Dat decreet trad in werking op 1 maart 2017. De doelstelling van de maatregel is ervoor te zorgen dat de sociale woningen voorbehouden blijven voor diegenen die er echt nood aan hebben en voor zolang ze er nood aan hebben. De eerste tijdelijke huurcontracten zijn dus gesloten vanaf 1 maart 2017, wat betekent dat de eerste potentiële beëindigingen maar kunnen plaatsvinden vanaf 1 maart 2026. Dat weet u. De vraag naar evaluatie is dus wat voorbarig.
U vraagt hoe ik de doorstroming zal bewerkstelligen, maar die doorstroming lijkt me nu net voort te vloeien uit de toepassing van de regelgeving. De Vlaamse Codex Wonen bepaalt immers dat de huurovereenkomst een einde neemt bij het verstrijken van de periode van negen jaar als het rekenkundig gemiddelde van het inkomen van de huurder dat in aanmerking wordt genomen bij de drie jongste jaarlijkse huurprijsaanpassingen, 125 procent of meer bedraagt van de inkomensgrens die van toepassing is bij de drie jongste jaarlijkse huurprijsaanpassingen.
Voor het antwoord op de vraag hoeveel tijdelijke huurovereenkomsten er intussen zijn gesloten, verwijs ik naar schriftelijke vraag nr. 328 van 16 februari jongstleden. Wat de huurprijsberekening op zich betreft, monitoren we de wijzigingen die op het einde van de vorige regeerperiode werden ingevoerd. We hebben het daar in deze commissie ook al vaker over gehad. Met name ongeveer een jaar geleden of iets meer dan een jaar geleden was dat een hot topic.
U hebt nog een paar dingen gezegd met betrekking tot sociale mobiliteit waarmee ik het in alle eerlijkheid niet eens ben. Ik vind dat ook niet erg. Dit heeft natuurlijk veel te maken met de vraag welk basisbeginsel je huldigt met betrekking tot sociale woningen, hoe je daarnaar kijkt. Ik vind een sociale woning niet iets dat we als overheid moeten geven aan mensen omdat ze daar op een bepaald moment recht op hebben, waarna ze die voor de eeuwigheid kunnen behouden. Ik vind dat we sociale woningen aan mensen moeten geven om hen te ondersteunen in een moeilijke periode, in de hoop dat ze opnieuw op eigen benen kunnen staan en kunnen doorgroeien, dat dat een beetje een springplank, een duwtje in de rug is dat ze op dat moment in hun leven nodig hebben. Voor sommige mensen duurt dat moment natuurlijk zeer lang en zal dat niet weggaan. Daar ben ik me heel goed van bewust. Dat is echter wel de filosofie die ik huldig. Dat vind ik belangrijk. Waarom vind ik dat belangrijk? Omdat je natuurlijk het solidariteitsprincipe dat hier speelt, goed in de gaten moet houden. Dit is een hulp die wij als samenleving geven aan mensen die het moeilijk hebben, maar dat betekent ook dat iemand anders daarvoor moet betalen. Dan vind ik het maar logisch dat we ook het signaal geven aan degene die daarvoor moet betalen, dat we dit maar tijdelijk gaan doen, dat we, op het moment dat de persoon in kwestie weer op eigen benen kan staan, die ook de kansen geven om door te groeien en zijn leven zelf opnieuw in handen te nemen. Nogmaals, ik besef zeer goed dat voor heel wat mensen die periode heel hun leven zal bestrijken, maar het is die filosofie die ik belangrijk vind, om dat solidariteitsprincipe te kunnen verantwoorden tegenover die mensen die daarvoor moeten bijdragen.
