Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, in het regeerakkoord schreef u: “Ik voorzie in een uitbreiding van de verplichte, maar niet-bindende toelatingsproeven en in aangepaste remediërings- en heroriënteringstrajecten.” Begin februari 2021 maakte u bekend dat studenten die zich inschrijven in de bachelor industriële wetenschappen, bio-industriële wetenschappen, biowetenschappen of de bachelor engineering technology vanaf volgend academiejaar verplicht een ijkingsproef moeten afleggen. U verklaarde dat u in de toekomst ook graag een stap verder wilt gaan en bindende gevolgen wilt vastknopen aan de ijkingstoetsen.
UHasselt toonde zich de voorbije jaren geen fan van ijkingsproeven. Volgens voormalig rector Luc De Schepper wordt er aan te veel studenten een fout advies gegeven over hun slaagkansen. Daarom ging de universiteit op zoek naar een alternatief. In een grootschalig onderzoek werden alle leerlingen die tussen 2016 en 2018 afstudeerden in 32 middelbare scholen, geobserveerd. Concreet keken de onderzoekers naar 2 eenvoudige parameters: hun puntengemiddelde in het laatste jaar secundair onderwijs en de match tussen hun afstudeerrichting en de gekozen opleiding aan de universiteit.
Het Limburgse deel van het onderzoek is ondertussen afgerond. Uit de resultaten blijkt dat er een zeer grote correlatie is tussen de twee onderzochte parameters en de prestaties in het eerste jaar aan de universiteit. Volgens De Schepper is er geen enkele ijkingstoets die een even grote voorspellende waarde heeft. De UHasselt denkt aan de ontwikkeling van een online tool of app die de klassenraad zou kunnen gebruiken om de twee parameters in te voeren om zo de leerling optimaal te adviseren. Huidig rector van de UHasselt, Bernard Vanheusden, steunt het initiatief en vraagt u in afwachting van de ontwikkeling van de tool geen bijkomende ijkingstoetsen in te voeren.
Dirk Van Damme, onderwijsexpert bij de OESO, stelt zich grote vragen bij het bovengenoemde onderzoek en haalt aan dat in het Vlaamse onderwijs de verschillen tussen secundaire scholen groot zijn, waardoor de resultaten behaald in dat secundair onderwijs geen grote voorspellende waarde hebben voor de slaagkansen aan de universiteit. Hij stelt op zijn beurt dat ijkingstoetsen een beter alternatief zijn. Ook de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) uitte kritiek op de app en noemde het een slecht idee.
Hebt u kennis genomen van de resultaten van het onderzoek gevoerd door UHasselt? Hoe evalueert u de resultaten van dit onderzoek?
Zult u gevolg geven aan de vraag van de rector van UHasselt en geen bijkomende ijkingstoetsen invoeren?
Ziet u in de ontwikkeling van een app een alternatief voor ijkingsproeven?
Zult u bindende gevolgen vasthangen aan de ijkingsproeven en welke timing voorziet u hiervoor? Wanneer zullen die dan in voege treden?
Plant u nog andere initiatieven in dit verband?
Minister Weyts heeft het woord.
We hebben het in deze commissie al herhaaldelijk gehad over het belang van een goede studiekeuze voor een vlotte doorstroom in het hoger onderwijs. Daarom is in ons regeerakkoord de ambitie opgenomen om scholen en kandidaat-studenten zo goed mogelijk te ondersteunen en zoveel mogelijk instrumenten en informatie in handen te geven die kunnen helpen bij een goede studiekeuze.
Ik heb een viertrapsraket voor ogen: de resultaten van het secundair onderwijs en het advies van de klassenraad; Columbus als oriënteringsinstrument; de ijkingstoetsen, die ik graag veralgemeend zou zien, met daaraan gekoppeld een bindende remediëring; en een snel heroriënteringstraject. Elke trap en elk instrument dat onderdeel uitmaakt van de viertrapsraket heeft zijn eigen doelstelling en komt in een specifieke fase van het studiekeuzeproces voor. Ik denk dat ze elkaar versterken.
Het initiatief van de Universiteit Hasselt om een app te ontwikkelen lijkt me waardevol. Het is een goede ondersteuning voor het advies van de klassenraad. Want het gaat natuurlijk over dezelfde informatie en ondersteuning als vandaag wordt voorzien door de www.onderwijskiezer.be, een initiatief van de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s).
