Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, enkele commissievergaderingen geleden, meer bepaald op 11 maart, hadden we het over het psychisch welzijn van leerlingen, dat heel erg en al sinds lange tijd op de proef gesteld wordt. Gisteren ging het er ook over in de plenaire vergadering. Ook bij het onderwijspersoneel, directeurs, leerkrachten en CLB-medewerkers loopt de psychische druk enorm op.
In de werkbaarheidsmonitor van 2019, dus nog voor coronatijden, staan toch een aantal opvallende gegevens. "Het aandeel mensen in het onderwijs dat kampt met problematische of zelfs acuut problematische werkstress neemt explosief toe", zo wordt gesteld. Volgens de werkbaarheidsmonitor kampte in 2004 minder dan een op de acht mensen in het onderwijs met acuut problematische werkstress, terwijl dat aantal steeg naar een op de vijf in 2019. Een op de vier leerkrachten noemt het gebrek aan balans tussen werk en privé 'problematisch' tot zelfs 'acuut problematisch'. In 2004 was dat nog maar 14 procent. Alleen in de gezondheids- en welzijnszorg wordt de emotionele belasting van de job als nog zwaarder ervaren. Meer dan vier op de tien leerkrachten noemen de emotionele last van de job 'problematisch' tot 'acuut problematisch'. Het meest verontrustend is misschien nog dat al die werkbaarheidsindicatoren in het onderwijs systematisch verslechteren en ook steeds sneller verslechteren.
In de commissie van 12 december 2019 somde u een aantal maatregelen op die op lange termijn voor het nodige effect zouden moeten zorgen. Maar toen moest covid nog komen.
Minister, het hoeft geen betoog dat de mentale druk op het personeel in onderwijs, leerkrachten en CLB-medewerkers (centrum voor leerlingenbegeleiding) vandaag groter is dan ooit te voren. Het lijkt mij dan ook hoog tijd om een versnelling hoger te schakelen in de werking rond het psychosociaal welbevinden van ons onderwijskorps en ook op korte termijn concrete acties op touw te zetten, want de nood is bijzonder groot.
In uw repliek op een bijkomende vraag van mij in de commissie van 11 maart, over welke stimulansen we scholen kunnen bieden om hun leerkrachten mentaal te ondersteunen, verwees u naar KlasCement en had u het over een aantal professoren die u aan het werk hebt gezet om tips en tricks te geven.
Minister, welke plannen zijn er precies om op korte termijn aan het mentaal welzijn van het onderwijspersoneel te werken? Welke professoren werden aan het werk gezet? En wat is hun opdracht?
Welke budgetten voorziet u om de aanbevelingen van de professoren verder uit te rollen en te verspreiden?
Welke zaken zult u alvast meenemen in de toekomstige cao-besprekingen, waar dit thema ongetwijfeld ook op de agenda zal komen?
Minister Weyts heeft het woord.
In de afgelopen periode heb ik een aantal initiatieven genomen om het psychosociaal welbevinden van ons onderwijskorps te versterken. We hebben een baanbrekend beleid op poten gezet rond het mentaal welzijn bij studenten, maar ook voor het onderwijskorps hebben we stappen vooruitgezet. Die stappen zijn meestal – ik ging bijna zeggen altijd – bedoeld om de schoolleiders te ondersteunen in hun beleid. Zij zijn in dezen de eindverantwoordelijke. Als werkgevers zijn zij verantwoordelijk voor het uitwerken en het toepassen van een kwaliteitsvol welzijnsbeleid.
Welke initiatieven hebben we daartoe recent genomen? Nog maar in januari zijn we gestart met een supervisietraject inzake psychosociaal welzijn voor schoolleiders. De schoolleiders die daaraan deelnemen, worden in een traject begeleid in het ontwikkelen van een welzijnsbeleid dat net op maat van hun school is. Uiteraard wordt daar ook de impact van corona op het onderwijspersoneel in meegenomen. Tijdens die crisis hebben we immers ook meteen het belang ingezien van het psychosociaal welbevinden van leerlingen, maar ook van personeel. We hebben onderwijsinstellingen gevraagd om, in overleg met de interne preventiedienst, de externe preventiedienst en het CLB, daaraan ook de nodige aandacht te schenken.
