Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het Jeugddelinquentiedecreet voorziet in artikel 15 in de mogelijkheid van het gebruik van de videoconferentie voor het verschijnen van minderjarigen voor de jeugdrechter. Het decreet voorziet dat minderjarige verdachten voortaan ook via videoconferentie kunnen verschijnen voor de jeugdrechter. Dit is niet mogelijk voor de eerste verschijning. De jongeren zelf kunnen ook nog steeds de keuze maken voor persoonlijk contact, en de rechter kan ook nog altijd de fysieke verschijning vorderen.
De Vlaamse Regering maakt het via haar uitvoeringsbesluit van 23 oktober 2020 mogelijk om in alle Vlaamse gemeenschapsinstellingen via digitale weg te communiceren met de jeugdrechtbank. Bovendien kunnen ook de sociale diensten van de jeugdrechtbanken er gebruik van maken. In het besluit is voorzien dat de minderjarige verdachte bij de eerste verschijning voor de jeugdrechter wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om de volgende verschijningen via videoconferentie te laten verlopen. De minderjarige kan eveneens zijn akkoord schriftelijk bekendmaken in een document, na overleg met zijn advocaat.
Het Jeugddelinquentiedecreet biedt heel wat nieuwigheden en mogelijkheden maar vraagt ook een zorgvuldige opvolging van de implementatie.
Tegenover het toekennen van een eigen verantwoordelijkheid aan de minderjarigen zoals voorzien in het decreet, moet ook een versterking van de rechtswaarborgen staan. Het belang van de proces- en rechtswaarborgen komt trouwens duidelijk tot uiting in de memorie van toelichting bij het decreet.
Minister, u maakte al meermaals duidelijk dat u meer wilt inzetten op het gebruik van videoconferenties om jongeren uit gemeenschapsinstellingen te laten horen door de jeugdrechtbanken. In uitvoering van het decreet werd hierover ook een uitvoeringsbesluit goedgekeurd.
Minister, op welke wijze wordt de minderjarige verdachte op de hoogte gebracht van de procedurewaarborgen rond de videoconferenties, zodat de jongere wetens en willens kan beslissen?
Kan de jongere op elk moment terugkomen op zijn eerder schriftelijke bekendmaking, vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering (BVR)? Op welke manier dan? Ik dacht dat het niet is opgenomen in het BVR.
In antwoord op mijn schriftelijke vraag van 13 januari 2021 stelde u dat er systematisch verder werk gemaakt werd van de verdere implementatie binnen de contouren van het decreet. Kunt u toelichting geven bij deze verdere implementatie?
Is er in een evaluatie van het systeem van de videoconferenties voorzien? Wanneer en op welke manier zal dit gebeuren? Wie wordt hierbij betrokken?
Is de praktische uitrol van de videoconferenties al besproken op de opvolggroep die u hebt geïnstalleerd? Zo ja, welke waren de aanbevelingen van de opvolggroep?
Minister Demir heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, dank u. U volgt het thema zeer nauwlettend op.
Er zijn inderdaad procedurewaarborgen ingebouwd in het decreet. Doorheen de procedure zijn er ook meerdere beslissings- en inspraakmomenten voorzien, al van bij de start. Bij een eerste voorleiding verschijnt de minderjarige immers steeds in persoon. Tijdens die eerste voorleiding zal de minderjarige, in het bijzijn van zijn advocaat, worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot videoconferentie voor het verder verloop. De jongere kan hier aangeven of hij/zij hier al dan niet mee akkoord gaat.
Ook na deze eerste zitting heeft de jeugdrechter op ieder moment de mogelijkheid om de jeugdadvocaat te vragen om contact op te nemen met de jongere om te informeren of die akkoord kan gaan met een zitting via videoconferentie.
De jongere kan zijn instemming te allen tijde herzien. De jongere moet dat via zijn advocaat laten weten aan de griffie en de eindbeslissing ligt bij de jeugdrechter.
De gemeenschapsinstellingen zijn intussen allen uitgerust om via Webex met de jeugdrechtbanken in Vlaanderen te communiceren en zittingen te organiseren. Er werden in overleg met de gemeenschapsinstellingen, de jeugdadvocatuur en de jeugdrechters afspraken gemaakt over hoe de videoconferentie praktisch, organisatorisch en inhoudelijk kwaliteitsvol kan worden geïmplementeerd, bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat het informeren en het verkrijgen van de toestemming van de minderjarige zo vlot mogelijk gaat, zonder administratieve belasting. Andere praktische zaken zijn het opzetten van een gedeelde reservatieagenda voor de verschillende jeugdrechtbanken, griffies en de gemeenschapsinstellingen.
Het gebruik van de videoconferentie wordt systematisch kwantitatief gemonitord door de gemeenschapsinstelling naar aantal, de aanwezigheid van de andere partijen zoals bijvoorbeeld de jeugdadvocaat ouders, tolk enzovoort. Na iedere zitting legt de instelling een evaluatiedocument voor aan de aanwezige jongeren, jeugdadvocaten, ouders en opvoeders. Daarnaast is de videoconferentie ook bruikbaar in contacten van de jongere met advocaten en consulenten. Op basis van dit materiaal wordt een algemene evaluatie voorzien binnen de zes maanden.
Het is evident dat dit alles natuurlijk ook besproken wordt in de opvolggroep. Het is na overleg binnen de opvolggroep dat er heel concreet met een delegatie van jeugdrechters en de vertegenwoordigers van de jeugdadvocatuur uit de opvolggroep meer concrete afspraken worden gemaakt ter opvolging en implementatie van de videoconferentie.