Allang wordt in wetenschappelijke studies aangetoond dat het studiesucces in het hoger onderwijs correleert met het studieresultaat en de vooropleiding in het secundair onderwijs. In verschillende instrumenten die wij al Vlaamse overheid hebben uitgebouwd, zijn die inzichten allang meegenomen. In de onderwijskiezer kun je voor elke secundaire studierichting nagaan wat het studierendement was van vroegere leerlingen in verschillende opleidingen in het hoger onderwijs. Ook bij het advies dat de klassenraad uitspreekt, neemt die, naast heel wat andere factoren, ook de studierichting en de studieresultaten vanzelfsprekend in rekening. Bij de feedback na de ijkingstoets wordt ook expliciet verwezen naar het belang van de vooropleiding en het behaalde resultaat in het secundair onderwijs, naast individuele factoren zoals leer- en studievaardigheden, motivatie en de inspanning die de student in de toekomst wil leveren.
Om zich op Vlaanderenbrede data te baseren en ook gebruik te maken van de Vlaanderenbrede expertise lijkt het me goed dat UHasselt zowel afstemt met de CLB’s alsook zorgt dat er omtrent die applicatie in overleg wordt getreden met de andere universiteiten. Want afspraken en een nauwgezette opvolging met alle universiteiten lijkt mij echt zinvol. Voorts dient die informatie in de eerste plaats aangeboden te worden aan de scholen en geïntegreerd te worden in een meer omvattend adviesproces van de klassenraden. Dat is zo reeds jarenlang het geval, dankzij de rol die de CLB’s hebben gespeeld.
Want je moet ook opletten. Er zijn immers wel wat risico’s aan verbonden, en critici hebben daarop gewezen. Zo zijn er mogelijke risico’s van versterking van het watervaleffect. Leerlingen uit sterke richtingen zoals Latijn-wiskunde zouden dan de boodschap krijgen dat zij meer slaagkansen hebben in het hoger onderwijs. Maar in tegenovergestelde zin zouden leerlingen uit andere richtingen, die tot de logische doorstroom zouden kunnen worden gerekend, dan weer sneller een negatief signaal krijgen. En dat kan niet de bedoeling zijn. Studiekeuzes in het secundair onderwijs hoeven niet determinerend te zijn voor het studiesucces in het hoger onderwijs. Anders word je eigenlijk gedetermineerd, veroordeeld op grond van de keuzes die je tevoren hebt gemaakt in het secundair onderwijs. Terwijl de keuze voor een nieuw traject in het hoger onderwijs net een heel ambitieuze keuze kan zijn, waarvoor men zich volledig wil werpen. Daarnaast zijn eindpercentages over scholen heen niet vergelijkbaar. Ook daarmee moeten we rekening houden.
Kijken naar het gemiddelde kan voor heel wat individuele leerlingen ook nadelig zijn. Zowel voor leerlingen die hoogbegaafd zijn, schoolmoe zijn en dat momentum willen gebruiken om een nieuwe start te nemen richting hoger onderwijs, als voor leerlingen uit lagere sociaal economische klassen en leerlingen die pas later hun passies en talenten ontdekken en een verkeerde vooropleiding hebben gevolgd. Dat is wat ik daarnet zei: anders ben je gedetermineerd.
Ik wil UHasselt dan ook echt vragen om ervoor te zorgen dat de statistische voorspellingen en die instrumenten voorzichtig worden gebruikt en sowieso in combinatie met de anderen. Dan kan dat echt wel zinvol zijn. Indien we de vele risico’s die ik net schetste, willen voorkomen of inperken, is het belangrijk dat het niet een app is die volledig op zichzelf staat en dat die niet wordt gebruikt zonder de nodige ondersteuning en informatie. Want anders zul je de kansenongelijkheid misschien vergroten en ik geloof rotsvast dat dat niet de bedoeling is.
Over de ijkingstoetsen en de voorspellende waarde wil ik het graag even hebben. Ik hoor vaak dat leerlingen niet geslaagd zijn voor de ijkingstoetsen en dan toch jaren later hun diploma behalen als student in het hoger onderwijs. Men zegt dan dat de ijkingstoets niet werkt. Ik vind het net een illustratie van het gegeven dat het wel werkt en dat het kandidaat-studenten motiveert. Ze kunnen zichzelf dan een spiegel voorhouden en weten welke tekorten er zijn. Als ze de keuze maken om die studie toch aan te vatten, dan weten ze wat hun werkpunten zijn. Ze worden getriggerd om die studie met succes af te ronden, in de wetenschap dat ze wat zullen moeten bijspijkeren.