Ik kom tot uw vragen over de huursubsidie. Die kaderen eigenlijk een beetje in wat ik u net zei met betrekking tot die mobiliteit. Ik ga ervan uit dat mensen dit nodig hebben op een bepaald moment in hun leven en dat ze dan doorgroeien. Trouwens, men moet tweemaal weigeren, dan pas verliest men zijn recht. Er was de vraag of men daar niet kan blijven. Uw systeem zorgt natuurlijk voor een veel grotere budgettaire kostprijs. We blijven immers natuurlijk sociale woningen bij zetten, dat is absoluut waar. U vindt dat mensen met een huursubsidie evengoed mogen blijven in de woning waar ze nu zitten en een beroep kunnen blijven doen op die huursubsidie. Ik begrijp de redenering die u opbouwt, maar dan ga je natuurlijk de beide budgetten verder opdrijven. Dat budget voor huursubsidie zal dan alleen maar stijgen, en dat is natuurlijk iets wat we ons op dit moment jammer genoeg niet kunnen veroorloven.
We merken trouwens in heel wat gevallen dat mensen daarvoor kiezen. Dat is dikwijls omdat men een groter voordeel heeft met de huursubsidie dan met de aangeboden sociale woning. Wij hebben daarover in de meerderheid een keuze gemaakt in het begin van deze legislatuur, een keuze die ook al in de vorige legislatuur was gemaakt. Ik stel het nog eens scherp. Wij hebben hierover al verschillende keren gediscussieerd, en ik weet, mevrouw Van Volcem, dat wij daarover van mening verschillen. Ik heb daarmee op zich ook geen probleem, maar ik hou wel vast aan de keuze van de meerderheid.
De keuzemogelijkheden zijn de volgende. De Vlaamse overheid zou kunnen beslissen niet meer te investeren in sociale woningbouw en in de plaats daarvan premies uit te delen om mensen te helpen op de private huurmarkt. Ik denk dat dit om heel wat redenen op de lange termijn een slecht systeem zou zijn. Dat zal eerst en vooral de prijzen op de private huurmarkt opdrijven. Dat zorgt niet voor een toename van het aantal woningen, en net dat hebben wij nodig. Het zou een systeem ‘ad perpetuum’ zijn. Je bouwt dan ook geen actief op. Je krijgt als overheid geen woningen in handen. Over tien jaar moet je die premie nog altijd blijven betalen. Om die redenen vind ik dat geen goed systeem.
Wij hebben dan ook met de meerderheid gekozen voor sociale woningbouw. Het grote nadeel van die keuze is dat het traag is. Daar ben ik het mee eens. Wij doen nu een maximum aan investeringen in sociale woningbouw, maar het duurt lang. Het voordeel is wel dat wij het netto aantal woningen doen stijgen, en dat is precies wat ook de private woningmarkt in Vlaanderen nodig heeft: een toename van het netto aantal woningen. Met onze centen die wij daarin steken, dragen wij daartoe bij. Dat vind ik nog het grootste voordeel, niet alleen voor de sociale huisvesting maar voor de totaliteit van de woningmarkt. Doordat wij zorgen voor een netto toename van het aantal woningen, profiteren daarvan, heel onrechtstreeks en macro-economisch, bijvoorbeeld ook jonge gezinnen die op zoek zijn naar een koopwoning.
Om die redenen antwoord ik op uw derde en vierde vraag dat wij niet meegaan in uw voorstel van een systeem van huurbonus. Mensen die op een wachtlijst staan voor een sociale woning, moeten ingaan op het aanbod als er hun een wordt aangeboden. Anders laat men het budget alleen maar stijgen.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik denk dat u te veel de klemtoon legt op hetgeen waarover wij het niet eens zijn. Wij zijn het zeker eens over de doelstelling. Een sociale woning moet mensen helpen in een moeilijke periode. Ik denk dat dit ons gemeenschappelijk doel is en dat dit ook de taak is van de overheid. Ik stel evenwel vast dat de middelen die wij daartoe aanwenden, niet altijd de meest effectieve zijn. Daarom vraag ik uw mening over het feit dat de wachtlijsten altijd maar aangroeien en dat er vandaag weinig doorstroming is. Op 1 maart 2026 komt de eerste evaluatie. Maar met de criteria van het huidige systeem moeten mensen pas uit hun sociale woning doorstromen als hun inkomen stijgt met 125 of 150 procent. Dat gaat over amper vierduizend mensen op het totaal van alle sociale huurders, en niet alleen die met een tijdelijk contract.