In maart, dus nog maar net afgelopen maand, is ons departement gestart met een nieuwe reeks gratis opleidingen voor vertrouwenspersonen. Concreet zullen er opnieuw een zestigtal vertrouwenspersonen worden opgeleid, die vanaf juni aan de slag kunnen gaan in hun onderwijsinstelling.
Na de paasvakantie start ook een nieuwe reeks supervisiesessies voor vertrouwenspersonen die de functie al uitoefenen. Daarbij zal er, naast het uitwisselen van ervaringen, ook worden ingegaan op hoe vertrouwenspersonen aan zelfzorg kunnen doen in deze periode. Het is de bedoeling om ook tools over veerkracht aan te reiken, die ze kunnen inzetten bij gesprekken met collega’s die het moeilijk hebben.
In april – we hebben blijkbaar voor elke maand minstens één iets – wordt een onderzoeksproject gestart omtrent het versterken van het welzijnsbeleid in scholen. Dat onderzoek, waaraan u in de vraagstelling ook refereerde, wordt uitgevoerd door een consortium van twee onderzoeksgroepen, namelijk de onderzoeksgroep Beleid en leiderschap in onderwijs (BELLON) van de UGent en het expertisenetwerk Onderwijs van de Arteveldehogeschool. Professoren Melissa Tuytens en Geert Devos zijn de promotoren van dat project. Zij hebben de opdracht een zo praktijkgericht mogelijke inspiratiegids te ontwikkelen, met kaders, instrumenten en interventies die schoolleiders kunnen gebruiken om hun welzijnsbeleid te ontwikkelen, op maat van hun school en binnen een ruimer strategisch personeelsbeleid.
In het kader van de cao-besprekingen zal dit ongetwijfeld ook aan bod komen. Ik zal dat meenemen. Ik zal ook de bezorgdheden omtrent deconnectiviteit en de impact van digitale bereikbaarheid op de werk-privébalans meenemen, maar dan vooral met een positieve kijk. We moeten immers voor ogen houden dat connectiviteit niet slecht is, maar dat ICT dient om leerlingen en leerkrachten te ontlasten, niet te belasten. Daarom moeten we daar gewoon gedegen afspraken over maken, denk ik.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord: zeer interessant allemaal.
Als men nadenkt over het personeelsbeleid, dan denk ik dat schooldirecteuren ter zake inderdaad een heel belangrijke sleutel zijn, als eindverantwoordelijke. U had het over het supervisietraject. Hoeveel directeurs doen daaraan mee? Kunnen de bevindingen en het leerproces dat die directeurs doormaken, op een bepaalde manier ook worden verspreid naar die scholen en directeurs die niet meedoen?
U haalt het punt van de zelfzorg bij vertrouwenspersonen aan. Mij lijkt dat een punt voor alle mensen binnen het onderwijs, zeker ook voor CLB-medewerkers. Ik heb dat in mijn vraagstelling ook op die manier geformuleerd. Toevallig had ik een overleg met een CLB bij mij in de buurt. Ik hoorde hoeveel mensen er momenteel zijn uitgevallen door de druk, door de werkdruk die er heerst. Dat komt heel vaak door het feit dat men die zelfzorg niet kent of te weinig toepast. Hoe kan dat ook zeker binnen de CLB-sector worden meegenomen?
Ik denk dat het welzijnsbeleid binnen het onderwijs, zoals elk welzijnsbeleid, zowel preventief als curatief moet zijn. Minister, ik spreek uit ervaring: het beste middel om er binnen het onderwijs voor te zorgen dat er echt een warme sfeer is, dat je als leerkracht, als lerarenteam het beste van jezelf kunt geven, is een goede, gezellige leraarskamer. Ik denk dat we dat in deze tijden van corona misschien wel het meest hebben gemist.
Door corona kunnen mensen elkaar niet meer ontmoeten, met de kleine sociale babbels, het kunnen evalueren van hoe de les is verlopen, de vraag aan een leraar of de leerlingen bij haar ook zo lastig waren. Dat zijn kleine zaken, maar die zijn zo belangrijk. Ik denk dus dat we wat het preventieve deel van het welzijnsbeleid betreft zeker ook aandacht moeten hebben voor dat beleid qua collectief welzijn. Ik vroeg me af of u eventueel nog plannen had op dat vlak.
De heer Daniëls heeft het woord.