Er treedt een omgekeerd voorspellende waarde op: de ijkingstoets legt aan een student uit dat hij of zij bijvoorbeeld nog niet sterk genoeg is in wiskunde om de opleiding ingenieur succesvol te volgen. Die student schrikt dan, vraagt zich af of hij toch gaat springen of niet. Als hij springt, weet hij dat hij zal moeten remediëren. Het kan zijn dat hij dan nog meer gemotiveerd is om te slagen. Zulke casuïstiek toont eerder het succes en het nut aan van de ijkingtoetsen.
De ijkingstoetsen maken deel uit van de getrapte aanpak die ik heb geschetst. De ijkingstoetsen bevinden zich helemaal op het einde van het studiekeuzeproces en hebben tot specifiek doel de kandidaat-student echt te positioneren. Het is voor mij heel belangrijk dat de deelnemers feedback krijgen en na deelname ook terechtkunnen bij de opleidingen. De feedback sterkt enerzijds deelnemers met een goed resultaat in hun studiekeuze en verwijst anderzijds deelnemers met een lagere score naar remediëring of daagt de deelnemer uit de keuze voor de opleiding in vraag te stellen. Het onderzoek van de VLIR wijst uit dat de meeste deelnemers de feedback op de ijkingstoets nuttig en rechtvaardig vinden. De feedback op de ijkingstoetsen wordt duidelijk gewaardeerd, heeft een sensibiliserend effect.
In het ijkingstoetsonderzoek worden de signalen uit het secundair onderwijs ook meegenomen. Aan de hand van een enquête tijdens de ijkingstoets wordt het advies van de klassenraad en de resultaten secundair onderwijs bevraagd bij de deelnemers. Uit analyse blijkt dat toch nog 35 procent van de studenten met een positief advies van de klassenraad een ijkingstoetsscore van minder dan 10 op 20 heeft. Wat de resultaten secundair onderwijs betreft, geldt algemeen dat hoe beter het resultaat in het secundair onderwijs, hoe hoger de ijkingstoetsscore. Uit het onderzoek blijkt dat de ijkingstoetsen een extra voorspellende waarde hebben boven op het eindresultaat in het secundair onderwijs en het advies van de klassenraden.
Het is voor mij ook een hele grote troef dat kandidaat-studenten verder op weg kunnen worden geholpen door remediëring op maat van hun eventuele tekortkomingen.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord.
U hebt het niet met zoveel woorden gezegd, maar ik meen uit uw antwoord te mogen afleiden dat u geen gevolg zult geven aan de vraag van de rector van UHasselt om geen bijkomende ijkingstoetsen in te voeren. U zult dus nog wel bijkomende ijkingstoetsen invoeren. U ziet de ontwikkeling van de app ook niet als een alternatief voor die ijkingstoetsen, maar eerder als een aanvulling. Zo mag ik dat begrijpen?
Ik deel uw kritiek op de ontwikkeling van de app. Ik heb hier ongeveer hetzelfde opgeschreven als wat u zei: de middelbare scholen verschillen fel van elkaar, er is het watervaleffect. Waar ik mij ook vragen bij stel, is dat het onderzoek gaat over Limburgse studenten die naar een Limburgse universiteit zijn getrokken. Misschien zullen de resultaten toch anders zijn voor de Limburgse studenten die bijvoorbeeld naar Leuven zijn gegaan. UHasselt is kleinschaliger dan de KU Leuven, wat op een zekere manier de slaagkansen zal beïnvloeden. Om dat te weten, moeten we het Brabantse deel van het onderzoek afwachten.
Bovendien kan men in zo’n app geen rekening houden met kleinere richtingen waar vrij weinig studenten voor kiezen en waar de steekproef dan ook heel erg klein is. Ik denk spontaan bijvoorbeeld aan oudheidkunde of theologie.
Minister, ik kan me dan toch niet van de indruk ontdoen dat de oud-rector van UHasselt deze app toch wel instrumentaliseert om een soort kruistocht tegen uw ijkingsproeven te voeren, wat onze fractie betreurt, want ik ben zeker ook een voorstander van die ijkingsproeven. Bent u dan niet bang dat zij u zullen blijven tegenwerken bij de verdere invoering van die ijkingsproeven?
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, persoonlijk vind ik het eigenlijk goed dat universiteiten ook onderzoek blijven doen dat ingaat tegen wat we al hebben beslist, wat onze beleidsinstrumenten zijn. Dat is iets dat ons triggert, dus dat is op zich goed. We weten ook al lang dat in de discussie over de ijkingstoetsen de UHasselt aan de ene kant staat en de andere universiteiten van Vlaanderen enigszins aan de andere. Dat is ook tijdens de hoorzitting duidelijk naar voren gekomen. Ook de VLIR bevestigt dat nu eigenlijk. De discussie tussen de UHasselt en de andere universiteiten is iets dat ons alleen maar sterkt in het zo sterk mogelijk ontwikkelen van het wetenschappelijk validatiekader van uw ijkingstoetsen, in het blijvend investeren daarin. Die toetsen moeten immers uiteraard dat studierendement verhogen. Ze moeten die spiegel zijn voor de slaagkansen voor de studenten. Daarnaast mag echter niemand door de deelname aan die ijkingstoets onterecht materieel of moreel worden tegenhouden.