Het steekt mij dat wij te weinig mensen kunnen helpen op korte termijn, dat er te weinig doorstroming is, en dat ik eigenlijk geen oplossingen daarvoor van u hoor. Wat ik ook vrees, is dat het systeem de mensen ertoe zal aanzetten om minder te verdienen om toch maar in hun sociale woning te kunnen blijven. Het is waar dat het huidige systeem volgt uit het regeerakkoord. Maar als wij niet mogen discussiëren over wat er ooit is beslist, dan denk ik dat het weinig nut heeft om in een parlement te zetelen. Wij moeten altijd kunnen bijsturen en verbeteren.
Ik zit er een beetje mee dat zelfs met die tijdelijke huurovereenkomsten en met het sociaal profiel dat er vandaag is, mensen niet worden gemotiveerd om aan de slag te gaan. Daar moeten we ons toch eens over beraden, minister. Simpel gezegd: men verdient 1000 euro verdient en men moet 220 euro betalen, maar als men gaat werken voor 1500 euro, moet men niet alleen de mobiliteitskosten betalen, maar vermeerdert ook de huur met 120 euro, gewoon door het huurberekeningssysteem. In Nederland zijn er andere huurberekeningssystemen, waarbij men veel meer moet doorstromen, maar waarbij het negatieve effect van meer te verdienen en de huuraanpassing niet zo streng worden toegepast, om net meer te belonen en door te stromen.
Minister, ik vind het dus niet correct dat u zou zeggen dat ik mensen langer in een sociale woning laat wonen, integendeel. Ik ben sinds 2009 een felle voorstander van de tijdelijke contracten. Pas in het regeerakkoord van 2014 is het aangepast, met ingang van 1 maart 2017.
Minister, nogmaals, hoe zult u de doorstroming bewerkstelligen zodat mensen die het nodig hebben, vlugger een sociale woning zullen hebben?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Wij sluiten ons graag aan bij dit thema. Het is een terechte bekommernis hoe we die gegeerde sociale woningen zo goed mogelijk toewijzen en hoe we de meest kwetsbare mensen die op een wachtlijst staan, kunnen ondersteunen.
Een aantal dingen die in het debat zijdelings werden aangehaald, komen ook naar voren in de conceptnota over de verbeterde toegang tot de tegemoetkomingen in de huurprijs, die ik dadelijk zal toelichten. Hoe zorgen we ervoor dat de mensen die er recht op hebben, gebruikmaken van de huurpremies?
Minister, ik heb ook een bijkomende vraag. Mevrouw Van Volcem stelde voor om mensen die op dit moment privaat huren met een ondersteuning en een sociale woning weigeren, de mogelijkheid te geven om te blijven huren op de private woonmarkt zonder verlies van huurondersteuning. Dat gaat zorgen voor grote kosten. Het is mijn aanvoelen dat het gros van de mensen die privaat huren, wel kiezen voor een sociale woning. Het aantal mensen dat zou kiezen om op de private huurmarkt te blijven, lijkt mij een bijzonder kleine minderheid. Ik weet niet of er studies over zijn. Of moeten we voor een deel aanvoelen hoe dat gaat? Het benieuwt mij. Kunt u mij hierover informeren?
Minister Diependaele heeft het woord.
Wat de laatste vraag betreft: het is inderdaad eerder een aanvoelen over de verhalen die we horen op het terrein. Ik heb er geen studies of resultaten over. Ik zal eens nakijken of wil die ergens kunnen krijgen, maar ik vrees er een beetje voor. Ik weet niet of het echt onderbouwd is.
Mevrouw Van Volcem, er is toch ergens een verschil in de filosofie, zeker in het uitgangspunt, maar de doelstelling is wel dezelfde. Ik denk niet dat mensen kijken naar een sociale woning als iets om van te profiteren voor de rest van hun leven. Ik ga ervan uit – en ik geef grif toe dat het ergens een naïef uitgangspunt is, maar ik vind het wel belangrijk om er op die manier van uit te gaan – dat mensen ze willen gebruiken als springplank, ook voor henzelf, en dat het de bedoeling is om vroeg of laat te kunnen doorgroeien. Ik denk trouwens ook dat je dat niet anders uitgelegd krijgt aan mensen die daarvoor bijdragen. Vergeet niet dat iedereen die geen sociale woning heeft, bijdraagt aan het systeem. Ik vind ook dat we aan hen moeten kunnen uitleggen dat hun bijdrage – de solidariteit die we van hen vragen, en die ik terecht vind – terechtkomt bij die mensen die er nood aan hebben, en niet bij mensen die intussen misschien al meer verdienen dan diegene die ervoor betaalt. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn.