Dus, mevrouw Schryvers, het is natuurlijk wel de bedoeling dat we de voldoende waarborgen, die ingebouwd zijn in het decreet, onder ogen zien, en er maximaal aan tegemoetkomen, omdat dit natuurlijk altijd in het belang van het kind is.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik ben heel tevreden dat u in uw antwoord ook de focus legde op die rechtswaarborgen. Ik zeg dat op deze manier, omdat we toch wel vaak zien dat, in wat er naar buiten komt, er vooral gekeken wordt naar zaken zoals het verminderen van vervoerskosten, de praktische organisatie van het overbrengen van jongeren van de gemeenschapsinstellingen naar de jeugdrechter, enzovoort. Dat is natuurlijk absoluut geen doel op zich. We moeten echt de rechtswaarborgen van die jongeren garanderen. In de besprekingen van het decreet Jeugddelinquentie heb ik het daar ook uitvoerig over gehad: dit kan wel een complementair middel zijn, maar het treedt niet helemaal in de plaats van een persoonlijke verschijning. Het mag ook helemaal niet in de plaats van een persoonlijke verschijning komen. Daarom hebben we ook uitdrukkelijk opgenomen dat minimaal bij de eerste verschijning de jongere in persoon voor de jeugdrechter moet komen. Ik denk dat we dat allemaal elke dag ondervinden – ook in de commissievergaderingen die nu bezig zijn –: een persoonlijk onderhoud, rekening kunnen houden met lichaamstaal en dergelijke is heel belangrijk, ook voor het onderkennen, door een jeugdrechter, van een specifieke problematiek, en ook voor de manier waarop een jongere ervaart van wat de jeugdrechter hem nu eigenlijk zegt over de feiten die hij heeft gepleegd. Voor ons dit dus complementair, en komt het niet in de plaats van.
In die complementariteit moeten we natuurlijk zorgen voor de rechtswaarborgen. Het is goed dat daarvan ook een evaluatie gebeurt, en dat die ook op korte termijn gebeurt. U geeft zes maanden aan. Ik kijk er ook wel naar uit om dan te zien in hoeverre die keuzes gemaakt worden, door jeugdrechters en ook door jongeren. U zegt dat de jongere het op elk moment kan aangeven als hij persoonlijk wil verschijnen voor de jeugdrechter. Maar we hebben het natuurlijk over jongeren. We proberen hen misschien wel te informeren, maar zijn ze dan ook voldoende geïnformeerd, vraag ik me af, en weten ze voldoende dat ze die vraag opnieuw kunnen stellen? Dat maakt mij wel wat bezorgd. Ik hoop – en dat is mijn bijkomende vraag – dat ook al deze elementen worden meegenomen in de evaluatie. U zegt dat u er jeugdrechters bij gaat betrekken enzovoort. Is het ook voorzien dat jongeren zelf daarbij worden bevraagd?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, collega Schryvers, de gemeenschapsinstellingen waren vragende partij voor de videoconferenties. Maar we merken ook, uit gesprekken met mensen uit de gemeenschapsinstellingen, dat ook jongeren vonden dat ze er een bepaald voordeel uit kunnen halen, met name het vermijden van de rompslomp om van de ene naar de andere plaats te moeten gaan, en een deel activiteiten daardoor te missen die men anders niet moet missen. Corona heeft ons zelf kennis laten maken met verdere digitalisering en ervaring met videoconferenties. In de gemeenschapsinstellingen zullen de pro’s en contra’s niet anders zijn, door de ervaring die ze daarmee nog verder zullen opbouwen.
Ik denk dat u, mevrouw Schryvers, en ook de minister, terecht de nadruk leggen op de waarborgen en het feit dat het belangrijk is dat de rechten gerespecteerd worden. En ook dat het voor sommige zaken – dat merken wij hier zelf ook – belangrijk is om persoonlijk contact te hebben. Dat is toch anders dan op een afstand via videoconferentie. Het is juist dat het complementair is, en dat de ervaring zal moeten uitwijzen op welke manier de gemeenschapsinstellingen hiermee nog verder kunnen te werk gaan.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, collega-parlementsleden. Ik denk dat jullie bezorgdheid ook mijn bezorgdheid is. Vandaar dat wij ook na elke zitting met een videoconferentie een evaluatiedocument aan de jongere zelf meegeven. Ik denk dat het echt belangrijk is dat we ook hun mening daarover kennen. Ik beaam, mevrouw Schryvers, dat het van belang is dat zo’n minderjarige ook verschijnt voor de jeugdrechter. Je kunt bepaalde gedragingen, mimiek, enzovoort, ‘in real life’ beter opmerken. Dat blijft, het is aanvullend, zoals ook eerder gezegd werd. We gaan het ook evalueren. Ik denk dat we met justitie ook een beroep moeten doen op technologie, op videoconferenties. Het is een goed middel, maar zoals eerder aangehaald door de collega’s, is het complementair. Men zal ook nog live verschijnen voor de jeugdrechter. En er is een evaluatie aan gekoppeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, ik ga heel kort zijn. We hebben dezelfde bekommernissen, denk ik. De mijne is alleszins heel sterk gericht op rechtswaarborgen, en ik heb die van u ook gehoord. Ik kijk ook wel uit naar de evaluatie ter zake; het is goed dat de mening van jongeren daarin betrokken wordt via de evaluatieformules.
De vraag om uitleg is afgehandeld.