Minister, u spreekt heel vaak over die eventueel verplichte remediëring. U weet ook dat onze fractie dat met enige voorzichtigheid bekijkt, niet alleen omdat dat voor de studenten zelf extra tijd vergt, die ze misschien net nodig hebben voor de studies zelf, maar ook omdat zo’n remediëring er alleen maar kan zijn als die echt kwaliteitsvol is. Dat betekent dat er bijvoorbeeld ook extra personeelsinzet naar de universiteiten en hogescholen moet gaan. Het is voor ons dus heel belangrijk dat u de gevolgen, de impact van zo’n remediëring of noodzakelijke remediëring goed onderzoekt. Vandaar de vraag: bent u daar al concreet mee bezig? Ik vermoed eigenlijk van wel. Mocht u al inzichten hebben daarover, kunt u die misschien geven, ook met betrekking tot de extra vte’s die nodig zouden zijn in universiteiten of hogescholen per opleiding?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden.
Collega’s, ik was enigszins verbaasd. Ik herinner me de hoorzittingen die we hebben gehad in verband met de proeven die we als overheid willen doen, de peilingsproeven, alle proeven in het kader van oriëntering. Toenmalig rector De Schepper ging daar toen tegenin. Hij bracht allerlei grote rapporten over de validiteit, de betrouwbaarheid, de causaliteit en dergelijke, maar komt nu vervolgens met een app die louter op basis van twee parameters een correlatie geeft, nota bene een correlatie waarbij heel veel andere onderzoekers eigenlijk heel veel vragen stellen. Ik vind dat dat echt haaks staat op zijn reserves bij de ijkingsproeven. Hij stelt iets in de plaats waarvan de waarde veel minder groot is en waarbij er zelfs methodologische vragen worden gesteld. Ik betreur dat echt, temeer ook omdat een aantal tussenliggende variabelen absoluut niet worden meegenomen. Ik geef er maar één: een leerling uit Wetenschappen-Wiskunde heeft veel meer slaagkansen in de opleiding Pedagogische Wetenschappen. Dat leren ons alle screenings naar aanleiding van de hervorming van het secundair onderwijs. In Wetenschappen-Wiskunde heb je echter niet heel veel mens-en-maatschappijvakken. Daar alleen al loopt het mis, vrees ik.
Minister, collega’s, wij stellen dus voor om verder in te zetten, met onze hogeronderwijsinstellingen en onze secundaironderwijsinstellingen, op de lijn die we hebben uitgezet van een goede oriëntatie en ook van het verruimen van de blik van leerlingen, met de oriënteringsproeven en met een goede ijking van waar men tekorten heeft en waar er nog moet worden bijgeschaafd, zodat die studenten heel gericht weten waarop ze moeten inzetten, om op die manier ook een heroriëntatie, een snelle heroriëntatie indien nodig, te kunnen hebben. Dat is voor iedereen goed, voor de student, voor de ouders, voor de maatschappij, die een groot deel betaalt, maar ook voor de hogeronderwijsinstellingen die bijspijkeren, want op een bepaald moment eindigt dat ook, is de druk op onze docenten om dat bij te spijkeren ook te groot.
De heer Danen heeft het woord.
De doelstelling van ons allemaal en zeker van u als minister is dat studenten een slimme en goede keuze maken die aansluit bij hun interesses en ook zorgt voor een behoorlijk studierendement. Ik denk dat ik het op die manier kan samenvatten. We delen allemaal die bezorgdheid, samen met alle hogescholen en universiteiten.
Wat is een goed instrument om dat te bevorderen? Ik heb er al wel wat over gelezen en met mensen gesproken die er iets van kennen, en ik denk persoonlijk dat er geen methode is die voor alles kan worden ingezet. Voor bepaalde opleidingen zullen ijkingstoetsen zeker werken, maar voor andere opleidingen is een ijkingstoets veel minder relevant.
Minister, bent u bereid om alles op zijn wetenschappelijke validiteit te testen en te acteren? Als blijkt dat voor bepaalde opleidingen de ijkingstoetsen geen soelaas brengen omdat ze zorgen voor een ongewenst watervaleffect, omdat ze weinig gecorreleerd zijn aan het studierendement of omdat de remediëringsinspanningen weinig soelaas brengen, bent u dan bereid om die toetsen alsnog te beperken tot de opleidingen waar ze echt werken?