Mevrouw Van Volcem, u krijgt die verhalen ongetwijfeld ook te horen. Naar aanleiding van onze communicatie over het onderzoek van het buitenlands vermogen zijn exact die reacties naar voren gekomen. Wat doen we met de mensen in een sociale woning die misschien geen eigendom hebben, maar er toch goed voor staan? Dat valt inderdaad niet zo gemakkelijk uit te leggen. We moeten daar aandacht voor hebben, want dat we dit aan de mensen moeten kunnen uitleggen, speelt een rol in de redenering.
U hebt gezegd dat u geen oplossingen hebt gehoord. Ik heb u de oplossing gegeven. De meerderheid heeft een keuze gemaakt. We investeren in sociale woningbouw.
De vergelijking met Nederland klopt natuurlijk niet. Onze huurprijsberekening is afhankelijk van het inkomen. Volgens u is er een groot gat tussen wat iemand nu betaalt en wat iemand op de private huurmarkt betaalt als hij meer verdient en zijn sociale woning verliest. Dat is niet waar, want dat groeit sowieso naar elkaar toe. De huurprijsberekening is deels afhankelijk van het inkomen. Naarmate het inkomen stijgt, zal iemand meer en meer sociale huur betalen. Op het einde zal het sociaal voordeel niet meer zo groot zijn. Dat is het systeem dat in Nederland ook wordt gebruikt. Het groeit naar elkaar toe, en dat zit nu al in de berekening van de sociale huur verweven.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik vind dat u mijn vragen eigenlijk met een paar platitudes negeert. Ik ben altijd de grootste pleitbezorger van de invoering van de tijdelijke huurcontracten geweest. U moet maar eens kijken naar mijn vragen om uitleg aan voormalig minister Van den Bossche. Ik heb gevraagd de tijdelijke huurcontracten uit te voeren, maar voormalig minister van Wonen Homans wilde dat niet. Dat is in 2014 in het Vlaams regeerakkoord opgenomen. Dat is de waarheid. Wij waren zeer zeker de pleitbezorgers van de tijdelijke huurcontracten.
Ik ga niet met u akkoord. Ik stel vast dat er absoluut geen uitstroom is van mensen die meer verdienen. Dat is juist de solidariteit. Er zijn twee problemen. De mensen in sociale woningen gaan zeer weinig aan de slag. Dat is geen karikatuur, want dat blijkt duidelijk uit de cijfers. Als slechts 4 procent van de bewoners 50 procent meer dan de aanvankelijke inkomensgrens verdient, bewijst dit dat ze niet aan de slag gaan, dat we nooit een doorstroming zullen hebben en dat de tijdelijke contracten iets op papier zullen blijven. Mijn standpunt is dat we nooit een doorstroming zullen kunnen bewerkstelligen. Dat is het probleem.
U holt hiermee de solidariteit uit. Dat is mijn vraag. Voor mij is een sociale woning een woning voor iemand die de normale huurprijs niet kan betalen. De Vlaamse overheid heeft twee systemen. Wie aan de slag gaat, verliest zijn huurpremie. Wie in een sociale woning woont en aan de slag gaat, betaalt meer huur. Hierdoor gaan zo weinig mensen aan de slag. Dat zijn twee vaststellingen. Er is een rem om aan de slag te gaan. Ik vind het heel sociaal en heel solidair dat iedereen aan de slag gaat. Ik zou in u een partner moeten vinden. Ik wil juist meer doorstroming en meer mensen aan de slag krijgen. Zo kan er iets gebeuren voor de wachtenden die dit als een springplank willen gebruiken. Dat is alles wat ik hierover wil zeggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.