Wat die leraarskamer betreft: de beste psycholoog in een leraarskamer is de koffiemachine. Dat is echt een heel belangrijk instrument, ook vrij goedkoop, en niet RIZIV-gerelateerd. Je moet daar ook geen samenwerkingsakkoord over sluiten met de federale overheid. Ik onderschrijf wat collega Vandromme zegt: nu met corona kan die plaats helaas niet worden gefrequenteerd.
Ik wil nog iets anders onder de aandacht brengen, namelijk het personeelsbeleid. Op scholen heeft men formele overlegorganen, zijnde het lokaal overlegcomité en de schoolraad, maar ik raad directies en schoolbesturen toch altijd aan om ook echt naar hun personeel te luisteren en hen ook daadwerkelijk te betrekken, niet alleen in een formele setting, maar zeker en vast ook in een informele sfeer. Dat maakt dat een leraar het niet heeft over ‘dé school’ of ‘hun school’, maar over ‘mijn school’, ‘onze school’. Dat is dat eigenaarschap. Dat is mee willen bouwen, aan die leerlingen, aan die school, aan de toekomst van die gasten. Dat is ook waarop we moeten blijven inzetten, denk ik. Minister, dan gaat het niet alleen over u. U kunt dat niet rechtstreeks. Dat is ook mijn oproep aan de schoolbesturen. Dat is ook waarom ik denk dat scholen en directeurs dicht bij hun leerkrachten moeten staan, dat ze die moeten kennen, werkelijk aan het koffieapparaat, zodat men met elkaar over zaken kan spreken. Men mag dus niet naar heel grote gehelen gaan, zoals in Nederland, want daar zien we dat directeurs hun personeel niet meer kennen en vice versa. Daar noemt men dat ‘schoolleider’. Ik heb dat recent nog gehoord: er liep daar iemand rond en iemand vroeg hem of hij hem de weg moest wijzen, maar blijkbaar was dat diens schoolhoofd. Die herkende die zelfs niet in die grote totaliteit. Daar moeten we in Vlaanderen weg van blijven, denk ik.
Ik heb nog een bijkomende vraag: wat is de einddatum van het onderzoeksproject dat in april wordt opgestart? Hebt u daar een idee van?
Minister Weyts heeft het woord.
De timing kan ik nu niet onmiddellijk uit het hoofd zeggen. Die moeten alleszins nog maar net starten. Ik veronderstel dat dat na de paasvakantie van start gaat.
Wat het aantal deelnemers aan de supervisiesessies betreft: dat zijn geen grote groepen, eenvoudigweg omdat het gaat over een groep van vertrouwenspersonen die daarvoor al is opgeleid. Dat is dus een deel van een reeds opgeleide groep van vertrouwenspersonen. Dat sluit echter aan bij uw tweede vraag. Dat gaat net specifiek over dat aspect van zelfzorg. Op dat vlak zijn er inderdaad ook wel tools, onder andere met betrekking tot veerkracht, die men aangereikt krijgt en die kunnen worden ingezet in de dialoog met collega’s.
Wat de gezellige leraarskamer betreft, als ik daarover begin, dan hangen de virologen tegen het plafond. Het is daarom dat we blij mogen zijn dat het goed weer is. Dat kan echt een verlossing zijn: die contacten kunnen dan wel buiten plaatsvinden, de nodige afstand in acht nemend. Het goede weer van deze week hebben we niet kunnen benutten in het onderwijs, maar laten we hopen dat het na de paasvakantie heel goed weer wordt. Ik heb begrepen dat het vanaf volgende week in de vakantie slecht weer wordt. Ik weet niet waarmee ik het meest blij moet zijn. Ik ben eigenlijk nog blijer als het goed weer is niet tijdens maar buiten de vakantie, omdat dat het net mogelijk maakt om de scholen nog veiliger open te kunnen houden of, in dit geval, te kunnen openen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik heb genoteerd dat het welbevinden van een minister ook kan afhangen van het weer, maar alle gekheid op een stokje.
Het is wat mij betreft een belangrijk thema. Zeker in het kader van het lerarentekort moeten we er alles aan doen opdat in scholen een goed hr-beleid zou worden gevoerd, dat de directeur alle tools in handen zou krijgen, en vooral de tijd en de ruimte om dit uit te werken. Ik kijk dan ook heel sterk uit naar de beloofde beleidsondersteuning voor directeurs in het basisonderwijs, want zij moeten er vaak met heel weinig ondersteuning zijn voor hun leerkrachten. Dit is toch iets dat heel erg onder druk staat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.