Ik vind het jammer dat er in het onderwijsveld – maar blijkbaar is dat in alle beleidsdomeinen zo – veel machtsgevechten of machtsspelletjes zijn. Ik probeer het niet te oneerbiedig te zeggen. Als een bepaalde positie eenmaal is ingenomen, lijkt het soms wel alsof we daar koste wat het kost aan willen vasthouden. Ik wil vragen om ons bij de wetenschappelijke consensus – als dat nodig is – neer te leggen. Bent u bereid dit alsnog te doen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil nog even in een notendop meegeven wat mijn belangrijkste bezwaar is en waar het risico op ongewilde vertekening zit met betrekking tot die app. Het kan zijn dat je, door welke omstandigheden ook, slechte resultaten hebt behaald in het leerplichtonderwijs. De app zal die studenten dan afraden om hoger onderwijs aan te vatten als gevolg van het voorparcours. Het kan echter net voor velen een kans zijn om zich te kunnen ontplooien, om een nieuwe start te nemen, maar ze zouden op basis van hun antecedenten en op basis van de gemiddelde groep die hen is voorgegaan, worden afgeraden om te starten in de betrokken opleidingen of zelfs überhaupt te starten in het hoger onderwijs.
Met de ijkingstoetsen is het net de bedoeling om te kijken naar het individu op zich en dat individu instrumenten in handen te geven om een eigen pad in te slaan. We leggen de verantwoordelijkheid dus bij de student en niet bij het collectief dat de student is voorafgegaan of de voorgeschiedenis van de student zelf. Op grond van het heden kijken we mee met de student naar de toekomst. We responsabiliseren hen en geven hun de kansen om hun eigen weg met succes te kunnen inslaan.
De heer Warnez heeft gelijk dat de discussie met betrekking tot de app ons scherp houdt. Mijnheer Danen, ik zal me niet bij voorbaat neerleggen bij deze of gene richting omdat ik nog over data beschik die ons sterken in onze overtuiging. In het onderzoek van 2020 waarnaar ik verwees, kan men lezen dat 87 procent van de ondervraagden op een of andere manier aan remediëring zou doen naar aanleiding van de ijkingstoetsscore. Een ijkingstoets ondersteunt de studiekiezer echt in de reflectie over de voorgenomen keuze en de mogelijke remediëring. Het is daarom dat ik samen met de instelling aan het bekijken ben hoe die remediëring een bindend karakter kan krijgen.
De ijkingstoetsen bieden een onafhankelijk signaal vanuit het hoger onderwijs dat aanvullend is ten opzichte van de tools en de signalen uit het secundair onderwijs. Studiekeuze ondersteunen houdt ook meer in dan voorspellen. Het is ook feedback geven en remediëren.
Ik ga de plannen voor de uitrol van de ijkingstoetsen voor meer bacheloropleidingen verderzetten. Ik doe dat absoluut niet alleen. Ik wil graag verplichte remediëring koppelen aan de resultaten van de ijkingstoetsen. Om alles te capteren en te horen wat de consequenties daarvan zouden zijn, heb ik een gemengde werkgroep opgericht. Daarin zitten vertegenwoordigers van mijn administratie, maar evengoed van de VLIR, de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) en de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS). Die werkgroep is volop aan het werk.
Kan ik al een timing geven? Ja en neen. De rapportering verwacht ik in de tweede helft van het jaar. Het zal afhankelijk zijn van de bevindingen in die rapportering hoe snel we vervolgens bijkomende stappen zouden kunnen zetten. Men is alleszins aan het werk in een toch vrij ruime samenstelling en men zal de pro's en contra's serieus tegen het licht houden.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik wil ook nog eens het belang van de ijkingstoetsen benadrukken, zowel voor de onderwijskwaliteit als voor de studenten zelf en voor de instellingen. Maar natuurlijk moeten de neuzen van alle instellingen in dezelfde richting staan. Zoals de heer Warnez zei, is het van belang dat die proeven voldoende valide zijn, zodat iedereen er zich in kan vinden, want uiteindelijk zal een goed product ook geen tegenstanders hebben. Als het dan toch nog tegenstanders heeft, dan snijden die vooral in hun eigen vel.
Ik kijk uit naar de verdere ontwikkeling en naar wat u hebt aangekondigd met betrekking tot de verplichte remediëring en de werkgroep.
De vraag om uitleg is afgehandeld.